Eilandsverordening van 27 april 1976 inzake het vervoer van personen met motorrijtuigen op de openbare weg tegen vergoeding

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening van 27 april 1976 inzake het vervoer van personen met motorrijtuigen op de openbare weg tegen vergoeding

I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze eilandsverordening en de ter uitvoering daarvan gegeven regelen wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de commissie Personenvervoer als bedoeld in artikel 4;

  • b.

    motorrijtuigen: alle rij- of voertuigen op twee wielen of meer, bestemd om uitsluitend of mede door mechanische kracht op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig te worden voortbewogen;

  • c.

    autobussen: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, voor het gebruik waarvan een vergoeding verschuldigd is. De bestemming van een motorrijtuig tot autobus blijkt mede uit het kenteken, bedoeld in 22 en het vergunningsbewijs bedoeld in 21;

  • d.

    taxi´s: auto’s, bestemd om personen tegen een vergoeding te vervoeren anders dan in de uitoefening van een autobusdienst. De bestemming van een taxi blijkt mede uit het kenteken, bedoeld in artikel 22;

  • e.

    personenauto’s: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen tot een aantal van ten hoogste zeven, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • f.

    verhuurauto´s: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, welke zonder bestuurder werden verhuurd; de bestemming van een motorrijtuig tot verhuurauto blijkt mede uit het kenteken als bedoeld in artikel 22 en het vergunningsbewijs als bedoeld in artikel 21;

  • g.

    vehuurmotorfietsen: motorfietsen, ingericht tot vervoer van personen, welke zonder bestuurder worden verhuurd, de bestemming van een motorfiets tot verhuurmotorfiets blijkt tevens ui het kenteken als bedoeld in artikel 22 en het vergunningsbewijs als bedoeld in artikel 21;

  • h.

    toerwagens: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van meer dan zeven personen, de bestuurder daaronder niet inbegrepen, en bestemd voor het tegen vergoeding uitvoeren van ritten, welke niet uitsluitend ten doel hebben het verstrekken van gelegenheid tot vervoer. De bestemming van een motorrijtuig tot toerwagen blijkt mede uit het vergunningsbewijs, bedoeld in artikel 21;

  • i.

    toerwagenritten: dan niet volgens een dienstregeling uitgevoerde ritten, welke niet uitsluitend ten deel hebben het verstrekken van gelegenheid tot vervoer van personen tussen bepaalde plaatsen;

  • j.

    autobusdienst:

    • 1.

      met een kleine autobus: Vervoer van personen op een aangewezen traject met een autobus, ingericht tot het vervoer van minder dan tien personen;

    • 2.

      met (een) grote autobus(sen): vervoer van personen op een aangewezen traject en volgens een goedgekeurde dienstregeling met een of meer autobussen, ingericht tot het vervoer van tien of meer personen;

  • k.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3;

  • l.

    vergunninghouder: hij, aan wie een vergunning is verleend, of diens gemachtigde;

  • m.

    bestuurder; hij, die een motorrijtuig feitelijk bestuurt.

Artikel 2

  • 1.

    Deze eilandsverordening is uitsluitend van toepassing op motorrijtuigen, waarmede personen worden vervoerd over voor het openbaar verkeer openstaande wegen.

  • 2.

    Met vervoer over voor het openbaar verkeer openstaande wegen wordt voor de toepassing van deze eilandsverordening gelijk gesteld het aanbieden van motorrijtuigen met of zonder bestuurder of het opnemen van personen in motorrijtuigen tot vervoer over die wegen.

  • 3.

    Deze eilandsverordening is niet van toepassing op motorrijtuigen, welke zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt tot vervoer van zieken.

II. DE VERVOERSVERGUNNING

Artikel 3

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het Bestuurscollege tegen vergoeding als beroep, nevenberoep, bedrijf of nevenbedrijf met een motorrijtuig personen te vervoeren of te doen vervoeren.

  • 2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan zijn

    • a.

      een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met een kleine autobus, kleine autobus-vergunning;

    • b.

      een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met vervoersbus;

    • c.

      een vergunning tot het voeren van personen met een taxi;

    • d.

      een vergunning tot het uitvoeren van toerwagenritten: toerwagenvergunning.

  • 3. Het is verboden zonder een verhuurautovergunning danwel een verhuurmotorfietsvergunning van het Bestuurscollege als beroep, nevenberoep, bedrijf of nevenbedrijf een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van personen, zonder bestuurder te verhuren.

Artikel 4

  • 1. Er is een commissie van advies voor de uitvoering van deze verordening. Zij draagt de naam Commissie Openbaar Personenvervoer.

  • 2. De commissie bestaat uit tenminste 7 en ten hoogste 9 leden, waaronder de voorzitter. Zij worden door het Bestuurscollege benoemd.

    Aan de commissie wordt door het Bestuurscollege een sekretaris toegevoegd.

  • 3. De leden der commissie vertegenwoordigen de houders van vergunningen of organisaties van dezen.

  • 4. Het bestuurscollege wint het advies van de commissie in ten aanzien van de verlening, wijziging, overschrijving, vernieuwing of intrekking van een vergunning, alsmede in andere aangelegenheden, het personenvervoer met motorrijtuigen betreffende, waarin het dit wenselijk acht. De commissie kan het Bestuurscollege uit eigen beweging voorstellen doen en van advies dienen in zake het personenvervoer met motorrijtuigen betreffende.

  • 5. De taak en werkwijze van de commissie worden verder geregeld bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen.

Artikel 5

  • 1. De aanvraag om een vergunning geschiedt schriftelijk bij het Bestuurscollege en bevat tenminste de navolgende gegevens:

    • a.

      naam en voorna(a)m(en), geboortedarum, geboorteplaats, adres en nationaliteit van de aanvrager;

    • b.

      ingeval de aanvrager een rechtspersoon is: de juridische vorm, naam en zetel van de rechtspersoon, geboortedata, geboorteplaatsen, adressen en nationaliteiten van de bestuurleden;

    • c.

      Een opgave van het (de) motorrijtuig(en), waarover de aanvrager beschikt of denkt te kunnen beschikken, onder vermelding van het aantal personen, voor het vervoer waarvan dit (deze) is (zijn) ingericht;

    • d.

      welke vergunning de aanvrager wenst.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen nadere regelen worden gesteld betreffende de wijze van aanvragen van vergunningen.

  • 3. De aanvrager is gehouden alle dagen het bestuurscollege en de commissie gewenste inlichtingen volledig naar waarheid te verstrekken.

Artikel 6

Een vergunning tot het exploiteren van een autobus of taxi als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a en c, wordt slechts verleend, indien de vergunningshouder zelf als bestuurder van de autobus of huurauto zal optreden of de exploitatie van de autobus of taxi voor hem het hoofdmiddel van bestaan zal zijn.

Artikel 7

Het Bestuurscollege kan, de commissie gehoord, de houder van een autobusvergunning of taxi vergunning toestemming verlenen zich onder zijn verantwoordelijkheid door een bij hem in dienstbetrekking zijnde bestuurder te doen bijstaan.

Artikel 8

In geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden, waardoor de houder van een vergunning als in het vorige artikel bedoeld tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het motorrijtuig zelf te besturen, kan het Bestuurscollege de commissie gehoord, voor een bepaalde tijd aan een ander toestemming verlenen ten behoeve van de vergunninghouder als bestuurder van het motorrijtuig op te treden.

Artikel 9

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 13, 1e lid en 14, kan het Bestuurscollege afwijken van het bepaalde in artikel 6, voor zover betreft de eis, dat de vergunninghouder als bestuurder van het motorrijtuig moet optreden.

Artikel 10

De vergunning kan bij met redenen omkleed besluit van het Bestuurscollege worden geweigerd:

  • a.

    indien naar het oordeel van het Bestuurscollege reeds een duurzame en redelijke voorziening in de behoeft aan vervoer met autobussen taxis, toerwagens en verhuurautos bestaat;

  • b.

    zo het betreft een vaanvraag voor een autobus of taxi, de aanvrager reeds houder is van een vergunning.

Artikel 11

De vergunning wordt bij met redenen omkleed besluit van het Bestuurscollege geweigerd:

  • a.

    indien de aanvrager niet gedurende de laatste 2 jaren zijn feitelijke woonplaats in de Nederlandse Antillen heeft gehad, tenzij de aanvrager de Nederlandse nationaliteit bezit;

  • b.

    Indien de aanvrager niet bereid blijkt om de gewenste inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken, dan wel inlichtingen betrekking hebbend op de aanvrage valselijk verstrekt;

  • c.

    indien het Bestuurscollege gegronde redenen heeft om te verwachten dat van de vergunning gebruik zal worden gemaakt in strijd met de openbare orde, veiligheid of goede zeden;

  • d.

    onverminderd het bepaalde onder a, b en c wordt, voor wat betreft autobussen en taxi's een vergunning geweigerd, indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen gesteld in de artikelen 6 en 27.

Artikel 12

  • 1. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2. De vergunninghouder, die zich niet of niet volledig houdt aan de voorwaarden verbonden aan de vergunning, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

Artikel 13

  • 1. Ingeval van overlijden van de vergunninghouder kan het bestuurscollege de vergunning, indien deze noodzakelijk is voor het levensonderhoud van het gezin, waarvoor de vergunninghouder kostwinner of mede-kostwinner was, op een daartoe strekkend verzoek overschrijven op naam van een lid van het gezin.

  • 2. Bij de overschrijving kunnen aan de vergunning andere of aanvullende voorwaarden worden verbonden.

Artikel 14

  • 1. De vergunning vervalt van rechtswege:

    • a.

      Bij het overlijden van de vergunninghouder, behoudens het bepaalde in het tweede lid;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen;

    • c.

      Indien de vergunninghouder niet meer zijn feitelijke woonplaats in de Nederlandse Antillen heeft.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid onder a, kan het Bestuurscollege de vergunning op een daartoe strekkend verzoek nog gedurende ten hoogste drie maanden ten behoeve van een of meer leden van het gezin, waarvoor de vergunninghouder kostwinner of medekostwinner was, van krachdoen blijven.

Artikel 15

De vergunning kan op verzoek van de vergunninghouder door het Bestuurscollege worden ingetrokken.

Artikel 16

De vergunning kan bij met redenen omkleed besluit van het Bestuurscollege blijvend of voor een in dat besluit te bepalen termijn worden ingetrokken:

  • a.

    Indien de vergunninghouder bij het aanvragen van de vergunning de van hem gevraagde inlichtingen opzettelijk niet naar waarheid heeft vertrekt;

  • b.

    Indien de vergunninghouder niet heeft voldaan aan de bij het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde voorschriften met betrekking tot verzekering voor aansprakelijkheid jegens vervoerde personen en derden;

  • c.

    Indien de rijvergunning van der vergunninghouder ingevolge het bepaalde in artikel 30 is vervallen;

  • d.

    zo het betreft een autobusvergunning of een taxivergunning; indien niet meer aan de in artikel 6 omschreven eisen wordt voldaan;

  • e.

    zo het betreft een autobusvergunning of een taxivergunning, indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 27;

  • f.

    indien de vergunninghouder vervoert of doet vervoeren in strijd met de hem verleende vergunning, de daarin gestelde voorwaarden en bepalingen of de bij of krachtens deze eilandsverordening gestelde regelen;

  • g.

    indien de vergunninghouder naar het oordeel van het Bestuurscollege langer dan zes maanden van de vergunning geen gebruik heeft gemaakt;

  • h.

    indien de vergunninghouder zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit op grond waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd of kan worden ontzegd.

Artikel 17

  • 1. Het besluit tot intrekking van de vergunning vermeldt de dag, waarop het in werking treedt. Tenzij het Bestuurscollege in bijzondere gevallen anders bepaalt, treedt het bestluit niet in werking voordat de termijn van beroep is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

  • 2. Een afschrift van het besluit wordt de belanghebbende bij aangetekende brief toegezonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

Artikel 18

  • 1.

    Tegen het besluit van het Bestuurscollege tot intrekking van de vergunning kan de belanghebbende bij de Eilandsraad in beroep komen. Het beroepsdrift wordt binnen veertien dagen na de dagtekening van de verzending of uitreiking van het besluit van het Bestuurscollege ingediend bij de Eilandsraad.

  • 2.

    De Eilandsraad beslist bij met redenen omkleed besluit binnen twee maanden nadat het beroepschrift is ingekomen.

  • 3.

    Een door de Eilandsraad in beroep verleende vergunning geldt als een door het Bestuurscollege verleende vergunning.

III. VOORSCHRIJFTEN TEN AANZIEN VAN VERVOER.

Artikel 19

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van het vervoer met autobussen, taxi's en toerwagens voorschriften worden vastgesteld omtrent:

  • a.

    inrichting, deugdelijkheid, keuring, onderhoud en zindelijkheid van de motorrijtuigen;

  • b.

    verplichtingen van de bestuurder en ander in de motorrijtuigen dienstdoend personeel;

  • c.

    tarieven, dienstregeling en vervoersvoorwaarden;

  • d.

    verzekering voor aansprakelijkheid jegens de vervoerde personen en derden;

  • e.

    verplichtingen van de vervoerde personen;

  • f.

    hetgeen verder in het belang van een veiling, ordelijk en behoorlijk vervoer in acht genomen moet worden.

Artikel 20

Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van het verhuren van motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, zonder bestuurder voorschriften worden vastgesteld omtrent:

  • a.

    deugdelijkheid, keuring en onderhoud van motorrijtuigen;

  • b.

    verzekering voor aansprakelijkheid jegens de vervoerde personen en derden;

  • c.

    verplichtingen van de vergunninghouder ten aanzien van een deugdelijke administratie met betrekking tot de personen aan wie een motorrijtuig is verhuurd.

Artikel 21

  • 1. Aan de vergunninghouder wordt vanwege het Bestuurcollege een vergunningsbewijs uitgereikt voor elk motorrijtuig, dat door hem krachtens de vergunning zal worden gebruikt.

  • 2. Het vergunningsbewijs vermeldt, behalve de omschrijving van het motorrijtuig waartoe het behoort, het kenteken, dat dit motorrijtuig waartoe het behoort, het kenteken, dat dit motorrijtuig ingevolge deze eilandsverordening moet voeren. De vorm en verdere inhoud van het vergunningsbewijs, de geldigheidsduur, het tijdstip en de wijze van vernieuwing, overschrijving en inlevering worden geregeld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht zorg te dragen dat het vergunningsbewijs in het motorrijtuig waartoe het behoort, aanwezig is.

  • 4. De bestuurder van het motorrijtuig is verplicht het vergunningsbewijs op eerste vordering van de in artikel 3 bedoelde opsporingsambtenaren ter inzage af te geven.

Artikel 22

Het kenteken als bedoeld in het tweede lid van artikel 21 is:

a. voor een autobus:

de hoofdletter B;

b. vooe eenn taxi:

de letters TAXI;

c. voor een toerwagen:

de hoofdletter T;

d. voor een verhuurauto:

de hoofdletter R;

e. voor een verhuurauto:

de hoofdletters MR.

Artikel 23

Het is de houder van een autobusvergunning, een taxivergunning of een toerwagenvergunning, alsmede de bestuurder van een autobus, huurauto, huurmotorfiets of toerwagen verboden hogere prijzen te vragen of te nemen, dan in de bij of krachtens eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde tarieven is bepaald.

Artikel 24

Het is de houder van een verhuurautovergunning, danwel een verhuurmotorfietsvergunning verboden een motorrijtuig te verhuren aan een persoon, die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt of die niet kan aantonen, dat hij in het bezit is van een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van die aard.

Artikel 25

Indien de in artikel 33 bedoelde opsporingsambtenaren blijkt dat ten aanzien van een motorrijtuig, waarvoor een vergunningsbewijs is uitgereikt als bedoeld in artikel 1, niet wordt voldaan aan de bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgestelde voorschriften als bedoeld in artikel 19 onder a en d of artikel 20 onder a en b, zijn zij bevoegd dat motorrijtuig nadat gelegenheid is gegeven de inzittenden naar hun bestemming te vervoeren ter bewaring bij het politiebureau te plaatsen. Het motorrijtuig wordt vrijgegeven zodra aan bedoelde eisen is voldaan.

IV. DE RIJVERGUNNING

Artikel 26

  • 1. Het is de bestuurder van een autobus, taxi of toerwagen verboden als zodanig op te treden zonder een geldige, te zijnen name gestelde schriftelijke rijvergunning, afgegeven door of namens het Plaatselijk Hoofd van Politie, bij zich te hebben.

  • 2. De vorm en de inhoud van de rijvergunning, de geldigheidsduur, het tijdstip en de wijze van vernieuwing en inlevering worden geregeld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. De bestuurder is verplicht de rijvergunning op eerste vordering van de in artikel 33 bedoelde opsporingsambtenaren ter inzage af te geven.

Artikel 27

De rijvergunning wordt slechts afgegeven, indien de aanvrager:

  • a.

    in het bezit is van een geldig rijbewijs;

  • b.

    de leeftijd van 25 jaren, doch niet die van 65 jaren heeft bereikt;

  • c.

    van goed zedelijk gedrag is;

  • d.

    bij een door of vanwege de chef van de Geneeskundige Dienst ingesteld geneeskundig onderzoek geschikt is gebleken tot het besturen van een motorrijtuig van de soort als waarvoor de vergunning wordt gevraagd;

  • e.

    bij een vanwege het Plaatselijk Hoofd van Politie ingesteld onderzoek blijk heeft gegeven voldoende op de hoogte te zijn met de bepalingen van deze eilandsverordening en de ter uitvoering daarvan vastgestelde eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, voor zover die van toepassing zijn op een motorrijtuig van de soort als waarvoor de vergunning wordt gevraagd.

Artikel 28

De rijvergunning kan bij met redenen omklede beschikking van het Plaatselijk Hoofd van Politie in het belang van de openbare orde, veiligheid of goede zeden worden geweigerd.

Op gelijke wijze kan de rijvergunning mede worden geweigerd indien de aanvrager zich binnen een tijdsverloop van drie jaren onmiddellijk voor de aanvrage heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit op grond waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd.

Artikel 29

De rijvergunning kan bij met redenen omklede beschikking van het Plaatselijk Hoofd van Politie in het belang van de openbare orde, veiligheid of goede zeden blijvend of voor een in de beschikking te bepalen termijn worden ingetrokken. Op gelijke wijze kan de rijvergunning blijvend of voor een in de beschikking te bepalen termijn worden ingetrokken, indien de houder zich schuldig maakt aan een strafbaar feit op grond waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen kan worden ontzegd, of gedurende twaalf achtereenvolgende maanden driemaal onherroepelijk is veroordeeld of vrijwillig heeft voldaan aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, terzake van overschrijding van de maximum snelheid of het op zodanige wijze rijden, dat hij daardoor gevaar voor anderen heeft doen ontstaan.

Artikel 30

De vergunning vervalt van rechtswege:

  • a.

    indien de houder de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd, danwel zijn rijbewijs wordt ingetrokken;

  • b.

    indien de houder onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar.

V. STRAF- OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 31

  • 1. Overtredingen van of handelen in strijd met het bepaalde in artikel 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste een duizend gulden.

  • 2. Overtredingen van of handelen in strijd met het bepaalde in artikelen 21, 23, 24 en 26 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.

  • 3. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, wordt hij gestraft met hechtenis of geldboete tot het dubbele van het voor elk gestelde maximum.

  • 4. Op overtreding van of handelen in strijd met het bepaalde in een eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld krachtens de artikelen 19 en 20, kan daarbij de straf worden gesteld, doch geen andere of hogere dan hechtenis van ten hoogste dertig dagen of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden. Daarbij kan worden bepaald dat, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding, onherroepelijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 7 [bedoeld zal zijn: artikel 76] van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, hechtenis of geldboete tot het dubbele van het voor elk gestelde maximum kan worden opgelegd.

Artikel 32

De feiten, bij deze eilandsverordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 33

Met de opsporing van de feiten, bij deze eilandsverordening strafbaar gesteld, zijn belast de in artikel 8 van het Wetboek van Strafverordening van de Nederlandse Antillen aangewezen personen.

Artikel 34

  • 1. Hij, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze eilandsverordening als beroep, nevenberoep, bedrijf of nevenbedrijf met een motorrijtuig tegen vergoeding personen vervoert of doet vervoeren of motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, zonder bestuurder verhuurt, dan wel als bestuurder van een autobus, taxi of toerwagen optreedt, kan de daartoe naar de onderscheiding van de artikelen 3 en 26 vereiste vergunning bij het Bestuurscollege, onderscheidenlijk het Plaatselijk Hoofd van Politie aanvragen binnen een maand na dat tijdstip. Gedurende deze termijn en zolang op zijn verzoek niet is beslist kan hij, die in vorenbedoelde zin personen vervoert of doet vervoeren, motorrijtuigen zonder bestuurder verhuurt of als bestuurder optreedt, dit zonder vergunning doen, indien een vergunning daartoe krachtens de “Eilandsverordening inzake Autobusdiensten 1955“ en de ”Eilandsverordening inzake Huurautodiensten 1955” niet vereist was.

  • 2. De vergunningen, verleend krachtens de “Eilandsverordening inzake Autobusdiensten 1955” of de “Eilandsverordening inzake Huurautodiensten 1955”, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van deze eilandsverordening van kracht zijn, blijven van kracht tot drie maanden na dat tijdstip, tenzij zij eerder zijn vervangen door een vergunning krachtens deze eilandsverordening, dan wel eerder zijn vervallen of blijvend ingetrokken. Zolang een vergunning als vorenbedoeld nog van kracht is, blijven daarop de bij of krachtens de “Eilandsverordening inzake Autobusdiensten 1955” en de Eilandsverordening inzake “Huurautodiensten 1955” vastgestelde bepalingen onverminderd van toepassing.

Artikel 35

  • 1. Deze eilandsverordening treedt in werking op een door het bestuurscollege te bepalen tijdstip.

  • 2. Met ingang van de eerste dag van de vierde maand na dat tijdstip vervallen de ‘Eilandsverordening Autobusdiensten 1955” en de “Eilandsverordening Huurautodiensten 1955”.

Artikel 36

Deze eilandsverordening kan worden aangehaald als “Eilandsverordening Personenvervoer Sint Eustatius”.