Eilandsverordening houdende regels betreffende het voorkomen en beperken van gevaar, schade of hinder aan het leefmilieu, veroorzaakt door bedrijfsmatige activiteiten of verontreinigende handelingen (Hinderverordening Sint Eustatius 1993)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening, houdende regels betreffende het voorkomen en beperken van gevaar, schade of hinder aan het leefmilieu, veroorzaakt door bedrijfsmatige aktiviteiten of verontreinigende handelingen

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze Eilandsverordening wordt onder het begrip milieubelastende aktiviteit verstaan elke door de mens ondernomen aktiviteit of handeling ten gevolge waarvan schade aan het milieu kan ontstaan.

  • 2. In deze Eilandsverordening wordt onder het begrip milieubelastende aktiviteit tevens verstaan een aktiviteit of handeling die niet is gebonden aan een vaste plaats.

Artikel 2 Rechtspersoon, vennootschap, enige andere vereniging van personen

Indien krachtens enige bepaling van deze eilandsverordening een verplichting wordt opgelegd of een bevoegdheid wordt gegeven aan een rechtspersoon, een vennootschap of enige andere vereniging van personen, wordt de verplichting tevens geacht te zijn opgelegd, respectievelijk de bevoegdheid te zijn gegeven aan de leiding van de rechtspersoon, de vennootschap of de vereniging van personen.

Artikel 3 Verbodsbepalingen; vergunningplicht; aanwijzing van aktiviteiten

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege milieubelastende aktiviteiten aan te vangen, uit te voeren, uit te breiden of te wijzigen. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden deze aktiviteiten aangewezen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege de gebezigde werkwijzen in het kader van de in het eerste lid bedoelde aktiviteiten te veranderen.

  • 3. Een vergunning als bedoeld in het eerste, en tweede lid is niet vereist voor uitbreidingen en wijzigingen van een aktiviteit of voor veranderingen van binnen het kader van een aktiviteit gebezigde werkwijzen waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat zij geen gevolgen dan wel uitsluitend gunstige gevolgen zullen hebben voor de belasting van het milieu ten gevolge van die aktiviteit. Een maand voordat bedoelde uitbreidingen en wijzigingen van een inrichting of veranderingen van werkwijzen plaatsvinden dient het bestuurscollege daarvan in kennis te worden gesteld.

Artikel 4 Aanvangen, wijzigen, uitbreiden van milieubelastende aktiviteiten of verandering van werkwijze zonder vergunning

  • 1. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kan worden bepaald dat het in artikel 3, eerste lid en tweede lid vervatte verbod niet geldt voor:

    • a.

      de aangewezen categorieën van aktiviteiten;

    • b.

      de aangewezen categorieën van wijzigingen en/of uitbreidingen van aktiviteiten;

    • c.

      de aangewezen veranderingen van in het kader van aktiviteiten gebezigde werkwijzen.

  • 2. Bij het in het eerste lid genoemde eilandsbesluit kunnen algemene voorschriften worden gesteld in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde Eilandsbesluit kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door het bestuurscollege aan de betrokkene gestelde eisen omtrent onderwerpen die in het Eilandsbesluit zijn geregeld.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid stelt de vergunninghouder het bestuurscollege vooraf in kennis van een zodanig aanvangen, wijzigen, uitbreiden of veranderen van werkwijze.

HOOFDSTUK II De beschikkingen van het bestuurscollege naar aanleiding van een verzoek om vergunning

Artikel 5 Vergunningverlenend gezag

Het bestuurscollege is bevoegd tot het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid.

Artikel 6 Verzoek om vergunning

  • 1. Het verzoek om vergunning wordt gericht tot het bestuurscollege.

  • 2. Bij het verzoek om vergunning moeten de bescheiden worden overgelegd die bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden voorgeschreven.

Artikel 7 Revisievergunning

  • 1. Wanneer een verzoek om vergunning wordt ingediend voor de uitbreiding of de wijziging van een aktiviteit waarvoor reeds een of meer vergunningen werden verleend, dan wel voor de verandering van een in het kader van een zodanige aktiviteit gebezigde werkwijze kan het bestuurscollege verlangen dat door de betrokkene een verzoek wordt ingediend voor een nieuwe, de gehele aktiviteit omvattende vergunning.

  • 2. Indien aan dit verlangen dat schriftelijk ter kennis van de betrokkene wordt gebracht, niet binnen een door het bestuurscollege te stellen termijn wordt voldaan verklaart het bestuurscollege de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn reeds ingediende verzoek.

  • 3. De nieuwe, de gehele aktiviteit omvattende vergunning mag het bedrijven van de aktiviteit, voor zover deze reeds door een of meer oudere vergunningen was gedekt, niet onmogelijk maken of onnodig beperken.

  • 4. Wanneer de nieuwe vergunning onherroepelijk is geworden, vervallen alle voorafgaande op de aktiviteit betrekking hebbende vergunningen.

Artikel 8 Adviseurs

  • 1. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden de diensten aangewezen die in de gelegenheid moeten worden gesteld om advies uit te brengen over het verzoek om vergunning.

  • 2. In het in het eerste lid bedoelde eilandsbesluit worden voorts regels gesteld omtrent de wijze waarop en de termijnen waarbinnen de advisering moet plaatsvinden.

Artikel 9 Ontvankelijkheid

  • 1. Het bestuurscollege beslist binnen een maand na de datum van ontvangst van het verzoek over de ontvankelijkheid van verzoeker.

  • 2. Het bestuurscollege verklaart het verzoek om vergunning niet-ontvankelijk in geval van:

    • a.

      onvolledigheid van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde gegevens;

    • b.

      strijd met de voorschriften van een verkavelingsplan als bedoeld in artikel 22 van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Sint Eustatius 1991;

    • c.

      strijd met een ontwikkelingsplan al dan niet met bestemmingsvoorschriften, of met een voorbereidingsbesluit als bedoel in artikel 16 van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Sint Eustatius 1991;

    • d.

      strijd met enige wettelijke bepaling.

  • 3. Niet-ontvankelijkheid ten gevolge van het verstrekken van onvolledige gegevens kan achterwege blijven indien naar het oordeel van het bestuurscollege de verstrekte gegevens het ondanks hun onvolledigheid mogelijk maken te beoordelen of de aangevraagde beschikking al dan niet kan worden gegeven.

  • 4. Wanneer met toepassing van het derde lid niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft, kan binnen een maand na datum van ontvangst van het verzoek door of vanwege het bestuurscollege een termijn worden gesteld waarbinnen de ontbrekende gegevens alsnog moeten worden verstrekt.

  • 5. Indien de verzoeker de ontbrekende gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn verstrekt, kan hij in afwijking van het vierde lid alsnog op de in dat lid bedoelde grond niet-ontvankelijk worden verklaard.

  • 6. Een beschikking waarbij een aanvrager niet-ontvankelijk wordt verklaard, is gemotiveerd. Een afschrift van de beschikking wordt aan de aanvrager en de betrokken adviseurs gezonden.

  • 7. Indien de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard, blijft de aanvraag buiten behandeling, tenzij de beschikking tot niet-ontvankelijkverklaring in beroep is vernietigd.

Artikel 10

Het bestuurscollege stelt zo spoedig mogelijk het ontwerp van de beschikking op.

Artikel 11

  • 1. Het bestuurscollege zendt - tenzij toepassing is gegeven aan artikel 17, tweede lid - uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag een exemplaar van het ontwerp van de beschikking aan de aanvrager en de betrokken overheidsorganen.

  • 2. Het bestuurscollege maakt binnen twee weken na de in het eerste lid bedoelde toezending het verzoek om vergunning, de naar aanleiding, van dit verzoek uitgebrachte adviezen en het ontwerp van de beschikking gelijktijdig bekend door:

    • a.

      kennisgeving in tenminste een in het Nederlands en een in het Papiaments verschijnend dag- of nieuwsblad dat in het eilandgebied wordt verspreid;

    • b.

      terinzagelegging van het verzoek en van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde bescheiden op het bestuurskantoor van het Eilandgebied gedurende een maand.

  • 3. De kosten van de bekendmaking zijn voor rekening van de verzoeker.

  • 4. Het bestuurscollege maakt het verzoek om vergunning bekend op het terrein of aan het gebouw waar de aktiviteit zal worden bedreven of de verontreinigende handeling zal worden verricht.

Artikel 12

  • 1. In de kennisgeving als bedoeld in artikel 11, tweede lid, sub a, wordt tenminste vermeld:

    • a.

      de zakelijke inhoud van de aanvraag;

    • b.

      het tijdstip waarop en de plaats waar een afschrift van de aanvraag ter inzage wordt geleg;

    • c.

      de termijn waarbinnen door een ieder bezwaar bij het bestuurscollege kan worden ingebracht tegen het geven van de aangevraagde vergunning;

    • d.

      dat overeenkomstig artikel 14, tweede lid, degene die een bezwaarschrift indient, kan verzoeken zijn persoonlijke gegevens niet bekend te maken.

Artikel 13 Geheimhouding gegevens

Indien in een stuk dat ingevolge deze Eilandsverordening ter inzage wordt gelegd, gegevens voorkomen of uit zodanig stuk gegevens kunnen worden afgeleid waarvan de geheimhouding gerechtvaardigd is, kan het bestuurscollege op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de aanvrager toestaan dat deze ten behoeve van de bekendmaking een door het bestuurscollege goedgekeurde tweede tekst overlegt waarin die gegevens niet voorkomen, onderscheidenlijk waaruit ze niet kunnen worden afgeleid. Het bestuurscollege maakt van deze bevoegdheid slechts gebruik met betrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens.

Artikel 14 Bezwaren

  • 1. Gedurende de in artikel 11, tweede lid, onder b, bedoelde termijn kan een ieder bezwaren tegen het verlenen van de aangevraagde vergunning inbrengen bij het bestuurscollege.

  • 2. persoonlijke gegevens van degene die een bezwaarschrift heeft ingediend worden, indien hij daarom verzoekt, niet bekend gemaakt.

Artikel 15 Criteria voor de beoordeling

Het bestuurscollege betrekt bij de beslissing op het verzoek om vergunning in ieder geval:

  • a.

    de bestaande toestand van het milieu, voor zover de aktiviteit daarvoor gevolgen kan hebben;

  • b.

    de gevolgen voor het milieu, die de aktiviteit kan veroorzaken;

  • c.

    de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu met betrekking tot de aktiviteit;

  • d.

    de effecten van milieubelastende aktiviteiten die reeds in het vestigings- en operatiegebied plaatsvinden.

Artikel 16

  • 1. Het bestuurscollege beschikt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes maanden op het verzoek om vergunning. De beschikking vermeldt hetgeen is overwogen omtrent de ingebrachte bezwaren en vermeldt de gronden waarop zij is gegeven.

  • 2. De in het eerste lid vermelde termijn kan door het bestuurscollege binnen een maand na de datum van ontvangst van het verzoek om vergunning worden verlengd bij een met redenen omklede beschikking met een daarbij te bepalen termijn, indien het verzoek een zeer ingewikkeld onderwerp betreft.

Artikel 17

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de in artikel 16, eerste lid, bedoelde beschikking aan de verzoeker en deelt hem mede binnen welke termijn hij tegen de beschikking beroep kan instellen.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de in het eerste lid bedoelde toezending wordt door het bestuurscollege de beschikking bekendgemaakt door:

    • a.

      terinzagelegging van een afschrift vande beschikking op het bestuurskantoor;

    • b.

      kennisgeving van de beschikking aan degenen die bezwaren hebben ingediend.

  • 3. Bij de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, wordt tevens vermeld:

    • a.

      Het tijdstip waarop een afschrift van de beschikking ter inzage is gelegd, alsmede de uren waarop en de plaats waar dit ter inzage ligt;

    • b.

      wie beroep tegen de beschikking kunnen instellen bij de Eilandsraad en de termijn waarbinnen het beroep moet worden ingesteld.

  • 4. Aan belanghebbenden wordt op verzoek een afschrift van de beschikking gegeven.

  • 5. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de exemplaren van de beschikking waarvan derden mogen kennisnemen.

Artikel 18 Weigering van de vergunning

De vergunning kan slechts worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 19 Tenaamstelling; van de vergunning deel uitmakende stukken

  • 1. Wanneer een vergunning wordt verleend, geldt zij zowel voor de verzoeker als voor zijn rechtverkrijgenden.

  • 2. Zowel de rechtverkrijgende als zijn rechtsvoorganger stellen het bestuurscollege onverwijld in kennis van elke wijziging In de tenaamstelling van de vergunning.

  • 3. Aan het voor de verzoeker bestemde afschrift van de vergunning wordt een afschrift gehecht van elk der in artikel 6 bedoelde geschriften.

Artikel 20 Vergunning met voorschriften; nadere eisen

  • 1. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden die nodig zijn In het belang van de bescherming van het milieu. De voorschriften kunnen inhoudens:

    • a.

      de verplichting om de aangegeven middelen ter voorkoming of beperking van belasting van het milieu;

    • b.

      de verplichting om met middelen ter keuze van de vergunninghouder de aangegeven doeleinden te verwezenlijken ter behartiging van de in de aanhef bedoelde belangen.

  • 2. Aan de vergunning kunnen tevens voorschriften worden verbonden inhoudende:

    • a.

      de verplichting metingen op een bij het voorschrift aangegeven wijze te verrichten ter bepaling van de mate van gevaar, schade of hinder ten gevolge van een bedrijfsmatige aktiviteit of een verontreinigende handeling;

    • b.

      de verplichting om de uitkomsten van de onder a bedoelde metingen ter beschikking te stellen van de bij het voorschrift aan te wijzen overheidsdiensten.

  • 3. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop aan de in het tweede lid onder a en b, bedoelde verplichtingen moet worden voldaan alsmede omtrent de vergoeding van het deel van de daaruit voor de vergunninghouder voortvloeiende kosten dat redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven.

  • 4. De aan de vergunning verbonden voorschriften kunnen de verplichting inhouden te voldoen aan nadere eisen die door de in de vergunning aan te wijzen overheidsdiensten worden gesteld.

    In de beschikking waarbij zodanige eisen worden gesteld of gewijzigd, wordt tevens een termijn vastgesteld waarbinnen aan de nadere eisen moet zijn voldaan.

  • 5. Aan de vergunning kan voorts het voorschrift worden verbonden dat de vergunninghouder verplicht is aan alle in zijn bedrijf werkzame personen een schriftelijke instructie te verstrekken ter vermijding van gedragingen hunnerzijds die tot gevolg kunnen hebben dat de vergunninghouder de milieubelastende aktiviteit aanvangt of uitvoert anders dan overeenkomstig de vergunning of dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden.

Artikel 21 Vergunning voor bepaalde tijd

Indien over de te verwachten belasting van het milieu van een voorgenomen bedrijfsmatige aktiviteit of een voorgenomen verandering van een gebezigde werkwijze niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld of indien uit de aard van de aktiviteit of handeling het tijdelijk karakter ervan voortvloeit dan wel Indien het verzoek om vergunning daartoe strekt, kan het bestuurscollege de vergunning verlenen voor een bepaalde termijn. Het bestuurscollege kan deze termijn ambtshalve dan wel op verzoek van de vergunninghouder verlengen.

De termijn kan echter, al dan niet verlengd, de duur van vijf jaren niet te boven gaan.

HOOFDSTUK III Het opleggen van nieuwe voorschriften en het wijzigen of intrekken van opgelegde voorschriften

Artikel 22 Toevoegen, wijzigen, intrekken van voorschriften

  • 1. Het bestuurscollege kan bij een met redenen omklede beschikking en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 23 tot en met 25:

    • a.

      aan een vergunning alsnog voorschriften verbinden of nieuwe voorschriften toevoegen;

    • b.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften wijzigen of intrekken.

  • 2. De beschikkingen bedoeld in het vorige lid kunnen ambtshalve dan wel op verzoek van een belanghebbende, niet zijnde de vergunninghouder, worden genomen in het belang van de bescherming van het milieu. In de beschikking wordt een termijn van ten hoogste een jaar gesteld waarbinnen aan de opgelegde vergunningvoorschriften moet zijn voldaan. De beschikking bepaalt tevens het tijdstip waarop de maatregel van kracht wordt.

  • 3. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt op verzoek van de vergunninghouder slechts genomen indien het belang van bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

Artikel 23

Indien het bestuurscollege voornemens is toepassing te geven aan artikel 22, eerste lid, geeft het van dat voornemen schriftelijk kennis aan degene tot wie de te geven beschikking zal zijn gericht, onder vermelding van tenminste een korte redengeving en van de zakelijke inhoud van de voorgenomen toepassing van bedoelde bepaling.

Artikel 24

De beschikkingen bedoeld in artikel 22, eerste lid worden na de kennisgeving van het voornemen binnen een maand gegeven.

Artikel 25

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking aan degene tot wie deze is gericht.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de in het eerste lid bedoelde toezending maakt het bestuurscollege de beschikking bekend door:

    • a.

      terinzagelegging van een afschrift van de beschikking op het bestuurskantoor en andere, nader te bepalen plaatsen;

    • b.

      kennisgeving van de beschikking aan de Ingezetenen van het Eilandgebied Sint -Eustatius die ingevolge artikel 14 bezwaren hebben ingebracht tegen het verlenen van de vergunning.

HOOFDSTUK IV Bepalingen betreffende sanering en het vervallen van de vergunning

Artikel 26 Sanering door intrekking van de vergunning

  • 1. Het bestuurscollege kan een vergunning ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende geheel of gedeeltelijk intrekken indien ten gevolge van een milieubelastende aktiviteit in ontoelaatbare mate het milieu wordt belast en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften geen oplossing biedt.

  • 2. Indien het bestuurscollege voornemens is tot intrekking van de vergunning over te gaan geeft het van dat voornemen schriftelijk kennis aan de vergunninghouder onder vermelding van de redenen van de voorgenomen intrekking.

  • 3. Het bestuurscollege kan indien het toepassing geeft aan het in het eerste lid bepaalde, de vergunninghouder een schadevergoeding naar billijkheid toekennen.

Artikel 27 Beschikking tot intrekking

De beschikking tot gehele of gedeeltelijke intrekking of tot weigering van intrekking wordt zo spoedig mogelijk gegeven.

Deze bevat de gronden waarop berust en het tijdstip waarop de intrekking van kracht wordt.

Artikel 28

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking tot intrekking of tot weigering tot intrekking over te gaan aan de vergunninghouder.Een exemplaar van de beschikking tot weigering tot intrekking over te gaan wordt tevens gezonden aan de belanghebbende die om de intrekking heeft verzocht.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de in het éérste lid bedoelde toezending wordt een afschrift van de beschikking gedurende een maand ter inzage gelegd op het bestuurskantoor. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt.

Artikel 29 Vervallen van de vergunning

  • 1. Tenzij anders is bepaald in deze Eilandsverordening, vervalt de vergunning:

    • a.

      wanneer de milieubelastende aktiviteit niet binnen drie jaren na het onherroepelijk worden van de vergunning geheel of gedeeltelijk is aangevangen en wordt verricht, tenzij toepassing is gegeven aan het tweede lid;

    • b.

      wanneer de plaats waar de aktiviteit wordt verricht is verwoest of wanneer de aktiviteit gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is verricht.

  • 2. Indien kan worden verwacht dat de aktiviteit niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan worden aangevangen, kan in de vergunning een andere termijn worden vastgesteld.

  • 3. Wanneer een aktiviteit geheel of gedeeltelijk gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is verricht, vervalt de vergunning respectievelijk vervalt de vergunning voor dat gedeelte.

  • 4. De vergunning vervalt eveneens wanneer de houder van de vergunning schriftelijk heeft verklaard van de vergunning geert gebruik meer te willen maken.

Artikel 30 Kennisgeving van beëindiging van Verontreinigende activiteiten

Bij beëindiging van de milieubelastende aktiviteit of van een weekwijze, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid en artikel4, eerste lid, stelt de vergunninghouder het bestuurscollege onverwijld hiervan in kennis.

HOOFDSTUK V Financiële zekerheid

Artikel 31

  • 1. Het bestuurscollege kan bepalen dat ter bestrijding van kosten die moeten worden gemaakt ter verzekering van een stipte naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, financiële zekerheid wordt gesteld door de verzoeker om vergunning.Deze zekerheid dient mede:

    • a.

      ter verzekering van een verantwoorde beëindiging van de exploitatie van een vergunning, een verontreinigende handeling of een werkwijze;

    • b.

      ter dekking van financiële aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de aktiviteit of de verontreinigende handeling veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu. De grootte van de financiële zekerheid wordt bepaald door het bestuurscollege en kan jaarlijks worden aangepast.

  • 2. Aan de ingevolge het eerste lid opgelegde verplichting kan ook worden voldaan door het sluiten en instandhouden van een verzekering ter dekking van de in het eerste lid bedoelde risico's.

  • 3. Bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen worden de milieubelastende aktiviteiten aangegeven ten aanzien waarvan het in het eerste lid bepaalde van toepassing is.

  • 4. Indien het bestuurscollege een financiële zekerheid heeft vastgesteld, wordt de vergunning niet afgegeven alvorens de financiële zekerheid is gesteld dan wel een verzekering is afgesloten ter dekking van de in het eerste lid bedoelde risico's.

  • 5. Ingeval het bestuurscollege een gestelde financiële zekerheid heeft aangesproken, kan het bevel worden gegeven ora binnen een door het bestuurscollege vast te stellen termijn de financiële zekerheid aan te vullen tot het oorspronkelijke bedrag of tot een hoger bedrag.

  • 6. Bij beëindiging van de exploitatie van de vergunning of een ingevolge artikel 4 verrichte aktiviteit of een gebezigde werkwijze bepaalt het bestuurscollege het 'tijdstip waarop de financiële zekerheid kan vervallen.

HOOFDSTUK VI Sanctiebepalingen

Artikel 32 Stopzetting

  • 1. Indien wordt gehandeld in strijd met:

    • a.

      de verboden genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid;

    • b.

      met de verleende vergunning;

    • c.

      in strijd met de krachtens artikel 4, tweede en derde lid, gegeven

      algemene voorschriften en nadere eisen;

      kan het bestuurscollege de overtreder ambtshalve of op verzoek van een ieder bevelen de verboden aktiviteiten geheel of gedeeltelijk stop te zetten.

  • 2. De beschikking houdende een bevel tot stopzetting bevat het tijdstip waarop de stopzetting van kracht wordt. Het bestuurscollege kan bepalen dat het bevel tot stopzetting terstond van kracht wordt. Het is niet toegestaan de verboden aktivi­teiten voort te zetten zolang de beschik­king tot stopzetting van kracht is.

  • 3. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking, die het heeft genomen, aan de vergunninghouder en aan degene die om de maatregel heeft verzocht.

  • 4. In geval van toepassing van het eerste lid kan het bestuurscollege de overtreder In de gelegenheid stellen te voldoen aan de bepalingen die door of krachtens deze Eilandsverordening zijn gesteld.

  • 5. Het bestuurscollege trekt het bevel tot stopzetting In, indien is voldaan aan de bepalingen die door of krachtens deze Eilandsverordening zijn gesteld.

  • 6. De vergunninghouder kan onder vermelding van redenen het bestuurscollege schriftelijk verzoeken het bevel tot stopzetting in te trekken. Is het bestuurscollege binnen een maand nadat het verzoek is ontvangen niet tot intrekking van het bevel overgegaan, dan wordt het- geacht die intrekking te hebben geweigerd.

  • 7. Zolang de beschikking waarbij een bevel tot stopzetting is gegeven, kan de plaats waar de verboden aktiviteit plaatsvindt, worden verzegeld en/of hetgeen zich daarin bevindt worden verzegeld of verwijderd op kosten van de overtreder.

Artikel 33

  • 1. Wanneer Ingevolge artikel 32 de verboden aktiviteit geheel of gedeeltelijk is stopgezet en deze stopzetting zes achtereenvolgende maanden heeft geduurd, vervalt de vergunning respectievelijk vervalt de vergunning voor dat gedeelte.

  • 2. Indien beroep is ingesteld tegen de beschikking tot stopzetting, neemt de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden pas een aanvang nadat op dit beroep is beslist.

Artikel 34 Bestuursdwang

  • 1. Het bestuurscollege kan op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen hetgeen is of wordt gehouden, gemaakt, gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen in strijd met een bij of krachtens deze Eilandsverordening vastgestelde regeling of gegeven bevel dan wel met een voorschrift, verbonden aan een krachtens deze Eilandsverordening verleende vergunning.

  • 2. Behoudens in spoedeisende gevallen maakt het bestuurscollege van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid geen gebruik zonder de belanghebbende schriftelijk te hebben gewaarschuwd en hem in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een daartoe te bepalen termijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 35 Dwangsom

  • 1. Het bestuurscollege kan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, bepalen dat de overtreder een door het bestuurscollege vastgestelde dwangsom verbeurt voor elke dag dat de overtreding voortduurt.

    Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het gelaedeerde belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom.

  • 2. De beschikking waarbij een dwangsom is opgelegd, bevat het tijdstip waarop zij van kracht wordt.

    Het bestuurscollege kan daarin de overtreder In de gelegenheid stellen om aan de overtreding een einde te maken.

  • 3. Het bestuurscollege kan de verschuldigde dwangsom bij dwangbevel invorderen. Alle daaruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de overtreder.

HOOFDSTUK VII Beroep

Artikel 36 Beschikkingen waartegen beroep kan worden ingesteld

  • 1. Beroep kan worden ingesteld tegen de navolgende beschikkingen:

    • a.

      een beschikking tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker om ver­gunning als bedoeld in de artikelen 7, tweede lid en 9, eerste en vijfde lid;

    • b.

      een beschikking tot verlening, al dan niet onder voorschriften als bedoeld in artikel 16 in verband met artikel 20;

    • c.

      een beschikking tot weigering van een vergunning als bedoeld in artikel 18;

    • d.

      een beschikking tot toevoeging van voorschriften of tot wijziging of in­trekking van aan een vergunning verbon­den voor schriften als bedoeld in arti­kel 22, eerste lid;

    • e.

      een beschikking tot gehele of gedeelte­lijke intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 26, eerste lid;

    • f.

      een beschikking tot vaststelling van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 31;

    • g.

      een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting een verboden aktiviteit als bedoeld in artikel 32, eerste lid;

    • h.

      een weigering te voldoen aan een ver­zoek om een bevel tot gehele of gedeel­telijke stopzetting van een of meer aktiviteiten als bedoeld in artikel 32, eerste lid;

    • i.

      een beschikking tot terstond van krachtverklaring van een bevel tot ge­hele of gedeeltelijke stopzetting van een of meer aktiviteiten als bedoeld in artikel 32, tweede lid;

    • j.

      een weigering te voldoen aan een ver­zoek tot intrekking van een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting van een of meer aktiviteiten als bedoeld in artikel 32, zevende lid;

    • k.

      een beschikking waarbij een dwangsom wordt opgelegd als bedoeld in artikel 35, eerste lid.

  • 2. Met een beschikking wordt een weigering om een beschikking te geven gelijkgesteld.

  • 3. Voor zover elders in deze Eilandsverordening niet anders is bepaald, wordt het bestuurscollege geacht het geven van een beschikking te hebben geweigerd als het niet binnen zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek een exemplaar van de daarop betrekking hebbende beschikking aan de verzoeker heeft gezonden. Bij gemotiveerd besluit kan het bestuurscollege deze termijn eenmaal verlengen met ten hoogste vier maanden.

Artikel 37 Beroepsinstanties en beroepsgerechtigden

  • 1. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a tot en met j, wordt het beroep schriftelijk ingesteld bij de Eilandsraad.

  • 2. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder k, wordt het beroep schriftelijk Ingesteld bij het bestuurscollege.

  • 3. Het beroep kan worden ingesteld door:

    • a.

      degene tot wie de beschikkingen, ver­meld In artikel 36, eerste lid, onder a tot en met k, zijn gericht;

    • b.

      degenen die overeenkomstig artikel 14, eerste lid, bezwaren hebben ingebracht;

    • c.

      enige andere belanghebbende die aan­toont dat hij redelijkerwijs niet In staat is geweest overeenkomstig artikel 14, eerste lid, bezwaren in te dienen.

Artikel 38 Termijn voor indiening beroepschrift

  • 1. Het beroepschrift wordt ingediend binnen een maand na de dag waarop de beschikking is verzonden.

  • 2. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien de klager aantoont dat hij beroep heeft ingesteld zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.

Artikel 39 Onherroepelijkheid; terstond van kracht verklaren

  • 1. Een beschikking als bedoeld in artikel 36 wordt van kracht met ingang van de dag na het einde van de in artikel 38, eerste lid, vermelde termijn, tenzij beroep is ingesteld.

  • 2. In gevallen waarin het onverwijld van kracht worden van de beschikking naar het oordeel van het bestuurscollege noodzakelijk Is, kan genoemd college in de beschikking bepalen dat zij terstond van kracht wordt. Een zodanige bepaling is met redenen omkleed.

HOOFDSTUK VIII Handhaving

Artikel 40 Toezicht op de naleving; bevoegdheden

  • 1. Het bestuurscollege draagt zorg voor de handhaving van het bij of krachtens deze Eilandsverordening bepaalde.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van deze Eilandsverordening en de opsporing van de hierin vermelde strafbare feiten zijn belast de personen, vermeld in artikel 8, sub 1° tot en met 4°, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde ambtenaren zijn, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, bevoegd:

    • a.

      inzage te verlangen en afschrift te nemen van boeken, geautomatiseerde gevensbestanden en andere zakelijke bescheiden;

    • b.

      met hun apparatuur alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden; zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm;

    • c.

      zich te laten vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen;

    • d.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en daarvan monsters te ne­men;

      de genomen monsters worden, voor zover dat redelijkerwijs kan worden verlangd, op diens verzoek aan de rechthebbende teruggegeven;

    • e.

      de lading van vervoermiddelen te onderzoeken; zij kunnen daartoe van de bestuurders vorderen dat deze hun ver­voermiddel tot stilstand brengen en naar een door hen aangewezen plaats overbrengen.

Artikel 41 Plicht tot medewerking

Ieder is verplicht aan de in artikel 40 bedoelde ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken die zij redelijkerwijs bij de uitvoering van de hen op grond van deze Eilandsverordening opgedragen taak behoeven.

Artikel 42 Plicht tot geheimhouding

Iedereen aan wie ter zake van de uitvoering van deze Eilandsverordening een toezichthoudende taak of enige andere taak is opgedragen of opgedragen geweest, is verplicht tot geheimhouding van hetgeen uit dien hoofde te zijner kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt.

Artikel 43 Binnentreden van woningen en bedrijven

  • 1. Zij die met de opsporing van de bij deze Eilandsverordening strafbaar gestelde feiten zijn belast, hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen waarvan naar hun redelijk oordeel de binnentreding voor de vervulling van de aan hen ingevolge deze Eilandsverordening opgedragen taak nodig is. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 2. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op schriftelijke last van de gezaghebber, de officier van justitie of van een hulpofficier van justitie dan wel in het bijzijn van een commissaris van politie of een hulpofficier van justitie.

  • 3. Van dit binnentreden wordt binnen tweemaal vierentwintig uur proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal wordt gezonden naar de officier van justitie. Daarin wordt mede melding gemaakt van het tijdstip van binnentreding en van het beoogde doel.

  • 4. Zij die krachtens dit artikel een woning binnentreden, zijn bevoegd, zich van door hen aangewezen personen te laten vergezellen. In dat geval wordt hiervan in het procesverbaal melding gemaakt.

  • 5. Zij die krachtens dit artikel een bedrijf binnentreden, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen omtrent de daarin uitgevoerde aktiviteiten bekend is geworden, voor zover dit niet in strijd is met de bepalingen van deze of van een andere wettelijke regeling.

HOOFDSTUK IX Strafbepalingen

Artikel 44

  • 1. Een gedraging in strijd met:

    • a.

      het in artikel 3, eerste en tweede lid, gestelde verbod;

    • b.

      de krachtens artikel 4, tweede lid, vastgestelde algemene voorschriften of de in verband met artikel 4, derde lid, gestelde eisen;

    • c.

      een krachtens artikel 22 aan een vergunning verbonden voorschrift;

    • d.

      een krachtens artikel 32, tweede lid, gegeven bevel;

    wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Hij die overgaat tot beëindiging van een milieubelastende aktiviteit of van een werkwijze, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en artikel 4r eerste lid, zonder te voldoen aan de in artikel 30 neergelegde plicht, terwijl de beëindiging geschiedt op voor het milieu onverantwoordelijke of nadelige wijze, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 3. Indien tijdens het plegen van een in het eerste of tweede lid bedoelde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijksoortige overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde door de gevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, worden de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedreigde straffen verhoogd met hef dubbele van de daarbij gestelde maxima.

Artikel 45

  • 1. Een gedraging in strijd met:

    • a.

      het bepaalde in artikel 4, vierde lid;

    • b.

      de krachtens artikel 20, eerste lid, en de in verband met het derde lid gestelde nadere eisen;

    • c.

      het bepaalde in artikel 20, vierde lid;

    • d.

      de ingevolge artikel 41 opgelegde plicht;

      wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van ten hoogste drieduizend gulden.

  • 2. Artikel 44, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 46

De in artikel 44, eerste en tweede lid, strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven; die bedoeld in artikel 45, eerste lid, zijn overtredingen.

Artikel 47

  • 1. De rechter kan voorwerpen die door middel van het plegen van de strafbare feiten vermeld in de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 45, eerste lid, zijn verkregen en van de voorwerpen waarmede bovenbedoelde strafbare feiten zijn gepleegd, verbeurd verklaren voor zover deze de veroordeelde toebehoren.

  • 2. In geval de strafbare feiten, vermeld in de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 45, eerste lid, zijn gepleegd, kan de rechter tevens de straf opleggen dat de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt.

HOOFDSTUK X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48

Degene die een milieubelastende aktiviteit verricht die vóór de inwerkingtreding van deze Eilandsverordening is aangevangen, is verplicht om binnen een jaar na het tijdstip waarop de vergunningplicht ingevolge deze Eilandsverordening ontstaat, bij het bestuurscollege een verzoek om vergunning in te dienen conform de bepalingen van deze Eilandsverordening.

Artikel 49

Voor de vergunningen en wijzigingen ervan wordt een recht geheven. De tarieven worden vastgesteld bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen.

Artikel 50

Deze Eilandsverordening die kan worden aangehaald als "Hinderverordening Sint Eustatius 1993", treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging.