Regeling vervallen per 01-01-2024

Verordening Baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)

Geldend van 22-02-2006 t/m 31-12-2023

Intitulé

Verordening Baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het aanvullend bekostigingsbesluit baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2004, nr. 8;

BESLUIT :

vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

a. een onroerende zaak:

1.een gebouwd eigendom;

2.een ongebouwd eigendom;

3.een samenstel van twee of meer aangrenzende gebouwde en/of ongebouwde eigendommen, voorzover voor die eigendommen éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt als belastingplichtige;

b. een eigendom: een perceel volgens de kadastrale aanduiding;

c. het bestemmingsplan: bestemmingsplan ‘‘Buitengebied 2000’‘.

Artikel 2 Belastbaar feit

1. Onder de naam ‘‘Baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)’‘ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Sint Anthonis binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 november 2005 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen bestaan uit de aanleg van een drukriolering ten behoeve van de ongezuiverde lozingen in het buitengebied en omvatten:

a. opbreken en terugbrengen verharding;

b. aansluiten op de bestaande persleiding;

c. leveren, plaatsen, aansluiten en in bedrijf stellen pompunits;

d. aanbrengen van elektriciteitsaansluitingen;

e. aanbrengen persleiding;

f. aanbrengen voedingskabel.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die van een gebate onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1. De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak;

2. Indien in de periode gelegen tussen de peildatum en de datum van ingang van de heffing van deze verordening de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een op de peildatum bestaande onroerende zaak is dan wel wordt overgedragen, wordt voor de vaststelling van de belastingschuld voor de na de overdracht op de datum van ingang van heffing bestaande onroerende zaken uitgegaan van een vaststelling van de belastingschuld volgens de volgende formule: A/B x C x € 1,- Voor deze formule geldt:

a. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 lid 1 van de na de overdracht op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak;

b. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 lid 1 van de op de peildatum bestaande onroerende zaak;

c. de belasting zoals deze ingevolge artikel 5 lid 1 zou gelden voor de op de peildatum bestaande onroerende zaak op de peildatum van heffing, indien geen gedeeltelijke overdracht zou hebben plaatsgevonden.

Artikel 5 Belastingtarief

1. De belasting bedraagt per onroerende zaak € 3.766,-- en is van toepassing op onroerende zaken met de navolgende bestemmingen of medebestemmingen, zoals aangeduid in het bestemmingsplan ‘‘Buitengebied 2000’‘ van de gemeente Sint Anthonis: Bestemmingen

a. maatschappelijke doeleinden;

b. militaire doeleinden;

c. recreatieve doeleinden.

Medebestemmingen

a. agrarische bedrijfsdoeleinden –A-;

b. bedrijfsdoeleinden –B-;

c. woondoeleinden –W-.

Voor de overige in het bestemmingsplan ‘‘Buitengebied 2000’‘ opgenomen bestemmingen en medebestemmingen die in het eerste lid niet zijn vermeld is het belastingtarief niet van toepassing;

2. Indien de bestemming zoals omschreven onder 1 van dit artikel van toepassing is op meerdere onroerende zaken waarvoor geldt dat voor die onroerende zaken niet éénzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt aangemerkt, zal de bijdrage worden berekend naar rato van het aantal onroerende zaken.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen 12 weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend;

2. Het belastingjaar loopt van 1 maart tot 1 maart van het jaar daaropvolgend;

3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 6 %;

4. De belasting voor de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar op verzoek worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 maart van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belasting­bedragen berekend naar een rentevoet van 6 %. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient vóór 15 mei van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, schrifte­lijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeente­wet bedoelde ambtenaar te worden ingediend;

5. a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel;

b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen 12 weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend;

6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt – voor de verdeling van de resterende belastingschuld – de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet aangevangen belastingjaren.De vaststelling van de resterende belastingschuld zoals bedoeld in de vorige volzin, geschiedt op basis van de volgende formule:A/B x C x € 1,- Voor deze formule geldt:

a. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 lid 1, van de na de overdracht bestaande onroerende zaak;

b. de oppervlakte met een bestemming als vermeld in artikel 5 lid 1, van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak;

c. de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

1. De aanslagen als bedoeld in artikel 2 (heffing ineens) moeten worden betaald binnen 5 maanden na de dagtekening van de aanslag;

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 6 (jaarlijkse belas­ting) worden betaald binnen 3 maanden na de dagtekening van de aanslag;

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden van dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking;

2. De datum van ingang van de heffing is 1 maart 2006;

3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘‘Verordening baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)’‘.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 6 februari 2006.
De Raad voornoemd,
de griffier,                       de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers     J.M.J. Verbeeten 

Behorende bij de verordening baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)

1.Algemeen Om verdere verontreiniging van de bodem en het oppervlaktewater te voorkomen is het vanaf 1 januari 2005 niet meer toegestaan om huishoudelijk afvalwater ongezuiverd in de bodem of op het oppervlaktewater te lozen. De provincie legt de gemeente de verplichting op om een gedeelte van de panden die nu nog ongezuiverd huishoudelijk afvalwater lozen op de riolering aan te sluiten. De resterende panden zijn verplicht om het vrijkomende huishoudelijk afvalwater vanaf 1 januari 2005 voorafgaand aan het lozen in de bodem of op het oppervlaktewater te zuiveren. De lozer moet hiervoor zelf een goedgekeurd zuiveringssysteem aanleggen en onderhouden. De gemeenteraad van Sint Anthonis is in deze van mening dat alle burgers van de gemeente hetzelfde behandeld moeten worden. Daarom heeft de gemeenteraad in haar vergadering van 27 oktober 2003 besloten om niet alleen riolering aan te leggen voor de panden waarvoor de gemeente dit verplicht is, maar ook voor de resterende panden.

2.Kostenverhaal Voor de aanleg van drukriolering ten behoeve van de ongezuiverde lozingen in het buitengebied is een flinke investering nodig geweest. Het investeringsbedrag wordt in deze niet alleen door de gemeente betaald. Door middel van subsidieregelingen betalen zowel het waterschap als de provincie hieraan ook mee. Daarnaast is het redelijk om ook een bijdrage in rekening te brengen bij de eigenaren van de panden die op de riolering zijn aangesloten. De gemeenteraad heeft deze bijdrage in haar vergadering van 27 oktober 2003 vastgesteld op maximaal € 3.766,- per gebate onroerende zaak, hetgeen overeenkomt met het bedrag dat eigenaren van woningen binnen de bebouwde kom via de grondprijs voor een rioolaansluiting betalen. In de periode december 2003 tot en met maart 2004 is de procedure voor de inning van de particuliere bijdrage vastgesteld en nader uitgewerkt. Gekozen is om het kostenverhaal volgens de exploitatieverordening gemeente Sint Anthonis 1996 plaats te laten vinden. Conform deze exploitatieverordening is voorafgaand aan de startdatum van de aanleg van de voorziening in de raadsvergadering van 29 maart 2004 het aangevulde bekostigingsbesluit cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) vastgesteld. Na de vaststelling van het aangevulde bekostigingsbesluit op 29 maart 2004 is aan iedere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de gebate onroerende zaken een exploitatieovereenkomst toegezonden. Omdat niet alle genothebbende de exploitatieovereenkomst hebben ondertekend is het noodzakelijk om een deel van de eigen bijdragen te innen op basis van een verordening baatbelasting.

3.Uitvoering werkzaamheden In 2003 is het project technisch verder uitgewerkt en aanbesteedt. In december 2003 zijn er een drietal informatieavonden gehouden voor de betrokken bewoners. Uit deze avonden kon de conclusie getrokken worden dat het merendeel van de bewoners voorstander was van de aanleg van drukriolering. In april 2004 is gestart met de uitvoering van het project.De aangebrachte voorzieningen in de cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) bestaan uit:

a. het opbreken en terugbrengen van verharding;

b. het aansluiten op de bestaande persleiding;

c. het leveren, plaatsen, aansluiten en in bedrijf stellen van pompunits;

d. het aanbrengen van elektriciteitsaansluitingen;

e. het aanbrengen van een persleiding;

f. het aanbrengen van een voedingskabel.

De in de cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) gebate onroerende zaken zijn op de gemeentelijke riolering aangesloten op 18 maart 2005. In deze cluster zijn de werkzaamheden dan ook op genoemde datum beëindigd.

4.Termijnen Een gemeente kan een verordening baatbelasting vaststellen vanaf het moment dat een aanvang is gemaakt met de aanleg van de voorzieningen. De verordening dient te zijn vastgesteld uiterlijk twee jaar nadat de voorzieningen zijn voltooid. Om te bepalen of een onroerende zaak is gebaat, moet worden uitgegaan van een tijdstip dat gelegen is uiterlijk een jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. Als een onroerende zaak is gebaat door de voorzieningen, zal de belasting ineens of - op verzoek - gedurende een aantal jaren worden geheven. Latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak hebben daar geen invloed op.

5.De baatbelastingverordening De baatbelasting is een belasting waarmee lasten van voorzieningen worden omgeslagen over de door die voorzieningen gebate onroerende zaken. De voorwaarden waaronder deze baatbelasting mag worden geheven, zijn vastgelegd in artikel 222 van de Gemeentewet. Het is gebruikelijk om bij een belastingverordening een zogenaamde ‘‘memorie van toelichting’‘ te maken. In deze toelichting kan worden verduidelijkt wat met de verordening en de onderscheidene artikelen wordt beoogd. Dit heeft niet alleen voor uw Raad voordelen, ook in eventuele fiscale procedures heeft de belastingrechter meer aanknopingspunten voor een afgewogen rechtspleging. Om die reden is bij de nieuwe verordening baatbelasting cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) een toelichting opgesteld.Deze verordening baatbelasting riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat) is een direct gevolg van het raadsbesluit van 29 maart 2004. In deze vergadering is het ‘‘Aangevuld bekostigingsbesluit riolering buitengebied cluster 45 (Steenakker, Blauwstraat)’‘ vastgesteld. Dit bekostigingsbesluit beoogt de kosten van de aanleg van een riolering ter aansluiting van panden aan de Steenakker en de Blauwstraat te verhalen op de eigenaren van de aangegeven onroerende zaken die zijn gebaat bij de getroffen voorzieningen. Met de eigenaar van één perceel kon geen exploitatieovereenkomst worden gesloten. Kostenverhaal kan dan nog uitsluitend in de vorm van een in te voeren baatbelasting plaatsvinden. Aan alle wettelijke voorwaarden is inmiddels voldaan. Zo is er tijdig een bekostigingsbesluit genomen. Het besluit tot vaststelling van de belastingverordening wordt genomen binnen de (wettelijke) termijn van twee jaren nadat de voorzieningen zijn voltooid, te weten binnen 2 jaren na 18 maart 2005. Een baatbelasting heeft overigens een objectief karakter. Het toevallige gebruik dat de belastingplichtige van een gebaat object maakt, heeft geen invloed op de belastingplicht. Beslissend is of de onroerende zaken door de voorzieningen (in dit geval de aanleg van een drukriolering ten behoeve van de ongezuiverde lozingen in het buitengebied) zijn gebaat. Nadere informatie over de inhoud van de belastingverordening is hierna uitgewerkt in een artikelsgewijze toelichting. Tenslotte wordt opgemerkt dat bij de opstelling van de belastingverordening gebruik is gemaakt van de ‘‘Modelverordening Baatbelasting’‘, opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Onder lid a van genoemd artikel wordt aangegeven wat onder een onroerende zaak verstaan wordt. Met betrekking tot de afbakening van het belastingobject is uitgegaan van een op de peildatum van de ingang van de heffing bebouwd of onbebouwd kadastraal perceel dan wel een samenstel van meerdere aangrenzende percelen, voorzover deze aangrenzende percelen aan dezelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht toebehoren. Voor de objectafbakening van de onroerende zaak wordt als eerste aangesloten bij de eigendomsgrenzen. De baatbelasting is een belasting met een objectief karakter. Voor het nader afbakenen van een onroerende zaak is het daarom niet toegestaan subjectieve (gebruiks)omstandigheden van invloed te doen zijn op de objectafbakening. De indeling van de onroerende zaak naar subjectief gebruik heeft volgens de omschrijving dan ook geen invloed op de objectafbakening. Een tweede uitzondering is de bestemming volgens het bestemmingsplan. Indien deze van invloed is op de indeling van een onroerende zaak, is geen sprake van subjectieve omstandigheden. Met deze omstandigheden wordt met de huidige beschrijving - lid 1 sub c - rekening gehouden. Een samenstel van eigendommen van dezelfde eigenaar die naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren, wordt voor de toepassing van de verordening als één onroerende zaak aangemerkt. Met betrekking tot de afbakening van het belastingobject is uitgegaan van een op de peildatum van de ingang van de heffing bebouwd of onbebouwd kadastraal perceel dan wel een samenstel van meerdere aangrenzende percelen, voorzover deze aangrenzende percelen aan dezelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht toebehoren.In leden b en c is aangegeven wat onder een eigendom en welk bestemmingsplan hierop van toepassing is. Met het eigendom in lid 2 wordt het perceel bedoeld volgens de kadastrale aanduiding. In lid c van dit artikel is aangegeven, dat voor de gebate percelen het bestemmingsplan ‘‘Buitengebied 2000’‘ geldt.

Artikel 2 Belastbaar feit Via lid 1 van artikel 2 maakt de kaart waarop de gebate onroerende zaken zijn aangegeven, deel uit van de belastingverorde­ning. Uit deze kaart en de samenhang van de tekst van dit artikel kan worden bepaald welke onroerende zaken in de heffing zijn betrokken. Op de kaart is tevens de riolering aangegeven die in het deelgebied is aangelegd. Voorts is in lid 1 van dit artikel het tijdstip van ‘‘het gebaat zijn’‘ opgenomen. Zoals reeds onder artikel 1 is vermeld moet worden uitgegaan van een tijdstip dat gelegen is uiterlijk één jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. Naar de feitelijke toestand op dit tijdstip dient te worden beoordeeld of de onroerende zaken zijn gebaat door de getroffen of nog te treffen voorzieningen. Er vindt dus een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of een onroerende zaak is gebaat door de getroffen voorzieningen.Dit brengt mee dat latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak geen invloed hebben op de verschuldigde belasting. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan niet leiden tot wijziging in het totaalbestand van belaste objecten. Als peildatum voor de baatvaststelling is gehanteerd 1 november 2005. Een onroerende zaak is gebaat als deze:

1. op grond van de bestemming is of mag worden bebouwd dan wel de aanwezige bebouwing mag worden gehandhaafd;

2. en door de voorziening die de gemeente heeft gerealiseerd een mogelijkheid heeft om aan te sluiten op de aangelegde riolering.

Is er op de peildatum sprake van een gebate onroerende zaak, dan wordt deze in de omslag betrokken, ongeacht of er later sprake is van een gewijzigde bestemming of van een splitsing van de gebate onroerende zaak in verschillende eigendommen. Als heffingsmaatstaf wordt uitgegaan van één bedrag per onroerende zaak. Een latere splitsing van een op de peildatum bestaande onroerende zaak heeft niet tot gevolg dat tweemaal een bijdrage per nieuw ontstane onroerende zaak aan belasting wordt geheven. Dit zou immers er toe leiden dat, in geval van splitsing, de belastingopbrengst meer zou kunnen bedragen dan de gemaakte kosten, hetgeen niet is toegestaan. Voor de vaststelling van de belasting per op de peildatum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak wordt uitgegaan van een verdeling van de belastingschuld zoals deze geldt voor de op 1 maart 2006 bestaande onroerende zaak, over de op de datum van ingang van heffing bestaande nieuwe onroerende zaak.Een voorziening die baat oplevert voor de onroerende zaken, zoals deze zijn aangeduid op de kaart, is in lid 2 van dit artikel verwoord. Het begrip ‘‘voorzieningen’‘ sluit aan bij de bestaande jurisprudentie. In dit geval wordt de aanleg van een riolering als voorziening aangemerkt, die door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand is of wordt aangebracht. De gemeente kan dus zelf voor de totstandkoming van de voorzieningen zorgdragen of daaraan medewerking geven. Wie uitvoerder is doet niet ter zake. Van medewerking is sprake indien de kosten mede door de gemeente worden gedragen. Er is volgens constante jurisprudentie sprake van ‘‘baat’‘ als een onroerende zaak door de gemeentelijke voorziening in een ‘‘voordeliger positie’‘ is gekomen. Het is niet noodzakelijk dat de ‘‘baat’‘ gepaard gaat met een aantoonbare waardestijging. De aanleg van de eerdergenoemde drukriolering is in ieder geval een aspect dat er toe leidt dat een onroerende zaak, naar objectieve maatstaven beoordeeld, in een gunstiger positie is gekomen.

Artikel 3 Belastingplicht In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven. Ingevolge artikel 222, eerste lid van de Gemeentewet zijn belastingplichtig, de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de gemeente getroffen voorzieningen. Niet relevant is of de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht ook geldt als (feitelijke) gebruiker van de gebate onroerende zaak. Voor de vaststelling van de genothebbende wordt uitgegaan van de gegevens zoals deze blijken uit de kadastrale registratie, tenzij blijkt dat deze (rechts) persoon op het desbetreffende tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing Er is in de Gemeentewet geen heffingsmaatstaf opgenomen voor de baatbelasting. Dit houdt in dat de gemeentelijke wetgever vrij is in het bepalen van de heffingsmaatstaf. Bij de keuze van de heffingsmaatstaf - een vast bedrag per onroerende zaak is aansluiting gezocht bij de in de praktijk meest gebruikte maatstaven. In dit geval is conform de uitgangspunten in het aangevulde bekostigingsbesluit van 29 maart 2004 gekozen voor een vast bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief In dit artikel is het belastingtarief opgenomen. In het eerdergenoemde bekostigingsbesluit is opgenomen dat per onroerende zaak niet meer dan € 3.766,- in rekening zal worden gebracht. Een overzicht van de gemaakte werkelijke kosten is bijgevoegd.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse heffing De baatbelasting wordt in beginsel ineens geheven. De belastingplichtige dient de heffing ook ineens te betalen. Op verzoek van de belastingplichtige kan de baatbelasting echter in de vorm van een jaarlijkse belasting worden geheven gedurende in dit geval ten hoogste vijftien jaren. Een gemeente is verplicht daarvoor een regeling te treffen in de verordening. Gebruikelijk is het om hierbij aansluiting te zoeken bij de afschrijvingstermijn van de getroffen voorziening. Verder dient het door de belastingplichtige jaarlijks te betalen bedrag in ogenschouw te worden genomen. Hierin is dan ook voorzien. De betaling van de heffing ineens kan dan worden omgezet in een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. In de jaarlijkse heffing (annuïteit) moet een rentecomponent worden opgenomen. De rentevoet is bepaald op 6 %. Deze rentevoet is analoog aan de rente die door de gemeenteraad is vastgesteld ten behoeve van de berekening van de kapitaallasten van investeringen.Hoeveel bedraagt de aanslag (tijdvak 15 jaar, rente 6 %):

€ 3.766,--

€ 387,76

Voorts is in artikel 6, lid 4 een bepaling opgenomen dat een in een jaarlijkse heffing omgezette aanslag op elk moment weer kan worden afgekocht. De afkoopsom bedraagt in dergelijke gevallen de contante waarde van de nog resterende belastingjaren bij een rentevoet van 6 %. Nu de maatstaf van heffing is bepaald op een bedrag per onroerende zaak, is een nadere regeling nodig voor de verdeling van de belastingschuld ingeval bij tussentijdse splitsing. Wordt een nadere regeling achterwege gelaten, dan zou dit betekenen dat voor de oorspronkelijk voor de onroerende zaak (voordat de splitsing plaatsvond) vastgestelde belastingschuld een hernieuwde belastingschuld voor iedere nieuw ontstane onroerende zaak, bepaald op de wijze zoals bedoeld in artikel 5, in de plaats komt. Een en ander kan betekenen dat de totale opbrengst het totaal van de gemaakte kosten overschrijdt, nu er in feite sprake is van een tussentijdse toename van het aantal onroerende zaken. Een dergelijke toepassing is in strijd met het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet, inhouden dat de omvang van de baatbelasting is beperkt tot 100% van de gemaakte kosten. De opgenomen nadere regeling voorziet erin dat de oorspronkelijk vastgestelde belastingschuld wordt verdeeld over de nieuw ontstane onroerende zaken naar rato van de bebouwingsoppervlakte.

Artikel 7 Wijze van heffing Gekozen is voor heffing bij wege van aanslag. In de loop van april 2006 zal aan de belastingplichtigen, conform de bepalingen in deze verordening, de aanslag ineens afzonderlijk worden opgelegd. Deze aanslag dient binnen 5 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet te worden betaald. Bij de aanslag zal een formulier worden gevoegd waarmee kan worden verzocht de aanslag ‘‘ineens’‘ om te zetten in een jaarlijkse aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling Zoals reeds opgemerkt dient de heffing ineens binnen 5 maanden na dagtekening te zijn betaald. Als de heffing ineens wordt omgezet in een jaarlijkse aanslag dient deze aanslag, die dan in de loop van 2006 zal worden opgelegd, in 3 maanden te worden betaald.

Artikel 9 Kwijtschelding Omdat men betaalt voor door de gemeente aangelegde voorzieningen wordt het verlenen van kwijtschelding uitgesloten. Er is sprake van een zakelijke heffing. Kwijtschelding is dan ook niet op zijn plaats.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Door de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving is een aantal bevoegdheden van de gemeente-raad met ingang van 1 januari 1998 overgegaan naar het college van burgemeester en wethouders. Reden waarom door het college voor alle gemeentelijke belastingen een nadere regeling is vastgesteld. In deze regeling zijn voorschriften opgenomen over aangifte, renteberekening en voorlopige aanslag.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel Ingevolge artikel 39 van de Gemeentewet moeten gemeenten de besluiten tot het vast-stellen, wijzigen of intrekken van de belastingverordeningen bekendmaken. Dit geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het gemeenteblad, dan wel bij gebreke daarvan, in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. Op grond van artikel 142 van de Gemeentewet treedt het bekend gemaakte besluit in werking met ingang van de achtste dag na de dag van bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven. Het feit, dat de belastingverordening eerst in werking treedt na bekendmaking houdt slechts in dat de gemeente voor dat tijdstip geen belastingaanslagen kan opleggen of bedragen kan vorderen. De aanslagen of gevorderde bedragen kunnen echter wel betrekking hebben op de periode van de datum van ingang van de heffing.