LANDSVERORDENING houden regels met betrekking tot personen, die het verlenen van rechtsbijstand als beroep uitoefenen

Geldend van 30-04-2013 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houden regels met betrekking tot personen, die het verlenen van rechtsbijstand als beroep uitoefenen

§ 1 De inschrijving en de beëdiging van de advocaten

Artikel 1

  • 1. Iedere Nederlander, die het in artikel 36 van de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (P.B. 1985, no. 43) bedoelde doctoraat in de rechtsgeleerdheid of de in artikel 26 van die landsverordening bedoelde hoedanigheid van meester in de rechten verworven heeft, is bevoegd om aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hierna te noemen: het Hof, schriftelijk inschrijving als advocaat te verzoeken. Aan de verwerving van het doctoraat dient te zijn voorafgegaan het afleggen van een doctoraal examen dat ten minste het Antilliaanseburgerlijk en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht heeft omvat, of van een doctoraal examen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel; de hoedanigheid van meester in de rechten dient verworven te zijn op grond van het afleggen van een doctoraal examen dat tenminste het Antilliaanseburgerlijk en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht heeft omvat.

  • 2. Een gelijke bevoegdheid heeft iedere Nederlander, die aan een Nederlandse rijks- of daarmee gelijkgestelde universiteit of hogeschool hetzij de graad van doctor in de rechtsgeleerdheid, hetzij de hoedanigheid van meester in de rechten heeft verworven. Aan de verwerving van de graad van doctor dient te zijn voorafgegaan het afleggen van een doctoraal examen dat ten minste het Nederlandse burgerlijk en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht heeft omvat, of van een doctoraal examen als bedoeld in het voorgaande lid; de hoedanigheid van meester in de rechten dient verworven te zijn op grond van het afleggen van een doctoraal examen dat ten minste het Nederlandse burgerlijk en handelsrecht, staatsrecht en strafrecht heeft omvat. In de plaats van een in dit lid omschreven doctoraal examen kan treden het doctoraal examen, bedoeld in artikel 52, onder b, van de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (P.B. 1985, no. 43).

  • 3. Bij het verzoek worden overgelegd de nodige stukken ten bewijze dat de verzoeker aan de in het eerste of tweede lid gestelde vereisten voldoet, alsmede de nodige stukken ten bewijze van zijn Nederlandse nationaliteit.

Artikel 2

  • 1. Alvorens op een verzoek als in artikel 1 bedoeld te beslissen, wint het Hof, gehoord de procureur-generaal, advies in van de Raad van Toezicht.

  • 2. Het Hof kan de inschrijving bij een met redenen omklede beschikking weigeren, doch niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de verzoeker.

  • 3. Het is tot die weigering verplicht indien:

    • a.

      de verzoeker niet voldoet aan de in artikel 1 gestelde vereisten voor inschrijving;

    • b.

      de verzoeker niet zijn woonplaats heeft binnen Sint Maarten;

    • c.

      gegronde vrees bestaat, dat de verzoeker als advocaat inbreuk zal maken op voor de advocaten geldende landsverordeningen en besluiten of dat zijn inschrijving uit anderen hoofde de eer van de stand der advocaten schaden zal.

  • 4. Indien bij het Hof geen bezwaar tegen de inschrijving bestaat, wordt verzoeker, na de in artikel 4 vermelde eed of belofte te hebben afgelegd, op een daartoe door de griffier van het Hof bijgehouden lijst als advocaat ingeschreven en wordt hem op zijn verzoek een bewijs van de inschrijving uitgereikt.

  • 5. Door een inschrijving als in het vorige lid bedoeld wordt de bevoegdheid verkregen om in Sint Maarten het beroep van advocaat uit te oefenen, onverminderd het bepaalde in paragraaf 3 van deze landsverordening.

Artikel 3

  • 1. De advocaten worden in een openbare zitting van het Hof op requisitoir van het openbaar ministerie beëdigd.

  • 2. Zij leggen de navolgende eed of belofte af:

    "Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan het Statuut en de Staatsregeling, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove rechtvaardig te zijn.".

Artikel 4

  • 1. Krachtens beslissing van het Hof wordt een advocaat van de in artikel 2 bedoelde lijst van inschrijving afgevoerd, hetzij op eigen verzoek, hetzij ambtshalve dan wel op vordering van de procureur-generaal.

  • 2. De afvoering van de lijst geschiedt ambtshalve, dan wel op vordering van de procureur-generaal:

    • a.

      bij overlijden van de advocaat;

    • b.

      indien de advocaat geen Nederlander meer is;

    • c.

      indien de advocaat geen woonplaats meer in Sint Maarten heeft;

    • d.

      indien de advocaat een ambt of betrekking heeft aanvaard, waarmee de betrekking van advocaat onverenigbaar is;

    • e.

      indien blijkt, dat een advocaat is ingeschreven terwijl hij niet voldeed aan de wettelijke vereisten;

    • f.

      wanneer de advocaat bij onherroepelijke uitspraak als zodanig van de in artikel 2 bedoelde lijst geschrapt is.

  • 3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onder b, c, d en e, hoort het Hof, alvorens een beslissing te nemen, de procureur-generaal.

§ 2 De bevoegdheden en verplichtingen van de advocaten

Artikel 5

De advocaten zijn bevoegd, in alle zaken en voor alle autoriteiten in Sint Maarten de belangen van hun lastgevers te behartigen, alsmede hun lastgevers overal te vertegenwoordigen, waar dit niet bij landsverordening is verboden.

Artikel 6

  • 1. De advocaat moet zijn kantoor hebben in Sint Maarten en dit schriftelijk bekend stellen ter griffie van het Hof.

  • 2. Hij is verplicht een dusdanige boekhouding te voeren, dat daaruit te allen tijde kan blijken, welke gelden van derden hij, daaronder mede begrepen als curator en als bewindvoerder, onder zich heeft.

  • 3. Deze gelden dienen op een afzonderlijke rekening te worden gestort en geplaatst gehouden.

  • 4. De controle op de naleving van de voorafgaande leden van dit artikel berust bij de Raad van Toezicht, die, indien aanwijzingen bestaan dat de advocaat aan voormelde verplichtingen niet voldoet, bevoegd is een onderzoek door de Stichting Overheidsaccountantsbureau uit te lokken, tenzij de betrokken advocaat er de voorkeur aan geeft, dat dit onderzoek op zijn kosten door een accountant zal plaats hebben. De Raad wijst dan, na overleg met de advocaat, een accountant aan.

Artikel 7

De advocaat moet, indien hij in zijn bediening een terechtzitting van het Hof of van het Gerecht in eerste aanleg bijwoont, gekleed te zijn in een gesloten toga van zwarte stof met wijde mouwen; hij draagt bovendien een neerhangende bef van wit batist; hij mag desgewenst pleiten het hoofd gedekt met een baret.

Artikel 8

  • 1. Advocaten, die in staat van faillissement worden verklaard of die wegens schulden worden gegijzeld of onder curatele gesteld, zijn gedurende de duur van het faillissement, de gijzeling of de curatele van rechtswege in de uitoefening van de praktijk geschorst.

  • 2. Zij mogen gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.

Artikel 9

Iedere advocaat is verplicht naar vermogen mee te werken aan de opleiding van de advocaten, zoals die in paragraaf 3 van deze landsverordening is geregeld.

§ 3 De stage

Artikel 10

  • 1. De advocaat die niet in het bezit is van de verklaring, bedoeld in artikel 16, hierna te noemen: de stagiaire, is verplicht de praktijk uit te oefenen onder toezicht van een patroon en bij deze kantoor te houden, tenzij hij elders binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn stage heeft voltooid en ter zake een stageverklaring heeft verkregen.

  • 2. De Raad van Toezicht kan de stagiaire vrijstelling verlenen van de verplichting om bij zijn patroon kantoor te houden. Een patroon bij wie niet door de stagiaire kantoor gehouden wordt, wordt aangeduid als buiten-patroon.

  • 3. De Raad van Toezicht kan vrijstelling verlenen van de verplichting tot uitoefening van de praktijk onder toezicht van een patroon.

  • 4. Indien de in het derde lid bedoelde vrijstelling onvoorwaardelijk is verleend, wordt de verkrijger daarvan geacht in het bezit te zijn van de verklaring, bedoeld in artikel 16.

Artikel 11

  • 1. De Orde van advocaten en de Raad van Toezicht verlenen hun bemiddeling bij het zoeken van een patroon.

  • 2. Indien geen patroon voor een stagiaire wordt gevonden, kan de Raad van Toezicht een patroon aanwijzen, in welk geval tegelijkertijd vrijstelling van de verplichting om bij de patroon kantoor te houden wordt verleend.

  • 3. Wanneer de Raad van Toezicht weigert een buiten-patroon aan te wijzen staat daartegen beroep open op de Raad van Appel.

Artikel 12

  • 1. Patroon kan slechts zijn een advocaat die gedurende ten minste zeven jaar in het Koninkrijk der Nederlanden de advocatuur daadwerkelijk heeft uitgeoefend.

  • 2. De Raad van Toezicht is bevoegd in bijzondere gevallen de in het eerste lid bedoelde termijn te verkorten, doch niet tot minder dan vijf jaar.

Artikel 13

  • 1. Elk patronaat behoeft vooraf de schriftelijke goedkeuring van de Raad van Toezicht.

  • 2. Tegen weigering van de goedkeuring kan zowel de stagiaire als de patroon bij de Raad van Appel in beroep gaan.

Artikel 14

  • 1. De stage begint op de dag waarop de stagiaire de uitoefening van de praktijk onder toezicht van de patroon aanvangt, doch niet vóór de dag waarop de stagiaire overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 beëdigd is. De patroon brengt het tijdstip van de aanvang van de stage onverwijld ter kennis van de Raad van Toezicht.

  • 2. De stage eindigt tussentijds:

    • a.

      ambtshalve door een beslissing van de Raad van Toezicht;

    • b.

      na opzegging door de stagiaire, van welke opzegging de patroon onverwijld schriftelijk kennis geeft aan de Raad van Toezicht;

    • c.

      krachtens onderling goedvinden van de patroon en de stagiaire, van welke wijze van beëindiging van de stage de patroon onverwijld schriftelijk kennis geeft aan de Raad van Toezicht;

    • d.

      na goedkeuring door de Raad van Toezicht van een opzegging door de patroon.

  • 3. Van de in het vorige lid onder a en d bedoelde beslissing en de weigering door de Raad van Toezicht de opzegging door de patroon goed te keuren staat beroep open op de Raad van Appel.

  • 4. De in het tweede lid onder d bedoelde goedkeuring wordt alleen geweigerd, indien de opzegging jegens de stagiaire onredelijk is.

  • 5. De Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten is niet van toepassing op een met de stagiaire bestaande arbeidsovereenkomst.

Artikel 15

  • 1. De stagiaire die kantoor houdt bij zijn patroon is gehouden de hem door de patroon opgedragen werkzaamheden te verrichten.

  • 2. De patroon is gehouden de stagiaire passende arbeid te verschaffen en de stage mede aan diens opleiding dienstbaar te maken.

  • 3. Na voorafgaande toestemming van de Raad van Toezicht kan de patroon aan de stagiaire de verplichting opleggen tot het volgen van rechtstheoretische of praktijkgerichte cursussen.

Artikel 16

  • 1. De Raad van Toezicht geeft, de patroon en de stagiaire gehoord, aan de stagiaire wiens stage naar het oordeel van de Raad van Toezicht naar behoren is geweest en drie jaren heeft geduurd, een verklaring dat de stage is voltooid.

  • 2. De Raad van Toezicht kan de termijn van drie jaar verkorten of in bijzondere gevallen verlengen.

  • 3. Tegen weigering van afgifte van de in het eerste lid bedoelde verklaring en verlenging van de stageperiode staat aan de stagiaire beroep op de Raad van Appel open.

Artikel 17

De Raad van Toezicht is bevoegd aan zijn op grond van de artikelen 10, tweede en derde lid, 12, tweede lid, 14, tweede lid onder d en 16, tweede lid genomen beslissingen voorwaarden te verbinden, welke niet de verplichting tot het volgen van enige cursus of tot het afleggen van een proeve van bekwaamheid mogen inhouden.

Artikel 18

  • 1. Beroep tegen een beslissing van de Raad van Toezicht wordt ingesteld binnen drie weken na de dag van verzending van een afschrift van de bestreden beslissing, bij een met redenen omkleed verzoekschrift, in tweevoud in te dienen bij de secretaris van de Raad van Appel. De secretaris geeft van de instelling van het beroep onverwijld kennis aan de Raad van Toezicht, aan - indien de patroon in beroep komt - de stagiaire, en aan - indien de stagiaire in beroep komt - de patroon.

  • 2. De Raad van Appel beslist niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de patroon en de stagiaire.

  • 3. De Raad van Appel kan de Raad van Toezicht uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.

  • 4. De beslissing van de Raad van Appel is met redenen omkleed.

  • 5. De secretaris van de Raad van Appel zendt van de beslissing onverwijld afschrift aan de Raad van Toezicht, aan de patroon en de stagiaire, en aan de in artikel 11 bedoelde Orde van advocaten.

Artikel 19

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ter uitvoering van deze paragraaf nadere regels worden vastgesteld. Bij zulk een landsbesluit kan de termijn, genoemd in artikel 16, worden verkort tot ten minste een jaar.

§ 4 De tuchtrechtspraak

Artikel 20

De tuchtrechtspraak heeft ten doel het weren en beteugelen van misslagen, door advocaten in de uitoefening van de praktijk begaan, en van inbreuken op de eer van de stand van advocaten. Zij wordt uitgeoefend in eerste aanleg door een Raad van Toezicht en in hoger beroep door een Raad van Appel.

Artikel 21

  • 1. De Raad van Toezicht en de Raad van Appel zijn gevestigd in Curaçao, en houden zitting in Sint Maarten.

  • 2. De Raad van Toezicht bestaat uit een voorzitter en twee leden, allen bij landsbesluit benoemd. Tot voorzitter zal bij voorkeur een lid van het Hof worden benoemd.

  • 3. Als voorzitter van de Raad van Appel treedt op de president van het Hof. De Raad van Appel bestaat voorts uit twee leden, bij landsbesluit benoemd.

  • 4. De voorzitter en de leden van de Raad van Toezicht en van de Raad van Appel, behalve de voorzitter van laatstgenoemde Raad, worden benoemd voor een tijdvak van drie jaren. De aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.

  • 5. Bij landsbesluit worden een plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Toezicht en voldoende plaatsvervangende leden van de Raad van Toezicht en de Raad van Appel benoemd. Als plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Appel zal optreden de wettelijke vervanger van de president van het Hof.

  • 6. De leden van de Raad van Toezicht en ten minste één lid van de Raad van Appel, alsmede hun plaatsvervangers, worden bij voorkeur benoemd uit bij het Hof ingeschreven of gewezen advocaten.

  • 7. Bij landsbesluit kunnen leden van de Raad van Toezicht en leden van de Raad van Appel, alsmede de plaatsvervangers, in de uitoefening van dat ambt worden geschorst of ontslagen.

  • 8. Bij landsbesluit wordt een secretaris van de Raad van Toezicht en van de Raad van Appel benoemd.

Artikel 22

  • 1. De Raad van Toezicht kan de navolgende straffen opleggen:

    • a.

      enkele waarschuwing;

    • b.

      berisping;

    • c.

      schorsing in de uitoefening van de praktijk ten hoogste gedurende een jaar;

    • d.

      schrapping van de in artikel 2 bedoelde lijst van inschrijving.

  • 2. Bij de beslissing, houdende oplegging van een van de laatstgenoemde drie straffen, kan de Raad tot openbaarmaking van de straf, al dan niet met vermelding van de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze besluiten. In geval van schorsing kan de Raad tevens bepalen, dat de geschorste de titel van advocaat gedurende de schorsing niet zal mogen voeren.

  • 3. Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mee verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat een vereiste voor benoembaarheid is.

  • 4. De beslissing van de Raad, houdende strafoplegging, is met redenen omkleed.

  • 5. Indien de Raad van Toezicht besluit tot openbaarmaking van de straf, geschiedt deze door de zorg van de secretaris.

  • 6. De kosten van de openbaarmaking van de straf worden verhaald op de gestrafte advocaat; bij diens weigering deze kosten te voldoen, zal verhaal daarvan, na daartoe van de secretaris van de Raad van Toezicht ontvangen verzoek, plaats vinden door de Ontvanger.

Artikel 23

  • 1. De Raad van Toezicht neemt, indien de klager daartoe de wens te kennen heeft gegeven, geen beslissing dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de klager.

  • 2. De Raad legt geen straf op dan na verhoor of behoorlijke oproeping van de betrokken advocaat. Deze is bevoegd zich bij behandeling van een klacht door een advocaat te doen bijstaan. De betrokken advocaat en zijn raadsman worden in de gelegenheid gesteld tijdig van de processtukken kennis te nemen. Hun wordt door de secretaris van de Raad tijdig medegedeeld, waar en wanneer deze gelegenheid bestaat.

  • 3. De Raad kan getuigen en deskundigen oproepen en horen.

  • 4. Op verzoek van de Raad doet de officier van justitie hen dagvaarden. De getuigen en deskundigen zijn na dagvaarding verplicht te verschijnen.

  • 5. De wettelijke bepalingen betreffende het oproepen, medebrengen en horen van, alsmede betreffende de schadeloosstelling en vacatiegelden aan getuigen en deskundigen in strafzaken zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De leden van de Raad nemen, op straffe van nietigheid, geen deel aan de behandeling van een zaak waarin zij zelf, hun echtgenoten, dan wel bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten als partij betrokken zijn.

Artikel 24

  • 1. De secretaris van de Raad van Toezicht zendt van de beslissingen van de Raad onverwijld afschrift:

    • a.

      aan de betrokken advocaat;

    • b.

      aan het Hof;

    • c.

      aan de procureur-generaal;

    • d.

      indien beslist werd naar aanleiding van een klacht, aan de klager;

    • e.

      indien de betrokken advocaatstagiaire is, aan zijn patroon en aan de in artikel 11 bedoelde Orde van advocaten.

  • 2. De in dit artikel bedoelde toezending geschiedt bij aangetekende brief.

  • 3. Tenzij inde beslissingen van de Raad van Toezicht een latere datum wordt genoemd waarop de straf ingaat, zijn zij, indien geen beroep wordt ingesteld overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 25, uitvoerbaar onmiddellijk na verloop van de in dat lid genoemde beroepstermijn.

  • 4. Openbaarmaking als bedoeld in het tweede lid van artikel 22 geschiedt niet voordat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 25

  • 1. Van de beslissingen van de Raad van Toezicht kunnen binnen drie weken na de dag van terpostbezorging van de aangetekende brief in het vorige artikel bedoeld, de betrokken advocaat en de klager, zo die er is, bij verzoekschrift, en de procureur-generaal bij requisitoir hoger beroep instellen bij de Raad van Appel.

  • 2. Afschriften van het verzoekschrift of het requisitoir zendt de secretaris van de Raad van Appel onverwijld aan de overige tot het instellen van hoger beroep bevoegde personen.

  • 3. Op de behandeling in hoger beroep is het bepaalde bij artikel 23 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat de dagvaarding van getuigen en deskundigen ten deze geschiedt op last van de procureur-generaal. De Raad van Appel kan de Raad van Toezicht uitnodigen nadere inlichtingen te verschaffen.

  • 4. Op de beslissingen van de Raad van Appel is het bepaalde bij artikel 24 van overeenkomstige toepassing; tenzij deze beslissingen een latere datum noemen waarop de straf ingaat, worden zij onmiddellijk ten uitvoer gelegd.

  • 5. Indien de Raad van Appel besluit tot openbaarmaking van de straf bedoeld in het tweede lid van artikel 22, is het bepaalde bij het vijfde en zesde lid van dat artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26

  • 1. Indien bij een beslissing die niet of niet meer voor hoger beroep vatbaar is een straf is opgelegd, stelt de Raad van Appel op grond van enige omstandigheid, waarvan volgens de opgemaakte stukken tijdens de behandeling niet is gebleken en die op de beslissing invloed gehad zou kunnen hebben, op schriftelijke aanvraag van de betrokken advocaat, opnieuw een onderzoek in, en, voor zoveel nodig, behandelt dit college de zaak in herziening.

  • 2. Afschrift van de in het eerste lid bedoelde aanvraag zendt de secretaris van de Raad van Appel onverwijld aan de klager, zo die er is, aan het Hof en aan de procureur-generaal.

  • 3. Het bepaalde bij het derde en vierde lid van artikel 25 vindt overeenkomstige toepassing.

Artikel 27

  • 1. Zowel in geval van hoger beroep als van herziening beslist de Raad van Appel, met handhaving, wijziging of gehele dan wel gedeeltelijke vernietiging van de beslissing of de opgelegde straf, zoals dit college zal vermenen te behoren.

  • 2. In geen geval mag in herziening een straf worden opgelegd, die de vroeger opgelegde straf te boven gaat.

  • 3. De beslissing van de Raad van Appel is met redenen omkleed.

Artikel 28

  • 1. Geen lid van de Raad van Toezicht of van de Raad van Appel mag zich rechtstreeks of zijdelings over enige voor de Raad waarvan hij lid is aanhangige zaak of over een zaak, waarvan hij weet of vermoedt dat zij voor die Raad aanhangig zal worden, in enig afzonderlijk onderhoud inlaten met partijen of haar gemachtigden, noch van hen voorlichting of geschriften aannemen.

  • 2. De leden van de Raad van Toezicht en van de Raad van Appel, alsmede de secretaris van deze colleges, zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent de gevoelens welke in de vergaderingen van deze colleges over de aldaar behandelde onderwerpen zijn geuit.

Artikel 29

De stukken, opgemaakt ter voldoening aan het bij deze paragraaf bepaalde, zijn vrij van het recht van zegel.

§ 5 Het salaris van de advocaten

Artikel 30

De advocaten berekenen het salaris voor werkzaamheden in alle zaken, zonder onderscheid, die zij verrichten, alsmede voor werkzaamheden die geen betrekking tot enig rechtsgeding hebben, naarmate van het belang, de omvang en de ingewikkeldheid van de zaak, de daaraan verbonden moeilijkheden en de daaraan bestede tijd en naarmate zij zich voor hun besprekingen buiten hun kantoor of woonplaats hebben moeten begeven.

Artikel 31

  • 1. Desgevraagd zijn de advocaten verplicht aan hun cliënten gespecificeerde rekeningen over te leggen, die iedere post, zowel salaris als verschot, behoorlijk omschrijven en de bedragen van die posten afzonderlijk uitdrukken.

  • 2. Indien de advocaat ter vaststelling van zijn salaris een overeenkomst met de cliënt heeft aangegaan, worden op de rekening globaal omschreven de aard en omvang van de werkzaamheden, alsmede de dagen waarop of het tijdsverloop waarbinnen de werkzaamheden werden verricht.

Artikel 32

De advocaten zijn bevoegd met hun cliënten overeenkomsten aan te gaan ter vaststelling van hun salaris terzake van verrichte of nog te verrichten werkzaamheden, al dan niet met inbegrip van zegel- en registratierechten, justitie-, reis- en verblijfkosten.

Artikel 33

De voldoening van het in artikel 30 bedoelde salaris en van hetgeen met inachtneming van artikel 32 is overeengekomen wordt beschouwd tevens de goedkeuring ervan in te houden.

Artikel 34

  • 1. In geval van geschil over het berekende salaris, gevorderd hetzij volgens een gespecificeerde rekening, hetzij uit een vooraf gesloten overeenkomst, begroot de Raad van Toezicht het geëiste bedrag op schriftelijk verzoek van de advocaat dan wel van de cliënt.

  • 2. Deze begroting is verplicht voor alle in artikel 30 bedoelde werkzaamheden, verricht ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hun goederen niet bezitten, afwezig, onbekend of onbereikbaar zijn, alsmede in onbeheerde boedels.

  • 3. De advocaat dient zijn begroting in op gezegelde rekening; daarop wordt naast de op iedere post uitgetrokken som een wit vak opengelaten.

  • 4. Hij stelt onder de rekening "ter begroting ingediend te" met plaatsnaam, hand- en dagtekening.

Artikel 35

  • 1. Alvorens te beslissen roept de Raad van Toezicht partijen bij aangetekende brief op om in haar belangen te worden gehoord.

  • 2. Een schriftelijk gemachtigde kan de cliënt of de advocaat vertegenwoordigen.

  • 3. Ambtshalve dan wel op verzoek van een van de partijen kan de Raad getuigen en deskundigen oproepen en onder ede horen. De wettelijke bepalingen betreffende het oproepen en het horen van getuigen en deskundigen alsmede die betreffende de hun toekomende schadeloosstelling en vacatiegelden in burgerlijke zaken vinden overeenkomstige toepassing. Bij het bevel tot oproeping bepaalt de Raad tevens, welke partij de te maken kosten zal voorschieten.

Artikel 36

  • 1. De Raad van Toezicht is bevoegd de overlegging van de voor de begroting benodigde bescheiden te vorderen.

  • 2. De Raad onderzoekt bij de begroting, of de gemaakte kosten en verschotten en de gedeclareerde vacatiegelden naar de aard van de zaak nuttig, doelmatig of nodig kunnen worden geacht of door de cliënt zijn verzocht; hij wijzigt, royeert of vermindert de kosten waarvan de Raad van oordeel is, dat deze overbodig zijn of de grenzen van een billijke gematigdheid overschrijden, daarbij in aanmerking nemende het gewicht van de zaak en de daaraan verbonden moeilijkheden.

  • 3. Posten wegens betaalde zegel- en registratiekosten, alsmede wegens deurwaarderskosten, mits van haar voldoening behoorlijk blijkt, zijn niet aan vermindering onderworpen.

  • 4. Het bedrag van de te hoog gestelde of onaannemelijke posten wordt doorgehaald; in plaats daarvan wordt in het daarvoor opengelaten witte vak de verschuldigde som ofwel "nihil" gesteld.

Artikel 37

  • 1. Aan het slot van de rekening stelt de Raad van Toezicht "goedgekeurd ter somma van ……", met uitdrukking in letters van het gehele bedrag waarop de rekening is begroot.

  • 2. De Raad verwijst de partij die in het ongelijk gesteld is in de kosten. Hij bepaalt het bedrag van de kosten die de in het ongelijk gestelde partij aan de wederpartij moet vergoeden en vermeldt deze kosten onder de in het eerste lid goedgekeurde somma in letters. De Raad is bevoegd naar omstandigheden onder de kosten een bedrag voor salaris op te nemen.

  • 3. Indien hij daartoe redenen aanwezig acht, kan de Raad de kosten geheel of gedeeltelijk compenseren.

  • 4. De secretaris van de Raad geeft bij aangetekende brief van de inhoud van de eindbeslissing aan partijen kennis.

Artikel 38

  • 1. De advocaat of de cliënt kan binnen drie weken na de dag van terpostbezorging van de aangetekende brief, in het laatste lid van artikel 37 bedoeld, de herziening van de begroting bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan de Raad van Appel verzoeken.

  • 2. Alvorens te beslissen roept de Raad van Appel partijen per aangetekende brief op om in haar belangen te worden gehoord.

  • 3. Een schriftelijk gemachtigde kan de cliënt of de advocaat vertegenwoordigen.

  • 4. De bepalingen van het derde lid van artikel 35 en het tweede lid van artikel 36 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39

De beschikking op een verzoek om herziening is niet vatbaar voor verzet of enige andere voorziening.

Artikel 40

  • 1. De schuldenaar wordt tot betaling genoodzaakt krachtens bevelschrift van de Raad van Toezicht of van de Raad van Appel.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde bevelschrift wordt gesteld aan het slot van de rekening, onder het bedrag waarop de rekening in eerste instantie door de Raad van Toezicht of in herziening door de Raad van Appel is begroot. Het bevelschrift voert aan het hoofd de woorden: "IN NAAM VAN DE KONINGIN". Het kan op de minuut ten uitvoer worden gelegd.

Artikel 41

De begrotingen zijn niet aan registratie onderworpen.

Artikel 42

  • 1. Hetzij bij de aanvang, hetzij gedurende het verloop van een zaak zijn de advocaten bevoegd van hun cliënten het storten van een bepaalde som ter bestrijding van verschotten en als voorschot op het salaris te vorderen.

  • 2. Indien daarvoor redenen bestaan, is de advocaat bevoegd een nieuwe storting te vorderen; in geval van geschil daarover beslist daaromtrent de Raad van Toezicht of, in spoedeisende gevallen, de voorzitter van dat college.

  • 3. De Raad dan wel de voorzitter kan partijen in haar belangen horen.

Artikel 43

Mits hij daarvan ten minste acht dagen te voren bij aangetekende brief aan de cliënt kennis geeft en een afschrift daarvan ter griffie van het betrokken gerecht of rechterlijke college heeft neergelegd, mag de advocaat zich onttrekken aan een zaak, ingeval de in het vorige artikel bedoelde storting, zo deze gevraagd of bevolen is, niet is gedaan.

Artikel 44

De advocaat is jegens de griffier persoonlijk aansprakelijk voor alle kosten welke cliënten verschuldigd zijn in zaken die hij heeft behandeld, of voor stukken waarvan hij opmaking of afgifte heeft verzocht.

§ 6 Belastingadviseurs

Artikel 45

  • 1. Hij die zonder advocaat te zijn er zijn beroep van maakt om in belastingzaken als adviseur en gemachtigde op te treden, moet voorzien zijn van een schriftelijke toelating als belastingadviseur, afgegeven door de Raad van Beroep voor belastingzaken. Een toelating wordt niet gegeven aan een van de lijst van inschrijving geschrapte advocaat of een ingevolge artikel 49 van de lijst van zaakwaarnemers afgevoerde zaakwaarnemer.

  • 2. Door een toelating als in het eerste lid bedoeld wordt de bevoegdheid verkregen om in Sint Maarten het in dat lid omschreven beroep uit te oefenen.

Artikel 46

  • 1. De toelating als belastingadviseur wordt op daartoe strekkend verzoekschrift tot wederopzegging verleend, indien hij die de toelating verzoekt naar het oordeel van de Raad van Beroep voor belastingzaken van goed maatschappelijk gedrag is en een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld examen voor belastingadviseur met gunstig gevolg heeft afgelegd.

  • 2. Dit examen wordt, indien aan de voorzitter van de in het volgende lid te noemen examencommissie het verzoek daartoe wordt gedaan, op een door deze te bepalen tijdstip afgenomen.

  • 3. Een commissie, bestaande uit een door de president van het Hof aan te wijzen lid van dit hof als voorzitter en een door de Directeur der Belastingen aan te wijzen inspecteur van de Belastingdienst benevens het hoofd van de Belastingaccountantsdienst als leden, neemt het examen af. Bij verhindering of ontstentenis van een lid wordt door de Minister van Financiën een plaatsvervangend lid benoemd. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt het bedrag vastgesteld, dat aan de voorzitter en de leden van de commissie als vergoeding voor het afnemen van het examen toegekend wordt.

  • 4. De kandidaat legt bij zijn verzoekschrift om tot het examen te worden toegelaten een bewijs over, dat hij een door de Minister van Justitie vastgesteld examengeld in de Landskas gestort heeft.

  • 5. Van het hierboven bedoelde examen kunnen worden vrijgesteld zij die aan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen eisen van bekwaamheid voldoen.

Artikel 47

  • 1. Indien de Raad van Beroep voor belastingzaken van oordeel is, dat hij die het beroep van belastingadviseur uitoefent van slecht maatschappelijk gedrag is, is hij bevoegd na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbende diens toelating bij met redenen omklede beslissing in te trekken.

  • 2. Gelijke bevoegdheid heeft de Raad van Beroep voor belastingzaken ingeval hij van oordeel is, dat de betrokkene zich schuldig maakt aan het vorderen van buitensporige salarissen, de belangen van zijn lastgever heeft verwaarloosd of zich aan ander plichtsverzuim heeft schuldig gemaakt dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan oneerbiedigheid jegens het openbaar gezag.

  • 3. De Inspecteur der Belastingen of de Raad van Beroep voor belastingzaken, indien de zaak voor dit college is behandeld, bepaalt in een zaak, indien lasthebber en cliënt niet tot overeenstemming kunnen komen, het bedrag van het salaris dat aan de cliënt in rekening mag worden gebracht.

  • 4. Indien daartoe redenen zijn, kan de Raad van Beroep voor belastingzaken bepalen, dat de belastingadviseur zal dragen of vergoeden geheel of ten dele de door zijn schuld of achteloosheid aan een cliënt veroorzaakte kosten.

§ 7 Zaakwaarnemers

Artikel 48

  • 1. Hij, die, zonder advocaat te zijn, er zijn beroep van maakt om in burgerlijke zaken betrokken personen te vertegenwoordigen of bij te staan dan wel om in strafzaken als vertegenwoordiger op te treden, moet door het Hof als zaakwaarnemer zijn toegelaten. Deze toelating wordt niet gegeven aan een van de lijst van inschrijving geschrapte advocaat of een belastingadviseur, wiens toelating ingevolge artikel 47 werd ingetrokken.

  • 2. Hij doet daartoe een schriftelijk verzoek aan het Hof.

  • 3. Er wordt ter griffie van het Hof een lijst van zaakwaarnemers bijgehouden.

  • 4. Indien het Hof het verzoek toewijst, wordt de zaakwaarnemer ingeschreven ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg. Door deze inschrijving verkrijgt hij de bevoegdheid als zaakwaarnemer op te treden bij dat gerecht.

  • 5. De zaakwaarnemer kan slechts optreden

    • -

      in burgerlijke zaken:

      • a.

        indien de vordering een bepaalde waarde beloopt tot ten hoogste het bedrag, vastgesteld bij het in artikel 11, tweede lid van het Deurwaardersreglement bedoelde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, en niet een gedeelte betreft van een grotere geldsom;

      • b.

        indien de vordering strekt tot ontruiming van gehuurde onroerende goederen wegens geëindigde huur of tot ontbinding van huur van onroerende goederen en tot ontruiming dientengevolge ter zake van wanbetaling van huurpenningen;

    • -

      in strafzaken:

    indien de beklaagde voor wie hij optreedt terecht staat wegens een overtreding.

Artikel 49

  • 1. Indien het Hof van oordeel is, dat een zaakwaarnemer van slecht maatschappelijk gedrag is, is het bevoegd hem uit dat beroep te ontzetten en hem van de lijst van zaakwaarnemers af te voeren.

  • 2. Gelijke bevoegdheid heeft het Hof, ingeval het van oordeel is, dat een zaakwaarnemer zich schuldig maakt aan het vorderen van buitensporige salarissen, de belangen van zijn lastgever heeft verwaarloosd of zich oneerbiedig betoont tegenover de rechterlijke en andere ambtenaren, ten overstaan van wie hij optreedt.

Artikel 50

Indien daartoe redenen zijn, kan de rechter bepalen, dat de zaakwaarnemer zal dragen of vergoeden geheel of ten dele de door zijn schuld of achteloosheid aan een cliënt veroorzaakte kosten.

Artikel 51

De rechter bepaalt in elke zaak het bedrag van het loon dat de zaakwaarnemer zijn lastgever in rekening mag brengen.

§ 8 Gemachtigden en raadslieden

Artikel 52

  • 1. Als gemachtigden of raadslieden kunnen alleen optreden in Sint Maarten woonplaats hebbende personen.

  • 2. Gemachtigden en raadslieden moeten op vordering van de rechter hun bevoegdheid schriftelijk aantonen.

  • 3. Ingeschreven advocaten of - voor wat betreft hun optreden voor het Gerecht in eerste aanleg - zaakwaarnemers, en - voor wat betreft het optreden in belastingzaken - toegelaten belastingadviseurs, als gemachtigden of raadslieden optredende, zijn tot het in het vorige lid bedoelde bewijs niet gehouden.

  • 4. De rechter kan weigeren personen, die niet behoren tot de in het vorige lid bedoelde, als gemachtigden of raadslieden toe te laten. De weigering geldt alleen voor de zaak waarin zij is uitgesproken. Tegen de weigering staat geen voorziening open.

§ 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 53

  • 1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Advocatenlandsverordening.

  • 2. [regelt de inwerkingtreding]

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

Artikel 54

  • [vervallen]

Artikel 55

  • 1. [vervallen]

  • 2. [vervallen]