LANDSVERORDENING houdende regels op het gebied van de prijzen van goederen en diensten

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels op het gebied van de prijzen van goederen en diensten

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • -

    minister: Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

  • -

    goederen: roerende zaken in de zin van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    diensten: verrichtingen, welke het voorwerp zijn van overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten of van aanneming van werk, als bedoeld in artikel 1613 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek of van verzekerings- of garantieovereenkomsten.

Artikel 2

  • 1. Indien goederen of diensten worden aangeboden tegen zodanige prijzen, dat het vragen daarvan naar oordeel van de minister in strijd is met of dreigt te geschieden in strijd met het algemeen belang, kan dan wel kunnen bij ministeriële regeling:

    • a.

      het aanbieden, verkopen en verhuren van die goederen dan wel het aanbieden en verrichten van die diensten tegen hogere of lagere dan door de minister aan te geven prijzen worden verboden;

    • b.

      voorschriften worden gegeven betreffende het voeren van een administratie, waaruit de vorming blijkt van de prijzen, waartegen goederen of diensten worden aangeboden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid wordt een verbod als bedoeld in dat lid onder a, voor zover het betrekking heeft op de honoraria, prijzen of tarieven van de diensten, verricht door vrije-beroepsbeoefenaren, vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, na overleg met de organisaties van vrije-beroepsbeoefenaren die daarvoor naar het oordeel van de minister in aanmerking komen.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven betreffende het bekendmaken van de prijzen, waartegen goederen of diensten worden aangeboden.

  • 4. Een krachtens het eerste lid, onder a, vastgestelde regeling wordt evenals de regeling tot haar wijziging of intrekking bekendgemaakt in het Afkondigingsblad. De minister kan gelasten dat de bekendmaking van de regeling in de oorspronkelijke of in een aan de behoefte aangepaste vorm tevens geschiedt in een of meer dagbladen die in Sint Maarten worden verspreid.

  • 5. [vervallen]

Artikel 3

  • 1. De minister kan van het krachtens artikel 2 bepaalde op daartoe strekkend verzoek ontheffing verlenen.

  • 2. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 3. De beslissing op een verzoek tot ontheffing wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief medegedeeld; indien de beslissing een weigering inhoudt, bevat de mededeling tevens een opgave van de gronden waarop zij steunt.

    Verleende ontheffingen worden met redenen omkleed bekend gemaakt in de Landscourant.

Artikel 4

De minister kan van een ieder de inlichtingen verlangen, die deze nodig acht om te kunnen oordelen of aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 2, eerste of tweede lid.

Artikel 5

  • 1. De minister kan, indien er aanwijsbare omstandigheden zijn, op grond waarvan deze kan vermoeden, dat er aanleiding bestaat tot toepassing van artikel 2, eerste of tweede lid, van naar oordeel van de minister daarbij betrokkenen, inzage van alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers verlangen, waarvan deze raadpleging nodig acht om zich van het al of niet gegrond zijn van die vermoedens te overtuigen.

  • 2. De raadpleging van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers kan de minister opdragen aan schriftelijk aan te wijzen personen.

  • 3. Deze personen hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen, waarvan betreding naar hun redelijk oordeel voor de vervulling van hun taak nodig is. Zo nodig verschaffen hij zich toegang, alsmede raadpleging van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers met behulp van de sterke arm.

  • 4. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan krachtens een bijzondere last van de minister en vergezeld van een ambtenaar van het openbaar ministerie. Van het binnentreden wordt binnen tweemaal 24 uur proces-verbaal opgemaakt, waarin van het tijdstip van binnentreden en van het daarmee beoogde doel melding wordt gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt onverwijld aan de bewoner uitgereikt.

Artikel 6

  • 1. Een ieder is verplicht de van hem op grond van artikel 4 verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken op de wijze en binnen de termijn, door de minister te bepalen.

  • 2. Een ieder is verplicht raadpleging van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te verlenen op de wijze en binnen de termijn, door de minister te bepalen.

  • 3. Zij, die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding zijn verplicht, kunnen zich verschonen van het geven van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts raadpleging van de artikel 5, eerste lid, bedoelde boeken, bescheiden, en andere gegevensdragers weigeren, voor zover hun plicht tot geheimhouding hen daartoe noopt.

Artikel 7

Indien in deze landsverordening geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van de landsverordening nadere regeling behoeven, kan dit geschieden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel 8

  • 1. Een gedraging in strijd met het krachtens de artikelen 2 of 3 bepaalde wordt, indien zij opzettelijk geschiedt, beschouwd als misdrijf en wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de derde categorie.

  • 2. Een gedraging als bedoeld in het eerste lid wordt, indien zij aan schuld te wijten is, beschouwd als overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3. Een gedraging in strijd met het bij artikel 6 bepaalde, alsmede een gedraging in strijd met het krachtens artikel 7 bepaalde, indien uitdrukkelijk aangeduid als een strafbaar feit, wordt beschouwd als overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 8a

  • 1. Indien een in artikel 8 strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken:

    • -

      hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen;

    • -

      hetzij tegen hen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten;

    • -

      hetzij tegen beiden.

  • 2. Een in artikel 8 strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien het begaan wordt door personen, die, hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.

  • 3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt deze tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, door een van deze. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan zijn medebrenging gelasten.

  • 4. Voor wat betreft in artikel 8 strafbaar gestelde feiten worden rechtspersonen voor de toepassing van artikel 20 van het Wetboek van Strafvordering geacht te wonen, waar zij gevestigd zijn.

  • 5. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen, aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn, van een van deze of de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstige toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 9

  • 1. Bij veroordeling wegens een feit, strafbaar gesteld bij artikel 8, kunnen worden verbeurd verklaard:

    • a.

      goederen, waarmee of met betrekking tot welke het feit is begaan, of die geheel of gedeeltelijk door middel van het feit zijn verkregen, met hun verpakking, alsmede de voor die goederen in de plaats tredende tegenwaarde ongeacht of deze goederen of tegenwaarde de veroordeelde toebehoren;

    • b.

      goederen, behorende tot de onderneming van de veroordeelde, waarin het feit begaan is, alsmede de voor die goederen in de plaats tredende tegenwaarde, ongeacht of deze goederen of tegenwaarde de veroordeelde toebehoren, doch slechts voor zover zij soortgelijk zijn aan en met betrekking tot het feit verband houden met die welke krachtens het onder a bepaalde voor verbeurdverklaring in aanmerking komen.

  • 2. Verbeurdverklaring van goederen, die de veroordeelde niet toebehoren, wordt niet uitgesproken voor zover de rechten van derden te goeder trouw aangetast zouden worden.

Artikel 10

Met het opsporen van de bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen persoon, belast de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren en andere personen.

Artikel 11

De opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd om in beslag te nemen alsmede ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van alle voorwerpen, die tot ontdekking van de waarheid kunnen dienen, of waarvan verbeurdverklaring, vernietiging of onbruikbaarmaking kan worden bevolen.

Artikel 12

  • 1. Allen die betrokken zijn of zijn geweest bij de uitvoering van deze landsverordening, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid is bekend geworden, voor zover zij niet in die hoedanigheid tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn.

  • 2. Hij die opzettelijk enig geheim schendt, hetwelk hij ingevolge het eerste lid verplicht is te bewaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of een geldboete van de derde categorie.

  • 3. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 4. Hij aan wiens schuld te wijten is de schending van enig geheim, dat hij ingevolge het eerste lid verplicht is te bewaren, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 5. Indien een van deze feiten tegen een bepaalde persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.

Artikel 13

  • 1. Deze landsverordening, die kan worden aangehaald als: Prijzenverordening, treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging.

  • 2. [vervallen]

  • 3. [vervallen]