Regeling vervallen per 15-11-2023

LANDSVERORDENING houdende regels inzake minimumlonen

Geldend van 30-05-2015 t/m 14-11-2023

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels inzake minimumlonen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, wordt onder de minister verstaan: de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid.

Artikel 2

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt ten aanzien van een dienstbetrekking onder normale arbeidsduur verstaan de arbeidsduur die in soortgelijke dienstbetrekkingen ingevolge de overeenkomsten waarop zij plegen te berusten, het arbeidsreglement, de collectieve arbeidsovereenkomst of de betrokken wettelijke regeling als volledige dienstbetrekking wordt beschouwd.

  • 2. De minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers ten aanzien van een door hem aangewezen categorie dienstbetrekkingen de arbeidsduur vaststellen die voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als normale arbeidsduur wordt beschouwd.

Artikel 3

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder dienstbetrekking verstaan de dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2. Onder dienstbetrekking wordt mede verstaan de arbeidsverhouding van degene die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld bemiddeling verleent bij het tot stand komen van overeenkomsten van die ander, of een opdrachtgever van deze, met derden, mits hij de bedoelde bemiddeling uitsluitend voor die ander verleent, het verlenen van die bemiddeling niet een voor hem bijkomstige werkzaamheid is en hij zich daarbij doorgaans niet door meer dan twee personen laat bijstaan.

  • 3. Onder dienstbetrekking wordt niet verstaan de arbeidsverhouding tussen de werkgever en zijn echtgenoot of tussen de werkgever en een bij hem inwonend pleegkind of een bij hem inwonende bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de zijlijn tot en met de derde graad.

Artikel 4

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werknemer verstaan de natuurlijke persoon, die in het kader van een dienstbetrekking werkzaamheden verricht.

  • 2. Ten opzichte van de betrokken werkgever en de bemanning worden voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde als deel van Sint Maarten beschouwd luchtvaartuigen, die ingeschreven staan in het luchtvaartuigregister, bedoeld in het Luchtvaartbesluit, en schepen met thuishaven in Sint Maarten of varend met een zeebrief van Sint Maarten.

Artikel 5

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkgever verstaan de natuurlijke of rechtspersoon of het lichaam, tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat.

  • 2. In het geval, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt onder werkgever verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon of het lichaam, met wie de overeenkomst tot het verlenen van bemiddeling is gesloten.

Artikel 6

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde wordt onder werkdag verstaan een dag, waarop de werknemer arbeid heeft verricht, of een dag, waarop hij weliswaar geen arbeid heeft verricht, doch waarover hij desalniettemin recht heeft op loon, ingevolge enige wettelijke bepaling, uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust.

Artikel 7

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden onder loon verstaan de gelijke inkomsten die een vast bestanddeel van het inkomen uit hoofde van een dienstbetrekking van een werknemer vormen met uitzondering van:

    • a.

      verdiensten uit overwerk;

    • b.

      vakantiebijslagen;

    • c.

      winstuitkeringen;

    • d.

      uitkeringen bij bijzondere gelegenheden;

    • e.

      uitkeringen ingevolge aanspraken om na verloop van tijd of onder een voorwaarde één of meer uitkeringen te ontvangen;

    • f.

      vergoedingen voor zover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van noodzakelijke kosten, die de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking heeft te maken;

    • g.

      bijzondere vergoedingen voor kostwinners en gezinshoofden.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen andere uitzonderingen dan de in het eerste lid genoemde worden gesteld.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald, dat tot een daarbij aangewezen categorie behorende niet geldelijke inkomsten uit hoofde van de dienstbetrekking mede onder loon worden verstaan. De minister stelt de geldswaarde van deze inkomsten vast, de Sociaal-Economische Raad gehoord. De werkgever of de werknemer kan zich tot de minister wenden met een daartoe strekkend verzoek.

  • 4. De minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, regels stellen naar welke wordt beoordeeld welke inkomsten moeten worden aangemerkt als uitkeringen of vergoedingen als bedoeld in het eerste lid, onder c tot en met g.

  • 5. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede of derde lid, te doen, stelt de minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem ter zake van advies te dienen.

HOOFDSTUK 2 Minimumloon

Artikel 8

  • 1. Uit de overeenkomst, waarop een dienstbetrekking berust, heeft de werknemer, die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, voor de arbeid door hem in dienstbetrekking verricht, jegens de werkgever ten minste aanspraak op een loon, dat gebaseerd is op het minimumuurloon, bedoeld in de volgende artikelen. Indien het loon naar tijdruimte wordt vastgesteld, geschiedt de vaststelling van het minimumloon voor die tijdruimte, tenzij anders overeengekomen, onder afronding op hele guldens naar boven, als volgt:

    minimum-weekloon

    :

    het aantal gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het minimumuurloon;

    minimum-maandloon

    :

    het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het minimumuurloon en het verkregen product te vermenigvuldigen met 4,33.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan worden bepaald, dat werknemers, dan wel dat werknemers, behorende tot een bij dit landsbesluit aangewezen categorie, beneden de leeftijd van 21 jaar die een bij dit landsbesluit aangewezen lagere leeftijd hebben bereikt, eveneens aanspraak hebben op een bij dit landsbesluit vast te stellen minimumloon, dat in een redelijke verhouding staat tot de in artikel 9 genoemde bedragen.

  • 3. Beloningen, die de werknemer van 21 jaar of ouder voor arbeid, door hem in de dienstbetrekking verricht, van derden ontvangt, worden, voor zover zij deel uitmaken van de arbeidsvoorwaarden, voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde geacht van de werkgever te zijn ontvangen.

  • 4. Uitkeringen waarop een werknemer van 21 jaar of ouder, ingevolge enige wettelijke bepaling of uit de overeenkomst waarop de dienstbetrekking berust, recht heeft over een periode waarin hij tijdens de dienstbetrekking geen arbeid heeft verricht, worden voor de toepassing van het bij of krachtens het eerste of tweede lid bepaalde, aangemerkt als het minimumloon.

  • 5. Alvorens de Gouverneur een voordracht tot een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het tweede lid, te doen, stelt de minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid, hem ter zake van advies te dienen.

Artikel 9

  • 1. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de industrie met uitzondering van de elektronische industrie en de textiel- en kledingindustrie, olieopslagplaatsen, de sector ambacht met uitzondering van stoffeerderijen en schoenreparatiebedrijven, de bouwnijverheid, het bank- en verzekeringswezen, accountants-, notaris- en advocatenkantoren, ingenieurs- en architectenbureaus, stuwadoorsbedrijven, de binnensleepvaart en de binnenvaart en aanverwante takken van bedrijf of beroep: NAf 7,96 (met ingang van 31 december 2012 NAf 8,33).

  • 2. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in het vervoer met uitzondering van stuwadoorsbedrijven alsmede met uitzondering van de binnensleepvaart en de binnenvaart, het communicatiewezen, het hotel-, restaurant- en amusementswezen, apotheken, de dienstverlening met uitzondering van die vermeld in het eerste, derde en vierde lid, en de aanverwante takken van bedrijf of beroep: NAf 7,96 (met ingang van 31 december 2012 NAf 8,33).

  • 3. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, werkzaam in de landbouw, tuinbouw, veeteelt en visserij, de handel met uitzondering van apotheken, de elektronische industrie, de textiel- en kledingindustrie, wasserijen, stoffeerderijen, schoenreparatiebedrijven en alle andere takken van bedrijf of beroep die niet begrepen zijn onder de werking van het eerste of het tweede lid: NAf 7,96 (met ingang van 31 december 2012 NAf 8,33).

  • 4. Het minimumuurloon bedraagt voor werknemers van 21 jaar of ouder, die in hoofdzaak of uitsluitend huishoudelijke diensten in de huishouding van natuurlijke personen verrichten: NAf 7,96 (met ingang van 31 december 2012 NAf 8,33).

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid ten aanzien van dienstverlening, wordt het minimumloon voor werknemers van 21 jaar of ouder, die als ter beschikking gestelde arbeidskrachten in de zin van de Landsverordening op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, feitelijk werkzaam zijn in een tak van bedrijf of beroep waarop het eerste lid van toepassing is, bepaald overeenkomstig laatstgenoemd lid.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen de in het eerste en in het tweede lid genoemde takken van bedrijf of beroep onder de werking van het tweede respectievelijk het derde lid worden gebracht en kunnen de in het tweede en het derde lid genoemde takken van bedrijf of beroep onder de werking van een van de voorgaande leden worden gebracht.

  • 7. De minister kan, voor een door hem te bepalen termijn, hogere of lagere dan de in het eerste tot en met vierde lid genoemde bedragen vaststellen. Een zodanig besluit kan hij wijzigen of intrekken.

  • 8. Alvorens een besluit krachtens het zesde lid aan de Gouverneur voor te dragen of een ministeriële regeling krachtens het zevende lid te nemen, stelt de minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem ter zake van advies te dienen.

  • 9. Waar in deze landsverordening wordt verwezen naar de in dit artikel genoemde bedragen, worden als zodanig, indien toepassing is gegeven aan artikel 13, de daarbij laatstelijk in hun plaats gestelde bedragen aangemerkt.

  • 10. De takken van bedrijf of beroep, vermeld in de bijlage bij deze landsverordening, vallen onder de werking van het daarbij aangegeven lid van artikel 9. De minister kan, de Sociaal-Economische Raad gehoord, ambtshalve dan wel op gezamenlijk verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers en een zodanige organisatie van werknemers andere takken van bedrijf of beroep aan een van de drie hoofdrubrieken van die bijlage toevoegen.

  • 11. [vervallen]

Artikel 10

Indien bij collectieve arbeidsovereenkomst een periode van afrekening, welke meerdere uitbetalingstermijnen omvat, is vastgesteld, wordt zodanige periode van afrekening voor de toepassing van artikel 9 als uitbetalingstermijn beschouwd. Een periode van afrekening kan ten hoogste drie maanden omvatten.

Artikel 11

  • 1. De minister kan op verzoek van een werkgever of een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van werkgevers of van werknemers het minimumloon van tot een door hem aangewezen categorie behorende werknemers in een onderneming dan wel in een tak van bedrijf of beroep voor telkenmale ten hoogste een jaar op lagere dan de in artikel 9, eerste, tweede of derde lid genoemde bedragen vaststellen indien naar zijn oordeel het voortbestaan van of de omvang der bedrijvigheid in die onderneming dan wel die tak van bedrijf of beroep ernstig wordt bedreigd. Aan deze vaststelling kunnen voorwaarden worden verbonden. Op een verzoek wordt niet beslist, zo lang niet is gebleken dat de verzoeker met de naar het oordeel van de Minister representatieve organisaties van werknemers onderscheidenlijk van werkgevers ter zake overleg heeft gepleegd.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid zullen de daarin bedoelde bedragen niet lager kunnen worden gesteld dan op 75% van de in artikel 9 genoemde bedragen.

  • 3. Alvorens een ministeriële regeling krachtens het eerste lid te nemen, stelt de minister de Sociaal-Economische Raad in de gelegenheid hem ter zake van advies te dienen.

  • 4. [vervallen]

Artikel 12

[vervallen]

Artikel 12a

Indien ten aanzien van een werknemer, die door ziekte of gebreken niet volledig geschikt is voor de door hem te verrichten arbeid dan wel op grond van een leer- of opleidingsovereenkomst werkzaam is, toekenning van het bedrag, dat krachtens de artikelen 8 tot en met 12 voor hem als minimumloon geldt, in verband met zijn arbeidsprestatie redelijkerwijs niet kan worden gevergd, stelt de minister op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer dan wel ambtshalve voor een daarbij aan te geven periode een lager bedrag als minimumloon voor die werknemer vast.

Artikel 13

  • 1. Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vast te stellen prijsindexcijfers van de gezinsconsumptie blijkt, dat het cijfer voor de maand augustus van het lopende jaar, vergeleken met het cijfer voor de maand augustus van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, kan de minister, de Sociaal-Economische Raad gehoord, bedragen vaststellen, die met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treden van de in artikel 9, eerste tot en met vierde lid, genoemde bedragen. De minister bepaalt welk prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor de toepassing van het bepaalde in de eerste zin wordt gebruikt.

  • 2. Buiten het geval, bedoeld in het eerste lid, kunnen, indien hiertoe bijzondere aanleiding bestaat, de Sociaal-Economische Raad gehoord, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, hogere dan in de artikel 9 eerste, tweede, derde of vierde lid genoemde bedragen worden vastgesteld, welke daarvoor in de plaats treden; een zodanige vaststelling wordt voor de eerstvolgende toepassing van het eerste lid geacht niet te hebben plaatsgehad.

  • 3. De minister vraagt in januari 1976 en vervolgens telkenmale na verloop van een termijn van drie jaar aan de Sociaal-Economische Raad advies over de vraag of er omstandigheden aanwezig zijn, welke een bijzondere verhoging van het minimumloon wenselijk maken. Nadat bedoeld advies aan de minister is uitgebracht kunnen, indien hiertoe aanleiding bestaat, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedragen worden vastgesteld, welke in de plaats treden van de bedragen genoemd in artikel 9, eerste, tweede, derde en vierde lid, en kan evenzo een leeftijd worden vastgesteld, welke in de plaats treedt van de in artikel 8, eerstelid, genoemde leeftijd.

  • 4. [vervallen]

HOOFDSTUK 2a Toezicht

Artikel 13a

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluitaangewezen personen.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

HOOFDSTUK 3 Straf- en slotbepalingen

Artikel 14

Bedingen, die strijdig zijn met het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde, zijn nietig.

Artikel 15

  • 1. De werkgever, die opzettelijk de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een misdrijf en wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar en een geldboete van de vierde categorie, hetzij één van deze straffen.

  • 2. De werkgever aan wiens schuld het te wijten is, dat hij de werknemer een loon toekent, dat minder bedraagt dan het voor deze geldende minimumloon, pleegt een overtreding en wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar en een geldboete van de derde categorie, hetzij één van deze straffen.

Artikel 16

[vervallen]

Artikel 17

[vervallen]

Artikel 18

[vervallen]

Artikel 19

  • 1. Allen, die uit hoofde van hun ambt of beroep betrokken zijn geweest bij de uitvoering van voorschriften, bij of krachtens deze landsverordening gegeven, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in hun hoedanigheid bekend is geworden, voor zover zij niet uit hoofde van dat ambt of beroep tot mededeling daarvan bevoegd of verplicht zijn.

  • 2. Hij, die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3. Hij aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding is te wijten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 4. De in dit artikel strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven.

  • 5. Geen vervolging heeft plaats dan op klachte van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klacht van de bestuurder, en indien er meer bestuurders zijn, van één van deze.

Artikel 20

[vervallen]

Artikel 21

[vervallen]

Artikel 22

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening minimumlonen.

Artikel 23

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. [vervallen]