LANDSVERORDENING houdende voorschriften in het belang van de volksgezondheid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen van schadelijke dieren en planten

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende voorschriften in het belang van de volksgezondheid met betrekking tot bestrijdingsmiddelen van schadelijke dieren en planten.

Artikel 1

Deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan te geven voorschriften verstaan onder:

bestrijdingsmiddelen

:

elke stof of elk mengsel van stoffen, alsmede micro-organismen, bestemd om als zodanig of met andere stoffen gemengd, te worden gebruikt bij:

a.

de bestrijding van onkruid en van ongewenste groei bij planten of delen van planten dan wel bij het doden van loof;

b.

de bestrijding van de verwekkers van planten ziekten;

c.

de bestrijding en afweer van dieren, die schade kunnen aanrichten aan gewassen in land-, tuin- en bosbouw in de ruimste zin;

d.

de bestrijding en afweer van ander gedierte;

e.

de wering van bederf van de voortbrengselen van land-, tuin- en bosbouw in de ruimste zin;

minister

:

de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid;

Inspecteur-Generaal

:

het Hoofd van de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid.

Artikel 2

  • 1. De handel in enig bestrijdingsmiddel is toegestaan, mits door de fabrikant of de importeur ten minste drie maanden te voren van het voornemen daartoe aan de Inspecteur-Generaal schriftelijk kennis is gegeven.

  • 2. Deze kennisgeving moet zijn vergezeld:

    • a.

      van een monster van het betreffende middel, van voldoende grootte om de nodige onderzoekingen te kunnen verrichten;

    • b.

      van een zodanige beschrijving van de aard en samenstelling van het middel, alsmede van een opgave van de te garanderen gehalten aan waardegevende bestanddelen en van zodanige verdere gegevens omtrent deze bestanddelen, dat deze de grondslag kunnen vormen voor een onderzoek van de chemische samenstelling en fysische toestand;

    • c.

      van een opgave van alle bestanddelen, die giftig zijn voor mensen en warmbloedige dieren;

    • d.

      van een opgave van het doel, waarvoor het bestrijdingsmiddel bestemd is, van de toepassingsmogelijkheden en van een nauwkeurige gebruiksaanwijzing, alsmede van de naam of aanduiding, waaronder het middel in de handel zal worden gebracht.

Artikel 3

  • 1. De minister kan bepalen dat op de verpakking van met name of op grond van hun samenstelling algemeen aan te duiden bestrijdingsmiddelen duidelijk moeten worden aangeduid:

    • a.

      de juiste in de scheikunde gebruikelijke naam van het vergif of van het vergiftige bestanddeel, onderscheidenlijk van de vergiftige bestanddelen;

    • b.

      de wijze, waarop nadeel voor de gezondheid van de gebruikers en van anderen kan worden voorkomen;

    • c.

      de voornaamste vergiftigingsverschijnselen.

  • 2. De verpakking van bestrijdingsmiddelen moet deugdelijk zijn.

Artikel 4

De minister kan in het belang van de volksgezondheid de invoer in het vrije verkeer verbieden van met naam of op grond van hun samenstelling algemeen aan te duiden bestrijdingsmiddelen.

Artikel 5

De minister kan in het belang van de volksgezondheid de openlijke aankondiging verbieden van met naam of op grond van hun samenstelling algemeen aan te duiden bestrijdingsmiddelen, indien de invoer daarvan in het vrije verkeer ingevolge het vorige artikel verboden is of indien deze aankondiging een valse of misleidende aanprijzing bevat.

Artikel 6

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen bestrijdingsmiddelen worden aangewezen, waarvan de aankoop en de aanwending door de gebruiker uitsluitend is toegestaan op grond van een door of vanwege de minister verleende vergunning.

  • 2. Aan de in het eerste lid bedoelde vergunning kunnen in het belang van de volksgezondheid de voorwaarden worden verbonden, dat de aanwending geschiedt:

    • a.

      met inachtneming van noodzakelijke maatregelen ter bescherming van mens en dier;

    • b.

      door of onder het toezicht van de door of vanwege de minister aan te wijzen personen.

Artikel 7

  • 1. Door of vanwege de minister kan de in het vorige artikel bedoelde vergunning op met redenen omklede gronden worden geweigerd, gewijzigd en ingetrokken.

  • 2. De belanghebbende kan bij de minister beroep instellen tegen de weigering, wijziging of intrekking van een vergunning.

  • 3. Ingeval beroep wordt ingesteld tegen een beslissing, inhoudende de weigering, wijziging of intrekking van een vergunning, kan de aangevochten beslissing in beroep worden gewijzigd. De gewijzigde beslissing treedt in de plaats van die, waartegen beroep werd ingesteld.

Artikel 8

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren van de Dienst Collectieve Preventie en de Inspectiedienst Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 9

  • 1. Overtreding van de bij of krachtens de artikelen 2 tot en met 6 gestelde voorschriften of voorwaarden wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kunnen de in het eerste lid genoemde straffen worden verdubbeld. Met een vroegere veroordeling wordt gelijkgesteld de vrijwillige voldoening aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld.

  • 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 10

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. [vervallen]