LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende vaststelling van de Gevangenismaatregel

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende vaststelling van de Gevangenismaatregel

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

gesticht

:

de huizen van bewaring, gevangenissen en landsinrichtingen voor ter beschikking gestelden in Sint Maarten;

directeur

:

de locatie-directeur van een gesticht en bij zijn afwezigheid, degene die hem vervangt;

gedetineerde

:

de persoon ingesloten in een gesticht;

minister

:

de Minister van Justitie;

diensthoofd

:

diensthoofd Gevangenis en huis van bewaring.

Artikel 2

  • 1. De directeur is verantwoordelijk voor het beheer en de regelmatige gang van zaken in het gesticht.

  • 2. Over de verschillende gestichten tezamen kan worden aangesteld een diensthoofd, die belast is met de coördinatie van het beheer van die gestichten en de overige hem bij of krachtens de Landsverordening beginselen gevangeniswezen opgedragen taken.

  • 3. De directeur en het diensthoofd brengen jaarlijks voor 1 maart verslag uit aan de minister over hun werkzaamheden in het afgelopen jaar.

  • 4. De gestichtmedewerkers komen de opdrachten van de directeur stipt na.

Artikel 3

  • 1. De directeur draagt er zorg voor dat de gedetineerde, onder handhaving van het karakter van de gevangenisstraf of maatregel, tegemoet wordt getreden op een wijze die zijn menselijke waardigheid respecteert.

  • 2. Het verblijf van de gedetineerde in het gesticht wordt mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van zijn terugkeer in het maatschappelijk leven.

Artikel 4

  • 1. De plaatsing in en overplaatsing naar een gesticht of een afdeling van een gesticht geschieden zoveel mogelijk met inachtneming van het regime dat het meest strookt met de persoonlijkheid van de gedetineerde, waarbij zowel op de duur van de straf of maatregel als op het gedrag en de mogelijkheden tot reclassering van de gedetineerde wordt gelet.

  • 2. De plaatsing in een gesticht geschiedt, tenzij bij of krachtens de Landsverordening beginselen gevangeniswezen anders is bepaald, op last van het openbaar ministerie na overleg met de betrokken directeur.

  • 3. Overplaatsing naar een gesticht geschiedt, tenzij bij of krachtens de Landsverordening beginselen gevangeniswezen anders is bepaald, op last van de minister na overleg met het openbaar ministerie en de betrokken directeur.

  • 4. Plaatsing in en overplaatsing naar een afdeling van een gesticht geschiedt door de directeur.

  • 5. Ten behoeve van een zo verantwoord mogelijk oordeel hebben de betrokken directeur en een door hem aangewezen gestichtmedewerker het recht het persoonsdossier van de gedetineerde in te zien.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels worden vastgesteld.

§ 2. De opneming in het gesticht

Artikel 5

  • 1. Ten behoeve van de registratie van opgenomen gedetineerden wordt door de minister een model gedetineerdenregister vastgesteld.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na opneming wordt de gedetineerde in de door de directeur aangewezen ruimte aan kleding en lichaam onderzocht op de aanwezigheid van geld, waardepapieren en andere goederen waarvan het bezit voor gedetineerden verboden is, alsmede op de aanwezigheid van goederen die hem, naar het oordeel van de directeur, uit een oogpunt van veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht ontnomen dienen te worden.

  • 3. Het onderzoek aan kleding en lichaam wordt ingesteld door een gestichtmedewerker van hetzelfde geslacht als de gedetineerde.

Artikel 6

  • 1. Geld, waardepapieren en andere goederen, die de gedetineerde niet onder zijn berusting mag houden, worden door de directeur in bewaring genomen, met dien verstande dat aan bederf onderhevige waren worden vernietigd, tenzij deze met schriftelijke toestemming van de gedetineerde en voor zijn rekening aan een door hem opgegeven derde worden afgestaan.

  • 2. De gedetineerde kan door de directeur toegestaan worden om de bij hem aangetroffen goederen, anders dan geld of waardepapieren, die geen gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht, onder zijn berusting te houden.

  • 3. Ten behoeve van het registreren van het in bewaring nemen en vernietigen bedoeld in het eerste lid, wordt door de minister een model bewaarnemingregister vastgesteld.

§ 3 Medische verzorging en voorzieningen

Artikel 7

  • 1. De minister, daarin bijgestaan door het diensthoofd en de directeuren, draagt zorg voor passende medische verzorging van de gedetineerden.

  • 2. Aan een gesticht zijn een of meer artsen en tandartsen verbonden.

Artikel 8

  • 1. De gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen 24 uren na zijn opneming, door de gestichtarts onderzocht.

  • 2. Van het onderzoek bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk door de gestichtarts aantekening gemaakt in het medisch register van het gesticht, ingericht naar een door de minister vastgesteld model.

  • 3. De gedetineerde kan te allen tijde door de directeur in het belang van de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht aangewezen worden om urine af te staan ten behoeve van onderzoek op middelen bedoeld in de Opiumlandsverordening.

  • 4. Het onderzoek bedoeld in het derde lid, geschiedt door de gestichtarts.

Artikel 9

  • 1. De gedetineerde die de gestichtarts of -tandarts wenst te bezoeken, kan dat kenbaar maken op de wijze zoals door de directeur is bepaald.

  • 2. Medisch onderzoek of medische behandeling door een specialist vindt uitsluitend plaats na verwijzing door de gestichtarts.

  • 3. In overeenstemming met de gestichtarts wordt de gedetineerde die bij wijze van spoed medisch onderzoek of medische behandeling nodig heeft, de gelegenheid daartoe gegeven.

  • 4. Indien in het kader van een onderzoek of behandeling als bedoeld in dit artikel, medicijnen of hulpmiddelen worden voorgeschreven door een arts of tandarts, anders dan de gestichtarts of -tandarts, behoeft de verstrekking daarvan de instemming van de gestichtarts.

  • 5. De kosten verbonden aan een onderzoek of behandeling als bedoeld in dit artikel, alsmede de kosten verbonden aan de verstrekking van in dat kader door een arts of tandarts voorgeschreven medicijnen of hulpmiddelen komen ten laste van Sint Maarten.

Artikel 10

  • 1. De gedetineerde wordt toegestaan om zich voor eigen rekening of rekening van een derde door een bevoegde arts of tandarts te laten onderzoeken en behandelen.

  • 2. De directeur kan een verzoek tot inschakeling van een arts of tandarts als bedoeld in het eerste lid, alleen afwijzen op grond van het advies van de gestichtarts.

  • 3. De kosten verbonden aan een onderzoek of behandeling door een arts of tandarts als bedoeld in het eerste lid, alsmede de kosten verbonden aan de verstrekking van door een dergelijke arts of tandarts voorgeschreven medicijnen of hulpmiddelen worden verrekend met de post “Zakgeld” en, voor zover nodig, met de post “Eigen geld” van de rekening bedoeld in artikel 19, tenzij deze door een derde zijn betaald.

Artikel 11

  • 1. Een gedetineerde kan uitsluitend op medische aanwijzing en medische gronden in een ziekenhuis of kliniek opgenomen worden.

  • 2. De gedetineerde is verplicht zijn medewerking aan de opneming in een ziekenhuis of kliniek te verlenen.

  • 3. De gedetineerde is verplicht om de door het medisch en verplegend personeel gegeven aanwijzingen en andere voor patiënten geldende aanwijzingen op te volgen.

  • 4. Gedurende zijn verblijf buiten het gesticht kan de gedetineerde begeleid worden door een of meer gestichtmedewerkers dan wel andere door de directeur aangewezen personen.

Artikel 12

  • 1. Van iedere opsluiting in de strafcel wordt de gestichtarts zo spoedig mogelijk door de directeur in kennis gesteld.

  • 2. De gestichtarts bezoekt de gedetineerde binnen 24 uren na opsluiting in de strafcel.

  • 3. De opsluiting in de strafcel wordt onverwijld bekort of beëindigd indien niet voldaan is aan het tweede lid of indien gezondheidsredenen daartoe volgens de gestichtarts aanleiding geven.

§ 4 Geestelijke en sociale zorg

Artikel 13

  • 1. Bij een gesticht zijn een of meer geestelijke raadslieden en maatschappelijke hulpverleners werkzaam.

  • 2. De gedetineerde heeft het recht de bij het gesticht werkzame geestelijke raadslieden en maatschappelijke hulpverleners tijdens de door de directeur vastgestelde spreek- of inloopuren te bezoeken, tenzij de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht zich daartegen, naar het oordeel van de directeur, bepaaldelijk verzet.

  • 3. De gedetineerde heeft het recht individuele gesprekken te voeren met de geestelijke raadslieden of maatschappelijke hulpverleners die bij het gesticht werkzaam zijn, dan wel door de directeur zijn toegelaten.

§ 5 Gezondheidskundige zorg en voorzieningen

Artikel 14

De minister, daarin bijgestaan door het diensthoofd en de directeuren, draagt er zorg voor dat de celruimtes, werkplaatsen, ruimtes voor persoonlijke en medische verzorging, keukens, alsmede de zich daarin bevindende voorzieningen en apparatuur voldoen aan de eisen die daaraan, gelet op de stand van de kennis in de gezondheidskunde en de stand van de techniek, redelijkerwijs gesteld mogen worden.

Artikel 15

  • 1. De directeur, daarin bijgestaan door de gestichtarts, draagt er zorg voor dat de gedetineerde de beschikking heeft over voldoende voorzieningen en middelen ten behoeve van zijn persoonlijke verzorging.

  • 2. De gestichtarts is bevoegd aanwijzingen te geven aan degene die in het gesticht belast is met de aanschaf en het beheer van de voorzieningen en middelen bedoeld in het eerste lid. Hij heeft toegang tot alle ruimtes in het gesticht.

  • 3. Door de directeur kunnen bepaalde persoonlijke verzorgingshandelingen worden verplicht gesteld, beperkt of uitgebreid, indien redenen van medische of hygiënische aard daartoe volgens de gestichtarts bepaaldelijk aanleiding geven.

Artikel 16

  • 1. De directeur kan ter zake van het dragen van eigen kleding nadere voorschriften vaststellen, waaronder een verbod op het dragen daarvan.

  • 2. De gedetineerde is verplicht de voorgeschreven kleding te dragen.

  • 3. De te verstrekken kleding wordt door het diensthoofd aan het advies van de gestichtarts onderworpen in verband met de geschiktheid voor het klimaat in Sint Maarten en de gezondheid van gedetineerden in het algemeen.

  • 4. Indien de gedetineerde buiten het gesticht verblijft wordt het hem toegestaan eigen kleding te dragen, tenzij de openbare veiligheid of de openbare orde zich daartegen, naar het oordeel van de directeur, bepaaldelijk verzet.

§ 6 Voeding

Artikel 17

  • 1. Het diensthoofd, daarin bijgestaan door de directeuren en de aan het gesticht verbonden voedingsdeskundige, draagt er zorg voor dat de gedetineerden kwantitatief en kwalitatief voldoende voeding wordt verstrekt.

  • 2. De voedingsdeskundige is bevoegd aanwijzingen te geven aan de degene die in het gesticht met de voorbereiding van de voeding is belast. Hij heeft toegang tot alle plaatsen waar voeding ten behoeve van de gedetineerden wordt bereid.

Artikel 18

  • 1. Indien de gedetineerde uit hoofde van zijn levensovertuiging bijzondere voeding verzoekt aan de directeur, wordt met die wens, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, rekening gehouden.

  • 2. De gestichtarts kan aan bepaalde gedetineerden om gezondheidsredenen dieetvoeding voorschrijven.

  • 3. De directeur draagt er zorg voor dat de dieetvoeding bedoeld in het tweede lid, beschikbaar is en overeenkomstig de aanwijzingen van de gestichtarts wordt verstrekt.

§ 7 Geldelijke middelen van de gedetineerde

Artikel 19

  • 1. Voor iedere gedetineerde wordt zo spoedig mogelijk door de directeur een rekening geopend in het rekeningregister van het gesticht, ingericht naar een door de minister vastgesteld model.

  • 2. De rekening bestaat uit de volgende posten:

    • a.

      eigen geld;

    • b.

      zakgeld;

    • c.

      uitgaanskas.

  • 3. Als "eigen geld" wordt geboekt het geld bedoeld in de artikelen 6 en 23.

  • 4. Als "zakgeld" wordt geboekt het geld bedoeld in de artikelen 21 en 22

  • 5. Als "uitgaanskas" wordt geboekt het geld bedoeld in de artikelen 21 en 22.

  • 6. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld omtrent de besteedbaarheid van de posten "eigen geld" en "zakgeld" en de wijze waarop deze posten en de post "uitgaanskas" zullen worden uitgekeerd aan de gedetineerde bij zijn invrijheidstelling.

§ 8 Arbeid

Artikel 20

  • 1. Arbeid kan plaatsvinden voor rekening van de overheid en van particulieren.

  • 2. De arbeid wordt als regel verricht binnen het gesticht.

  • 3. Het verrichten van arbeid buiten het gesticht vindt slechts plaats na toestemming van de minister en onder door hem te stellen voorwaarden.

  • 4. Arbeid verricht voor rekening van particulieren buiten het gesticht behoeft de toestemming van de gedetineerde.

  • 5. De directeur draagt er zorg voor dat bij de toedeling van arbeid rekening wordt gehouden met de geschiktheid ter zake van de gedetineerde.

Artikel 21

  • 1. De gedetineerde is verplicht de hem opgedragen arbeid zowel binnen als buiten het gesticht naar behoren te verrichten.

  • 2. De gedetineerde mag het met arbeid verdiende bedrag, zoals vastgesteld door de minister, niet persoonlijk in ontvangst nemen.

  • 3. Het bedrag bedoeld in het tweede lid, wordt per kalendermaand door de directeur berekend en zo spoedig mogelijk na afloop daarvan op de rekening bedoeld in artikel 19, geboekt voor de ene helft als "zakgeld" en voor de andere helft als "uitgaanskas", met dien verstande dat bij onveroordeelde en tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde gedetineerden het bedrag volledig als “zakgeld” wordt geboekt.

  • 4. Ten behoeve van de registratie van het gewerkte aantal arbeidsuren en het daarmee verdiende bedrag wordt door de minister een model arbeidsregister vastgesteld.

Artikel 22

  • 1. Indien de gedetineerde buiten de verplichte arbeidsuren producten maakt die geschikt zijn voor de verkoop, zal door de directeur, voorzover dat redelijkerwijs mogelijk is, worden zorg gedragen voor de verkoop daarvan.

  • 2. De opbrengst van de verkoop wordt door de directeur zo spoedig mogelijk na de verkoop geboekt op de rekening bedoeld in artikel 19, voor de ene helft als "zakgeld" en voor de andere helft als "uitgaanskas", met dien verstande dat bij onveroordeelde en tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde gedetineerden de opbrengst volledig als "zakgeld" wordt geboekt.

§ 9 Ontvangst en bezit van goederen tijdens het verblijf in het gesticht

Artikel 23

  • 1. Het is de gedetineerde met toestemming van de directeur en op de door deze vast te stellen wijze toegestaan geld, kleding en andere goederen te ontvangen of te verzenden. Artikel 6 is overeenkomstige toepassing.

  • 2. De gedetineerde mag, naast de bedragen, bedoeld in de artikelen 21 en 22, per kalendermaand van derden maximaal NAf 500,- of het equivalent daarvan ontvangen.

  • 3. Door de gedetineerde mag geld niet persoonlijk in ontvangst worden genomen of verzonden.

§ 10 Bezoek en briefwisseling

Artikel 24

  • 1. De gedetineerde heeft het recht om op de bij of krachtens het voor het gesticht vastgestelde huishoudelijk reglement bepaalde tijdstippen, tenminste eenmaal per twee weken gedurende tenminste een uur bezoek te ontvangen van een ieder.

  • 2. Bij of krachtens het voor het gesticht vastgestelde huishoudelijk reglement kunnen gevallen worden aangewezen waarin de gedetineerde vaker of langer bezoek mag ontvangen en de voorwaarden waaronder zulks kan geschieden.

  • 3. Bij of krachtens het voor het gesticht vastgestelde huishoudelijk reglement worden regels gesteld omtrent de aanmelding en toelating van bezoekers, het aantal personen per bezoek, de wijze waarop de bezoekers zich dienen te gedragen in het gesticht en de aanwezigheid van gestichtmedewerkers bij het bezoek.

Artikel 25

  • 1. De gedetineerde heeft het recht om, voor rekening van het gesticht, brieven te schrijven aan en te ontvangen van een ieder.

  • 2. De inhoud van brieven aan of van veroordeelde gedetineerden, kan door de directeur worden onderworpen aan controle. De inhoud van brieven aan of van onveroordeelde gedetineerden is niet onderworpen aan een dergelijke controle tenzij bij of krachtens landsverordening anders is bepaald.

  • 3. De door de directeur aangewezen gestichtmedewerkers belast met de controle van de inhoud van brieven nemen, voor zover dat uit de aard der zaak volgt, strikte vertrouwelijkheid in acht.

  • 4. Het verzenden van brieven van of het ontvangen van brieven door de gedetineerde kan worden geweigerd door de directeur:

    • a.

      in het belang van de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht;

    • b.

      ter voorkoming van vluchtgevaar;

    • c.

      ter voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

    • d.

      ter voorkoming van openbare ordeverstoringen.

  • 5. De niet verzonden of uitgereikte brieven worden geretourneerd aan de afzender. Is dit niet mogelijk dan worden zij door de directeur vernietigd.

Artikel 26

  • 1. Niet onderworpen aan controle is de briefwisseling van gedetineerden met de Koning, de Gouverneur, de Staten, de minister, de rechter, het openbaar ministerie, de Commissie van Toezicht, het Comité inzake Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing en andere organen die krachtens Sint Maartens recht bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of tot behandeling van met een klacht aan te vangen zaken.

  • 2. Niet aan controle onderworpen is de briefwisseling van de gedetineerde met zijn advocaat indien uit de adressering blijkt dat de brieven voor zijn advocaat of diens bureau bestemd zijn dan wel van zijn advocaat of diens bureau afkomstig zijn.

  • 3. Brieven bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen slechts met de schriftelijke toestemming van de gedetineerde geopend worden.

  • 4. Artikel 25, vierde lid, is niet van toepassing op brieven als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. Brieven als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden zo spoedig mogelijk verzonden, doch in ieder geval binnen één etmaal na ontvangst daarvan door de daartoe door de directeur aangewezen gestichtmedewerker.

§ 11 Tucht

Artikel 27

  • 1. De gedetineerde is verplicht de aanwijzingen die hem door de directeur in het belang van de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht dan wel anderszins in het belang van de dienst worden gegeven, stipt op te volgen.

  • 2. De gedetineerde kan worden verplicht in het gesticht en tijdens verblijf buiten het gesticht een door de directeur afgegeven legitimatiebewijs, voorzien van een daartoe van de gedetineerde gemaakte pasfoto, bij zich te dragen en op verlangen van de daartoe bevoegde personen te tonen.

Artikel 28

  • 1. De gedetineerde dient zich te onthouden van gedragingen, die onverenigbaar zijn met de veiligheid, orde, goede gang van zaken en tucht.

  • 2. Als onverenigbaar met de veiligheid, orde, goede gang van zaken en tucht wordt in ieder geval beschouwd:

    • a.

      het zich gedragen in strijd met het bij of krachtens enig wettelijk voorschrift bepaalde;

    • b.

      het roken in een werkplaats zonder toestemming van de chef daarvan;

    • c.

      het gebruik van onzedelijke of opruiende taal;

    • d.

      het verstoren van de rust;

    • e.

      het om geld spelen;

    • f.

      het bij zich hebben van andere middelen om vuur te maken dan een aansteker of lucifers;

    • g.

      het verhandelen, verruilen, lenen of weggeven van goederen tussen gedetineerden;

    • h.

      het aanwezig hebben of gebruiken van alcoholhoudende drank;

    • i.

      het zich bevinden elders dan in de aangewezen celruimtes, afdelingen, werkplaatsen en andere ruimten;

    • j.

      het veroorzaken van of deelnemen aan ongeregeldheden;

    • k.

      het pogen zich te ontrekken aan de vrijheidsbeneming.

§ 12 Maatregelen in verband met de veiligheid, orde en strafvordering

Artikel 29

  • 1. De directeur kan, telkens wanneer dit naar zijn oordeel noodzakelijk is, de gedetineerde aan kleding, lichaam en eventuele handbagage doen onderzoeken op voorwerpen die uit een oogpunt van veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht niet aanwezig mogen zijn. Artikel 5, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De directeur kan alle vertrekken waarin gedetineerden verblijven, regelmatig doen onderzoeken.

  • 3. De bij een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid, aangetroffen voorwerpen kunnen in verband met de veiligheid, orde en goede gang van zaken in het gesticht terstond in bewaring genomen worden.

Artikel 30

  • 1. De directeur kan, telkens wanneer dit naar zijn oordeel noodzakelijk is, een persoon die het gesticht bezoekt, aan kleding en eventuele handbagage doen onderzoeken op voorwerpen die uit een oogpunt van veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht niet aanwezig mogen zijn. Artikel 5, tweede en derde lid, en 29, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien het gesticht beschikt over een detectiepoort zijn de bezoekers verplicht daarvan gebruik te maken, tenzij de directeur anders beslist.

  • 3. In de gevallen waarin geen gestichtmedewerker aanwezig is bij het bezoek, kan de directeur op grond van de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht beslissen tot het afluisteren van de gesprekken tussen de gedetineerde en het bezoek. De gedetineerde en het bezoek worden daarvan vooraf door de directeur in kennis gesteld.

Artikel 31

  • 1. De directeur is bevoegd, indien de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht dit naar zijn oordeel bepaaldelijk noodzakelijk maakt, ten aanzien van een bepaalde gedetineerde af te wijken van een aan deze bij of krachtens deze regeling toegekend recht.

  • 2. De directeur stelt de gedetineerde onverwijld schriftelijk van zijn beslissing in kennis. Daarbij wijst hij de gedetineerde op de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de maandcommissaris bedoeld in paragraaf 14.

Artikel 32

  • 1. Indien zich in het gesticht ernstige ongeregeldheden voordoen of dreigen voor te doen, neemt de directeur alle maatregelen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het herstel of de handhaving van de veiligheid, orde of goede gang van zaken in het gesticht.

  • 2. De directeur is in het geval bedoeld in het eerste lid, bevoegd de aan dit besluit te ontlenen rechten van allen die zich in het gesticht bevinden, op te schorten of te beperken. Hij stelt de minister en het diensthoofd daarvan onverwijld op de hoogte.

  • 3. De opschorting of beperking bedoeld in het tweede lid, is gedurende maximaal driemaal 24 uren van kracht. De periode bedoeld in de eerste volzin, kan telkens met eenzelfde maximum duur worden verlengd door de minister.

Artikel 33

Indien de officier van justitie of de rechter-commissaris maatregelen heeft bevolen in het belang van het strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van een onveroordeelde voert de directeur die maatregelen onverwijld uit.

§ 13 Maatregel ex artikel 14 of 22 Wetboek van Strafrecht

Artikel 34

  • 1. Een veroordeelde als bedoeld in de artikelen 14 en 22 van het Wetboek van Strafrecht, kan door de minister op verzoek van de directeur van het gesticht alwaar hij opgenomen is dan wel zou moeten worden, voor maximaal zes aaneengesloten maanden worden geplaatst in een inrichting voor ter beschikking gestelden als bedoeld in artikel 6 van Landsverordening beginselen gevangeniswezen.

  • 2. De periode, bedoeld in het eerste lid, kan telkens met eenzelfde maximum duur worden verlengd door de minister.

  • 3. Alvorens tot plaatsing of verlenging wordt besloten, dient daarover het advies te worden ingewonnen van een aan de inrichting bedoeld in het eerste lid, verbonden psychiater.

  • 4. De psychiater, bedoeld in het derde lid, bezoekt de veroordeelde na plaatsing ten minste eenmaal per veertien dagen.

  • 5. Zodra de reden voor plaatsing of verlenging niet meer aanwezig is, zulks op advies van de psychiater, bedoeld in het derde lid, wordt de plaatsing of verlenging door de minister ongedaan gemaakt en de veroordeelde geplaatst dan wel teruggeplaatst in de gevangenis of het huis van bewaring alwaar hij opgenomen was dan wel zou moeten worden opgenomen.

§ 14Toezicht, kennisneming van grieven en klachtenbehandeling

Artikel 35

  • 1. De Commissie van Toezicht bestaat uit een oneven aantal leden tot ten hoogste 13 leden.

  • 2. De Beklagcommissie bestaat uit een oneven aantal leden tot ten hoogste vijf waaronder in ieder geval de voorzitter of een door deze aangewezen plaatsvervangend voorzitter en de secretaris of een door deze aangewezen plaatsvervangend secretaris bedoeld in artikel 36, eerste lid.

  • 3. De benoeming van de leden van de Commissie van Toezicht geschiedt voor een periode van drie jaren. Na afloop van die periode kan herbenoeming plaatsvinden.

  • 4. Aan de Commissie van Toezicht wordt door de minister toegevoegd een ambtelijk secretariaat, ressorterend onder de secretaris.

  • 5. De secretaris, de plaatsvervangende secretarissen en het ambtelijk secretariaat van de Commissie van Toezicht hebben mede tot taak een gedetineerde desgewenst behulpzaam te zijn bij het opstellen van een klaagschrift.

Artikel 36

  • 1. De minister wijst uit de leden van de Commissie van Toezicht een voorzitter, plaatsvervangend voorzitters, een secretaris en plaatsvervangende secretarissen aan.

  • 2. De plaatsvervangende voorzitters en secretarissen worden op voordracht van de voorzitter respectievelijk de secretaris aangewezen.

  • 3. De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de secretaris bezitten de graad van meester in de rechten dan wel doctorandus in de rechtsgeleerdheid, behaald in Sint Maarten, Aruba of Nederland.

  • 4. De bezoldiging van de secretaris van de Commissie van Toezicht wordt bij landsbesluit vastgesteld.

  • 5. De overige leden van de Commissie van Toezicht ontvangen voor de werkzaamheden verbonden aan hun lidmaatschap een door de minister vast te stellen vergoeding.

Artikel 37

  • 1. De Commissie van Toezicht vergadert zo mogelijk eenmaal per maand.

  • 2. De directeur woont de vergaderingen van de Commissie van Toezicht bij en brengt een algemeen verslag uit over hetgeen sedert de vorige vergadering in het gesticht is geschied. De Commissie van Toezicht kan echter in bijzondere gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, besluiten om buiten tegenwoordigheid van de directeur te vergaderen.

  • 3. De minister is bevoegd de vergaderingen van de Commissie van Toezicht te laten bijwonen door daartoe door hem aangewezen ambtenaren.

Artikel 38

  • 1. De leden en plaatsvervangende leden van de Commissie van Toezicht zijn bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen aan de directeur en de overige bij of ten behoeve van het gesticht werkzame personen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle op het gesticht betrekking hebbende boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk voor ten hoogste vijf dagen mee te nemen;

    • c.

      alle plaatsen van het gesticht en alle andere plaatsen waar zich gedetineerden bevinden, te betreden. Zij kunnen zich laten vergezellen door daartoe door hen aangewezen personen.

  • 2. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich jegens de leden en plaatsvervangende leden van de Commissie van Toezicht verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.

  • 3. De directeur brengt uit eigen beweging alle voor de uitoefening van de taken van de Commissie van Toezicht belangrijke feiten en omstandigheden onverwijld ter kennis van de voorzitter.

Artikel 39

  • 1. De Commissie van Toezicht stelt per half jaar een lijst vast van de leden die gedurende de eerstvolgende zes maanden zullen optreden als maandcommissaris.

  • 2. De maandcommissaris houdt tenminste twee uren per week spreekuur voor de gedetineerden ten behoeve van het naar voren brengen van grieven.

  • 3. Een gesprek met een gedetineerde vindt plaats buiten tegenwoordigheid van gestichtmedewerkers, tenzij hij daartegen geen bezwaar heeft of het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in het gesticht zich daar, naar het oordeel van de directeur, bepaaldelijk tegen verzet.

  • 4. Door de maandcommissaris worden de directeur, de gedetineerde die grieven naar voren heeft gebracht en, indien de grieven gestichtmedewerkers betreffen, deze personen, in de gelegenheid gesteld mondeling of schriftelijk -een en ander ter beoordeling van de maandcommissaris- hun standpunt bekend te maken en toe te lichten.

  • 5. De maandcommissaris brengt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na afloop van de maand waarin hij maandcommissaris was, schriftelijk verslag uit aan de voorzitter van de Commissie van Toezicht betreffende de door gedetineerden naar voren gebrachte grieven, de wijze waarop naar aanleiding van die grieven onderzoek is ingesteld, alsmede zijn overige werkzaamheden en bevindingen.

  • 6. Het verslag bedoeld in het vijfde lid, wordt onverwijld ter beoordeling aan de Commissie van Toezicht voorgelegd, die zich binnen 14 dagen na ontvangst daarvan uitspreekt over de daarin opgenomen bevindingen en aanbevelingen.

  • 7. De voorzitter van de Commissie van Toezicht zendt de directeur onverwijld een afschrift van het oordeel bedoeld in het zesde lid, tezamen met een afschrift van het verslag, bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 40

De Commissie van Toezicht wijst, met inachtneming van artikel 35, tweede lid, uit haar midden leden aan die, gezamenlijk of afzonderlijk, zullen optreden als Beklagcommissie.

Artikel 41

  • 1. Het mondeling horen, bedoeld in de artikelen 43 en 44 van dit besluit, en het nemen van beslissingen, bedoeld in de artikelen 43 en 44 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, geschieden door de voltallige Beklagcommissie.

  • 2. Buiten de in het eerste lid bedoelde gevallen kunnen de werkzaamheden ook worden verricht door een lid van de Beklagcommissie.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan een lid van de Beklagcommissie worden belast met de uitoefening van de aldaar bedoelde taken en bevoegdheden, indien het betreft een beklag van eenvoudige aard of een beklag, dat kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

Artikel 42

  • 1. De Beklagcommissie doet onverwijld na ontvangst van een beklag als bedoeld in artikel 40 van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, een afschrift daarvan toekomen aan de directeur, met -voor zover nodig- het verzoek om een schriftelijk reactie.

  • 2. De Beklagcommissie doet onverwijld na ontvangst van een schriftelijke reactie als bedoeld in het eerste lid, een afschrift daarvan toekomen aan de gedetineerde.

Artikel 43

  • 1. Indien de gedetineerde of de directeur daarom vragen, worden zij door de Beklagcommissie mondeling gehoord omtrent het beklag. Het horen geschiedt uiterlijk binnen zeven werkdagen na ontvangst van het beklag.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan de Beklagcommissie het horen van de gedetineerde en de directeur in de hoofdzaak achterwege laten indien het beklag kennelijk niet-ontvankelijk is.

  • 3. De gedetineerde en de directeur worden gehoord in elkaars aanwezigheid, tenzij de Beklagcommissie dat niet gewenst acht.

  • 4. De directeur kan zich laten vertegenwoordigen door een door hem aangewezen persoon, die van voldoende beslissingsbevoegdheden is voorzien, tenzij de Beklagcommissie hem persoonlijk wenst te horen.

  • 5. De gedetineerde kan zich voor eigen rekening laten bijstaan door een raadsman.

  • 6. Partijen kunnen, door tussenkomst van de Beklagcommissie, vragen stellen.

  • 7. Van het mondeling horen wordt door de secretaris verslag gemaakt.

Artikel 44

  • 1. De Beklagcommissie kan, al dan niet op verzoek van de gedetineerde of de directeur, indien zij datwenselijk acht, andere gedetineerden en gestichtmedewerkers mondeling of schriftelijk horen.

  • 2. Indien het horen schriftelijk geschiedt doet de Beklagcommissie onverwijld na ontvangst van de schriftelijke reactie de gedetineerde en de directeur een afschrift daarvan toekomen. Hen wordt minimaal een volle dag geboden om daarop schriftelijk te reageren.

  • 3. Indien het horen mondeling geschiedt, vindt dat plaats in aanwezigheid van de gedetineerde, diens raadsman en de directeur dan wel de door deze aangewezen persoon bedoeld in artikel 43, vierde lid, tenzij de Beklagcommissie dat niet wenselijk acht.

  • 4. Artikel 43, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45

  • 1. De Beklagcommissie doet binnen de termijn zoals gesteld in artikel 44, eerste lid, van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, mondeling dan wel schriftelijk, met redenen omkleed uitspraak op het beklag.

  • 2. De beraadslagingen omtrent een uitspraak als bedoeld in het eerste lid, vinden buiten aanwezigheid van derden plaats.

  • 3. Indien de Beklagcommissie mondeling uitspraak doet en de gedetineerde of de directeur daarom vraagt, wordt de uitspraak binnen twee weken op schrift gesteld en aan hen toegezonden.

  • 4. Indien de Beklagcommissie van oordeel is, dat een geldelijke tegemoetkoming bedoeld in artikel 44, zesde lid, van de Landsverordening beginselen gevangeniswezen, geboden is, geschiedt dat altijd bij schriftelijke, met redenen omklede uitspraak.

  • 5. De Beklagcommissie kan een tegemoetkoming van maximaal NAf 2.500,- toekennen aan de gedetineerde.

  • 6. Een schriftelijke uitspraak wordt tevens in afschrift gezonden aan het diensthoofd.

Artikel 46

Het diensthoofd, daarin bijgestaan door de directeuren, stelt de Commissie van Toezicht en Beklagcommissie in het gesticht voldoende ruimte en andere voorzieningen ter beschikking voor een goede uitoefening van hun taken.

Artikel 47

  • 1. De Commissie van Toezicht brengt eens in de zes maanden verslag uit aan de minister over haar werkzaamheden. Een afschrift van het verslag wordt onverwijld aan het diensthoofd en de directeuren gezonden.

  • 2. In het verslag wordt een apart onderdeel gewijd aan de werkzaamheden en bevindingen van de Beklagcommissie.

  • 3. De minister stelt de betrokken directeur, daarin bijgestaan door het diensthoofd, in de gelegenheid om binnen drie maanden na ontvangst van het afschrift van het verslag een rapport uit te brengen over de wijze waarop gevolg is gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie van Toezicht.

  • 4. De minister doet de Staten zo spoedig mogelijk toekomen een afschrift van een rapport als bedoeld in het derde lid, tezamen met een afschrift van het verslag bedoeld in het eerste lid.

§ 15 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48

[vervallen]

Artikel 49.

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Gevangenismaatregel.

  • 2. [regelt de inwerkingtreding]