LANDSVERORDENING van 31 december 1985 houdende regels betreffende de rechterlijke organisatie van de Nederlandse Antillen en Aruba

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING van 31 december 1985 houdende regels betreffende de rechterlijke organisatie van de Nederlandse Antillen en Aruba

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze landsverordening en de daarop berustende nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften wordt onder ”Hof van Justitie” en „Hof” verstaan:

het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, als bedoeld in hoofdstuk VI van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba (P.B. 1985, no. 88, en A.B. 1985, no. 28).

Artikel 2

  • 1. De rechtsmacht in burgerlijke zaken omvat de kennisneming van alle geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.

  • 2. De rechtsmacht in strafzaken omvat de berechting van strafbare feiten en de kennisneming van alle rechtshandelingen, die krachtens de wettelijke bepalingen van strafvordering worden ingesteld.

  • 3. De rechtsmacht in burgerlijke zaken en in strafzaken wordt, tenzij bij wettelijke regeling een andere rechter is aangewezen, uitgeoefend door de gerechten in eerste aanleg en door het Hof van Justitie. In wettelijk bepaalde gevallen kunnen een of meer bijzondere rechters in deze rechterlijke colleges mede zitting hebben.

  • 4. De rechtsmacht in andere dan burgerlijke en strafzaken kan, onverminderd het bepaalde in artikel 42 van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, bij wettelijke regeling worden opgedragen aan de in het vorige lid bedoelde rechterlijke colleges, waarin bijzondere rechters mede zitting kunnen hebben, of aan bijzondere rechtscolleges, waarin leden van die rechterlijke colleges mede zitting hebben.

HOOFDSTUK II Het openbaar ministerie

Artikel 3

Het openbaar ministerie is in het bijzonder belast met de handhaving van de wettelijke regelingen, met de vervolging van strafbare feiten, met het doen uitvoeren van vonnissen en beschikkingen in strafzaken, en met het toezicht op de naleving van de rechterlijke beslissingen in tuchtzaken.

Artikel 4

  • 1. Het openbaar ministerie bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en bij dat van Aruba wordt uitgeoefend door de officier van Justitie, die als hoofd van het parket bij dat gerecht wordt benoemd. Hij kan worden bijgestaan door een of meer officieren van justitie, substituut-officieren van justitie en plaatsvervangende officieren van justitie. Zij allen zijn in de uitoefening van hun functie op gelijke wijze lid van het openbaar ministerie.

  • 2. De officier van justitie, hoofd van het parket, is in zijn ambtsbetrekking ondergeschikt aan de procureur-generaal van het land, waarin hij is benoemd. De officieren van justitie, de substituut-officieren van justitie en de plaatsvervangende officieren van justitie zijn in hun ambtsbetrekking ondergeschikt aan het hoofd van het parket, waarbij zij zijn geplaatst.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid van de officier van justitie, hoofd van het parket, wordt zijn functie waargenomen door een ander lid van het openbaar ministerie bij dat parket. Daarbij gaat de in rang hogere voor de in rang lagere, en de eerder in een rang benoemde voor de later in die rang benoemde. Bij landsbesluit kan op andere wijze in de waarneming worden voorzien.

  • 4. De officier van justitie, hoofd van het parket bij het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, heeft Curaçao als standplaats. Hij en de overige leden van zijn parket zijn tot het uitoefenen van het openbaar ministerie bevoegd in de gehele Nederlandse Antillen.

  • 5. Bij landsbesluit kunnen op voorstel van de procureur-generaal een of meer personen worden aangewezen tot plaatsvervangend officier van justitie, die uitsluitend bevoegd zijn in het eilandgebied, waartoe de aanwijzing is beperkt. Hen kan tevens een vergoeding worden toegekend.

  • 6. De leden van het openbaar ministerie bij de gerechten in eerste aanleg worden bij landsbesluit van het land, waarin het gerecht is gevestigd, op voorstel van de procureur-generaal benoemd en ontslagen. Op hun rechtspositie zijn de in dat land geldende ambtenarenregelingen van toepassing.

Artikel 5

  • 1. Het openbaar ministerie bij het Hof van Justitie wordt uitgeoefend door of namens de procureurs-generaal van de Nederlandse Antillen en Aruba.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 65, vierde lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba wordt de procureur-generaal bij verhindering of afwezigheid vervangen door de advocaat-generaal. Bij verhindering of afwezigheid van de advocaat-generaal of in geval niet in die functie mocht zijn voorzien, kan de procureur-generaal zich doen vervangen door de officier van justitie, hoofd van het parket bij het gerecht in eerste aanleg, of diens plaatsvervanger, die alsdan als waarnemend procureur-generaal optreedt.

  • 3. De advocaat-generaal wordt op een daartoe strekkend voorstel van het Hof van Justitie bij landsbesluit benoemd en ontslagen. Zijn rechtspositie wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 63, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, beheerst door de voor ambtenaren geldende regelingen.

Artikel 5a

  • 1. Bij ontslag van de procureur-generaal op een der gronden, als genoemd in artikel 54, eerste lid, juncto artikel 63, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, vindt het bepaalde in het tweede en derde lid van artikel 54 overeenkomstige toepassing.

  • 2. Wanneer de Gouverneur oordeelt, dat een reden tot ontslag van de procureur-generaal is gelegen in gebleken ongeschiktheid voor diens functie, anders dan uit hoofde van ziekte of gebreken, beveelt hij, na de Raad van Advies te hebben gehoord en met toezending van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, de Koning het ontslag aan.

  • 3. Van zijn aanbeveling geeft de Gouverneur onmiddellijk kennis aan de procureur-generaal en stelt hem in de gelegenheid een verweerschrift bij de stukken te voegen.

  • 4. De procureur-generaal kan op zijn verzoek tevens in de gelegenheid worden gesteld zijn verweerschrift in Nederland persoonlijk toe te lichten, waartoe hem een verloftraktement en vrije overtocht worden toegekend.

  • 5. De Koning beslist over het ontslag.

  • 6. De Gouverneur is bevoegd, de Raad van Advies gehoord, en onder voorbehoud van bekrachtiging door de Koning, de procureur-generaal in afwachting van ’s Konings beslissing te schorsen en, onverminderd het bepaalde in artikel 65, vierde lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, in de waarneming van het ambt tijdelijk te voorzien. De Gouverneur geeft van zijn beslissing tot schorsing terstond kennis aan de Koning.

  • 7. Indien binnen dertig dagen na de ontvangst van het bericht van de Gouverneur door de Koning geen besluit tot stand gekomen is om de schorsing te vernietigen, wordt zij geacht te zijn bekrachtigd. Indien de schorsing wordt vernietigd, wordt zij geacht nooit te zijn opgelegd.

  • 8. De procureur-generaal kan tegen een beslissing van de Gouverneur om zijn ontslag op in het tweede lid bedoelde grond aan de Koning aan te bevelen of tegen ’s Konings besluit om hem op die grond te ontslaan bezwaar maken door middel van een bezwaarschrift, binnen dertig dagen nadat hem de beslissing is meegedeeld in te dienen. Over het bezwaarschrift oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken. Het bezwaar heeft schorsende kracht met betrekking tot ’s Konings besluit, doch niet met betrekking tot de in het tweede en zesde lid bedoelde beslissingen van de Gouverneur en tot de in het zesde lid bedoelde bekrachtiging door de Koning.

  • 9. Indien de procureur-generaal tegen de beslissing van de Gouverneur om zijn ontslag aan de Koning aan te bevelen bezwaar gemaakt heeft, wordt het ontslag eerst verleend of een hem opgelegde schorsing eerst bekrachtigd na de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard onherroepelijk geworden is, en loopt de in het zevende lid bedoelde termijn vanaf die dag.

  • 10. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder d, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (P.B. 1951, no. 134), zoals gewijzigd, vindt op de procureur-generaal, indien hij een bezwaarschrift als bedoeld in het achtste lid indient of heeft ingediend, de Regeling Ambtenarenrechtspraak zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

  • 11. De procureur-generaal geniet gedurende de schorsing zijn volle bezoldiging.

Artikel 6

  • 1. De procureur-generaal bij het Hof van Justitie en de overige leden van het openbaar ministerie in de beide landen moeten bij hun benoeming aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen of aan een Nederlandse universiteit of hogeschool in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs hebben verkregen, hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid, hetzij de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of deze hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het burgerlijk en handelsrecht en strafrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland, alsmede in een van de drie volgende vakken: het staatsrecht, administratiefrecht of belastingrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland.

  • 2. De procureurs-generaal en de advocaten-generaal moeten bij hun benoeming tevens de volle ouderdom van dertig jaren hebben bereikt.

  • 3. Voor de benoembaarheid van de in artikel 4, vijfde lid, bedoelde plaatsvervangende officieren van justitie kan worden afgeweken van de in het eerste lid gestelde vereisten.

HOOFDSTUK III De gerechten in eerste aanleg

Artikel 7

  • 1. Er is een Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en een Gerecht in eerste aanleg van Aruba.

  • 2. Het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen is gevestigd op Curaçao. Het rechtsgebied strekt zich uit over alle eilandgebieden, die tot de Nederlandse Antillen behoren.

  • 3. De zittingsplaatsen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen zijn onderscheidenlijk Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten.

  • 4. Voor de aanwijzing van de zittingsplaats, waar een zaak aanhangig gemaakt of een verzoek ingediend moet worden, wordt elk eilandgebied als een afzonderlijk rechtsgebied van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen beschouwd.

Artikel 8

  • 1. Het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en dat van Aruba wordt, behoudens de gevallen waarin bij wettelijke regeling behandeling door een meervoudige kamer is voorgeschreven, gevormd door een alleensprekende rechter. Als zodanig treden op de leden van het Hof van Justitie.

  • 2. Behalve de leden kunnen ook de plaatsvervangende leden van het Hof door de president worden aangewezen al rechter in eerste aanleg of als diens plaatsvervanger.

  • 3. Tevens kunnen als rechter in eerste aanleg optreden rechters-plaatsvervanger, die geen lid of plaatsvervangend lid van het Hof zijn. De president bepaalt hun aantal voor elk eilandgebied van de Nederlandse Antillen. Zij kunnen slechts als plaatsvervanger optreden in het eilandgebied, waarvoor zij zijn benoemd.

  • 4. Voor de benoembaarheid van rechters-plaatsvervanger in eerste aanleg, die niet tevens lid of plaatsvervangend lid van het Hof zijn, vinden de vereisten, als bedoeld in artikel 14, derde lid, geen overeenkomstige toepassing. Voor hen geldt echter wel, dat zij bij hun benoeming de volle ouderdom van dertig jaren moeten hebben bereikt. Zij kunnen alleen op een daartoe strekkend voorstel van het Hof worden benoemd en ontslagen. Het ontslag kan alleen worden verleend op de gronden, als vermeld in de artikelen 54, eerste lid, en 56, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba.

Artikel 9

De werkzaamheden als rechter in eerste aanleg worden door de president van het Hof onder de leden, de plaatsvervangende leden en de rechters-plaatsvervanger verdeeld.

Artikel 10

De rechter in eerste aanleg neemt, behoudens hoger beroep, kennis van alle burgerlijke zaken, waarvan de kennisneming niet aan een andere rechter is opgedragen.

Artikel 11

  • 1 Partijen, bevoegd tot het aangaan van dading of compromis, kunnen de beslissing van de daarvoor vatbare geschillen opdragen aan de rechter in eerste aanleg. Binnen de Nederlandse Antillen is de zittingsplaats overgelaten aan de keuze van partijen.

  • 2. De rechter in eerste aanleg is verplicht aan die opdracht te voldoen.

  • 3. Partijen, tot het aangaan van dading of compromis bevoegd, kunnen afstand doen van het recht om van de vonnissen van de rechter in eerste aanleg beroep in te stellen.

Artikel 12

  • 1. De rechter in eerste aanleg vonnist, behoudens hoger beroep, over alle strafbare feiten, waarvan de kennisneming niet aan een andere rechter is opgedragen.

  • 2. Over de burgerlijke vordering tot vergoeding van kosten en schaden, mits vijftienhonderd gulden niet te boven gaande, ingesteld door de beledigde partij, die zich in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, doet de rechter in eerste aanleg gelijktijdig met de strafzaak uitspraak.

HOOFDSTUK IV Het Hof van Justitie

Artikel 13

  • 1. Het Hof van Justitie is gevestigd in de Nederlandse Antillen, op Curaçao.

  • 2. Het houdt zitting zowel in de Nederlandse Antillen als in Aruba, en kan zitting houden in elk eilandgebied van de Nederlandse Antillen.

Artikel 14

  • 1. Het Hof is samengesteld uit een president, die tevens lid is, leden en plaatsvervangende leden. Hun aantal wordt bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, door de Nederlandse Antillen en Aruba gelijkluidend vast te stellen, bepaald.

  • 2. Wanneer aan de president of een lid verlof en in aansluiting daarop buitengewoon verlof of eervol ontslag is verleend, kan een nieuwe president of een nieuw lid, in afwijking van het in het vorige lid bedoelde landsbesluit, terstond worden benoemd.

  • 3. De president, de overige leden en de plaatsvervangende leden van het Hof moeten bij hun benoeming de volle ouderdom van dertig jaren hebben bereikt en aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen of aan een Nederlandse universiteit of hogeschool in de zin van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs hebben verkregen, hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid, hetzij de hoedanigheid van meester in de rechten, mits deze graad of deze hoedanigheid verkregen is op grond van het afleggen van een examen in het burgerlijk en handelsrecht en strafrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland, alsmede in een van de drie volgende vakken: het staatsrecht, administratiefrecht of belastingrecht van de Nederlandse Antillen of van Nederland.

Artikel 15

  • 1. De president van het Hof bepaalt op welke wijze de werkzaamheden van het Hof onder de leden en de plaatsvervangende leden worden verdeeld.

  • 2. Bij verhindering of afwezigheid wordt de president vervangen door een door hem aangewezen lid van het Hof.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid ook van deze wordt de president vervangen door het oudst aanwezige lid, naar rang van benoeming.

Artikel 16

  • 1. Het Hof neemt in eerste aanleg kennis van die zaken, waarvan de berechting bij wettelijke regeling uitdrukkelijk aan het Hof is opgedragen.

  • 2. Het Hof is, wanneer aan zijn kennisneming een eis in reconventie wordt onderworpen, tot de kennisneming bevoegd.

Artikel 17

Het Hof neemt kennis van het hoger beroep van alle daarvoor vatbare vonnissen en beschikkingen, door de gerechten in eerste aanleg gewezen

Artikel 18

  • 1. Het Hof is belast met het toezicht op de geregelde afdoening van alle rechtsgedingen en de behoorlijke vervolging van strafbare feiten.

  • 2. Het Hof neemt tevens kennis van alle jurisdictiegeschillen, die bij of tussen de gerechten in eerste aanleg zijn ontstaan.

Artikel 19

Het staat aan partijen, bevoegd tot het aangaan van dading of compromis, vrij de geschillen, die daarvoor vatbaar zijn, bij prorogatie ter kennis van het Hof te brengen.

Artikel 20

  • 1. Het Hof vonnist in alle zaken, op straffe van nietigheid, met drie rechters, daaronder mede begrepen de bijzondere rechters, die tot de behandeling in hoger beroep bij wettelijke regeling zijn aangewezen.

  • 2. Eveneens op straffe van nietigheid mogen de rechters, die in eerste aanleg van een zaak kennis hebben genomen, niet aan de behandeling van die zaak door het Hof deelnemen.

  • 3. De president is bevoegd om, indien hij het voor de behandeling van een zaak nodig acht, een of meer rechters boven het bepaalde getal als bijzittende rechters aan te wijzen. Zij zijn bij de behandeling van de zaak tegenwoordig, doch werken niet mee tot het wijzen van het vonnis dan ter vervanging van de rechters, het gewone aantal uitmakende, die verhinderd zijn daaraan deel te nemen. De president wijst de rechters aan, die in de vervanging voorzien. Van dit alles wordt in het audientieblad of het proces-verbaal van de terechtzitting melding gemaakt.

Artikel 21

  • 1. Bij de beraadslaging over rechtszaken brengen eerst de rechters, van de jongstbenoemde tot de oudste, en de voorzitter als laatste hun gevoelen uit.

  • 2. In diezelfde orde heeft, zo nodig, de stemming plaats. Er wordt beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 3. Een rechter, die niet bij de beraadslaging aanwezig kan zijn, kan zijn gevoelen niet schriftelijk kenbaar maken of door een van zijn mederechters doen voordragen.

HOOFDSTUK V De griffie

Artikel 22

  • 1. Aan het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen en dat van Aruba is een griffier verbonden. Deze kan door een of meer substituut-griffiers worden bijgestaan.

  • 2. In geval van verhindering of afwezigheid van een griffier of een substituut-griffier wordt diens functie waargenomen door een of meer ambtenaren, daartoe door de president van het Hof van Justitie aangewezen.

  • 3. Als griffier van een gerecht in eerste aanleg kunnen ook de substituut-griffiers van het Hof optreden.

  • 4. De griffiers en substituut-griffiers van de gerechten in eerste aanleg worden bij landsbesluit van het land, waarin het gerecht is gevestigd, benoemd en ontslagen. Op hun rechtspositie zijn de in dat land geldende ambtenarenregelingen van toepassing.

Artikel 23

  • 1. Aan het Hof van Justitie is een griffier verbonden, die door een of meer substituut-griffiers kan worden bijgestaan.

  • 2. De substituut-griffiers van het Hof worden benoemd en ontslagen bij landsbesluit van het land, waarin zij hun woonplaats hebben. Hun rechtspositie wordt beheerst door de in het land geldende ambtenarenregelingen.

  • 3. De rechtspositie van de griffier van het Hof wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 47 van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, beheerst door de in de Nederlandse Antillen geldende ambtenarenregelingen.

Artikel 24

In geval van verhindering of afwezigheid wordt de griffier van het Hof vervangen door een substituut-griffier van het Hof volgens de rang van benoeming en, bij verhindering of afwezigheid van alle substituut-griffiers, door de griffier of een substituut-griffier van een gerecht in eerste aanleg of door een ambtenaar, daartoe door de president van het Hof aangewezen.

Artikel 25

Voor de griffier van het Hof gelden dezelfde benoembaarheidseisen, als bedoeld in artikel 14, derde lid.

Artikel 26

De griffiers van de gerechten in eerste aanleg en de substituut-griffiers van het Hof zijn in hun ambtsbetrekking aan de griffier van het Hof ondergeschikt. Deze kan zo nodig als griffier van een gerecht in eerste aanleg optreden.

Artikel 27

De griffiers zijn verplicht naar vermogen en kosteloos aan de belanghebbenden alle inlichtingen te verschaffen, die zij voor het aanhangig maken en de behandeling van hun zaken behoeven.

HOOFDSTUK VI Rechterlijke ambtenaren in opleiding

Artikel 28

  • 1. Personen, die de graad of hoedanigheid bezitten, als bedoeld in artikel 14, derde lid, kunnen worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar in opleiding.

  • 2. Bij landsbesluit houdende algemene maatregelen, door de Nederlandse Antillen en Aruba gelijkluidend vast te stellen, worden voorschriften gegeven met betrekking tot de selectie, de aanstelling, de opleiding en andere aangelegenheden, die de rechtspositie van de rechterlijke ambtenaren in opleiding betreffen.

HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen

§ 1. Onverenigbaarheid van functies

Artikel 29

  • 1. De leden van het Hof van Justitie en de procureurs-generaal bij het Hof mogen niet tevens zijn advocaat of notaris dan wel enig ander ambt of functie als hoofdbetrekking bekleden.

  • 2. In geval van twijfel of een werkzaamheid als hoofdbetrekking kan worden aangemerkt, dan wel of een functie, die niet als hoofdbetrekking kan worden aangemerkt, met het rechterlijk ambt verenigbaar is, zal door of vanwege de Koning worden beslist.

Artikel 30

Degene, die een functie vervult waardoor afbreuk zou kunnen worden gedaan aan zijn onpartijdigheid in een bepaalde zaak, mag niet als rechter aan de beslissing in die zaak meewerken.

Artikel 31

  • Echtgenoten, bloedverwanten of aangehuwden tot en met de derde graad mogen tegelijk geen ambtsbetrekkingen in of bij het Hof van Justitie of de gerechten in eerste aanleg van dezelfde zittingsplaats bekleden. Ten aanzien van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen kan hiervan worden afgeweken wat de functie van griffier of van substituut-griffier betreft, indien haar waarneming is of wordt opgedragen aan een persoon, die een andere betrekking bekleedt, welke hij tesamen met het griffiersambt heeft te vervullen.

  • 2. Indien het huwelijk eerst mocht worden aangegaan na de benoeming, zal de jongstbenoemde zijn ambt niet kunnen behouden.

  • 3. Indien de zwagerschap eerst mocht zijn ontstaan na de benoeming, zal degene, die haar veroorzaakte, zijn ambt niet kunnen behouden, behoudens door of vanwege de Koning te verlenen ontheffing. In geval de benoeming niet door de Koning is geschied, wordt de ontheffing door de benoemende instantie verleend.

  • 4. De zwagerschap houdt op door de ontbinding van het huwelijk, dat haar veroorzaakte.

  • 5. Degene, die ingevolge het tweede en derde lid zijn ambt niet kan behouden, legt zijn ambt neer.

  • 6. De president van het Hof draagt er zorg voor, dat aangehuwden, wie ingevolge het derde lid ontheffing is verleend, zo min mogelijk als rechter of als vertegenwoordiger van het openbaar ministerie tesamen zitting hebben bij de behandeling van dezelfde zaak.

§ 2. Ambtelijke verplichtingen

Artikel 32

Geen rechter mag zich, rechtstreeks of zijdelings, over voor hem aanhangige geschillen of over zodanige, waarvan hij weet of vermoedt dat zij voor hem aanhangig zullen worden, in enig afzonderlijk onderhoud inlaten met partijen, haar advocaten of gemachtigden, noch van hen enige bijzondere inlichting of schriftelijk stuk aannemen.

Artikel 33

  • 1. Elke rechter is verplicht het geheim te bewaren omtrent de gevoelens, die in raadkamer over aldaar behandelde rechtszaken zijn geuit.

  • 2. Hij is daartoe evenzeer verplicht omtrent alle onderwerpen, waarvan de geheime behandeling in raadkamer besloten is of waarvan de geheimhouding bij wettelijke regeling is opgelegd.

Artikel 34

  • 1. Het Hof van Justitie, de gerechten in eerste aanleg en het openbaar ministerie zijn verplicht bericht en advies te geven, wanneer dit hun door de Gouverneur van een der beide landen wordt gevraagd.

  • 2. Wanneer echter de zaak, waaromtrent bericht en advies zijn gevraagd, aan de rechterlijke beslissing is onderworpen of het te voorzien is, dat dit zal geschieden, is het geven van eenvoudig bericht voldoende.

Artikel 35

  • 1. Het Hof van Justitie, de gerechten in eerste aanleg en het openbaar ministerie zijn onderling verplicht gevolg te geven aan verzoeken om rechtshulp, ook wanneer zij zijn gedaan door rechterlijke colleges of het openbaar ministerie in Nederland. Dezelfde verplichting bestaat over en weer tussen de leden van het openbaar ministerie van de Nederlandse Antillen en van Aruba.

  • 2. Zij voldoen aan soortgelijke verzoeken van vreemde colleges of ambtenaren. Zij zijn bevoegd die ook tot hen te richten.

Artikel 36

De leden van het Hof van Justitie hebben, op aanwijzing van de president, hun vast en voortdurend verblijf in de Nederlandse Antillen, op Curaçao, dan wel in Aruba, behoudens voor de duur van een buitengewoon verlof en in geval de dienst hen verplicht zich voor een bepaalde tijd, onder goedkeuring van de president, van hun woonplaats te verwijderen.

Artikel 37

De president van het Hof van Justitie is bevoegd ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, aan de leden en de plaatsvervangende leden van het Hof, de rechters-plaatsvervanger in eerste aanleg, de griffiers en de substituut-griffiers zowel van het Hof als van de gerechten in eerste aanleg, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtelijke verplichtingen verwaarlozen, of die zich schuldig maken aan de overtredingen, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, onder 4º, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord, de nodige waarschuwing te geven.

§ 3. Buitengewoon verlof

Artikel 38.

  • 1. Aan de leden van het Hof van Justitie kan door de Koning op hun verzoek buitengewoon verlof zonder behoud van bezoldiging worden verleend. De verlening geschiedt voor een daarbij te bepalen periode; hieraan kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2. Over een verzoek, als bedoeld in het vorige lid, wordt niet beslist dan nadat daarover het advies is ingewonnen van:

    • a.

      de Ministeriële Samenwerkingsraad, als bedoeld in de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba;

    • b.

      de president van het Hof met betrekking tot de leden van het Hof;

    • c.

      de president van de Hoge Raad der Nederlanden met betrekking tot de president van het Hof.

  • 3. Het buitengewoon verlof gaat niet in dan na aanvaarding van dit verlof met de daaraan eventueel verbonden voorwaarden door degene, die daarom verzocht.

  • 4. Ten aanzien van hen, die in het genot zijn van buitengewoon verlof, is artikel 29, eerste lid, niet van toepassing.

§ 4. Eedsaflegging

Artikel 39

  • 1. De leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en de leden van het openbaar ministerie leggen, elk naar de wijze van zijn godsdienstige gezindheid, voor het aanvaarden van hun ambt de navolgende eed (belofte) af:

    „Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning(Koningin) en gehoorzaamheid aan de wettelijke regelingen”.

    „Zo waarlijk helpe mij God Almachtig” („Dat beloof ik”).

  • 2. Alvorens tot die eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij de volgende eed (verklaring en belofte) van zuivering af:

    „Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven.

    „Ik zweer (beloof), dat ik nimmer enige giften of geschenken , hoe ook genaamd, zal aannemen of ontvangen van enig persoon, van wie ik weet of vermoed dat hij in enige rechtszaak is of zal worden betrokken, waarin mijn ambtsverrichtingen te pas zouden kunnen komen.”

    „Zo waarlijk helpe mij God Almachtig” („Dat beloof ik”).

  • 3. De eedsaflegging van de leden en de plaatsvervangende leden van het Hof van Justitie geschiedt ten overstaan van een der Gouverneurs van de landen of een door hem aangewezen ambtenaar. De leden van het openbaar ministerie, alsmede de rechters-plaatsvervanger in de gerechten in eerste aanleg die niet tevens lid of plaatsvervangend lid van het Hof zijn, leggen de eed af ten overstaan van de Gouverneur van het land, waarin zij zijn benoemd, of van een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 4. De in het eerste lid bedoelde eed of belofte wordt door de griffiers, de substituut-griffiers of de ambtenaren die hen vervangen, afgelegd ten overstaan van de president van het Hof.

§ 5. Opdracht tot nadere regeling

Artikel 40

Bij landsbesluit houden algemene maatregelen, door de Nederlandse Antillen en Aruba gelijkluidend vast te stellen, worden regels gegeven omtrent:

  • 1.

    de orde van de inwendige dienst bij het Hof van Justitie en de gerechten in eerste aanleg;

  • 2.

    het costuum van de ambtenaren in en bij die rechterlijke colleges;

  • 3.

    de aanstelling en de ambtsuitoefening van deurwaarders;

  • 4.

    de tarieven regelende de justitiekosten, zowel in burgerlijke als in strafzaken, alsmede de beloningen, die terzake van rechtshandelingen worden berekend, en de voorschotten, reis- en verblijfkosten, die in rekening zullen worden gebracht.

HOOFDSTUK VIII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 41

  • 1. Deze landsverordening wordt in het Publicatieblad bekendgemaakt en treedt in werking met ingang van 1 januari 1986, op welk tijdstip het Reglement op de inrichting en de samenstelling van de rechterlijke macht in de Nederlandse Antillen (P.B. 1965, no. 146, zoals gewijzigd) wordt ingetrokken.

  • 2. De nadere regelingen en uitvoeringsvoorschriften, die berusten op het in het vorige lid bedoelde Reglement op de inrichting en de samenstelling van de rechterlijke macht in de Nederlandse Antillen, blijven na 1 januari 1986 van kracht totdat zij door andere regelingen en uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig deze landsverordening zijn vervangen. Zolang en voorzover die regelingen en voorschriften nog niet tot stand zijn gekomen, worden de bestaande bepalingen zoveel mogelijk overeenkomstig deze landsverordening uitgelegd en toegepast.

  • 3. Zolang en voorzover de aanpassingen in de wetgeving, als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba, niet tot stand zijn gekomen, worden de betreffende regelingen zoveel mogelijk in overeenstemming met deze landsverordening uitgelegd en toegepast.

Artikel 42

  • 1. De in deze landsverordening genoemde functies van officier van justitie, hoofd van het parket, van officier van justitie, hoofd van het parket, van officier van justitie en van plaatsvervangend officier van justitie worden met ingang van 1 januari 1986 vervuld door de alsdan in functie zijnde officieren van justitie, respectievelijk substituut-officieren van justitie, respectievelijk dienstdoende ambtenaren van het openbaar ministerie, wier benoeming als zodanig geacht wordt de nieuwe functie-aanduiding mede te omvatten en wier benoeming tevens geacht wordt in overeenstemming met deze landsverordening te hebben plaats gevonden.

  • 2. Met ingang van hetzelfde tijstip worden de rechters-plaatsvervanger in de gerechten in eerste aanleg geacht door de Ministeriële Samenwerkingsraad in overeenstemming met deze landsverordening te zijn benoemd tot rechters-plaatsvervanger in het rechtsgebied van de gerechten in eerste aanleg, waarin zij eerder waren benoemd.

Artikel 43

Met betrekking tot alle rechtshandelingen, waarvan de kennisneming aan de bij deze landsverordening aangewezen rechterlijke organen is opgedragen, en met betrekking tot de bevoegdheid en het rechtsgebied van die rechterlijke organen en het daarbij geaccrediteerde openbaar ministerie, neemt het land Aruba met ingang van 1 januari 1986 de plaats in van het eilandgebied Aruba.

Artikel 44

Met ingang van het tijdstip waarop de Samenwerkingsregeling Nederlandse Antillen en Aruba buiten werking treedt, wordt tenzij op andere wijze rechtsgeldig in de overgang is voorzien – hoofdstuk VI van die regeling (Het rechtswezen en de rechterlijke macht) geacht een integrerend deel uit te maken van deze landsverordening. De op de Samenwerkingsregeling berustende bepalingen worden in dat geval zoveel mogelijk overeenkomstig de staatsregelingen van de landen uitgelegd en toegepast.

Artikel 45

Deze landsverordening kan worden aangehaald als „Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie”.