LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, regelende de organisatie, taken en bevoegdheden van de Landsrecherche.

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, regelende de organisatie, taken en bevoegdheden van de Landsrecherche.

§ 1. Definities

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

a. minister

:

Minister van Justitie;

b. Landsrecherche

:

Landsrecherche, bedoeld in artikel 15 van het Organisatiebesluit Justitie;

c. hoofd van dienst

:

Hoofd van de Landsrecherche.

d. [vervallen]

§ 2. Taken

Artikel 2

  • 1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens landsverordening is bepaald, wordt de Landsrecherche in opdracht van de procureur-generaal belast met het verrichten van feiten- of op- en nasporingsonderzoeken ingeval:

    • a.

      van misdrijven, gepleegd door politieke en bestuurlijke ambtsdragers, rechters, leden van het openbaar ministerie, diensthoofden of directeuren van met een overheidstaak belaste instellingen;

    • b.

      van functiegerelateerde misdrijven gepleegd door de overige ambtenaren of functionarissen van met een overheidstaak belaste instellingen, welke misdrijven materieel of immaterieel voordeel kunnen hebben opgeleverd en de overheid dan wel particulieren enig nadeel kunnen hebben berokkend;

    • c.

      ambtenaren of functionarissen van met een overheidstaak belaste instellingen, aan wie wettelijk een opsporingstaak werd toevertrouwd, en die een misdrijf in strijd met deze ambtsverplichting plegen;

    • d.

      een persoon komt te overlijden of letsel oploopt vermoedelijk als gevolg van het aanwenden van vuurwapengeweld van ambtenaren of functionarissen, aan wie wettelijk een overheidstaak werd toevertrouwd;

    • e.

      een persoon komt te overlijden of zwaar lichamelijk letsel oploopt vermoedelijk als gevolg van het aanwenden van geweld of enig andere vorm van lichamelijke confrontatie of bemoeienis met ambtenaren of functionarissen, aan wie wettelijk een overheidstaak werd toevertrouwd;

    • f.

      een persoon, die in een bewaarplaats rechtens van zijn vrijheid beroofd wordt gehouden of anderszins aan de zorg van de overheid werd toevertrouwd, komt te overlijden of zwaar lichamelijk letsel oploopt.

  • 2. De Landsrecherche wordt op aanwijzing van de procureur-generaal belast met het verrichten van feiten- of op- en nasporingsonderzoeken in geval:

    • a.

      van andere dan de in het eerste lid bedoelde, door politieambtenaren gepleegde misdrijven, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;

    • b.

      ambtenaren of functionarissen, aan wie wettelijk een overheidstaak werd toevertrouwd, vuurwapengeweld hebben aangewend, ongeacht of als gevolg hiervan eenvoudig letsel of schade werd toegebracht;

    • c.

      van misdrijven gepleegd door andere personen dan die bedoeld in het eerste lid, waarvoor naar het oordeel van de procureur-generaal, uit een oogpunt van vertrouwelijkheid, gevoeligheid of objectiviteit, de inzet van de Landsrecherche noodzakelijk dan wel gewenst is.

  • 3. De Landsrecherche kan met toestemming en onder gezag van de procureur-generaal bijstand verlenen:

    • a.

      ter ondersteuning bij andersoortige multidisciplinaire strafrechtelijke onderzoeken, waarbij ambtenaren of werknemers van semi-overheidsinstanties betrokken zijn;

    • b.

      aan strafrechtelijke onderzoeken van de Rijksrecherche, de Landsrecherche van Aruba of vanCuraçao krachtens een rechtshulpverzoek.

  • 4. De Landsrecherche kan met toestemming van de procureur-generaal bijstand verlenen ter ondersteuning van:

    • a.

      ambtelijke commissies van integriteitsonderzoeken;

    • b.

      teams voor grootschalige disciplinaire onderzoeken bij justitiële diensten.

  • 5. De Landsrecherche is in het kader van de in de voorgaande leden van dit artikel omschreven op- en nasporingsonderzoeken belast met het vergaren, evalueren, analyseren, waarderen, registreren en verstrekken van tactische en criminele inlichtingen.

  • 6. De Landsrecherche is tevens belast met het analyseren, signaleren, informeren en adviseren omtrent tijdens deze onderzoeken geconstateerde misstanden of onvolkomenheden.

§ 3. Organisatie

Artikel 3

  • 1. De Landsrecherche bestaat uit een afdeling Operationele Zaken en een afdeling Bedrijfsvoering. Aan het hoofd van iedere afdeling staat een coördinator.

  • 2. De afdeling Operationele Zaken is belast met het verrichten van (verkennende) strafrechtelijke en disciplinaire onderzoeken, vergaren en verstrekken van tactische en criminele inlichtingen alsook signaleren, informeren en adviseren omtrent tijdens onderzoeken geconstateerde misstanden of onvolkomenheden.

  • 3. De afdeling Bedrijfsvoering is belast met de zorg voor de management- en beheerondersteuning.

Artikel 4

  • 1. Het hoofd van dienst is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 2. Deze wordt bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen, in overeenstemming met de procureur-generaal.

  • 3. De overige ambtenaren worden bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen, op voordracht van het hoofd van dienst, met dien verstande dat het hoofd van dienst voor wat betreft de met de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 5 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, te belasten ambtenaren gehouden is vooraf de instemming van de procureur-generaal te hebben.

Artikel 5

  • 1. Het hoofd van dienst en de overige ambtenaren zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met uitzondering van de ambtenaren aangesteld voor de uitvoering van administratieve taken ten dienste van de politietaak.

  • 2. De rangen van de ambtenaren bij de Landsrecherche worden bepaald aan de hand van functiebeschrijvingen en functieniveaukarakteristieken als bedoeld in artikel 31, derde lid, van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Sint Maarten.

  • 3. [vervallen]

Artikel 6

  • 1. De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die de rang van inspecteur zes jaren heeft bekleed, kan bij het ontstaan van een vacature voor een functie die gewaardeerd is op bezoldigingsschaal 12, 13 of 14, worden bevorderd tot de rang van hoofdinspecteur, mits de wijze waarop hij zijn functie uitoefent als voldoende is beoordeeld overeenkomstig artikel 41 van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Sint Maarten en hij overigens voldoet aan de door de minister gestelde eisen met betrekking tot het opleidingsniveau.

  • 2. De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die vier jaren is bekleed met de rang van hoofdinspecteur, kan bij het ontstaan van een vacature voor een functie die gewaardeerd is op bezoldigingsschaal 15, 16 of 17 worden bevorderd tot de rang van commissaris, mits de wijze waarop hij zijn functie uitoefent als voldoende is beoordeeld overeenkomstig artikel 41 van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Sint Maarten en hij overigens voldoet aan de door de minister gestelde eisen met betrekking tot het opleidingsniveau.

§ 4. Beleid, gezag en beheer

Artikel 7

  • 1. De verantwoordelijkheid voor het beleid en het beheer over de dienst berust bij de minister.

  • 2. Het hoofd van dienst stelt jaarlijks voor 1 maart van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, het jaarplan en de begroting voor de dienst op en legt deze ter goedkeuring voor aan de minister.

  • 3. Het hoofd van de dienst stelt jaarlijks voor 1 maart, met inachtneming van de door de minister gegeven aanwijzingen, de jaarrekening en een verslag van het gevoerde beheer in het algemeen en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar op en stuurt deze rapportages naar de minister en de procureur-generaal.

  • 4. Onverminderd het in het derde lid bepaalde brengt het hoofd van dienst schriftelijk tussentijds verslag uit, minimaal een keer per kwartaal en overigens zo dikwijls de minister dit verlangt.

Artikel 8

  • 1. De procureur-generaal oefent het gezag en toezicht uit over de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde door de dienst.

  • 2. De procureur-generaal kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de in dit kader te vervullen taken.

  • 3. Onverminderd hetgeen bij of krachtens landsverordening is bepaald, stelt de procureur-generaal richtlijnen vast voor de samenwerking met andere relevante (opsporings)instanties, in het bijzonder voor wat betreft de uitwisseling van recherche-inlichtingen en de bijstand met personeel, middelen en kennis.

  • 4. Het hoofd van dienst en de overige met de politietaak belaste ambtenaren van politie gedragen zich naar de aanwijzingen van de procureur-generaal en geven gevolg aan de vorderingen en aanwijzingen van de daartoe bevoegde autoriteiten en ambtenaren.

§ 5. Overleg

Artikel 9

  • 1. Er is een maandelijks overleg over tactisch operationele aangelegenheden tussen de Hoofdofficier van Justitie, het Hoofd Landsrecherche en de Coördinator Operationele Zaken bij de Landsrecherche.

  • 2. Er is een driemaandelijks overleg over strategisch operationele aangelegenheden tussen de procureur-generaal, de Hoofdofficier van Justitie en het Hoofd Landsrecherche.

  • 3. Er is een driemaandelijks overleg over strategische beleids- en beheersaangelegenheden tussen de Minister van Justitie, het hoofd van de afdeling Justitiële Zaken, de procureur-generaal en het Hoofd Landsrecherche.

  • 4. Er is, naar wederzijds behoefte, periodiek overleg tussen het Hoofd Landsrecherche en de Dienstcommissie Landsrecherche. Partijen kunnen zich tijdens dit overleg laten bijstaan door medewerkers of adviseurs.

§ 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 10

De voorschriften die op het Landsbesluit Landsrecherche berusten, blijven na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit van kracht, totdat zij door andere voorschriften ter uitvoering van dit besluit zijn vervangen.

Artikel 11

  • 1. [vervallen]

  • 2. [vervallen]

Artikel 12

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als het "Landsbesluit organisatie, taken en bevoegdheden Landsrecherche" en treedt in werking met ingang van de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin het is geplaatst.