LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot regeling van tarieven van justitiekosten in burgerlijke zaken, ter uitvoering van artikel 40, vierde lid, van de Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot regeling van tarieven van justitiekosten in burgerlijke zaken, ter uitvoering van artikel 40, vierde lid, van de Eenvormige landsverordening op de rechterlijke organisatie

Algemene bepaling

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

Hof

:

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

Gerecht

:

Gerecht in eerste aanleg;

Griffier

:

Griffier van het Hof onderscheidenlijk het Gerecht;

minister

:

Minister van Justitie.

AFDELING I Deurwaarders

Artikel 2

  • 1. De deurwaarders mogen, uit welke hoofde en onder welk voorwendsel ook, geen andere of hogere rechten of beloningen vorderen of ontvangen, of doen vorderen of ontvangen, dan die, welke bij dit landsbesluit zijn vastgesteld.

  • 2. Bij overtreding zijn zij tot teruggave en vergoeding van kosten, schaden en interesten verplicht, onverminderd de toepassing van de strafwet, indien daartoe redenen aanwezig zijn.

Artikel 3

  • 1. Aan de deurwaarder is verschuldigd:

    • a.

      voor het doen van elk exploot dat betrekking heeft op een geding voor het Gerecht en voor het Hof, uitgebracht voor de einduitspraak in het geding, of, buiten eigenlijk rechtsgeding, op een zaak voor het Gerecht te behandelen of in behandeling NAf 11,-, en voor het doen van elk ander exploot NAf 17,50;

    • b.

      voor de redactie van een exploot NAf 6,-;

    • c.

      voor de overhandiging van afschriften van een exploot NAf 2,- voor het eerste, NAf 3,- voor elk volgend afschrift;

    • d.

      voor nazoeking, informatie en correspondentie, indien een en ander, of een van deze, moet plaats hebben met het oog op de redactie of het doen van exploten NAf 3,50;

    • e.

      voor bespreking van de zaak met de lastgever, indien deze bespreking voor de redactie of het doen van exploten nodig of door de lastgever verlangd is NAf 3,50;

    • f.

      voor schrijfloon van het exploot en het afschrift of de afschriften gezamenlijk NAf 1,50 voor elke pagina of deel daarvan;

    • g.

      voor het schrijven of collationeren van afschriften van alle stukken die bij de exploten worden afgegeven, voor zover zij door de deurwaarder voor afschrift worden getekend NAf 1,50 voor elke pagina of deel daarvan.

  • 2. Wanneer een exploot gesteld aan de deurwaarder is overhandigd, is het bedrag in het eerste lid, onder b, genoemd niet verschuldigd.

  • 3. Blijkt het de deurwaarder, overgaande tot de betekening van een exploot als in het tweede lid bedoeld, dat het niet of niet op de gegeven plaats kan of moet worden uitgebracht, dan brengt hij boven zijn verschotten, afstandsgelden en het schrijfloon, NAf 6,- in rekening.

  • 4. De kosten in het eerste lid, onder d en e, en die in het derde lid genoemd, blijven voor rekening van hem die opdracht gaf en kunnen in een geding niet ten laste van de tegenpartij worden gebracht.

Artikel 4

Indien het exploot aan het parket van het openbaar ministerie of een andere autoriteit of college wordt gedaan, of een akte aldaar moet worden betekend, en er op het origineel een visum wordt vereist of wel indien het exploot of een ander stuk wordt aangeplakt of aangekondigd, of in een dagblad aangekondigd, rekent de deurwaarder voor elke bemoeienis boven de vergoeding, hem bij artikel 3 toegestaan, NAf 3,50 voor elk stuk, waaromtrent een van de hierboven bedoelde werkzaamheden heeft plaats gehad.

Artikel 5

Aan de deurwaarder is verschuldigd:

  • a.

    voor protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels, orderbiljetten en dergelijke, kopie en overschrijving op het register daaronder begrepen, NAf 23,50;

    voor akten van interventie aan de voet van protesten NAf 6,-; voor iedere getuige bij een protest NAf 15,-;

  • b.

    voor alle voorbereidende maatregelen om te kunnen overgaan tot de ontruiming van woningen, gebouwen en dergelijke, de inbeslagneming of de verkoop van onroerende goederen, roerende goederen, of schepen NAf 27,-;

    voor de ontruiming, de inbeslagneming, het nazien of de verkoop, daaronder begrepen het opmaken van het proces-verbaal en het vervaardigen van de nodige afschriften NAf 23,50, alsmede een bedrag van NAf 15,- per uur, of gedeelte daarvan, voor de verrichtingen ter plaatse;

    voor ieder van de gevorderde getuigen NAf 15,- en indien hun tegenwoordigheid ter plaatse langer dan een uur vereist is, NAf 10,- voor elk uur of gedeelte daarvan boven het eerste uur;

  • c.

    voor alle nodige maatregelen gezamenlijk, na inbeslagneming of verkoop, zoals de bemoeiingen ten aanzien van bewaarders, de inbewaringstelling van in beslag genomen waarden of gelden, de verantwoording of inbewaringstelling van kooppenningen en dergelijke bemoeiingen, NAf 16,65;

  • d.

    voor het proces-verbaal van in gijzelneming en de akte van ingevangenisstelling van een schuldenaar, daaronder begrepen het getuigenloon van de twee de deurwaarder vergezellende getuigen, alsmede de afschriften NAf 150,-;

  • e.

    voor vacatie ter verkrijging van assistentie van de sterke arm, ingeval dit vereist wordt, alsmede bij het Gerecht en bij het Hof, ingeval van kort geding op de in hechtenisneming, het melding maken op het proces-verbaal daaronder begrepen NAf 27,-;

  • f.

    voor alle andere processen-verbaal, in het algemeen in de gevallen waarin de deurwaarder verplicht of aangezocht is het verrichte of bevondene door zodanige akte te constateren, een redactieloon van NAf 11,-, en gelijke vergoedingen als in artikel 3, eerste lid, onder d, e en f, ten aanzien van het opmaken van exploten zijn genoemd, alsmede een bedrag van NAf 10,- voor elk uur, of gedeelte daarvan, nodig geweest voor de verrichting of het onderzoek ter plaatse;

    voor iedere getuige NAf 10,- voor elk uur, of gedeelte daarvan, dat zijn tegenwoordigheid ter plaatse nodig is.

Artikel 6

  • 1. Door de partij of de belanghebbende die de opdracht gaf, worden aan de deurwaarder vergoed alle kosten in billijkheid als verschotten door hem gemaakt, zoals zegel- en registratierechten, briefport en telegramkosten, advertentiekosten, kosten van transport van goederen, vergoeding van werklieden, lokaalhuur, belasting en alle dergelijke, voor zover mogelijk op vertoon van kwitantie wegens het betaalde, en desnoods ter taxatie door de president van het Hof of het Gerecht naar gelang het een zaak betreft voor het Hof of het Gerecht te behandelen of in behandeling.

  • 2. Indien de deurwaarder, zich voor het doen van ambtsverrichtingen buiten zijn kantoor of het gerechtsgebouw of (buiten kantooruren) zijn woning moet begeven, worden door de partij of de belanghebbende die de opdracht gaf aan hem, naar gelang van de af te leggen afstand, de reiskosten vergoed.

    Aan ieder van de getuigen die de deurwaarder moet vergezellen wordt de helft van de aan de deurwaarder verschuldigde afstandsgelden vergoed. Het Gerecht beslist over geschillen omtrent afstandsgelden.

Artikel 7

  • 1. De deurwaarder ter rolle dienstdoende, berekent:

    • a.

      voor de afroeping van elke zaak NAf 2,50;

    • b.

      bij de verkoop van onroerend goed of schepen NAf 15,- voor elk perceel of schip, dat in veiling wordt gebracht;

    • c.

      voor bemoeiingen bij getuigenverhoren voor elk verhoor, ongeacht het aantal getuigen NAf 8,-.

  • 2. De deurwaarders mogen bij comparities voor het Hof, voor het Gerecht, of voor de rechter-commissaris, gelijke vergoeding als voor de afroeping van een zaak ter rolle vorderen van de partij op wiens verzoek de comparitie wordt gehouden.

  • 3. Indien de comparitie ambtshalve plaats heeft, wordt deze vergoeding door de belanghebbenden, ieder voor een gelijk aandeel, voldaan.

Artikel 8

  • 1. Voor elke verrichting, krachtens verlof van de rechter op zondag of op een algemeen erkende feestdag, wordt het de deurwaarder verschuldigde met de helft verhoogd.

  • 2. Algemeen erkende feestdagen zijn:

    • a.

      de Nieuwjaarsdag

    • b.

      de dag na de Carnavalsoptocht;

    • c.

      de Goede Vrijdag;

    • d.

      de Christelijke tweede Paasdag;

    • e.

      de Hemelvaartsdag;

    • f.

      de dag waarop de verjaardag van de Koning officieel wordt gevierd;

    • g.

      de dag waarop de dag van de arbeid (1 mei) officieel wordt gevierd;

    • h.

      de eerste en tweede Kerstdag;

    • i.

      [vervallen]

    • j.

      [vervallen]

    • k.

      11 november;

    • l.

      [vervallen]

    • m.

      [vervallen]

    • n.

      elke andere dag bij landsbesluit aangewezen.

AFDELING II Bewaarders, deskundigen, getuigen en tolken

Artikel 9

  • 1. Aan de gestelde bewaarder over in beslag genomen of verzegelde goederen, wordt wanneer hij geen medebewoner van het huis of de plaats is, waarin de inbeslagneming of verzegeling heeft plaats gehad, of zelf bij de bewaring daarvan geen belang heeft, of wanneer hij daarmede in geen andere betrekking is belast, voor elke dag of gedeelte daarvan, kost en onderhoud daaronder begrepen, toegekend een vergoeding van NAf 10,-.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde bewaarder medebewoner is van het huis of de plaats, waarin de inbeslagneming of verzegeling heeft plaats gehad, en die zelf bij de bewaring daarvan geen belang heeft of daarmede in geen andere betrekking is belast, wordt aan deze toegekend een vergoeding van NAf 5,- per dag of gedeelte daarvan, alles daaronder begrepen.

Artikel 10

Aan deskundigen wordt toegekend een vacatiegeld, ter beoordeling van de rechter die het onderzoek heeft bevolen, maar niet hoger dan NAf 200,- voor elke vacatie van een uur, of een gedeelte daarvan.

Artikel 11

Voor de eedsaflegging alsook voor de overbrenging van het rapport ter griffie, wordt een halve vacatie berekend.

Artikel 12

Indien deskundigen zich voor het verrichten van hun werkzaamheden van hun woning of kantoor moeten verwijderen, wordt aan hen een gelijk vacatiegeld toegekend, voor de tijd van de heen- en terugreis.

Artikel 13

Aan houders of bewaarders van stukken, die opgeroepen worden om stukken onder hun berusting of bewaring, voor de rechter te brengen, wordt ter beoordeling van de rechter voor elke vacatie toegekend een bedrag van ten hoogste NAf 50,-.

Artikel 14

Aan getuigen wordt, ter beoordeling van de rechter een schadeloosstelling toegekend voor elk uur dat hun tegenwoordigheid wordt vereist, van hoogstens NAf 55,- per uur of een gedeelte daarvan, met een maximum van NAf 450,- per dag.

Artikel 15

  • 1. Aan deskundigen, aan houders of bewaarders van stukken als bedoeld in de artikelen 10 en 13, en aan getuigen, zal het bedrag van hetgeen de heen- en terugreis kost, worden vergoed, naar billijkheid en ter beoordeling van de rechter.

  • 2. Daarenboven zal hun, ter beoordeling van de rechter, voor tijdverlies gedurende de heen- en terugreis een schadeloosstelling worden toegekend. Artikel 14 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

Tolken zijn bevoegd voor de mondelinge vertolking voor de rechter in rekening te brengen voor elke vacatie van een half uur of gedeelte daarvan NAf 50,-. Ingeval tolken in dezelfde vacatie in meer dan een zaak hebben gediend bepaalt de rechter het bedrag dat ten laste van elke zaak afzonderlijk zal worden gebracht.

Artikel 17

De vergoeding voor schriftelijke vertalingen bedraagt NAf 50,- per pagina vertaling; een pagina dient ten minste 25 regels te kunnen bevatten met 80 tekens per regel.

Artikel 18

Voor niet-beroepstolken en niet-beroepsvertalers worden de vergoedingen als bedoeld in de artikelen 16 en 17, gesteld op 70% van de daarin genoemde bedragen.

DERDE AFDELING Heffing van rechten

§ 1 Vast recht

Artikel 19

  • 1. In alle zaken, behalve strafzaken, worden rechten geheven, behalve van het openbaar ministerie en van de Voogdijraad, ambtshalve optredende.

  • 2. De minister kan bepalen dat voor bepaalde categorieën van zaken geen vast recht verschuldigd zal zijn.

Artikel 20

  • 1. Voor de indiening van een verzoekschrift bij het Gerecht of het Hof wordt van elke eisende partij een vast recht geheven, onverminderd de verschotten.

  • 2. Het vast recht bij het Gerecht bedraagt:

    • a.

      wanneer de eis of het verzoek betrekking heeft op het bij of krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, NAf 50,-;

    • b.

      wanneer het een zaak betreft als bedoeld in Boek 3, 7 afdeling 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, NAf 50,- indien de verzoeker een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, en anders NAf 100,-;

    • c.

      wanneer het verzoek betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst, een agentuurovereenkomst of een collectieve arbeidsovereenkomst en wordt gedaan door de werknemer of handelsagent, NAf 50,-;

    • d.

      wanneer de eis of het verzoek strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van niet meer dan NAf 10.000,- in hoofdsom, 15% van de hoofdsom met een minimum van NAf 50,- en een maximum van NAf 450,-;

    • e.

      wanneer de eis of het verzoek strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan NAf 10.000,- in hoofdsom, doch niet meer dan NAf 25.000,-, NAf 750,-;

    • f.

      wanneer de eis of het verzoek strekt tot betaling van een bepaalde geldsom van meer dan NAf 25.000,- in hoofdsom, 1% van de hoofdsom met een minimum van NAf 750,- en een maximum van NAf 7.500,-.

  • 3. In de gevallen waarin het tweede lid niet van toepassing is, is een vast recht verschuldigd van NAf 450,-, tenzij de eisende partij een direct geldelijk belang heeft dat op een bepaald bedrag kan worden gewaardeerd. In het laatste geval is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. In geval van vermindering van een eis of van een verzoek wordt het recht niet verminderd.

  • 5. In geval van vermeerdering van een eis of van een verzoek tot een bepaalde geldsom of tot een bepaald direct geldelijk belang, wordt het recht verhoogd en bepaald overeenkomstig het tweede lid, zo nodig in verbinding met het derde lid. De verhoging is verschuldigd na de afroeping van de zaak ter terechtzitting waarop eiser zijn eis bij conclusie of akte ter rolle heeft vermeerderd of nadat het verzoek is vermeerderd.

  • 6. Het verschuldigd vast recht wordt afgerond op het meest nabij gelegen veelvoud van NAf 10,-.

  • 7. Het vast recht bij het Hof bedraagt het tweevoud van dat bij het Gerecht, zoals berekend overeenkomstig het tweede lid, onderdelen a, d, e en f, ook in de gevallen bedoeld in de onderdelen b en c.

Artikel 21

  • 1. Het geding in reconventie, het incidenteel beroep als bedoeld in artikel 267 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het vereffenen van kosten, schaden en interesten en het doen van rekening en verantwoording worden niet als afzonderlijke gedingen beschouwd.

  • 2. De vordering tot voeging of tussenkomst als bedoeld in artikel 214 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de partij die de vordering doet, als het aanvangen van een nieuw geding. Voor een zodanige vordering is een gelijk bedrag aan vast recht verschuldigd als voor de vordering in het oorspronkelijk geding.

  • 3. In een geding tot vrijwaring is de eiser tot vrijwaring geen vast recht verschuldigd.

  • 4. In geval van verzet is de opposant geen vast recht verschuldigd.

  • 5. Voor de indiening van een gemeenschappelijk verzoek tot scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed wordt van elk van de verzoekers de helft van het verschuldigde vast recht geheven.

  • 6. Indien in de loop van een aanhangig geding een op dit geding betrekking hebbend verzoekschrift wordt ingediend, is daarvoor geen vast recht verschuldigd.

  • 7. Bij verwijzing van een zaak naar een andere zittingsplaats is niet opnieuw vast recht verschuldigd.

  • 8. Indien het Hof toepassing geeft aan artikel 281b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kan het beslissen dat het in hoger beroep betaalde vast recht wordt terugbetaald.

Artikel 22

  • 1. Aan elke partij worden, ongeacht of door haar het vaste recht verschuldigd is, kosteloos verstrekt:

    • a.

      een afschrift van alle vonnissen en beschikkingen;

    • b.

      verdere afschriften van het eindvonnis, of de eindbeschikking voor zover deze nodig mochten zijn voor de tenuitvoerlegging, voor het aanwenden van rechtsmiddelen of krachtens wettelijk voorschrift;

    • c.

      een afschrift van alle akten en processen-verbaal, ten processe opgemaakt, met uitzondering van processen-verbaal in de vorm van audiëntiebladen opgemaakt.

  • 2. Evenmin worden kosten in rekening gebracht voor beslissingen, akten en processen-verbaal, die een rechtstreeks uitvloeisel van de uitspraak zijn, met inbegrip van afschriften overeenkomstig het eerste lid.

  • 3. De minister kan nadere regels stellen omtrent de toepassing van dit artikel.

Artikel 23

  • 1. Het vast recht voor de indiening van een verzoekschrift tot het verlenen of het verlengen van surseance van betaling bedraagt NAf 150,-. Hetzelfde vast recht wordt geheven van hem, die ter zake hoger beroep instelt.

  • 2. Ingeval van indiening van een verzoekschrift tot ontbinding van een akkoord of in hoger beroep van de beslissing betreffende homologatie of ontbinding van een akkoord dan wel van een vonnis tot faillietverklaring bij niet-aanneming van een akkoord door de schuldeisers, wordt het recht volgens artikel 20 geheven.

Artikel 24

  • 1. In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een vast recht van NAf 200,-.

  • 2. Onder het vast recht, bedoeld in het eerste lid, is niet begrepen het recht, volgens artikel 20 voor verificatiegeschillen verschuldigd.

  • 3. Ingeval van indiening van een verzoekschrift in hoger beroep van de beslissing betreffende de homologatie van een akkoord, evenals ingeval van indiening van een verzoekschrift tot ontbinding van een akkoord en van een verzoekschrift in hoger beroep van die beslissing, wordt het recht volgens artikel 20 geheven.

  • 4. Hij die als niet geverifieerd schuldeiser verzet doet tegen de uitdelingslijst ten einde als schuldeiser geverifieerd te worden, voldoet een vast recht overeenkomstig artikel 20. Het recht wordt niet geheven, indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet tegen de uitdelingslijst wordt gedaan.

Artikel 25

  • 1. Voor de opening van een gerechtelijke rangregeling buiten faillissement wordt een bedrag van NAf 75,- geheven van degene, op wiens verzoek de akte wordt opgemaakt.

  • 2. Voor de indiening van verzoekschriften tot rangschikking wordt geen recht geheven. In geval van verwijzing ten gevolge van tegenspraak is het recht overeenkomstig artikel 20 verschuldigd.

§ 2 Overige rechten

Artikel 26

  • 1. Onverminderd het elders in dit landsbesluit bepaalde worden aan partijen en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit beslissingen, akten, processen-verbaal, registers of andere stukken zonder betaling afgegeven ten behoeve van hun advocaten of hun gemachtigden.

  • 2. Voorts is de Griffier bevoegd aan partijen en belanghebbenden afschriften of uittreksels als bedoeld in het eerste lid, zonder betaling af te geven, voor zover zij daarbij belang hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien. Bij weigering van de Griffier kunnen partijen de beslissing van de president van het Hof inroepen. Hiervoor is geen vast recht, als bedoeld in paragraaf 1 van deze afdeling verschuldigd. Tegen deze beslissing is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid, worden bij of krachtens een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels gesteld met betrekking tot de vergoedingen, verschuldigd voor afschriften van en uittreksels uit vonnissen en beschikkingen.

  • 4. De minister kan een bedrag vaststellen, te heffen van advocaten of gemachtigden voor het verstrekken van niet-getekende afschriften van of uittreksels uit de rol. Dit bedrag zal niet hoger zijn dan NAf 700,- per kalenderjaar.

  • 5. Voor de overschrijving van huwelijkse voorwaarden in de daartoe bestemde registers wordt een recht geheven van NAf 100,- van degene die overschrijving verzoekt.

Artikel 27

  • 1. Voor elke akte, beschikking of proces-verbaal gedaan, gegeven of opgemaakt door een gerecht of een griffier anders dan in een geding, bij de behandeling van een verzoekschrift of van de zaken, waaromtrent in paragraaf 1 het vast recht geregeld is, wordt een recht geheven van NAf 50,-.

  • 2. Voor de noodzakelijke afschriften van deze beschikkingen, akten en processen-verbaal wordt geen recht geheven.

Artikel 28

  • 1. Geen recht wordt geheven ter zake van beëdigingen die ingevolge wettelijk voorschrift plaats vinden, voor de akte van bewaargeving van de registers van de burgerlijke stand en van de behandeling van de aangifte voor eigen faillissement.

    Voor afschriften van de in die gevallen op te maken akten is geen recht verschuldigd.

  • 2. Ook wordt geen recht geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen, die afschriften of uittreksels van stukken of legalisaties van handtekeningen behoeven voor de waarneming van de dienst.

  • 3. Voorts wordt geen recht geheven in de gevallen, waarin bij andere wettelijke regelingen vrijstellingen zijn toegestaan of vastgesteld.

§ 3 Betaling van de rechten en verschotten

Artikel 29

Betaling van de rechten en verschotten geschiedt hetzij contant, hetzij uit voorschot.

Artikel 30

  • 1. Indien in het verzoekschrift of bij de mondelinge voordracht vergunning is verzocht om kosteloos te mogen procederen, onder overlegging van het in artikel 878 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde stuk, worden de rechten in debet gesteld.

  • 2. Bij intrekking of afwijzing van het verzoek zijn de verschuldigde rechten terstond opvorderbaar.

Artikel 31

Op last van de president van het Hof of van de rechter in eerste aanleg wordt aan on- of minvermogenden voor het geheel of voor de helft, vrijstelling van rechten verleend in de gevallen, waarin niet is voorzien in de artikelen 876 tot en met 887 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Zodanige last wordt gegeven ten behoeve van personen die, onder overlegging van het in artikel 878 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering genoemde stuk, doen blijken dat hun financiële draagkracht tekort schiet voor het voldoen van de rechten.

Artikel 32

In debet gestelde opvorderbare rechten worden voldaan zodra de Griffier de vordering tot betaling doet.

Artikel 33

  • 1. Bij gebreke van betaling geschiedt invordering van de rechten en betaalde verschotten krachtens een dwangbevel.

  • 2. Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard door de rechter in eerste aanleg, of, indien het het Hof geldt, door de president.

  • 3. Het dwangbevel wordt op kosten van de schuldenaar, niet eerder dan een maand na de betekening tenuitvoergelegd op de wijze in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald.

  • 4. Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen, bij verzoekschrift, in verzet komen.

Artikel 34

  • 1. Geschillen over de tenuitvoerlegging van dwangbevelen gerezen, worden berecht door het Gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken.

  • 2. Zodanige geschillen worden bij verzoekschrift van verzet aan het oordeel van de rechter onderworpen.

  • 3. Het verzet kan nimmer steunen op de onwettigheid van het tenuitvoergelegde dwangbevel.

  • 4. Tegen de beslissing van het Gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 35

  • 1. De Griffier is bevoegd van de belanghebbenden, hun advocaten, raadslieden of gemachtigden, tegen bewijs van ontvangst en ter latere verrekening, een voorschot te vragen tot dekking van de vermoedelijke rechten en verschotten.

  • 2. De Griffier kan zijn dienst weigeren, zolang het verlangde voorschot niet is gestort.

  • 3. Gedurende een maand na de storting van het voorschot kan de voorschotgever bij het Gerecht of het Hof ter welks griffie het voorschot is gestort, rechtdoende in burgerlijke zaken, tegen de beslissing van de Griffier, bij verzoekschrift, in verzet komen.

  • 4. Tegen de beslissing van het Gerecht of het Hof is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 36

  • 1. Gedurende een maand na de mededeling van de uit het voorschot verrekende rechten en verschotten, en bij rechtstreekse betaling daarvan, binnen een maand na die betaling kunnen in het eerste geval de voorschotgever, in het tweede geval hij die de rechten en verschotten betaalde, bij het Gerecht of het Hof ter griffie waarvan voorschot werd gestort of werd betaald, rechtdoende in burgerlijke zaken, tegen de beslissing van de Griffier, bij verzoekschrift, in verzet komen.

  • 2. Tegen de beslissing van het Gerecht of het Hof is geen hogere voorziening toegelaten.

Artikel 37

Voor de indiening van een verzoekschrift als bedoeld in de artikelen 33, 35 en 36 is geen recht verschuldigd.

Artikel 38

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken.