LANDSVERORDENING houdende voorschriften met betrekking tot het verlenen van vrijstelling van belastingen voor industrievestiging en hotelbouw

Geldend van 30-04-2016 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende voorschriften met betrekking tot het verlenen van vrijstelling van belastingen voor industrievestiging en hotelbouw

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Onder "bedrijf" wordt voor de toepassing van deze landsverordening verstaan:

    • a.

      een onderneming, niet zijnde een onderneming tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf en ontspanning dan wel een industrie in de zin van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen:

      • 1°.

        waarvan verwacht kan worden dat zij zal bijdragen tot verbreding van de economische basis van Sint Maarten;

      • 2°.

        waarvan de oprichting een investering vergt van tenminste NAƒ 250.000,-; en

      • 3°.

        die aan tenminste vijf in Sint Maarten geboren Nederlanders blijvend werk zal verschaffen.

    • b.

      een onderneming tot exploitatie van hotels of andere gelegenheden tot verblijf en ontspanning, die gericht is op de bevordering van het vreemdelingenbezoek aan Sint Maarten, waarvan verwacht kan worden dat zij zal bijdragen tot verbreding van de economische basis van Sint Maarten, en waarvan de bouw en eerste inrichting een investering vergt van ten minste NAƒ 1.000.000,-.

  • 2. Onder bouw en eerste inrichting als bedoeld in het vorige lid, onder b, wordt mede begrepen uitbreiding.

  • 3. De bedragen genoemd in dit artikel dienen binnen twee jaren na dagtekening van het landsbesluit, bedoeld in artikel 5, te worden besteed. In bijzondere gevallen kan van het gestelde in voorgaande volzin worden afgeweken.

  • 4. Als onderneming, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt slechts beschouwd een onderneming die toebehoort aan een in Sint Maarten opgerichte naamloze vennootschap.

  • 5. [vervallen]

  • 6. De Minister van Financiën, hierna te noemen: de minister, kan op grond van bijzondere omstandigheden van het minimum aantal werknemers genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 3°, afwijken.

Artikel 2

  • 1. Krachtens deze landsverordening kan vrijstelling worden verleend van:

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      de grondbelasting op de bedrijfspanden van een bedrijf op de voet van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Grondbelastingverordening;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      de winstbelasting op de voet van artikel 15, tweede lid, van de Landsverordening op de winstbelasting, met dien verstande dat ter zake van winstbelasting een verminderd tarief als bedoeld in het vijfde lid van het genoemde artikel, wordt geheven, welk tarief met inbegrip van opcenten tenminste 2% over de gerealiseerde winst bedraagt.

  • 2. [vervallen]

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

  • 5. [vervallen]

Artikel 3

  • 1. De vrijstelling van belasting kan worden verleend voor een tijdvak van ten hoogste 11 jaar.

  • 2. In het in artikel 5 bedoelde landsbesluit kan, in afwijking van de bepalingen van deze landsverordening, worden bepaald dat:

    • a.

      de vrijstelling beperkt zal zijn tot daarin aangegeven percentages;

    • b.

      de vrijstelling een of meer van de in artikel 2 genoemde belastingen zal omvatten;

    • c.

      de duur van de vrijstelling, met inachtneming van het gestelde in het eerste lid van dit artikel, voor de verschillende belastingen verschillend zal zijn.

  • 3. De vrijstelling ten behoeve van een uitbreiding als bedoeld in artikel 1, tweede lid, betreft slechts de uitbreiding.

Artikel 4

  • 1. De minister verklaart of de in het verzoekschrift bedoelde onderneming als een bedrijf in de zin van deze landsverordening kan worden aangemerkt.

  • 2. Het verzoek om belastingvrijstelling wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier.

  • 3. De belanghebbende is verplicht alle inlichtingen, noodzakelijk voor de beoordeling van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, te verschaffen.

Artikel 5

De verklaring, in het voorgaande artikel bedoeld, geschiedt bij landsbesluit.

Artikel 6

  • 1. Het in het vorig artikel bedoelde landsbesluit kan na de belanghebbende te hebben gehoord, worden ingetrokken indien blijkt, dat:

    • a.

      door of namens de belanghebbende onjuiste gegevens werden verstrekt, welke van invloed waren op de totstandkoming van het landsbesluit;

    • b.

      door of namens de belanghebbende is gehandeld in strijd met de bepalingen van de landsverordening;

    • c.

      door of namens de belanghebbende is gehandeld in strijd met de bepalingen van de Landsverordening op de inkomstenbelasting, de Landsverordening op de winstbelasting of de Landsverordening op de loonbelasting;

    • d.

      het bedrijf is gestaakt dan wel zodanig van aard is veranderd dat het niet meer voldoet aan de begripsbepalingen van artikel 1.

  • 2. Intrekking op grond van het in het eerste lid, onder a gestelde, geschiedt met terugwerkende kracht tot en met de dag van de vaststelling van het landsbesluit. Intrekking op grond van het in het eerste lid, onder b en c gestelde, kan met terugwerkende kracht uiterlijk tot en met de dag van de vaststelling van het landsbesluit geschieden.

Artikel 7

  • 1. Indien een onderneming, ten aanzien waarvan is verklaard dat zij als een bedrijf in de zin van deze landsverordening moet worden aangemerkt, door een andere hier te lande opgerichte naamloze of besloten vennootschap dan die welke in het betreffende landsbesluit wordt genoemd, wordt overgenomen en voortgezet, wordt het landsbesluit op verzoek van de meest gerede partij dienovereenkomstig gewijzigd.

  • 2. Voor de toepassing van deze landsverordening treedt de latere rechthebbende in de plaats van de vorige rechthebbende.

HOOFDSTUK II Vrijstelling van invoerrecht

Artikel 8

  • [vervallen]

Artikel 9

[vervallen]

HOOFDSTUK III Vrijstelling van grondbelasting

Artikel 10

Op de onroerende zaken en de rechten waaraan deze zijn onderworpen, deel uitmakende van een bedrijf wordt gedurende tien jaar geen grondbelasting geheven na aanvang van de belastingplichtigheid.

HOOFDSTUK IV Vrijstelling van gebruiksbelasting

Artikel 11

[vervallen]

HOOFDSTUK V Vrijstelling van de winstbelasting

Artikel 12

De vrijstelling van winstbelasting op de wijze als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d wordt toegepast op de winst, door een naamloze vennootschap met een bedrijf behaald in het boekjaar waarin de bedrijfsinrichting in gebruik gesteld is en ten hoogste de tien daarop volgende boekjaren.

HOOFDSTUK VI Vrijstelling van de inkomstenbelasting op winstuitkeringen

Artikel 13

De dividenden en andere winstuitkeringen aan aandeelhouders en houders van andere op een deel van de winst rechtgevende bewijzen, waarvan ten genoegen van de Inspecteur der Belastingen, wordt aangetoond, dat zij geheel afkomstig zijn van de winsten van naamloze vennootschappen, die onderworpen zijn aan het in artikel 2, eerste lid, onder d, genoemde verminderde tarief zijn, mits uitgedeeld binnen twee jaar na afloop van het boekjaar waarin de winst is gemaakt, vrijgesteld van inkomstenbelasting op de voet van de Landsverordening op de inkomstenbelasting. Zij worden bij de berekening van het bedrag van de belasting geheel buiten beschouwing gelaten.

HOOFDSTUK VIa Beroeps-, verbod- en strafbepalingen

Artikel 13a

Tegen de beslissing, bedoeld in artikel 13b, tweede lid, kan de belanghebbende binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van die beslissing beroep instellen bij het Gerecht, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.

HOOFDSTUK VIb Bezwaar tegen de beslissing

Artikel 13b

  • 1. De belanghebbende die bezwaar heeft tegen de beslissing op zijn verzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, kan binnen twee maanden na dagtekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de minister.

  • 2. De minister beslist op het bezwaarschrift binnen drie maanden na de datum van indiening. De beslissing is met redenen omkleed.

  • 3. [vervallen]

HOOFDSTUK VIc Toezicht en strafbepalingen

Artikel 13c

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 14

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken, waarvan het gevolg zou kunnen zijn dat vrijstelling zou worden verleend zonder dat daarop aanspraak bestaat;

    • b.

      aan goederen een andere bestemming te geven of te doen geven dan met het oog waarop de vrijstelling is verleend;

    • c.

      andere goederen in de plaats te stellen of te doen stellen van die, waarop de vrijstelling betrekking heeft.

  • 2. [vervallen]

Artikel 15

[vervallen]

Artikel 16

Allen die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn of zijn geweest bij de uitvoering van voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in die hoedanigheid bekend is geworden, voor zover zij niet uit hoofde van dat ambt of beroep tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn.

Artikel 17

  • 1. Hij die opzettelijk de bij artikel 16 opgelegde geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Hij aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste categorie.

  • 3. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klacht van hem te wiens aanzien de geheimhouding is geschonden.

Artikel 18

De bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten worden als misdrijven beschouwd.

Artikel 19

  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Belastingdienst. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

HOOFDSTUK VII Slotbepalingen

Artikel 20

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw.

Artikel 21

[regelt de inwerkingtreding]