Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 2 maart 1995, ter uitvoering van de artikelen 3, eerste lid, 6, tweede lid en 8 van de Hinderverordening Sint Eustatius (A.B. 1993, no. 09)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 2 maart 1995, ter uitvoering van de artikelen 3, eerste lid, 6, tweede lid en 8 van de Hinderverordening Sint Eustatius (A.B. 1993, no. 09)

HOOFDSTUK I

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit eilandsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    verordening: Hinderverordening Sint Eustatius 1993;

  • b.

    milieubelastende activiteiten: elke door de mens ondernomen activiteit of handeling ten gevolge waarvan schade aan het milieu kan ontstaan;

  • c.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de verordening;

  • d.

    inrichting: de begrenzing waarbinnen milieubelastende activiteiten met een zekere regelmaat plaatsvinden;

  • e.

    bijlage de bij dit eilandsbesluit behorende bijlage.

Artikel 2 Aanwijzingen van categorieën van activiteiten

Als milieubelastende activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, worden aangewezen de activiteiten die zijn genoemd in de bijlage.

Artikel 3 Bevoegd gezag

Het Bestuurscollege is bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning ten aanzien van milieubelastende activiteiten die behoren tot een categorie die daartoe in de bijlage is aangewezen.

Artikel 4 De wijze waarop de aanvraag om een vergunning moet gescheiden

  • 1. De aanvraag om een vergunning wordt in viervoud ingediend, indien zij betrekking heeft op een in de bijlage genoemde activiteit ten aanzien het Bestuurscollege bevoegd is te beslissen op de aanvraag.

  • 2. In gevallen waarin bij artikel 8 van de verordening meer dan één adviseur en betrokken bestuursorganen zijn aangewezen, verstrekt de aanvrager op verzoek van het Bestuurscollege even zoveel meer exemplaren van de aanvraag.

  • 3. De bij de vergunningaanvraag behorende stukken worden door of namens de aanvrager gekenmerkt als behorende tot de aanvraag.

HOOFDSTUK II

Paragraaf 1 Gegevensverstrekking bij een aanvraag om een vergunning voor het aanvangen, uitvoeren, uitbreiden of wijzigen van een milieubelastende activiteit of inrichting

Artikel 5

  • 1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor het aanvangen, uitvoeren, uitbreiden of wijzigen van een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening, vermeld de aanvrager:

    • a.

      zijn naam en adres;

    • b.

      het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van de plaats waar de milieubelastende activiteit of inrichting;

    • c.

      de aard, indeling en uitvoering van de milieubelastende activiteit of inrichting;

    • d.

      de milieubelastende activiteiten of processen, alsmede de voor die activiteiten en processen kenmerkende gegevens met betrekking tot de grondstoffen, tussen-, neven- en eindprodukten, die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de nadelige gevolgen voor het milieu, die de milieubelastende activiteit kan veroorzaken;

    • e.

      de ten behoeve van de activiteiten of processen, bedoeld onder d, toe te passen technieken of installaties, waaronder begrepen de wijze van energievoorziening ten behoeve daarvan;

    • f.

      de capaciteit van de milieubelastende activiteit of de te onderscheiden onderdelen daarvan;

    • g.

      de tijden en dagen, dan wel perioden waarop de milieubelastende activiteit of inrichting of de te onderscheiden onderdelen daarvan in bedrijf zullen zijn;

    • h.

      de belasting van het milieu, die de activiteit tijdens normaal bedrijf kan veroorzaken, alsmede de aard en de omvang van de te onderscheiden vormen van het milieu en de tijdseenheden waarbinnen deze zich kunnen voordoen;

    • i.

      de maatregelen die worden getroffen om de belasting van het milieu, die de activiteit kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken, waaronder in ieder geval worden begrepen de maatregelen ten behoeve van:

      • 1.

        het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen

      • 2.

        ten gevolge van de activiteit dan wel in de inrichting;

        het hergebruiken of nuttig toepassen dan wel het geschikt maken voor hergebruik of nuttige toepassing van de afvalstoffen van de activiteit dan wel in de inrichting ontstaan;

      • 3.

        het opslaan van de afvalstoffen in de inrichting;

      • 4.

        het zich ontdoen van de afvalstoffen die ten gevolge van de activiteit dan wel in de inrichting ontstaan;

    • j.

      de wijze waarop gedurende het bedrijven van de activiteit de belasting van het milieu, die de inrichting veroorzaakt, wordt vastgesteld en geregistreerd;

    • k.

      de voor de aanvrager redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die voor de beslissing op de aanvraag van belang kunnen zijn, waarbij onder ontwikkelingen mede worden verstaan veranderingen van of in de activiteit, die betrekking hebben op de onder c tot en met j genoemde onderwerpen.

  • 2. In of bij de aanvraag om een vergunning voor het uitbreiden of wijzigen daarvan, als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Hinderverordening, vermeldt de aanvrager:

    • a.

      zijn naam en adres;

    • b.

      de vergunning of vergunningen krachtens welke de activiteiten is aangevangen dan wel wordt uitgevoerd;

    • c.

      de beoogde uitbreiding of wijziging van de activiteit of de uitvoering daarvan;

    • d.

      voor zover de beoogde uitbreiding of wijziging van de activiteit van invloed is op onderwerp waaromtrent voor het verkrijgen van de onder b bedoelde vergunning of vergunningen gegevens zijn verstrekt, een aanduiding van die gegevens en van de door de uitbreiding of wijziging veroorzaakte veranderingen daarvan.

  • 3. De artikelen 5 tot en met 14 van dit eilandsbesluit zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 6

Indien de artikel [bedoeld zal zijn: de activiteit] waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, naar haar aard tijdelijk is, vermeldt de aanvrager dit in de aanvraag. Hij vermeldt daarbij tevens zo mogelijk het tijdstip waarop de activiteit zal worden beëindigd.

Artikel 7

In gevallen waarin de vergunning betrekking heeft op het aanvangen of uitvoeren van een activiteit die tevens is aan te merken als bouwen in de zin van de Bouw- en woningverordening, verstrekt de aanvrager aan het Bestuurscollege:

  • a.

    indien de aanvraag om bouwvergunning voor dat bouwen tegelijk met de aanvraag om de vergunning krachtens deze verordening wordt ingediend, een afschrijft van die aanvraag om bouwvergunning bij zijn aanvraag;

  • b.

    indien de aanvraag om bouwvergunning voor dat bouwen niet tegelijk met de aanvraag om de vergunning krachtens deze verordening wordt ingediend, een afschrift van die aanvraag om bouwvergunning gelijktijdig met de indiening van die aanvraag,

Artikel 8

  • 1. Voor zover die gegevens nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag gegevens met betrekking tot:

    • a.

      ongewone voorvallen die redelijkerwijs mogelijk zijn te achten;

    • b.

      de belasting van het milieu, die die voorvallen kunnen veroorzaken;

    • c.

      de aard en de omvang van de bij die voorvallen te onderscheiden vormen van belasting van het milieu;

    • d.

      de maatregelen die worden getroffen om de belasting van het milieu, die de inrichting ten gevolge van die voorvallen kan veroorzaken, te voorkomen of te beperken;

    • e.

      een risico-analyse met betrekking tot de gevolgen voor het milieu in geval van een calamiteit;

    • f.

      een rampbestrijdingsplan.

  • 2. Het Bestuurscollege zendt met het oog op de voorbereiding van de rampbestrijding een schriftelijke samenvatting van de risico-analyse aan:

    • a.

      het hoofd van de brandweer;

    • b.

      de minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Artikel 9

Voor zover die gegevens nodig zijn voor de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager op verzoek van het bevoegd gezag bij de aanvraag de resultaten van een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem of de onderwaterbodem op de plaats waar de activiteit zal plaats vindt.

Artikel 10

Voor zover dat noodzakelijk is voor de beslissing op de aanvraag, verstrekt de aanvrager op verzoek van het Bestuurscollege bij de aanvraag nadere gegevens.

Paragraaf 2 Aanvullende regels voor bepaalde categorieën van activiteiten

Artikel 11

Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die behoort tot een of meer in deze paragraaf genoemde categorieën, verstrekt de aanvrager, onverminderd hetgeen is bepaald in enig ander artikel van dit hoofdstuk, de daarbij genoemde gegevens.

Artikel 12

Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die behoort tot een categorie die is genoemd in de bijlage onder 1, 2, 4, 6, 7, 8, 9, 15,11.1, 12, 13.1, onder a, 1° en 2°, 16, onder a, 17, 18, onder a, 1° of 26, vermeld de aanvrager op verzoek van het Bestuurscollege in of bij de aanvraag:

  • a.

    de aard van de geluiden en hoogte van de te verwachten geluidsbelasting die de activiteit binnen een door het Bestuurscollege aangegeven gebied buiten de inrichting kan veroorzaken;

  • b.

    de tijden waarop die geluidsbelasting zich zal voordoen;

  • c.

    de methode waarmee die de aard van de geluiden en hoogte van de geluidsbelasting zijn vastgesteld.

Artikel 13

Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die behoort tot een categorie die is genoemd in de bijlage onder 27.1 of 27.2, vermeldt de aanvrager in of bij de aanvraag:

  • a.

    de aard, de samenstelling, de hoeveelheid en de herkomst van de afvalstoffen;

  • b.

    indien het van buiten de activiteit/inrichting komende afvalstoffen betreft: de procedures van acceptatie en controle van de inkomende afvalstoffen:

  • c.

    de wijze van financiering van de activiteiten, alsmede een schatting van de omvang van de investeringen die worden gedaan;

  • d.

    de tarieven die de aanvrager voor het verwijderen wil vaststellen, alsmede de wijze waarop de tarieven zijn samengesteld;

  • e.

    de beschikbaarheid en vakbekwaamheid van de in de inrichting werkzame personen;

  • f.

    de wijze waarop de inkomende afvalstoffen worden geregistreerd;

  • g.

    de wijze waarop de bij de verwijderingsprocessen ontstane stoffen of andere produkten of afvalstoffen worden afgezet, afgevoerd of verwijderd, alsmede de wijze van registratie daarvan;

  • h.

    de ondernemings- en organisatiestructuur, alsmede de regeling van de feitelijke leiding van de activiteiten/inrichting.

Artikel 14

Indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die behoort tot een categorie die is genoemd in de bijlage onder 27.1, onder e of d, of onder 27.2, in gevallen waarin sprake is van op of in de bodem, de onderwaterbodem of het oppervlaktewater brengen van afvalstoffen om ze daar te laten, vermeldt de aanvrager in bij de aanvraag:

  • a.

    de kwaliteit van de bodem c.q. de onderwaterbodem en het oppervlaktewater op de plaats waar de activiteit zal plaats vinden of plaats vindt;

  • b.

    de bodemkundige gesteldheid en geohydrologische omstandigheden op de plaats waar de activiteit zal plaats vindt, waaronder tenminste gegevens met betrekking tot:

    1° voor zover van toepassing de gemiddelde grondwaterstand, vastgesteld door meting volgens de door het Nederlands Normalisatie Instituut uitgegeven norm NEN 5766, uitgave 1990, welk meting tenminste tweemaal per maand op de 14e en de 28e van die maand, gedurende een periode van tenminste een jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag zijn verricht;

    2° de grondwaterstroming;

    3° de doorlatendheid, dikte, samenstelling en zetting van de bodemlagen c.q. de onderwaterbodemlagen;

  • c.

    de vormen van belasting van het milieu alsmede de aard, de omvang en de duur daarvan die de activiteit naar verwachting kan veroorzaken na de beëindiging van de activiteit;

  • d.

    de wijze waarop na beëindiging van het op of in de bodem of onderwaterbodem brengen van de afvalstoffen het milieuhygiënisch beheer van die stoffen en van de milieubeschermende voorzieningen is geregeld.

Paragraaf 3 Gegevensverstrekking bij een kennisgeving van het veranderen van de milieubelastende activiteit of het veranderen van de uitvoering daarvan

Artikel 15

Bij een kennisgeving, als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de verordening, vermeldt de vergunninghouder:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    de vergunning of vergunningen krachtens welke de activiteit is aangevangen dan wel is uitgevoerd;

  • c.

    de bevoegde verandering van de activiteit of van de uitvoering daarvan;

  • d.

    voor zover de beoogde verandering van de activiteit of van de uitvoering daarvan van invloed is op de onderwerpen waaromtrent voor het verkrijgen van de onder b bedoelde vergunning of vergunning gegevens zijn verstrekt, een aanduiding van die gegevens en van de door de verandering veroorzaakte wijzigingen daarvan;

  • e.

    gegevens waaruit kan worden afgeleid dat de veranderingen van de activiteit of van de uitvoering daarvan geen gevolgen hebben voor de aard en omvang, dan wel uitsluitend gunstige gevolgen voor de omvang van de nadelige gevolgen voor het milieu, die de milieubelastende activiteit kan veroorzaken;

  • f.

    het tijdstip waarop de voorgenomen verandering wordt verwezenlijkt.

Artikel 16 Gegevensverstrekking bij de kennisgeving van het aanvang, uitvoeren, uitbreiden of wijzigen van milieubelastende activiteiten of verandering van werkwijze zonder vergunning

In of bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de verordening vermeldt degene die de activiteit of inrichting bedrijf c.q. drijft:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het terrein of het water waarop de activiteit plaatsvindt dan wel waar de inrichting is gevestigd;

  • c.

    de aard, indeling en uitvoering van de activiteit;

  • d.

    de capaciteit van activiteit of de te onderscheiden onderdelen daarvan;

  • e.

    de tijden en dagen dan wel de perioden waarop de activiteiten, al dan niet gedeeltelijk, wordt uitgevoerd.

Artikel 17 Openbare kennisgeving van de kennisgeving als bedoeld in de artikelen 3, derde lid, en 4, vierde lid, van de verordening

Het Bestuurscollege geeft openbaar kennis van de kennisgeving binnen twee weken na de ontvangst daarvan, in ieder geval door kennisgeving daarvan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen op zodanige wijze dat het daarmee beoogde doel zo goed mogelijk wordt bereikt.

Artikel 18

Bij het bekend maken van kennisgeving vermeldt het Bestuurscollege ten minste:

  • a.

    de zakelijke inhoud van de melding;

  • b.

    de termijn waarbinnen en de uren waarop en de plaats waar de stukken kunnen worden ingezien.

Artikel 19 Adviseurs en betrokken overheidsorganen

Met betrekking tot een aanvraag om vergunning voor een milieubelastende activiteit, waarop het Bestuurscollege bevoegd is te beslissen, worden als adviseurs aangewezen:

  • a.

    het hoofd van de Dienst Openbare Werken;

  • b.

    het hoofd van de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en verkeer;

  • c.

    het hoofd van de brandweer;

  • d.

    de milieucoördinator van het ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne.

Artikel 20

Dit eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, treedt in werking met ingang van de dag na die zijner afkondiging.

Bijlage behorende bij Hinderverordening Sint Eustatius ( A.B. 1993, no. 3)

Categorieën van activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening

Categorie 1

  • 1.1.

    Inrichtingen waar:

    • a.

      een of meer elektromotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van het gezamenlijk vermogen een elektromotor met een vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;

    • b.

      een of meer verbrandingsmotoren aanwezig zijn met een vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW, met dien verstande, dat bij de berekening van gezamenlijk vermogen een verbrandingsmotor met vermogen van 0,25 kW of minder buiten beschouwing blijft;

    • c.

      een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen groter dan 130 kW.

  • 1.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 1.1 blijven buiten beschouwing:

    • a.

      elektromotoren, verbrandingsmotoren en installaties voor het verstoken van brandstoffen die tijdelijk in een bepaalde omgeving zijn;

    • b.

      elektromotoren van personenliften;

    • c.

      elektromotoren van bruggen, viaducten, verkeerstunnels en beweegbare waterkeringen.

Categorie 2

  • 2.1.

    Inrichtingen voor:

    • a.

      het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan van gassen of gasmengsels, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand;

    • b.

      het regelen of meten van de druk of stroming van gas of gasstromen.

  • 2.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 2.1 blijven buiten beschouwing:

    • a.

      een of meer bovengrondse drukhouders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud kleiner dan 0,025 m3 voor het opslaan van licht ontvlambare, ontvlambare, schadelijke of irriterende gassen of gasmengsels, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand;

    • b.

      ten hoogste twee bovengrondse, niet op een bouwplaats opgestelde drukhouders of insluitsystemen, elk met een inhoud van 0,15 m3 of minder voor het opslaan van propaan ten behoeve van ruimteverwarming, warmwatervoorziening, koeling, het bereiden van voedingsmiddelen of huishoudelijk gebruik;

    • c.

      een of meer drukhouders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud kleiner dan 1 m3 voor het opslaan van andere dan de onder a en b genoemde gassen of gasmengsels of zuurstof, al of niet in samengeperste tot vloeistof verdichte of onder druk in vloeistof opgeloste toestand, met uitzondering van ontplofbare, zeer licht ontvlambare, zeer vergiftige, oxyderende, corrosieve, carcinogene, mutagene of teratogene gassen of gasmengsels.

  • 2.3.

    Voor de toepassing van onderdeel 2.1, onder b, buiten beschouwing inrichtingen met een nominale belasting van 10 Nm3/uur of minder bij een aanvoerdruk van ten hoogste 800 kPa of met een nominale belasting van 500 Nm3/uur of minder bij een aanvoerdruk van ten hoogste 20 kPa.

  • 2.4.

    Voor de toepassing van onderdeel 2.2, onder, wordt onder propaan een produkt verstaan dat hoofdzakelijk bestaat uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden ethaan, butanenen en butenen, voor zover de dampspanning bij 70 graden C ten hoogste 3100 kPa bedraagt.

  • 2.5.

    Onderdeel 2.2, onder b, is niet van toepassing indien de drukhouder of het insluitsysteem respectievelijk de drukhouders of insluitsystemen zijn opgesteld in een inrichting waar andere stationaire drukhouders of insluitsystemen voor de opslag van tot vloeistof verdichte gassen aanwezig zijn.

Categorie 3

  • 3.1.

    Inrichtingen waar ontplofbare stoffen, preparaten of produkten worden vervaardigd, bewerkt, verwerkt, verpakt of herverpakt, opgeslagen of overgeslagen. Onder ontplofbare stoffen wordt mede verstaan nitro-cellulose.

  • 3.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 3.1 blijft het opslaan van ten hoogste de volgende hoeveelheden buiten beschouwing:

    • a.

      10.000 patronen dan wel onderdelen daarvan voor vuurwapens met een kaliber van niet meer dan 13.2 mm of voor schietgereedschap;

    • b.

      1 kg zwart buskruit;

    • c.

      3 kg rookzwak buskruit;

    • d.

      10 kg pyrotechnisch speelgoed;

    • e.

      10 kg klein vuurwerk;

  • 3.3.

    Voor de toepassing van onderdeel 3.1 blijft het herladen van vuurwapens buiten beschouwing.

  • 3.4.

    Indien sprake is van het gelijktijdig opslaan van zwart en rookzwak buskruit, als bedoeld in onderdeel 3.2, onder b en c, dient voor de berekening van de hoeveelheden die dan mogen worden opgeslagen, de hoeveelheid zwart buskruit, vermenigvuldigd met twee, te worden opgesteld [bedoeld zal zijn: opgeteld] bij de hoeveelheid van 3 kg niet te boven gaan, met dien verstande dat de hoeveelheid zwart buskruit de hoeveelheid van 1 kg niet te boven gaat.

Categorie 4

  • 4.1.

    Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van de volgende stoffen, preparaten of andere produkten:

    • a.

      milieugevaarlijke stoffen of preparaten als bedoeld in het Internationaal Stoffen Informatie Systeem (ISIS);

    • b.

      produkten, waarin stoffen of preparaten, als bedoeld onder a zijn verwerkt;

    • c.

      kosmetische of farmaceutische produkten;

    • d.

      geurstoffen of smaakstoffen;

    • e.

      produkten op basis van elastomeren of kunststoffen;

    • f.

      andere stoffen, preparaten of produkten, die zijn genoemd in onderdeel 4.5.

  • 4.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 4.1 blijven apotheken en praktijken voor de uitoefening van de geneeskunst als huisarts, de tandheelkunst en de diergeneeskunst buiten beschouwing.

  • 4.3.

    Inrichtingen voor de raffinage van aardolie.

  • 4.4.

    Inrichtingen voor de opslag van aardolie of koolwaterstoffen.

  • 4.5.

    Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken van:

    • a.

      één of meer van de volgende stoffen of produkten:

      • 1.

        ammoniak;

      • 2.

        azijnzuur of azijnzuuranhydride;

      • 3.

        benzeen, tolueen, xyleen of naftaleen;

      • 4.

        chloor;

      • 5.

        ethanol met een gehalte van ten minste 94%;

      • 6.

        fenol of cresol;

      • 7.

        fosfor- of stikstofhoudende kunstmeststoffen;

      • 8.

        fosforzuur;

      • 9.

        isocyanaten;

      • 10.

        onverzadigde organische verbindingen met een molecuulmassa van 110 of minder;

      • 11.

        rayon of viscose;

      • 12.

        salpeterzuur;

      • 13.

        synthetische organische polymeren;

      • 14.

        titaandioxide, vanadiumpentoxide, zinkoxide, molybdeenoxide of loodoxide;

      • 15.

        zoutzuur;

      • 16.

        zwavel, zwavelzuur, zwaveligzuur of zwaveldioxide;

    • b.

      één of meer van de volgende stoffen of produkten:

      • 1.

        aminen;

      • 2.

        calciumcarbide (carbid) of siliciumcarbide (carborundum);

      • 3.

        carbonblack;

      • 4.

        carbonilchloride (fosgeen);

      • 5.

        fosfor;

      • 6.

        koolstofdisulfide;

      • 7.

        organische sulfiden (thioethers) of organische disulfiden;

      • 8.

        thiolen (mercaptanen);

    • c.

      gehalogeneerde organische verbindingen;

    • d.

      methanol;

    • e.

      alle volgende stoffen of produkten:

      • 1.

        aromatische aldehyden;

      • 2.

        esters van alifatische monocarbonzuren;

      • 3.

        eugenolderivaten;

      • 4.

        fenolische esters;

      • 5.

        ketonen met een molecuulmassa groter dan 150;

      • 6.

        terpentijnoliederivaten.

Categorie 5

  • 5.1.

    Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen.

  • 5.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 5.1 blijven buiten beschouwing:

    • a.

      een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 0,02 m3 voor het opslaan van licht ontvlambare vloeistoffen, waarvan het vlampunt lager is gelegen dan 21 graden C;

    • b.

      een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 0,2 m3 voor het opslaan van ontvlambare vloeistoffen, waarvan het vlampunt gelijk of hoger is gelegen C [bedoeld zal zijn: gelijk of hoger is gelegen dan 21 graden C] doch lager dan 55 graden C;

    • c.

      een of meer houders of insluitsystemen met een inhoud of een gezamenlijke inhoud van ten hoogste 1 m3 voor het opslaan van brandbare vloeistoffen, waarvan het vlampunt gelijk of hoger is gelegen dan 55 graden C.

Categorie 6

Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van harsen, dierlijke of plantaardige oliën of vetten.

Categorie 7

  • 7.1.

    Inrichting voor:

    • a.

      het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of organische meststoffen;

    • b.

      het verwaardigen, bewerken, opslaan van anorganische nitraathoudende meststoffen.

  • 7.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder a, blijft buiten beschouwing het opslaan van 1 m3 of minder dierlijke of overige organische meststoffen.

  • 7.3.

    Voor de toepassing van onderdeel 7.1, onder b, blijft buiten beschouwing het opslaan of overslaan van 1000 kg of minder anorganische nitraathoudende meststoffen die als gevolg van hun ammonium-nitraatgehalte niet kunnen ontploffen.

Categorie 8

Inrichtingen voor:

  • a.

    het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

  • b.

    het slachten van dieren;

  • c.

    het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van huiden, bont, leer of lederhalf-fabrikaten;

  • d.

    herbewerken, verwerken, opslaan of overslaan van produkten, zoals vet, lijm, as, kool, proteïne of gelatine uit beenderen of huiden, die bij het slachten van dieren vrijkomen;

  • e.

    de destructie van dieren.

Categorie 9

  • 9.1.

    Inrichtingen voor:

    • a.

      het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van vlees of vleeswaren;

    • b.

      het bewerken, opslaan of overslaan van vis, weekdieren, schaaldieren of produkten, die bij de bewerking of verwerking daarvan vrijkomen;

    • c.

      het vervaardigen van brood, banket, chocoladeprodukten, beschuit, koek of biscuit;

    • d.

      het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor;

    • e.

      het verwaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van voedingsmiddelen voor dieren of grondstoffen daarvoor;

    • f.

      het telen, behandelen, verhandelen, opslaan of overslaan van landbouwprodukten.

  • 9.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 9.1, onder e, blijven buiten beschouwing inrichtingen voor het opslaan van tot geperst hooi of stro, met een droge stofgehalte van meer dan 30%, ten behoeve van dieren.

Categorie 10

  • 10.1.

    Inrichtingen waar bestrijdingsmiddelen worden vervaardigd, bewerkt, opgeslagen of overgeslagen.

  • 10.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 10.1 blijven buiten beschouwing het opslaan van 10 kg of minder bestrijdingsmiddelen, tenzij bij het opslaan van de bestrijdingsmiddelen sprake is of zou zijn van het aanwezig hebben van een gevaarlijke stof.

Categorie 11

  • 11.1.

    Inrichtingen voor het winnen, vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van:

    • a.

      keramische produkten, bak-, sier- of bestratingsstenen, dakpannen, porselein, aardewerk, kalkzandsteen, cement, cementmortel, cementwaren of kalk;

    • b.

      betonmortel of betonwaren;

    • c.

      ertsen, mineralen, derivaten van ertsen of mineralen, minerale produkten of mergel;

    • d.

      glas of glazen voorwerpen;

    • e.

      asfalt of asfalthoudende produkten;

    • f.

      steen, gesteente, stenen voorwerpen of puin;

    • g.

      zand of grind;

    • h.

      grond.

  • 11.2.

    Voor de toepassingen van onderdeel 11.1, onder a en e, blijven buiten beschouwing inrichtingen met een of meer ovens met een thermisch vermogen of een gezamenlijk thermisch vermogen van 5 kW of minder, die bestemd zijn voor de vervaardiging of bewerking van genoemde produkten.

Categorie 12

Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van metalen, metalen voorwerpen of schroot dan wel behandelen van de oppervlakte van metalen of metalen voorwerpen.

Categorie 13

  • 13.1.

    Inrichtingen voor:

    • a.

      het vervaardigen, onderhouden, repareren, behandelen van de oppervlakte, keuren, reinigen, verhandelen, verhuren of proefdraaien van:

      1°. vliegtuigen;

      2°. motoren, motorvoertuigen of vaartuigen;

      3°. caravans;

      4°. landbouwwerktuigen;

      5°. bromfietsen;

    • b.

      het parkeren van 3 of meer voor het vervoer van goederen langs de weg bestemde motorvoertuigen, gelede motorvoertuigen, aanhangwagens of opleggers, waarvan de massa van het ledige voertuig, vermeerderd met het laadvermogen, meer bedraagt dan 3500 kg.

  • 13.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 13.1, onder b, blijven bijten beschouwing parkeerterreinen die deel uitmaken van openbare wegen of weggedeelten en parkeerterreinen die voor het openbaar verkeer openstaan.

Categorie 14

Inrichtingen voor het vervaardigen, bewerken, verwerken, behandelen, opslaan of overslaan van hout of kurk dan wel van houten, kurken of houtachtige voorwerpen.

Categorie 15

Inrichtingen voor:

  • a.

    het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of reinigen van textiel, woningtexiel, textiel grondstoffen, bont, leer, vlas of produkten hiervan;

  • b.

    het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van papierstof, papier of produkten hiervan;

  • c.

    toepassen van grafische technieken.

Categorie 16

Inrichtingen:

  • a.

    waar met vuurwapens wordt geschoten of met ontvlambare of ontplofbare voorwerpen wordt geworpen;

  • b.

    waar met de boog of met luchtdrukwapens wordt geschoten.

Categorie 17

Hotels, restaurants, persions, café's, cafeteria's, snackbars en discotheken, alsmede aanverwante inrichtingen waar tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

Categorie 18

  • a.

    Inrichtingen waar drie of meer speelautomaten aanwezig zijn die zijn opgesteld voor gebruik door anderen dan de eigenaar of de houder;

  • b.

    dansscholen en andere inrichtingen waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het dansen;

  • c.

    sportscholen, sporthallen en andere inrichtingen, niet zijnde sportterreinen, waar een of meer voorzieningen of installaties aanwezig zijn voor het beoefen van sport;

  • d.

    muziekscholen, muziekoefenlokalen en andere inrichtingen waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het beoefenen van muziek;

  • e.

    sportterreinen, openluchttheaters en andere inrichtingen waar een of meer voorzieningen aanwezig zijn voor recreatieve doeleinden en waar een geluidsinstallatie is opgesteld;

  • f.

    inrichtingen voor het bieden van gelegenheid tot zwemmen;

  • g.

    inrichtingen of terreinen, geen openbare weg zijnde, waar gelegenheid wordt geboden tot het gebruiken van:

    1° gemotoriseerde modelvleigtuigen, -vaartuigen of -voertuigen;2° bromfietsen, motorvoertuigen of andere gemotoriseerde voer- of vaartuigen in wedstrijdverband, ter voorbereiding van wedstrijden of voor recreatieve doeleinden;

  • h.

    havens voor het uitsluitend of in overwegende mate afmeren of afgemeerd houden van 10 of meer door wind- of motorkracht aangedreven vaartuigen welke voor de recreatie of pleziervaart worden gebruikt.

Categorie 19

  • a.

    Inrichtingen voor het omzetten van:

    1° windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie, uitgezonderd windmolens of windturbines met een rotordiameter kleiner dan 2 m;

    2° hydrostatische energie in elektrische of thermische energie;

    3° elektrische energie in stralingsenergie met een elektrisch vermogen of een gezamenlijk vermogen voor de omzetting van die elektrische energie groter dan 4 Kw;

    4° thermische energie in elektrische energie met een elektrisch vermogen of een gezamenlijk vermogen groter dan 1,5 kW;

  • b.

    transformatorstations, met niet in een gesloten gebouw ondergebrachte transformatoren, met een maximaal gelijktijdig in te schakelen elektrisch vermogen van 200 MVA of meer.

Categorie 20

Inrichtingen waarin:

  • a.

    laboratoria, dierverblijven; opslagruimten of kassen aanwezig zijn, die zijn bestemd voor:

    1° de genetische modificatie van organismen of

    2° het voor onderwijs, onderzoek, ontwikkeling of niet-industriële en niet-commerciële doeleinden vermeerderen, opslaan, toepassen, voorhanden hebben, vervoeren, zich ontdoen of vernietigen van genetisch gemodificeerde organismen in hoeveelheden van niet meer dan tien cultuurvloeistof [bedoeld zal zijn: tien liter cultuurvloeistof] per eenheid of in hoeveelheden die om andere redenen zijn te beschouwen als kleinschalig;

  • b.

    dierverblijven, opslagruimten, kassen of installaties voor produktieprocessen aanwezig zijn, die zijn bestemd voor het niet-kleinschalig kweken, opslaan, toepassen, voorhanden hebben, vervoeren, zich ontdoen of vernietigen van genetisch gemodificeerde organismen.

Categorie 21

Inrichtingen voor het opslaan of overslaan van andere stuk- of bulkgoederen dan de stoffen, preparaten of produkten, die in een andere in deze bijlage opgenomen categorie worden genoemd, met een oppervlakte voor de opslag daarvan van 2000 m2 of meer.

Categorie 22

  • a.

    Ziekenhuizen;

  • b.

    inrichtingen voor het bieden van medische behandeling, verpleging, of huisvesting tezamen met verzorging.

Categorie 23

Inrichtingen voor het vervaardigen van koolelektroden.

Categorie 24

Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers.

Categorie 25

Inrichtingen voor het oefenen van brandbestrijdingstecknieken

Categorie 26

  • 26.1.

    Inrichtingen voor het opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater.

  • 26.2.

    Voor de toepassing van onderdeel 26.1 blijft buiten beschouwing het opslaan van afvalwater in septic-tanks.

Categorie 27

  • 27.1.

    Activiteiten die betreffende:

    • a.

      het opslaan van:

      1° huishoudelijke afvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m3 of meer;

      2° bedrijfsafvalstoffen, die ten aanzien daarvan een capaciteit hebben van 5 m3 of meer;

      3° vijf of meer autowrakken;

      4° gevaarlijke afvalstoffen;

    • b.

      het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen;

    • c.

      het op of in de bodem of onderwaterbodem brengen van afvalstoffen om deze stoffen daar te laten;

    • d.

      het anderszins op de bodem of onderwaterbodem brengen van afvalstoffen.

  • 27.2.

    Het in het oppervlaktewater of het op het op of in de onderwaterbodem brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen.

  • 27.3.

    Voor de toepassing van onderdeel 27.1 blijven buiten beschouwing:

    • a.

      inrichtingen voor het uitsluitend opslaan, behandelen of reinigen van afvalwater;

    • b.

      inrichtingen voor zover het betreft werken waarbij, anders dan voor het opslaan:

      1° minder dan 1 m3 huishoudelijke afvalstoffen op of in de bodem worden gebracht;

      2° minder dan 50 m3 bedrijfsafvalstoffen op of in de bodem worden gebracht;

    • c.

      inrichtingen voor zover het betreft werken in de grond-, weg- en waterbouw waarbij, anders dan voor het opslaan, naar aard en samenstelling daartoe geschikte afvalstoffen, met uitzondering van gevaarlijke afvalstoffen, rechtstreeks en milieuhygiënish verantwoord worden toegepast;

    • d.

      inrichtingen voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen organisatie of in het kader van onderzoek door politie of justitie.