LANDSVERORDENING houdende een herziene regeling met de betrekking tot de uitvoering van de postdienst

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende een herziene regeling met de betrekking tot de uitvoering van de postdienst

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

  • b.

    houder van de concessie: de rechtspersoon, waaraan een concessie is verleend op grond van artikel 2, eerste lid;

  • c.

    brieven: bescheiden en schriftelijke mededelingen, al dan niet verpakt, met uitzondering van die welke door toepassing van druk- of andere vermenigvuldigingstechnieken in een aantal geheel met elkaar overeenstemmende exemplaren ter verspreiding zijn vervaardigd en waarin, behoudens de adressering, geen bijvoegingen, doorhalingen of aanduidingen zijn aangebracht;

  • d.

    postzendingen: brieven en andere geadresseerde zendingen die de houder van de concessie ingevolge het bepaalde bij en krachtens artikel 2, tweede lid, verplicht is te vervoeren;

  • e.

    vervoer: het geheel van handelingen dat ertoe leidt dat een ter verzending aangeboden postzending wordt afgeleverd;

  • f.

    de akten van de Wereldpostunie: de Constitutie (Trb. 1965, 170) met inbegrip van alle daarin sedertdien aangebrachte en nog aan te brengen wijzigingen, het Algemeen Postverdrag en de overige Overeenkomsten, gesloten door de leden van de Wereldpostunie, alsmede de daarbij behorende reglementen;

  • g.

    algemene voorwaarden: door de houder van de concessie opgestelde schriftelijke bedingen, die in overeenkomsten ter zake van het vervoer van postzendingen worden opgenomen.

HOOFDSTUK II Bepalingen inzake het vervoer van postzendingen

Artikel 2

  • 1. Ter waarborging van een goede dienstverlening ter zake van het vervoer van postzendingen binnen Sint Maarten, van en naar Nederland en van en naar Aruba en Curaçao, alsmede van en naar het buitenland wordt aan een bij landsbesluit aan te wijzen rechtspersoon met uitsluiting van anderen voor de duur van ten minste 10 jaar concessie verleend voor:

    • a.

      het vervoer tegen vergoeding van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 2.000 gram wegen, behoudens de gevallen genoemd in artikel 12, tweede lid, en de gevallen waarin ontheffing is verleend krachtens artikel 13;

    • b.

      het aan of op de openbare weg plaatsen van voor het publiek bestemde brievenbussen dan wel postbussen;

    • c.

      het uitgeven van postzegels en postzegelafdrukken met daarop een afbeelding van de Koning dan wel de vermelding "Sint Maarten".

  • 2. De houder van de concessie is verplicht om voor een ieder tegen vergoeding het vervoer te verrichten van brieven en andere geadresseerde zendingen:

    • a.

      in Sint Maarten tot het gewicht en de afmetingen, die bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, zijn aangegeven;

    • b.

      van en naar Nederland, Aruba en Curaçao, alsmede van en naar het buitenland met inachtneming van de ter zake geldende bepalingen van de akten van de Wereldpostunie dan wel van andere voor Sint Maarten bindende verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 3. De houder van concessies weigert het vervoer van een postzending indien het vervoer strijdig is met enig wettelijk voorschrift of gevaar oplevert voor personen of zaken en kan het vervoer weigeren indien het vervoer strijdig is met de eisen die met het oog op een doelmatig vervoer in algemene voorwaarden worden gesteld.

Artikel 3

  • 1. De houder van de concessie is gehouden bij de uitvoering van de ingevolge deze landsverordening op hem rustende verplichtingen ter zake van het internationale vervoer van postzendingen de voor Sint Maarten bindende verplichtingen na te komen, die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie dan wel uit andere verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

  • 2. De houder van de concessie is gerechtigd voor de toepassing van de akten van de Wereldpostunie op te treden als postadministratie van Sint Maarten.

  • 3. De minister geeft in overeenstemming met de Minister van Algemene Zaken aan de houder van de concessie voorschriften die strekken tot:

    • a.

      het waarborgen van een goede toepassing van het eerste lid;

    • b.

      het verlenen van de nodige medewerking aan de minister en de Minister van Algemene Zaken bij de voorbereiding van verdragen en besluiten als bedoeld in het eerste lid en het in verband daarmee te voeren internationale overleg.

Artikel 4

  • 1. De houder van de concessie kan de uitvoering van de ingevolge deze landsverordening op hem rustende verplichtingen geheel of gedeeltelijk doen geschieden door een rechtspersoon, waarvan de houder van de concessie tenminste 51 % van het geplaatste kapitaal bezit en waarin de houder van de concessie de bevoegdheid heeft de meerderheid van de bestuurders van de rechtspersoon te benoemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid blijft de houder van de concessie jegens de minister verantwoordelijk.

  • 3. Daartoe geeft de houder van de concessie aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon de nodige instructies, die deze gehouden is op te volgen.

  • 4. Bij toepassing van het eerste lid geldt het in de artikelen 7, 8, 11, 12 en 13 met betrekking tot de houder van de concessie bepaalde mede ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon.

Artikel 5

  • 1. De voorwaarden, waaronder de concessie wordt verleend, worden bij landsbesluit vastgesteld.

  • 2. Behalve de voorwaarden in elk bijzonder geval aan de concessie te verbinden hebben de voorwaarden ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, in elk geval betrekking op:

    • a.

      het in stand houden van een goede dienstverlening;

    • b.

      de wijze en mate van dienstverlening;

    • c.

      de tariefstructuur en de aanpassing van de tarieven;

    • d.

      de geheimhouding;

    • e.

      de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

    • f.

      het verstrekken van periodieke informatie aan de minister ten dienste van het toezicht;

    • g.

      de duur van de concessie;

    • h.

      de gronden voor intrekking van de concessie.

  • 3. De concessievoorwaarden bevatten alleen verplichtingen ten aanzien van het door de houder van de concessie te bereiken resultaat en niet ten aanzien van de wijze van bedrijfsvoering om dit resultaat te bereiken.

  • 4. Een besluit tot vaststelling of wijziging van de concessievoorwaarden wordt genomen met inachtneming van een bedrijfsmatige en op continuïteit gerichte exploitatie door de houder van de concessie.

Artikel 6

Een wijziging van de in artikel 5 bedoelde concessievoorwaarden wordt niet eerder van kracht dan een jaar na de vaststelling bij landsbesluit, tenzij een bij dit besluit aan te geven algemeen belang zulks dringend vordert of de houder van de concessie instemt dat de wijziging eerder van kracht wordt.

Artikel 7

  • 1. De houder van de concessie is voor schade als gevolg van verlies, beschadiging of vertraagde aflevering van binnenlandse postzendingen slechts aansprakelijk indien door de afzender gebruik wordt gemaakt van een wijze van vervoer waarbij de postzending volgens daartoe in de algemene voorwaarden te stellen regels wordt geregistreerd.

  • 2. De aansprakelijkheid, bedoeld in het vorige lid, bestaat niet indien de schade uitsluitend het gevolg is van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • a.

      de aard of het gebrek van het vervoerde zelf;

    • b.

      onvoldoende verpakking van het vervoerde door een ander dan de houder van de concessie of diens ondergeschikten;

    • c.

      een oorzaak die aan de afzender kan worden toegerekend;

    • d.

      een oorlogshandeling of een gewapend conflict;

    • e.

      aanhouding op last van daartoe bevoegd gezag.

  • 3. Vorderingen kunnen slechts worden ingediend door de afzender. Indien de schade is geleden door een ander dan de afzender, is de afzender van rechtswege bevoegd ten behoeve van die ander, hetzij op eigen naam hetzij als diens vertegenwoordiger, de vordering in te stellen.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden bedragen vastgesteld waarboven de aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, zich niet uitstrekt, waarbij de hoogte van de afzonderlijke bedragen kan worden bepaald naar gelang van onder meer de soorten van registratie, alsmede naar gelang van de aard en de waarde van de postzending.

  • 5. De houder van de concessie kan zich niet beroepen op een uit de voorgaande leden van dit artikel voortvloeiende uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid voor zover de schade is ontstaan uit zijn eigen handelen of nalaten, geschied hetzij met de opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien.

  • 6. Ter zake van het internationale vervoer van postzendingen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, is de houder van de concessie slechts aansprakelijk overeenkomstig de bepalingen van de akten van de Wereldpostunie dan wel andere voor Sint Maarten bindende verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Artikel 8

  • 1. De gezagvoerders van vertrekkende schepen en luchtvaartuigen zijn verplicht zich te belasten met het vervoer - tegen vergoeding - van stukken en pakketten, dat hun door de houder van de concessie wordt opgedragen, voor zover bij andere wettelijke regelingen geen kosteloos vervoer is verplicht gesteld.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde schepen en luchtvaartuigen worden niet uitgeklaard, indien hun gezagvoerders weigeren de in het eerste lid bedoelde opdracht te aanvaarden.

  • 3. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt in onderling overleg bepaald.

  • 4. Bij gebreke van overeenstemming wordt deze vergoeding op verzoek van de meest gerede partij vastgesteld door het Gerecht in eerste aanleg.

  • 5. De gezagvoerders van schepen en luchtvaartuigen zijn verplicht voor het behoud van het te vervoeren goed te zorgen van het ogenblik van de inontvangstneming tot dat van de aflevering.

  • 6. De gezagvoerders van schepen en luchtvaartuigen zijn verplicht de stukken en pakketten, waarvan het vervoer hun is opgedragen, zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 12 uren na aankomst, op de plaats van bestemming af te geven aan het dichtstbij gelegen postkantoor, tenzij de stukken en pakketten reeds door een persoon werkzaam bij de houder van de concessie zijn opgevraagd en aan hem ter hand gesteld.

  • 7. De exploitanten van schepen en luchtvaartuigen zijn ter zake van het vervoer uitsluitend jegens de houder van de concessie aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid is beperkt tot de bedragen, welke de houder van de concessie wettelijk gehouden is aan de afzender te vergoeden.

  • 8. Overeenkomsten betreffende het postvervoer kunnen worden aangegaan voor een termijn van ten hoogste vijf jaren.

Artikel 9

  • 1. De minister kan ter bevordering van de aflevering aan geadresseerden van voor hen bestemde postzendingen regels vaststellen omtrent plaats, afmetingen en andere hoedanigheden van de voor die aflevering bestemde brievenbussen.

  • 2. Postzendingen die naar hun aard en omvang in aanmerking komen voor aflevering in brievenbussen als bedoeld in het eerste lid, kunnen als onbestelbaar worden aangemerkt indien het opgegeven adres niet beschikt over een brievenbus die aan de krachtens het eerste lid gestelde regels voldoet.

Artikel 10

Onbestelbare gesloten postzendingen die niet aan de afzender kunnen worden teruggegeven kunnen slechts geopend worden op last van het Gerecht in eerste aanleg zulks uitsluitend ter opsporing van de voor teruggave of aflevering nodige gegevens.

Artikel 11

Beslag op postzendingen die ten vervoer aan de houder van de concessie zijn toevertrouwd, is slechts toegelaten in de gevallen waarin bij landsverordening een zodanig beslag uitdrukkelijk is geregeld.

Artikel 12

  • 1. Het is anders dan krachtens de concessie verboden tegen vergoeding brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 2.000 gram wegen te vervoeren.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de brieven die:

    • a.

      binnen Sint Maarten, naar Nederland, Aruba en Curaçao dan wel naar het buitenland worden vervoerd op een wijze die ten aanzien van dat vervoer in een dienstverlening voorziet, die het niveau van dienstverlening ten aanzien van het normale versnelde vervoer dat door de houder van de concessie voor een ieder in het gehele land wordt aangeboden, voor wat betreft snelheid van overkomst, de garantie daarvoor en de lokaliseerbaarheid tijdens het vervoer in betekenende mate te boven gaat, en die:

      • 1°.

        worden vervoerd tegen een tarief dat voor het vervoer in Sint Maarten dan wel naar Nederland, Aruba en Curaçao dan wel naar het buitenland hoger is dan daarvoor bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaald, en

      • 2°.

        worden vervoerd door een vervoerder die op een door de minister aan te geven wijze is geregistreerd;

    • b.

      worden vervoerd in opdracht van de houder van de concessie;

    • c.

      anders dan bedrijfsmatig worden vervoerd in opdracht van één natuurlijk persoon en de leden van zijn gezin, of van één rechtspersoon of onderdeel daarvan, mits afkomstig van één adres en overigens aan de voorwaarden wordt voldaan, dat:

      • 1°.

        het vervoer plaats heeft binnen de grenzen Sint Maarten;

      • 2°.

        de persoon die de brieven vervoert niet is de gezagvoerder van het schip of van het luchtvaartuig, dan wel de bestuurder van de scheepvaart- of luchtvaartonderneming, waarmee dit brievenvervoer plaatsvindt, noch in dienst is van die gezagvoerder of die onderneming;

    • d.

      kennelijk bestemd zijn om te worden vervoerd door de houder van de concessie, dan wel te worden afgeleverd na vervoer door de houder van de concessie;

    • e.

      uitsluitend betrekking hebben op de voorwerpen waarmee zij worden vervoerd dan wel dienen als kwitanties, wisselbrieven of andere handelspapieren die worden vervoerd in verband met daarop in te vorderen of uit te betalen geldbedragen;

    • f.

      in hoofdzaak tekst bevatten, uitgevoerd in voor blinden bestemde tekens, of

    • g.

      worden vervoerd met een ontheffing, verleend ingevolge artikel 13, eerste lid.

  • 3. Het is verboden brieven te doen vervoeren, indien dit vervoer geschiedt in strijd met het eerste lid.

  • 4. De geregistreerde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, is verplicht om:

    • a.

      aan daartoe door de minister aan te wijzen ambtenaren zowel mondeling als schriftelijk alle inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijs nodig zijn voor het toezicht op de naleving van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a; en

    • b.

      als tegemoetkoming in de kosten die met de registratie zijn gemaakt en het toezicht op de naleving van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, jaarlijks een door de minister te bepalen vergoeding te betalen.

Artikel 13

  • 1. De minister is bevoegd om voor bijzondere omstandigheden, waarin de houder van de concessie niet voorziet in het vervoer van brieven die elk afzonderlijk ten hoogste 2.000 gram wegen, aan anderen dan de houder van de concessie van het verbod bedoeld in artikel 12, eerste lid, ontheffing te verlenen onder door de minister daaraan te verbinden voorschriften en beperkingen, die in verband met de bijzondere omstandigheden redelijkerwijze nodig zijn.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid is de minister bevoegd voor deze ontheffing, als tegemoetkoming in de kosten die met verlening van de ontheffing zijn gemoeid, een vergoeding vast te stellen.

HOOFDSTUK III Beroep

[vervallen]

Artikel 14

[vervallen]

HOOFDSTUK IV Handhaving

Artikel 15

  • 1. Indien de houder van de concessie een ingevolge deze landsverordening op hem rustende verplichting niet nakomt, kan de minister hem een schriftelijk met redenen omklede aanwijzing geven.

  • 2. Bij het niet naleven van de aanwijzing kan de minister de houder van de concessie een administratieve boete opleggen van ten hoogste honderdduizend gulden.

  • 3. De minister kan een krachtens het tweede lid opgelegde boete, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, bij dwangbevel invorderen.

  • 4. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaarders-exploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin artikel 310 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 5. Gedurende een maand na betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Sint Maarten.

  • 6. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van Sint Maarten kan het Gerecht in eerste aanleg de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

Artikel 16

  • 1. Het is anders dan krachtens de concessie verboden postzegels of postzegelafdrukken te vervaardigen, te verspreiden of ter verspreiding in voorraad te hebben met daarop een afbeelding van de Koning dan wel de vermelding "Sint Maarten".

  • 2. Het is anders dan krachtens de concessie voor het publiek bestemde brievenbussen dan wel postbussen aan of op de openbare weg te plaatsen.

  • 3. Het is verboden zegels, zegelafdrukken, stempelafdrukken of aanduidingen op zodanige wijze te bezigen, dat zij ten onrechte de indruk kunnen wekken, dat de bescheiden of voorwerpen, waarop zij voorkomen, door de houder van de concessie behandeld of van de houder van de concessie afkomstig zijn.

Artikel 17

  • 1. Overtreding van de artikelen 8, eerste en zesde lid, 12, eerste lid en 16, eerste lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vijf maanden of een geldboete van de derde categorie.

  • 2. Overtreding van de artikelen 12, derde lid, en 16, tweede en derde lid, alsmede van de voorschriften en de beperkingen verbonden aan ontheffing verleend krachtens artikel 13, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3. Met een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft:

    • a.

      degene, die door de houder van de concessie enig stuk doet vervoeren hetwelk onbevoegdelijk is voorzien van aanduidingen, die zijn vastgesteld voor stukken voor welk vervoer vrijstelling van vergoeding is verleend;

    • b.

      degene, die door de houder van de concessie doet vervoeren enig niet door middel van postzegels of daarmee gelijkgestelde wijze gefrankeerd stuk, waarvan de inhoud niet uitsluitend betreft de openbare dienst, terwijl dat stuk is voorzien van zodanige opschriften of aanduidingen, die zijn vastgesteld voor stukken, uitsluitend de openbare dienst betreffende, waarvan de frankering geschiedt op de voor zodanige stukken vastgestelde wijze;

    • c.

      degene, die onbevoegd gebruik maakt van één of meer van de in onderdeel b bedoelde opschriften of aanduidingen.

  • 4. De voorwerpen, waarmee één van de overtredingen, bedoeld in artikel 16, derde lid, is gepleegd, kunnen voor zover zij de veroordeelde toebehoren, bij de veroordeling worden verbeurd verklaard.

  • 5. De strafbare feiten in deze landsverordening, worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 18

  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Landscourant. Zij zijn bevoegd tot aanhouding en visitatie van vaar- en voertuigen waarmee de overtreding vermoed wordt te zijn begaan.

  • 2. De stukken, waarmee de overtreding vermoed wordt te zijn gepleegd worden in beslag genomen. Van de aanhouding van de stukken wordt aan de geadresseerde kennis gegeven.

  • 3. De in beslag genomen stukken worden na afloop van het strafgeding aan de geadresseerde uitgereikt, tenzij daaromtrent bij rechterlijk vonnis anders is beslist.

HOOFDSTUK V Overige bepalingen

Artikel 19

In bijzondere omstandigheden in verband met de handhaving van de internationale rechtsorde of met de internationale betrekkingen is de minister bevoegd om in overeenstemming met de Minister van Algemene Zaken aan de houder van de concessie aanwijzingen te geven met betrekking tot het vervoer van postzending van en naar het buitenland.

Artikel 20

De afbeelding van de Koning op een postzegel of postzegelafdruk behoeft diens goedkeuring.

Artikel 21

Alle bescheiden, die door de houder van de concessie bij de uitvoering van de postdienst worden gebezigd voor handelingen ten behoeve van de gebruikers van de dienst of hun gemachtigden zijn vrij van zegel mits deze bestemming uit de stukken blijkt.

Artikel 22

Bij de voorbereiding van besluiten als bedoeld in de artikel 2, tweede lid, aanhef, onder a, 3, derde lid, 5, eerste lid, 7, vierde lid, 9, eerste lid, 12, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, 14, eerste lid, of wijzigingen van die besluiten, voert de minister tijdig overleg met de houder van de concessie.

Hoofdstuk VI Wijziging van andere landsverordeningen

Artikel 23

[vervallen]

Artikel 24

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 25

[wijzigt een andere regeling]

HOOFDSTUK VII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

  • [vervallen]

Artikel 27

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 28

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Postlandsverordening.