LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 17 van de IJklandsverordening

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 17 van de IJklandsverordening

Algemene bepalingen

Artikel 1

IJk en herijk hebben plaats:

  • a.

    op het ijkkantoor;

  • b.

    [vervallen]

  • c.

    ter plaatse van de opstelling van meet- en weegwerktuigen, in door de ijker te bepalen gevallen.

Artikel 2

  • 1. Indien voor het onderzoek van maten, meet- en weegwerktuigen hulpmiddelen vereist worden, waarover het ijkkantoor niet beschikt, verschaft de aanbieder of de houder daarvan kosteloos zulke hulpmiddelen. Eveneens verleent de aanbieder of houder kosteloos de door de met het onderzoek belaste ambtenaar verlangde personele hulp.

  • 2. Keuring of herkeuring kan worden geweigerd, indien de aanbieder of verzoeker daarbij niet de van hem verlangde medewerking verleent.

Artikel 3

  • 1. De ijker is bevoegd toestemming te verlenen tot afwijking van de voorschriften in dit landsbesluit opgenomen, mits de bepalingen betreffende de lengte, de inhoud, de zwaarte en de meet- en weegeigenschappen worden in acht genomen.

  • 2. De ijker is bevoegd maten, meet- en weegwerktuigen, waarvan de constructie naar zijn oordeel gemakkelijk aanleiding kan geven tot het plegen van bedrog of waarvan hij het gebruik om andere reden niet raadzaam acht, tot de ijk te weigeren.

  • 3. De ijker bepaalt de wijze van onderzoek van maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen.

Artikel 4

Bij het onderzoek van maten en meetwerktuigen geldt als maatstaf hun afmeting, inhoud of aanwijzing van gemeten hoeveelheid bij 28° C.

Artikel 5

  • 1. De maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen moeten uit voor het doel geschikte grondstoffen van goede hoedanigheid zijn vervaardigd en aan de eis van goed werk voldoen.

  • 2. Maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, welke reeds van enig goedkeuringsmerk zijn voorzien, moeten om te kunnen worden herijkt, goed zijn onderhouden en in zodanige toestand verkeren, dat mag worden verwacht, dat zij, tot de volgende herijk, aan de in dit landsbesluit gestelde eisen kunnen voldoen.

Artikel 6

Bij ijk van gewichten van 20, 10, 5, 2 en 1 milligram en bij herijk van gewichten in plaatvorm ter zwaarte van ten hoogste 1.000 milligram, alsmede bij ijk en herijk van gewichten met afschroefbare knop of handgreep, bestemd voor het afwegen van geneesmiddelen, wordt het goedkeuringsmerk vervangen door een schriftelijke verklaring.

Artikel 7

  • 1. Verdeelde schalen moeten, wat haar opstelling, haar grootte, de grootte van de schaaldelen en de dikte van de verdeelstrepen betreft, zodanig ingericht zijn, dat voor een nauwkeurige en ondubbelzinnige aflezing geen inspanning nodig is. De hoeveelheid, die de toegelaten onjuistheid vertegenwoordigt, moet door een duidelijk waarneembare liniaire afmeting worden voorgesteld. Als norm wordt hierbij aangenomen bij een gezichtsafstand van 38 cm een stuk van tenminste 1 mm.

  • 2. Bij wijzerplaattoestellen moet de wijzer dusdanig zijn aangebracht dat de mogelijke fout tengevolge van parallax tot een minimum wordt teruggebracht.

Artikel 8

In geval meet- of weegwerktuigen voorzien zijn van een inrichting om de aanwijzing van de gemeten of gewogen hoeveelheid te verstellen, moet deze stelinrichting of de toegang ertoe kunnen worden verzegeld.

Artikel 9

Maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen moeten dusdanig zijn ingericht dat meerdere ijkmerken gemakkelijk kunnen worden aangebracht en niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd.

Artikel 10

  • 1. Maten en gewichten moeten voorzien zijn van een weinig in het oog vallend fabrieksmerk.

  • 2. Op ieder meet- of weegwerktuig moet, hetzij direct, hetzij op een plaat die vast met het meet- of weegwerktuig verbonden is, zijn vermeld:

    • a.

      naam en woonplaats van de vervaardiger of diens fabrieksmerk;

    • b.

      het jaar van aflevering.

  • 3. Maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen, bestemd om uitsluitend voor afmeting of afweging van bepaalde stoffen te worden gebruikt, evenals die, waarvan de samenstelling gebruik voor bepaalde waren niet toestaat of tot bepaalde waren beperkt, dan wel de meet- of weegeigenschappen gebruik buiten bepaalde meet- of weeggrenzen niet veroorloven of die andere beperkingen in hun gebruik of in de wijze van meten of wegen vereisen, moeten een duidelijk opschrift dragen, waaruit van die beperkte bestemming blijkt.

Artikel 11

De tekeningen, waarnaar in dit landsbesluit wordt verwezen, liggen ter inzage op het ijkkantoor.

Lengtematen

Artikel 12

  • 1. Wanneer de afstand van een deelstreep tot het begin van de lengtemaat of tot een andere deelstreep L meter bedraagt, mag de fout van dit stuk bij ijk niet meer bedragen dan:

    a.bij metalen lengtematen uit één stuk

    (0,3 + 0,2 L) mm

    b.bij metalen gevouwen lengtematen

    0,5 L mm

    c.bij houten lengtematen uit één stuk

    0,7 L mm

    d.bij houten gevouwen lengtematen

    1,0 L mm,

    met dien verstande, dat de fout niet kleiner behoeft te zijn dan berekend voor 1 meter. De fout in de afstand van twee op elkaar volgende centimeter-, halve centimeter- of millimeterdeelstrepen mag bij ijk niet meer bedragen dan 0,2 mm.

  • 2. Bij herijk zijn de toegelaten fouten tweemaal zo groot als die, vermeld in het eerste lid.

  • 3. Meetbanden van meer dan 2 meter moeten aan de in dit artikel vermelde eisen voldoen bij een trekspanning van 5 kg.

De schuifmaat

Artikel 13

  • 1. De maat, dienende voor diktemeting, bestaat uit een geleidestang, waarop een centimeter-, halve centimeter- of millimeterverdeling aangebracht is, en twee doken, van welke de ene, de vaste dook, vast met de geleidestang verbonden en de andere, de losse dook, met behulp van een slede waarvan zij deel uitmaakt, langs de geleidestang verschuifbaar is. Het meetbereik (de grootste dikte die met de maat gemeten kan worden) mag, van 1 decimeter tot 2 meter, elk geheel getal decimeters bedragen.

  • 2. De maat is van staal, een alliage van staal of ander metaal van voldoende vastheid en hardheid of van hard hout, terwijl de schuifmaten met een meetbereik van een halve meter of meer ook van ander hout vervaardigd mogen zijn.

  • 3. De geleidestang is uit één stuk gemaakt, echter is metaalbeslag toegelaten. De losse dook draagt een index, tenzij het meetvlak van deze dook als zodanig dienst doet. De lengte van de doken is tenminste gelijk aan het halve meetbereik van de schuifmaat. De lengte van de slede bedraagt bij metalen schuifmaten ten minste 1/10 en bij houten ten minste 1/6 van het meetbereik. Hulpinrichtingen, zoals noniën, zijn toegelaten. Een inrichting om de losse dook vast te zetten mag de verdeling niet kunnen beschadigen. Losse en vaste dook moeten hetzelfde fabrieksnummer dragen.

  • 4. Bij ijk geldt voor de toelaatbare fouten van de meetlengten het volgende:

    • a.

      De fout van de afstand van enige streep tot de nulstreep mag bedragen:

      indien de afstand niet groter dan 1 meter is:

      bij de metalen schuifmaat

      0,5 mm

      bij de houten schuifmaat

      1 mm

      indien deze afstand groter dan

      1 meter is:

      bij de metalen schuifmaat

      1 mm

      bij de houten schuifmaat

      2 mm

    • b.

      De fout van de afstand van de vrije einden van de doken in enige stand van de losse dook mag bedragen het dubbele van de fout, die ingevolge het sub a bepaalde voor de afstand van de eindstreep tot de 0- streep toegelaten is.

    • c.

      De tussenruimte tussen de tegen elkaar geschoven doken mag op enige plaats ten hoogste bedragen:

      bij metalen schuifmaten:

      tot een meetbereik van 1 meter

      0,2 mm;

      met groter meetbereik

      0,4 mm;

      bij houten schuif maten:

      tot een meetbereik van 1 meter

      0,3 mm;

      met groter meetbereik

      0,6 mm.

    • d.

      De afwijking tussen de index en de nulstreep mag bij tegen elkaar geschoven doken ten hoogste bedragen:

      bij metalen schuifmaten

      0,1 mm;

      bij houten schuifmaten

      0,2 mm.

  • 5. Bij herijk zijn de toelaatbare fouten twee maal zo groot als bij ijk.

  • 6. Houten schuifmaten, waarvan de geleidevlakken van de geleidestang en de meetvlakken van de doken geheel met metaal beslagen zijn, worden met metalen schuifmaten gelijk gesteld.

Het toestel voor meting van de diepgang van schepen

Artikel 14

  • 1. Het toestel voor meting van de diepgang van schepen bestaat in hoofdzaak uit een rechte glazen buis, bevestigd aan een inrichting, die het mogelijk maakt de verticale afstand tussen een in de buis ontstane waterspiegel en elk van twee, door doken bepaalde, vaste punten van die inrichting te meten.

  • 2. De glazen buis is in geelkoper of ander doelmatig metaal gevat, zodanig dat zij, op een overlangse strook na, geheel door metaal omsloten is, terwijl het ondereind van de buis van een kraan of van een andere afsluitinrichting voorzien is en het andere eind door een opening in het montuur verbinding met de buitenlucht heeft. De inrichting, waaraan de in metaal gevatte glazen buis bevestigd is, is een telescopisch samenstel van twee of meer metalen buizen, waarvan de buitenste en de binnenste van een dook voorzien zijn. In iedere uitgeschoven positie wordt de afstand tussen beide doken duidelijk aangewezen. Een milimeterverdeling, aangebracht op de wand van de glazen buis of op een andere doelmatige wijze, maakt het mogelijk de verticale afstand tussen de metende zijde van de dook op de buitenste buis en elk punt van de glazen buis af te lezen. Daartoe ligt het nulpunt van de milimeterverdeling in het platte vlak, dat door deze metende zijde gebracht kan worden. Het toestel is voorzien van een niveau.

  • 3. De fout van de op het toestel afgelezen verticale afstand van de metende zijde van een dook tot enig punt van de millimeterverdeling mag bedragen:

    bij ijk

    0,5 mm;

    bij herijk

    1 mm.

De meetwerktuigen voor lengtemeting, andere dan de in de artikelen 13 en 14 genoemde en andere dan taxameters

Artikel 15

  • 1. Bij meetwerktuigen voor lengtemeting, andere dan de in de artikelen 13 en 14 genoemde, en andere dan taxameters moeten opschriften vermelden voor welke goederen het meetwerktuig al of niet bestemd is, indien de aard van de goederen de meting beïnvloedt.

  • 2. De onjuistheid van de aanwijzing van de gemeten lengte mag bedragen:

    bij ijk 1%;

    bij herijk 1,5%.

    Meetwerktuigen die bij meting van kleine lengten een grotere onjuistheid hebben, kunnen worden toegelaten indien een opschrift het gebruik van zulke meetwerktuigen beneden de grens, waar deze onjuistheid optreedt, verbiedt.

De meetwerktuigen voor oppervlaktemeting

Artikel 16

  • 1. De meetwerktuigen voor oppervlaktemeting dienen voorzien te zijn van een opschrift, vermeldende de kleinste en de grootste oppervlakte, waarvoor het meetwerktuig bestemd is.

  • 2. De onjuistheid van de aanwijzing van de gemeten oppervlakte mag bedragen:

    bij ijk 1%;

    bij herijk 2%;

    terwijl de fout niet kleiner behoeft te zijn dan 1/5 van de fout, die bij de maximaal met het toestel te meten oppervlakte is toegestaan.

Inhoudsmaten

Artikel 17

  • 1. Bij ijk mag het verschil tussen de werkelijke inhoud en de opgegeven inhoud niet meer bedragen dan, bij een opgegeven inhoud van:

    0,05

    liter

    0,5

    cm³

    0,1 en 0,2

    liter

    1

    cm³

    0,25

    liter

    1,25

    cm³

    0,5

    liter

    2,5

    cm³

    1 liter en meer

    liter

    2,5

    cm³ per liter

  • 2. Bij herijk zijn de toegelaten verschillen twee maal zo groot als die vermeld in het eerste lid.

Meetglazen, meetemmers en meetwerktuigen voor volumemeting

Artikel 18

  • 1. Bij ijk mogen de fouten niet meer bedragen dan bij een vulling c.q. aflevering van:

    tot

    0,025

    liter

    4%

    van

    0,025

    tot

    0,05

    liter

    1 cm³

    van

    0,05

    tot

    0,1

    liter

    2%

    van

    0,1

    tot

    0,2

    liter

    2 cm³

    van

    0,2

    tot

    0,5

    liter

    1%

    van

    0,5

    tot

    1

    liter

    5 cm³

    van

    1

    tot

    10

    liter

    0,5%

    van

    10

    tot

    20

    liter

    50 cm³

    van

    20 liter en meer

    liter

    0,25%

    echter behoeven de fouten niet kleiner te zijn dan de helft van de toegelaten fout voor de gehele metende ruimte.

  • 2. Bij herijk zijn de toegelaten fouten twee maal zo groot als die vermeld in het eerste lid.

Gewichten voor gewone weging

Artikel 19

  • 1. De afgeknot-kegelvormige ijzeren gewichten van 50, 25, 20, 10, 5, 2 en 1 kilogram stemmen overeen met tekening no. 13.

  • 2. Zij bestaan uit een romp van gietijzer, met een opening, waarin een handvat van smeedijzer is vastgewigd en waarin zich het lood bevindt, waarmee het gewicht gejusteerd is.

  • 3. De romp heeft aan de bovenzijde een stempelkom. Loopt, in afwijking van de tekening, deze stempelkom naar beneden enigszins schuin toe, dan moet door een bijzondere voorziening het uitvallen van het lood worden voorkomen. De zwaarte is aangegeven door holle ingegoten cijfers en letters. Een weinig in het oog vallend fabrieksmerk is hol ingegoten. Bij de herijk is het ijzer beschut door een dunne laag zwarte verf, die niet gemakkelijk afbladdert.

  • 4. De hoogte j, zijnde de toegelaten hoogte onder het lood, waarover de opening niet gevuld is, en de toegelaten afwijking van de op het gewicht aangegeven zwaarte zijn vermeld in de hieronder staande staat:

    Gewicht in kilogram

    50

    25

    20

    10

    5

    2

    1

    j in mm bij ijk

    ten hoogste

    106

    84

    78

    62

    50

    36

    28

    ten minste

    63

    50

    47

    37

    30

    22

    17

    geoorloofde

    afwijking van de

    bij ijk

    10

    5,5

    4,5

    2,5

    2

    1

    0,5

    zwaarte in gram

    bij herijk

    20

    11

    9

    5

    4

    2

    1

    van 0 tot:

Artikel 20

  • 1. De ijzeren blokgewichten van 50, 25 en 20 kilogram stemmen overeen met tekening no. 14.

  • 2. Zij bestaan uit een romp van gietijzer en een handvat van smeedijzer.

  • 3. De romp heeft aan de bovenzijde een stempelkom. Loopt in afwijking van de tekening deze stempelkom naar beneden enigszins schuin toe, dan moet door een bijzondere voorziening het uitvallen van het lood worden voorkomen. Ten behoeve van het justeren zijn aan de onderzijde twee openingen uitgespaard. De zwaarte is aangegeven door holle ingegoten cijfers en letters. Een weinig in het oog vallend fabrieksmerk is hol ingegoten. Bij herijk is het ijzer beschut door een dunne laag zwarte verf, welke niet gemakkelijk afbladdert.

  • 4. De hoogte j, zijnde de toegelaten hoogte onder het lood, waarover de justeeropeningen niet gevuld zijn, en de toegelaten afwijking van de op het gewicht aangegeven zwaarte zijn vermeld in de hieronder staande staat.

    Gewicht in kilogram

    50

    25

    20

    j in mm bij ijk

    ten hoogste

    53

    40

    37

    ten minste

    40

    22

    21

    geoorloofde

    afwijking van de

    bij ijk

    10

    5,5

    4,5

    zwaarte in gram

    bij herijk

    20

    11

    9

    van 0 tot:

Artikel 21

  • 1. De koperen gewichten van 25, 20, 10, 5, 2 en 1 kilogram en van 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 gram stemmen overeen met tekening no. 15.

  • 2. Zij zijn vervaardigd van geelkoper.

  • 3. In een voor het justeren bestemde, over de gehele hoogte van schroefdraad voorziene opening, is lood aangedreven. Bij de ijk moet het onderste gedeelte van deze opening over tenminste de halve hoogte van de romp van het gewicht ongevuld zijn. De vermelding van de zwaarte is in het bovenvlak van de romp van het gewicht gestempeld. Een weinig in het oog vallend fabrieksmerk is in het grondvlak van het gewicht gestempeld.

  • 4. De afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte mag bedragen:

    bij het gewicht van

    25

    20

    10

    5

    2

    1kilogram

    bij ijk van 0 tot

    2 g

    1,5 g

    0,8 g

    0,5 g

    300 mg

    200 mg

    bij herijk van 0 tot

    4 g

    3g

    1,6 g

    1g

    600 mg

    400 mg

    bij het gewicht van

    500

    200

    100

    50

    20

    10

    5

    2

    1 gram

    bij ijk van 0 tot:

    150

    100

    60

    40

    30

    20

    15

    10

    10 mg

    bij herijk van 0 tot:

    300

    200

    120

    80

    60

    40

    30

    10

    10 mg

Artikel 22

  • 1. De gewichten voor het afwegen van deeg in bakkerijen zijn vervaardigd van geelkoper en mogen verchroomd of vernikkeld zijn.

  • 2. Zij hebben tweeërlei vorm en wel:

    • a.

      de vorm van een rechte, nagenoeg gelijkzijdige cirkelcilinder, centraal doorboord, in welke boring, die een middellijn heeft van ten minste 1/5 van die van de cilinder, schroefdraad gesneden is, waarin een rechte cilindrische staaf, aan haar vrije einde van een wervel voorzien, niet dieper dan tot even boven het midden van de boring vastgeschroefd is;

    • b.

      de vorm van een platte ring, met geringe speling passend om de staaf, genoemd onder a.

  • 3. De vrije ruimte van de boring onder de staaf, bestemd voor de justering, moet bij ijk ten minste tot het midden van de cilinder reiken. De ringvormige gewichten mogen een van schroefdraad voorziene justeeropening hebben in de platte kant, waarop de vermelding van de zwaarte niet voorkomt. De vermelding van de zwaarte is bij de cilindervormige gewichten in het bovenvlak van de cilinder, bij de ringvormige in een van de platte kanten gestempeld. Bij de cilindervormige gewichten mag bovendien in het bovenvlak, diametraal tegenover de vermelding van de zwaarte, een beknopte aanduiding van de samenstelling van het deeg, dat met de gewichten afgewogen wordt, ingestempeld zijn. Een weinig in het oog vallend fabrieksmerk is bij de cilindervormige gewichten in het grondvlak, bij de ringvormige gewichten in de platte kant, waarop de vermelding van de zwaarte niet voorkomt, gestempeld.

  • 4. Voor de afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte geldt het bepaalde in het vierde lid van artikel 21, met dien verstande, dat voor een gewicht met een nominale zwaarte gelegen tussen twee opeenvolgende van de in de tabel van artikel 21, vierde lid, genoemde gewichten een afwijking toegestaan is, gelijk aan die voor het grootste van de twee.

Gewichten voor fijne weging

Artikel 23

  • 1. De koperen gewichten van 25.000, 20.000, 10.000, 5.000, 2.000, 1.000, 500, 200,100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 gram stemmen overeen met tekening no. 16.

  • 2. Zij zijn vervaardigd van geelkoper en mogen geplatineerd, verguld, verzilverd, verchroomd, vernikkeld of gevernist zijn.

  • 3. De knoppen van de gewichten van 5 gram en daarboven zijn afschroefbaar; bij ijk moet de hoogte van de niet gevulde ruimte onder de stift van de knop — de justeeropening — ten minste 1/3 van de romphoogte bedragen. De vermelding van de zwaarte, uitgedrukt in een getal, gevolgd door het symbool g, is in het grondvlak van de romp van het gewicht gestempeld. Op de gewichten, bestemd voor weging van parels en edelgesteenten, mag tegenover deze vermelding, op overeenkomstige wijze, de zwaarte in metriekkaraat vermeld zijn door een getal, gevolgd door het symbool Kt. Een weinig in het oog vallend fabrieksmerk is in het grondvlak van het gewicht gestempeld.

  • 4. De afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte mag bedragen:

    bij het gewicht van

    25

    20

    10

    5

    2

    1 kilogram

    bij ijk en herijk van 0 tot

    400

    300

    160

    100

    60

    60 mg

    bij het gewicht van

    500

    200

    100

    50

    20

    10

    5

    2

    21 gram

    bij ijk van 0 tot

    30

    20

    15

    10

    10

    5

    5

    2

    2 mg

    bij herijk van 0 tot

    60

    40

    30

    20

    20

    10

    10

    2

    2 mg

    met dien verstande dat de gewichten van 2 en l gram bij herijk l mg te licht mogen zijn.

Artikel 24

  • 1. De milligramgewichten van 1.000, 500, 200, 100, 50, 20, 10, 5, 2 en 1 milligram stemmen overeen met tekening no. 16.

  • 2. Zij zijn vervaardigd van aluminium. Gewichten van 10 mg en daarboven mogen van platina, goud of een ander niet roestend metaal vervaardigd zijn; in dit geval zijn de afmetingen zoveel kleiner als met de grotere soortelijke gewichten van deze metalen in overeenstemming is.

  • 3. Het getal, aangevende de zwaarte van het gewicht in milligram, is ingestempeld. Onder dat getal mag in de gewichten van 10 mg en daarboven, op overeenkomstige wijze, de zwaarte in metriek karaat zijn vermeld.

  • 4. De afwijking van de op het gewicht vermelde zwaarte mag bedragen:

    bij het gewicht van

    1.000

    500

    200

    100

    50

    20

    10

    5

    2

    1mg

    bij ijk van 0 tot

    2.0

    1,7

    1,4

    1,0

    0,8

    0,6

    0,4

    0,2

    0,2

    0,1mg

    bij herijk van minus

    1,0

    0,8

    0,7

    0,5

    0,4

    0,3

    0,2

    0,2

    0,1

    0,05 mg

    tot

    2,0

    1,7

    1,4

    1,0

    0,8

    0,6

    0,4

    0,2

    0,2

    0,1 mg

Weegwerktuigen

Artikel 25

  • 1. De weegwerktuigen, geen machines zijnde, zijn voorzien van een inrichting die duidelijk het evenwicht in onbelaste en belaste toestand aanwijst. Zij moeten in onbelaste toestand op nul inspelen. Zij zijn bovendien voorzien van een inrichting voor nulpuntcorrectie, die, uitgezonderd bij de gelijkarmige balansen, niet zonder hulpmiddelen met de hand mag kunnen worden versteld. Aan weegwerktuigen, waarvan de wijze van opstelling invloed heeft op de aanwijzing, met uitzondering van gelijkarmige toonbankbascules, is een schietlood of een andere inrichting tot verticaal of horizontaal stellen aangebracht.

  • 2. Loopgewichten moeten zodanig zijn ingericht, dat zonder zegelverbreking hiervan niets kan worden verwijderd, noch hieraan iets kan worden toegevoegd, zonder dat zulks direct in het oog valt.

  • 3. Indien de belasting van een weegwerktuig wordt aangewezen door de zwaarte van gewichtstukken, moet de verhouding tussen de zwaarte van de belasting en die van de gebezigde gewichten 1:1,1:10,1:100, of 1:1.000 zijn. De vorm van deze gewichten mag afwijken van die welke voor gewichten is voorgeschreven; in dit geval moet op de gewichtstukken het gewicht aangegeven zijn van de belasting die zij representeren.

  • 4. Behalve de draaipunten moeten de niet-roestvrije delen geverfd zijn of op andere wijze tegen roesten zijn gevrijwaard.

  • 5. Op ieder weegwerktuig moet het weegvermogen zijn aangegeven.

  • 6. Het onderzoek naar de weegeigenschappen strekt zich uit over:

    • a.

      de juistheid.

      Bij de weging van een belasting B mag het verschil tussen het gewicht van B en het gewicht dat het weegwerktuig er voor aanwijst bij ijk niet groter zijn dan hierna is opgegeven.

      Bij een belasting (B)van

      Toegestane fout (R) (remedie gewicht)

      weegwerktuigen voor gewone weging

      2 kg en minder

      2 kg tot en met 4 kg

      4 kg en meer

      2 ‰

      4 g

      1‰

      Weegwerktuigen voor fijne weging goud

      10 g en minder

      10 tot 20 g

      20 tot 100 g

      100 tot 200 g

      100 g tot 3 kg

      2 kg tot 10 kg

      10 kg en meer

      1 ‰

      10 mg

      5 ‰

      100 mg

      0,25 ‰

      1 g

      1 ‰

      Bij een belasting (B)van

      Toegestane fout (R) (remedie gewicht)

      weegwerktuigen voor fijne weging geneesmiddelen

      alle belastingen

      1 ‰

      weegwerktuigen voor grove weging

      alle belastingen

      5 ‰

      met dien verstande, dat de fout niet kleiner behoeft te zijn dan die toegestaan voor een belasting gelijk aan een vijfde van het weegvermogen; terwijl ze voor weegwerktuigen met wijzerplaat bovendien niet kleiner behoeft te zijn dan de toegestane fout voor een belasting gelijk aan de capaciteit van de wijzerplaat, voorzover deze toegestane fout kleiner is dan het gewicht dat overeenkomt met een half schaaldeel; anders in plaats hiervan een gewicht overeenkomende met een half schaaldeel;

    • b.

      de gevoeligheid.

      Het remediegewicht R, gevoegd bij de belasting, moet het weegwerktuig een goed waarneembare, blijvende uitslag geven;

    • c.

      de bestendigheid.

    Bij meerdere achtereenvolgende wegingen met dezelfde belasting, zoals deze wegingen in de praktijk kunnen voorkomen, mag het grootste verschil tussen de aanwijzingen niet groter zijn dan R.

    Bij herijk is R twee maal zo groot als is opgegeven onder a.

  • 7. Kabeltrekweegwerktuigen zijn weegwerktuigen voor gewone weging; evenwel behoeft bij deze weegwerktuigen de fout nooit kleiner te zijn dan die toegestaan voor een belasting gelijk aan de helft van het weegvermogen. Als fout wordt hier aangenomen de fout van het gemiddelde van tien achtereenvolgende wegingen van dezelfde belasting. Voor een enkele weging is een twee maal zo grote fout toegestaan.

  • 8. Babyweegschalen en personenweegschalen, uitgerust met schuifgewicht, zijn weegwerktuigen voor gewone weging: evenwel behoeft bij deze weegwerktuigen de fout niet kleiner te zijn dan die toegestaan voor een belasting gelijk aan het halve weegvermogen.

Weegmachines (automatische weegwerktuigen)

Artikel 26

  • 1. Bij weegmachines voor afwegen (afzonderen van gelijke massa's) mag de fout van de afzonderlijke weging bij ijk ten hoogste bedragen bij een belasting van:

    Minder dan 10 gram

    2%

    10 tot 20 gram

    200 mg

    20 tot 50 gram

    1%

    50 tot 100 gram

    500 mg

    100 gram tot 2 kg

    5 ‰

    2 tot 2,5 kg

    10 gram

    2,5 tot 15 kg

    4 ‰

    15 tot 20 kg

    60 gram

    20 tot 50 kg

    3 ‰

    50 tot 75 kg

    150 gram

    75 kg en hoger

    2 ‰

    terwijl bovendien voor de weegmachines met een weegvermogen van 5 kg of hoger de fout van het gemiddelde van 10 achtereenvolgende wegingen van dezelfde belasting niet hoger mag zijn dan 1‰ van de belasting en bij weegmachines voor kunstmeststoffen, cement, soda en dergelijke stuivende minerale stoffen de fout het dubbele van de uit het voorgaande afgeleide waarde mag bedragen.

  • 2. Bij weegmachines voor wegen (gewichtsbepaling van ongelijke massa's) mag de fout van de afzonderlijke weging bij ijk bij elke belasting ten hoogste bedragen 4‰ van de belasting, terwijl bovendien de fout van het gemiddelde van 10 achtereenvolgende wegingen van dezelfde belasting ten hoogste mag bedragen 3‰ van de belasting.

  • 3. Bij herijk zijn de toelaatbare fouten anderhalf maal zo groot als in het eerste en tweede lid aangegeven.

Artikel 27

Dit landsbesluit, dat kan worden aangehaald als: Reglement op de maten, gewichten, meet- en weegwerktuigen.