Regeling vervallen per 09-12-2022

LANDSVERORDENING op de winstbelasting

Geldend van 30-04-2016 t/m 08-12-2022

Intitulé

LANDSVERORDENING op de winstbelasting

Algemene bepalingen

Artikel A

[vervallen]

HOOFDSTUK I Voorwerp, bedrag en verschuldigdheid van de belasting

Artikel 1

  • 1. Onder de naam van "winstbelasting" wordt een belasting geheven:

    • a.

      van de winst van in Sint Maarten gevestigde naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen, open commanditaire vennootschappen, andere vennootschappen of verenigingen, waarbij het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen en doelvermogens;

    • b.

      van de winst van in Sint Maarten gevestigde verenigingen, waarbij het kapitaal niet in aandelen is verdeeld, trusts en stichtingen, andere dan die uitsluitend ter behartiging van een algemeen maatschappelijk belang. Onder stichting wordt mede begrepen een stichting particulier fonds;

    • c.

      van de winst van niet in Sint Maarten gevestigde lichamen en trusts (met inbegrip van alle vennootschappen en verenigingen, waarbij het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld); uit bedrijven, die en voor zover zij door middel van een in Sint Maarten gevestigde vaste inrichting worden uitgeoefend, uit in Sint Maarten gelegen onroerende zaken of daarop betrekking hebbende rechten alsmede uit buiten bedrijf gebezigde schuldvorderingen, die, wat de hoofdsom betreft, verzekerd zijn door hypotheek, op zodanige goederen gevestigd. In Sint Maarten gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen die behoren tot het vermogen van een bedrijf van een buiten Sint Maarten gevestigd lichaam, worden steeds geacht tot het vermogen van een in Sint Maarten gelegen vaste inrichting te behoren.

  • 2. Heeft op de oprichting of het instellen plaatsgevonden naar het recht van Sint Maarten, dan wordt steeds Sint Maarten als land van vestiging beschouwd.

  • 3. Onder bedrijf wordt mede begrepen het verrichten van handelingen, werkzaamheden of diensten van elke aard.

  • 4. De lichamen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden geacht een bedrijf uit te oefenen met behulp van hun gehele vermogen.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op een Vrijgestelde Vennootschap als bedoeld in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f.

  • 6. Onder vaste inrichting wordt verstaan:

    een duurzame inrichting waarin of met behulp waarvan de werkzaamheden van een lichaam geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend en omvat in het bijzonder:

    • een plaats waar leiding wordt gegeven;

    • 2°.

      een filiaal;

    • 3°.

      een kantoor;

    • een fabriek;

    • 5°.

      een werkplaats; en

    • 6°.

      een plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;

    een vaste vertegenwoordiger.

  • 7. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting in de zin van het zesde lid indien de duur ervan twaalf maanden overschrijdt.

  • 8. Als het aanhouden van een vaste inrichting als bedoeld in het zesde lid wordt niet aangemerkt:

    • a.

      het uitsluitend voor opslag of uitstalling aanhouden van een voorraad goederen;

    • b.

      het aanhouden van een ruimte uitsluitend om voor het lichaam goederen aan te kopen;

    • c.

      het aanhouden van een ruimte uitsluitend voor het maken van reclame, voor het verstrekken en inwinnen van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek en voor soortgelijke werkzaamheden, indien de bedoelde verrichtingen voor het lichaam van voorbereidende aard zijn of hulpwerkzaamheden zijn.

  • 9. Een lichaam wordt niet geacht in Sint Maarten een vaste inrichting te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat het in Sint Maarten zaken doet door middel van een makelaar, commissionair, of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

  • 10. Onder vaste vertegenwoordiger wordt verstaan een persoon die in het bezit is van een duurzame machtiging om namens een lichaam overeenkomsten af te sluiten en daarvan gewoonlijk gebruik maakt in het betrokken land.

Artikel 1A

  • 1. In deze landsverordening wordt verstaan onder:

    • a.

      concern: de belastingplichtige tezamen met de lichamen:

      • 1°.

        waarin de belastingplichtige voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;

      • 2°.

        die voor ten minste een derde gedeelte belang hebben in de belastingplichtige;

      • 3°.

        waarin een derde voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige;

    • b.

      binnenlandse winst: de winst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c;

    • c.

      buitenlandse winst: hetgeen de belastingplichtige uit een ander land geniet als winst uit buitenlands bedrijf, zijnde een bedrijf of een gedeelte van een bedrijf dat wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger binnen het gebied van het andere land; de binnen het gebied van het andere land gelegen onroerende zaken of rechten waaraan deze zijn onderworpen die behoren tot het vermogen van een bedrijf van de belastingplichtige, worden steeds geacht tot het vermogen van het buitenlands bedrijf te behoren;

    • d.

      dochtermaatschappij: een naar het recht van Sint Maarten, Nederland of Aruba opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap waarvan ten minste 99% van alle aandelen in het bezit is van een ander lichaam;

    • e.

      moedermaatschappij: een naar het recht van Sint Maarten, Nederland of Aruba opgerichte naamloze vennootschap of besloten vennootschap die ten minste 99% van alle aandelen van een ander lichaam bezit;

    • f.

      Vrijgestelde Vennootschap: een als zodanig door de Inspecteur op schriftelijk verzoek overeenkomstig het vijfde lid aangemerkte naar het recht van Sint Maarten opgerichte besloten vennootschap welke gedurende het boekjaar zonder onderbreking voldoet aan de volgende voorwaarden:

      1°. het bestuur van de vennootschap houdt een register bij waarin de namen en adressen van de uiteindelijk gerechtigden die een belang van 10% of meer in de vennootschap hebben opgenomen;

      2°. het bestuur van de vennootschap bestaat uitsluitend uit één of meerdere in Sint Maarten wonende natuurlijke personen of in Sint Maarten gevestigde gecertificeerde trustbedrijven dan wel bestuurders van gecertificeerde trustbedrijven en overige bij deze trustbedrijven werkzame personen;

      3°. het bestuur van de vennootschap maakt jaarlijks een jaarrekening op die door een door de algemene vergadering benoemde onafhankelijke deskundige wordt gecontroleerd en binnen 12 maanden na afloop van het boekjaar van een goedkeurende verklaring wordt voorzien;

      4°. de statutaire doelstelling van de vennootschap en haar feitelijke werkzaamheden bestaan uitsluitend of nagenoeg uitsluitend uit het verrichten van kredietuitzettingen, beleggingen in effecten en deposito's; en

      5°. de vennootschap is niet als een bank of andere financiële instelling onderworpen aan het toezicht van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.

    • g.

      dividend: uitdeling uit de volgens haar statutaire jaarrekening bepaalde winst dan wel winstreserve door een vennootschap, met een in aandelen verdeeld kapitaal, daaronder begrepen hetgeen wordt uitgekeerd op winstbewijzen, oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten. Onder dividend wordt niet begrepen hetgeen door een vennootschap wordt betaald ter verkrijging van eigen aandelen, winst- en oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten en hetgeen bij liquidatie door de vennootschap wordt uitgekeerd met betrekking tot zodanige aandelen, winst- en oprichtersbewijzen en soortgelijke rechten. Terugbetaling van gestort kapitaal, met inbegrip van stortingen van informeel kapitaal die statutair in de winst(reserves) zijn begrepen, in enige vorm en uit de uitreiking van bonusaandelen worden evenmin als dividend aangemerkt.

  • 2. Onder gecertificeerd trustbedrijf in het eerste lid, onderdeel f, onder 2º, wordt verstaan een trustbedrijf dat voldoet aan de door de Minister van Financiën, hierna te noemen: de minister, te stellen voorwaarden.

  • 3. Onder bestuurders van gecertificeerde trustbedrijven en overige bij deze trustbedrijven werkzame personen in het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, wordt verstaan de bestuurders en personen die voldoen aan de door de minister te stellen voorwaarden.

  • 4. Indien de statuten van de vennootschap, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bepalen dat de bestuurstaken worden verdeeld over een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur dan mag in afwijking van het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, het algemene bestuur mede bestaan uit één of meerdere buiten Sint Maarten wonende natuurlijke personen mits deze personen, indien zij tot vertegenwoordiging van de vennootschap bevoegd zijn, daartoe slechts gezamenlijk met één of meer van de in het eerste lid, onderdeel f, onder 2°, bedoelde personen bevoegd zijn.

  • 5. De Inspecteur stelt de besloten vennootschap binnen twee maanden na ontvangst van het in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde verzoek schriftelijk in kennis van zijn beslissing op het verzoek. Indien bedoelde kennisgeving niet binnen genoemde termijn wordt verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

  • 6. Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het vijfde lid, geldt dit met ingang met het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan met dien verstande dat ingeval het verzoek is gedaan binnen drie maanden na de oprichting dit met ingang van die datum geldt. Indien echter een besloten vennootschap een Vrijgestelde Vennootschap is geweest en vervolgens een belaste vennootschap is geworden, kan de besloten vennootschap niet binnen 36 maanden nadat zij een belaste vennootschap is geworden opnieuw aangemerkt worden als een Vrijgestelde Vennootschap.

  • 7. Indien een besloten vennootschap schriftelijk aan de Inspecteur verzoekt niet meer aangemerkt te worden als een Vrijgestelde Vennootschap, wordt deze vennootschap een belaste vennootschap met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan.

  • 8. Ingeval een besloten vennootschap niet meer aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, voldoet, wordt deze vennootschap een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar waarin niet langer voldaan wordt aan evengenoemd lid.

  • 9. Een Vrijgestelde Vennootschap, die een beschikking als bedoeld in het dertiende lid heeft ontvangen, wordt een belaste vennootschap met ingang van het boekjaar volgend op het boekjaar, waarin die beschikking onherroepelijk is geworden.

  • 10. Indien door een Vrijstelde Vennootschap in enig boekjaar dividenden zijn ontvangen, die zijn uitgekeerd op aandelen in een vennootschap, die niet in Sint Maarten, Nederland of Aruba is gevestigd, verstrekt de in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, genoemde onafhankelijke deskundige bij diens goedkeurende verklaring van de jaarrekening een verklaring ten behoeve van de Inspecteur inhoudende dat de vennootschap, die de dividenden heeft uitgekeerd, onderworpen is aan een belasting die aldaar in enige vorm naar de winst wordt geheven en vergelijkbaar is met Sint Maartense winstbelasting. Een winstbelastingregime dat voorziet in een belastingtarief, dat de helft bedraagt van het Sint Maartens winstbelastingtarief - zonder opcenten -, wordt in ieder geval geacht vergelijkbaar te zijn met de Sint Maartense winstbelasting.

  • 11. Bij ministeriële regeling kunnen buitenlandse belastingregimes worden aangewezen, die voor de toepassing van dit artikel vergelijkbaar worden geacht met de Sint Maartense winstbelasting.

  • 12. De onafhankelijke deskundige doet een afschrift van de verklaring, bedoeld in het tiende lid, direct toekomen aan de Inspecteur gelijktijdig met de afgifte van diens goedkeurende verklaring als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 3°, aan het bestuur van de vennootschap.

  • 13. Indien het bedrag dat een Vrijgestelde Vennootschap netto ontvangt aan dividenden waarvoor de verklaring, bedoeld in het tiende lid, niet kan worden afgegeven, meer bedraagt dan 5% van de som van de voordelen, behaald met de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, onder 4°, wordt door de onafhankelijke deskundige in voornoemde verklaring daarvan melding gemaakt ten behoeve van de Inspecteur. Na ontvangst van de verklaring met de melding, bedoeld in vorige volzin, stelt de Inspecteur de vennootschap onverwijld schriftelijk, bij voor bezwaar vatbare beschikking, in kennis dat de vennootschap niet meer voldoet aan de voorwaarden om als Vrijgestelde Vennootschap te worden aangemerkt.

Artikel 1B

  • 1. Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder doelvermogen verstaan een stichting particulier fonds of een trust welke op daartoe aan de Inspecteur gedaan verzoek als zodanig is aangemerkt.

  • 2. De Inspecteur beslist binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid bij voor bezwaar vatbare beschikking. Indien bedoelde beschikking niet binnen genoemde termijn wordt verzonden, wordt het verzoek geacht te zijn ingewilligd.

  • 3. Bij inwilliging van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, geldt zulks met ingang van het jaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan, met dien verstande dat ingeval het verzoek is gedaan binnen drie maanden na de oprichting, respectievelijk instelling, zulks geldt met ingang van de datum van oprichting dan wel instelling. De aanwijzing van de inspecteur als doelvermogen geldt voor tenminste drie volledige boekjaren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing bij verplaatsing van een stichting particulier fonds of een trust naar Sint Maarten.

  • 4. Indien een stichting particulier fonds of een trust wordt aangemerkt als doelvermogen, worden per ultimo van het boekjaar waarin het daarin bedoelde verzoek is ingediend, haar activa en passiva gesteld op de waarde in het economische verkeer.

  • 5. Op schriftelijk verzoek kan een stichting particulier fonds of een trust niet langer als doelvermogen worden aangemerkt. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Bij inwilliging van dit verzoek geldt zulks met ingang van het boekjaar volgend op het jaar waarin het verzoek is gedaan of het eerste boekjaar nadat de in het derde lid bedoelde termijn is verstreken indien dat later is.

  • 6. Indien een stichting particulier fonds of een trust niet langer wordt aangemerkt als doelvermogen worden per ultimo van het laatste boekjaar waarin de stichting particulier fonds of trust die status geniet, haar activa en passiva gesteld op de waarde in het economische verkeer.

Artikel 2

  • 1. Van de belasting is vrijgesteld:

    • a.

      de winst van in het eerste lid van artikel 1, onder c, bedoelde lichamen, verkregen met het vervoer te water of door de lucht van personen en goederen tussen in en buiten Sint Maarten gelegen havens;

    • b.

      de winst van in het eerste lid van artikel 1 bedoelde lichamen, verkregen met de aankoop, verkoop, opslag en levering van aardolie en aardolieprodukten, indien en voor zover die aankoop, verkoop, opslag en levering wordt verricht door of door tussenkomst van een onderneming als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen, waarvan op haar daartoe strekkend verzoek door de minister vrijstelling van de belasting is verleend;

    • c.

      de winst van in Sint Maarten gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende pensioenfondsen, spaarfondsen, voorzieningsfondsen, begrafenisfondsen, ziekenfondsen en ondersteuningsfondsen, welke ten behoeve van personeel, gewezen personeel of hun betrekkingen zijn ingesteld. Of een fonds aan de eisen voor vrijstelling voldoet, wordt voor zover nodig naar de omstandigheden beoordeeld;

    • d.

      de winst van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap waarvan alle aandelen eigendom zijn van Sint Maarten, indien en voor zover deze winst behaald is met de winning en verkoop van petroleum;

    • e.

      het voordeel, verkregen uit de vrijstelling van de verschuldigde sociale lasten en de verplichting tot afdracht van ingehouden loonbelasting als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening ter bevordering van de werkgelegenheid voor jeugdige werkzoekenden;

    • f.

      [vervallen]

    • g.

      de voordelen van een naamloze vennootschap verkregen uit kredietverstrekking aan in Sint Maarten gevestigde bedrijven voor de bouw van of de upgrading tot luxe gelegenheden tot verblijf en ontspanning in Sint Maarten;

    • h.

      de winst van een in Sint Maarten gevestigde naamloze vennootschap:

      • 1°.

        die geheel of nagenoeg geheel ten doel heeft de economische ontwikkeling van Sint Maarten te bevorderen door middel van het deelnemen in alsmede het verstrekken van kredieten aan in Sint Maarten gevestigde bedrijven; en

      • 2°.

        waarvan de aandelen voor meer dan 50% worden gehouden door Sint Maarten.

    • i.

      de voordelen van een stichting of een trust als bedoeld in Titel 6 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of naar soortgelijk buitenlands recht, indien en voor zover zij geen bedrijf in de zin van artikel 1, derde lid, uitoefenen.

  • 2. Het bepaalde in onderdeel g van het eerste lid is alleen van toepassing voor zover het een naamloze vennootschap betreft, waarvan de aandelen voor meer dan 50% worden gehouden door Sint Maarten, die ten minste 70% van haar financiële middelen verkregen uit uitgegeven obligatieleningen, aanwendt ter verstrekking van kredieten aan in dat onderdeel bedoelde bedrijven tegen een lagere vergoeding dan door de in Sint Maarten gevestigde kredietinstellingen wordt aangeboden.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt nader aangegeven onder welke voorwaarden de in het eerste lid, onder g, bedoelde gelegenheden tot verblijf en ontspanning zijn aan te merken als luxe gelegenheden tot verblijf en ontspanning.

  • 4. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op:

    • a.

      naamloze vennootschappen en andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en waarin een werknemer of gewezen werknemer, zijn echtgenoot of partner, indien hij gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding met zijn partner voert, een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel een van hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste 10% van het nominaal gestort kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder is;

    • b.

      andere dan de in onderdeel a bedoelde lichamen waarvan de werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in de uitvoering van pensioenregelingen of van regelingen voor vervroegde uittreding van werknemers of gewezen werknemers van naamloze vennootschappen of andere vennootschappen waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld, en waarin deze werknemers of gewezen werknemers, hun echtgenoten of partners, indien zij gedurende tenminste één jaar onafgebroken een gezamenlijke huishouding met hun partners voeren, hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn, dan wel hun pleegkinderen al dan niet tezamen voor ten minste 10% van het nominaal gestort kapitaal, onmiddellijk of middellijk, aandeelhouder zijn of op enig moment zijn geweest.

Artikel 3

  • 1. De belasting wordt geheven over het kalenderjaar. Onder boekjaar wordt verstaan het kalenderjaar.

  • 2. De in een boekjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst en die slechts gewijzigd kan worden indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt.

  • 3. Het is lichamen niet toegestaan om een boekjaar te voeren dat niet gelijk is aan het kalenderjaar, met uitzondering van:

    • a.

      niet in Sint Maarten gevestigde lichamen;

    • b.

      lichamen waarop artikel VI van de Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de Winstbelasting toepassing vindt of heeft gevonden;

    • c.

      lichamen die reeds vóór 1 januari 1997 een van het kalenderjaar afwijkend boekjaar hebben gevoerd;

    • d.

      andere lichamen waaraan onder door de Inspecteur te stellen voorwaarden toestemming is verleend een boekjaar te voeren dat afwijkt van het kalenderjaar.

  • 4. Indien op enig moment een vennootschap aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f, voldoet en als een Vrijgestelde vennootschap wordt aangemerkt, worden per ultimo van het boekjaar waarin het daarin bedoelde verzoek is ingediend, haar activa en passiva gesteld op de waarde in het economische verkeer.

  • 5. Indien op enig moment een vennootschap niet meer aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1A, eerste lid, onderdeel f, voldoet en aldus de status van Vrijgestelde Vennootschap verliest, worden per ultimo van het laatste boekjaar waarin de vennootschap die status geniet, haar activa en passiva gesteld op de waarde in het economische verkeer.

Artikel 4

  • 1. Onder winst wordt verstaan de som van de voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook, zuiver worden verkregen uit bedrijf en uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal.

  • 2. Tot deze voordelen worden mede gerekend het voordeel uit vervreemding van zaken, die niet voor verkoop bestemd waren, en, in het algemeen, elk met zodanige zaken - al ware het na staking van het bedrijf - verkregen voordeel.

  • 3. Voordelen uit bedrijf als bedoeld in het eerste lid die niet reeds op grond van deze landsverordening in aanmerking zijn genomen, worden gerekend tot de winst van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige ophoudt uit het bedrijf in Sint Maarten krachtens deze landsverordening belastbare winst te genieten.

  • 4. Het derde lid is eveneens van toepassing indien zaken aan een vaste inrichting in Sint Maarten worden onttrokken. Voor de toepassing van artikel 5A worden alsdan de bedrijfsmiddelen geacht aan het bedrijf te zijn onttrokken.

Artikel 4A

Tot de winst behoort niet het bedrag waarmee de af te dragen dividendbelasting ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Landsverordening op de dividendbelasting is verminderd.

Artikel 5

  • 1. Ter berekening van het zuiver bedrag van de bij artikel 4 bedoelde voordelen wordt hun onzuiver bedrag verminderd met de kosten tot verwerving, inning en behoud van die voordelen, alsmede met hetgeen volgens het tweede lid van dit artikel aan oprichtingskosten en kosten van uitbreiding van het kapitaal van het lichaam wordt toegelaten.

  • 2. Oprichtingskosten en kosten van uitbreiding van het kapitaal worden in mindering toegelaten overeenkomstig de aftrek volgens de boekhouding, met dien verstande, dat deze aftrek over de onderscheiden jaren in totaal niet meer zal bedragen dan het bedrag van die kosten.

  • 3. Van het bedrag van de onzuivere voordelen uit bedrijf wordt voorts afgetrokken hetgeen wegens vermindering van de gebruikswaarde moet worden afgeschreven op zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf worden gebezigd, alsmede hetgeen wegens onverhaalbaarheid moet worden afgeschreven op schuldvorderingen, die tot het bedrijf betrekking hebben, een en ander volgens goed koopmansgebruik.

  • 4. 1°. In afwijking van het bepaalde in het derde lid kan een derde van de aanschaffingskosten van bedrijfsmiddelen, willekeurig, mits vervroegd, worden afgeschreven.

    2°. Met betrekking tot gebouwen, zeeschepen of luchtvaartuigen is deze afschrijving reeds mogelijk zodra ter zake van de verwerving of de verbetering verplichtingen zijn aangegaan of voortbrengingskosten zijn gemaakt, met dien verstande dat voor ingebruikneming ter zake van aangegane verplichtingen niet meer vervroegd kan worden afgeschreven dan het bedrag dat ter zake van die verplichtingen is betaald. De minister kan in overeenstemming met de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie de hiervoor genoemde afschrijving in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken of buiten toepassing stellen.

  • 5. Van het bedrag van de onzuivere voordelen uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal wordt afgetrokken hetgeen nodig mocht zijn voor afschrijving wegens het aflopen van rechten, die aan een termijn zijn gebonden.

Artikel 5A

  • 1. Ingeval in een boekjaar een bedrag van meer dan NAƒ 5.000,- wordt geïnvesteerd in bedrijfsmiddelen wordt 8% van het investeringsbedrag ten laste gebracht zowel van de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgend boekjaar. Onder investeren wordt verstaan het aangaan van verplichtingen ter zake van de aanschaffing of de verbetering van bedrijfsmiddelen, die voor de uitoefening van een onderneming in Sint Maarten worden gebezigd, alsmede het maken van voortbrengingskosten daarvoor. Indien niet alle verplichtingen ter zake op de belastingplichtige drukken, wordt slechts het bedrag dat wel op de belastingplichtige drukt in aanmerking genomen. Voor zover in een jaar in nieuwe gebouwen - de verbetering van bestaande gebouwen daaronder begrepen - wordt geïnvesteerd, wordt het percentage genoemd in de eerste zin van dit lid verhoogd tot 12% van het investeringsbedrag.

  • 2. Ingeval in een jaar zaken, waarop het vorige lid toepassing heeft gevonden, worden vervreemd, wordt van de overdrachtsprijzen een gelijk percentage als ter zake van de investering in die zaken op de voet van het eerste lid ten laste van de winst over de aldaar genoemde jaren in aftrek kan worden gebracht ten bate van zowel de winst van dat jaar als van de winst van het daaropvolgende jaar gebracht.

    Bijtelling heeft slechts plaats voor zover de vervreemding plaatsvindt binnen zes jaar na de aanvang van het jaar waarin de investering heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat voor gebouwen de termijn wordt vastgesteld op 15 jaar.

    Bijtelling heeft plaats tot ten hoogste het bedrag waarvoor destijds aftrek is verleend.

  • 3. Tot de bedrijfsmiddelen worden niet gerekend:

    • a.

      gronden, daaronder begrepen de ondergrond van gebouwen;

    • b.

      woonhuizen daaronder begrepen tot bewoning dienende gedeelten van bedrijfspanden, tenzij verhuur van deze woonhuizen ligt in de lijn van de normale bedrijfsuitoefening;

    • c.

      personenautomobielen, tenzij deze personenautomobielen bestemd zijn voor het bedrijfsmatige personenvervoer;

    • d.

      pleziervaartuigen;

    • e.

      effecten, vorderingen en goodwill;

    • f.

      flessen, kisten en andere verpakkingsmiddelen;

    • g.

      voorwerpen van geringe waarde, voor zover die uitgaven gewoonlijk tot de dagelijkse onkosten van het bedrijf of beroep worden gerekend;

    • h.

      door de belastingplichtige aan te wijzen andere bedrijfsmiddelen.

  • 4. Buiten aanmerking blijven, tenzij de minister voor bepaalde gevallen het tegendeel bepaalt:

    • a.

      verplichtingen aangegaan ter zake van de verwerving van een onderneming of een gedeelte van de onderneming tegen uitreiking van aandelen;

    • b.

      verplichtingen aangegaan tussen degene die middellijk of onmiddellijk voor meer dan een vierde gedeelte gerechtigd is tot het nominaal gestorte kapitaal van een vennootschap, en deze vennootschap;

    • c.

      verplichtingen aangegaan tussen vennootschappen op aandelen waarvan tenminste een aandeelhouder middellijk of onmiddellijk een aanmerkelijk belang bezit in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting.

  • 5. Bij het onttrekken van een zaak aan de onderneming wordt de verkoopwaarde of, indien deze niet is te bepalen, de geldswaarde als de overdrachtsprijs in aanmerking genomen.

  • 6. In geval een investering ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een investering, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt genoten, geldt dit als vervreemding van een zaak en het bedrag van die investering, vermindering, teruggaaf of vergoeding als overdrachtsprijs. Ingeval een vervreemding ongedaan wordt gemaakt, dan wel met betrekking tot een vervreemding, een vermindering, teruggaaf of vergoeding wordt verleend, geldt dit als een investering en het bedrag van die vervreemding, vermindering, teruggaaf of vergoeding als investeringsbedrag.

  • 7. De minister kan in overeenstemming met de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie, met uitzondering van de lichamen, bedoeld in artikel 9A:

    • a.

      de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen beperken;

    • b.

      de verminderingen in het algemeen of voor bepaalde groepen van bedrijfsmiddelen buiten toepassing stellen.

Artikel 5B

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 5, vierde lid, 5A, eerste lid, 6, derde lid, 9A, zevende lid, en 10, tweede en vijfde lid, vindt slechts toepassing, indien door het lichaam een regelmatige boekhouding wordt gevoerd, met geregelde jaarlijkse afsluitingen. Houdt het lichaam op aldus boek te houden, dan worden de reserves volgens artikel 6, derde lid, en 9A, achtste lid, opgenomen in de winst van het laatste boekjaar waarover een regelmatige boekhouding gevoerd is.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 5, vierde lid, en 5A, eerste lid, is niet van toepassing op ondernemingen in de zin van de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw, de Landsverordening ter bevordering van grondontwikkeling, de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen en de bedrijven, bedoeld in de Landsverordening economische zones.

Artikel 6

  • 1. Uitgaven voor aankoop, stichting, verbetering of verandering van gronden, gebouwen, werktuigen, gereedschappen en andere zaken, die voor de uitoefening van het bedrijf worden gebezigd, uitgaven voor overneming, uitbreiding, verbetering of verandering van het bedrijf en andere uitgaven van dien aard, worden niet in mindering gebracht, tenzij die uitgaven zijn te beschouwen als gewone dagelijkse onkosten van het bedrijf.

  • 2. Geen aftrek is toegelaten:

    • a.

      ter zake van het vormen of vergroten van een reservefonds;

    • b.

      voor interest van eigen kapitaal;

    • c.

      voor renten van opgenomen gelden, kosten en valutaresultaten daaronder begrepen, en vergoedingen voor het genot van in welke vorm ook ter gebruik of verbruik afgestane zaken, betaald aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan wel een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting in de belastingplichtige heeft, voor zover tussen het betalende lichaam en de genieter van het inkomen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen die afwijken van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke personen;

    • d.

      voor rente van opgenomen gelden, kosten en valutaresultaten daaronder begrepen, wanneer die renten onmiddellijk of middellijk worden genoten door een tot hetzelfde concern behorende Vrijgestelde Vennootschap, voor zover gedurende het jaar het gemiddelde bedrag van de van deze Vrijgestelde Vennootschap opgenomen gelden meer is dan drie maal het eigen vermogen van de schuldenaar;

    • e.

      ter zake van winstbelasting, alsmede belastingen die buiten Sint Maarten in enige vorm naar de winst, al dan niet aan de bron, worden geheven voor zover voor de belastingplichtige te dier zake een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is. Bij de bepaling van de winst van een vaste inrichting die op grond van artikel 12, eerste lid, vrijgesteld is van winstbelasting, is de in het buitenland geheven belasting die betrekking heeft op deze winst in zijn geheel aftrekbaar;

    • f.

      ter zake van 10% van de afgedragen belasting op bedrijfsomzetten als bedoeld in de Landsverordening belasting op bedrijfsomzetten;

    • g.

      voor de kosten van vaartuigen die worden gebruikt voor representatieve doeleinden;

    • h.

      voor geldboeten opgelegd door een strafrechter in Sint Maarten en geldsommen betaald aan Sint Maarten ter voorkoming van strafvervolging in Sint Maarten of ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening alsmede voor door een overheidsinstelling op grond van een landsverordening opgelegde boeten en verhogingen;

    • i.

      voor kosten en lasten die verband houden met misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door een strafrechter in Sint Maarten bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld, daaronder begrepen de misdrijven die zijn betrokken bij de bepaling van de hoogte van de opgelegde straf en ter zake waarvan het openbaar ministerie heeft verklaard te zullen afzien van strafvervolging;

    • j.

      voor kosten en lasten die verband houden met misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige ter voorkoming van strafvervolging in Sint Maarten aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan;

    • k.

      ter zake van 20% van de kosten en lasten die verband houden met:

      1°. giften en relatiegeschenken;

      2°. voedsel, drank en genotmiddelen, representatie, daaronder begrepen recepties, feestelijke bijeenkomsten en vermaak, excursies, studiereizen en dergelijke; een en ander met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf;

      3°. cursussen, congressen, seminars, symposia en dergelijke, met inbegrip van de desbetreffende reizen en het desbetreffende verblijf;

    • l.

      ter zake van de kosten en lasten, met uitzondering van afschrijving, van een tot het vermogen van het lichaam behorende woning voor zover deze kosten en lasten meer bedragen dan het bedrag dat ter zake van dat gebruik voor de berekening van de loon- of inkomstenbelasting bij de gebruiker in aanmerking wordt genomen;

    • m.

      ter zake van steekpenningen;

    • n.

      ter zake van winstuitkeringen, met inbegrip van enig overschot van het bedrijf of van enig onderdeel van het bedrijf, onverschillig onder welke naam en in welke vorm zij worden gedaan en of zij verschuldigd zijn of niet, met uitzondering van:

      1º. aandelen in de winst aan commissarissen, gecommitteerden, bestuurders en het personeel toegekend ter zake van in het bedrijf verrichte arbeid;

      2º. aandelen in de winst, toekomende aan de gerechtigden tot schuldvorderingen welke niet aan oprichters, aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden als zodanig zijn opgekomen;

      3º. aandelen in de winst welke de tegenprestatie vormen voor het verlenen van een concessie of een licentie op een octrooi, of voor een andere, soortgelijke prestatie, zoals leveringen of aankopen, mits deze aandelen in de winst niet aan oprichters, aandeelhouders, leden, deelnemers of deelgerechtigden als zodanig zijn opgekomen;

      4º. aandelen in de winst van een verzekeringsmaatschappij welke aan verzekerden krachtens hun verzekering toekomen;

      5º. het gedeelte van de winst van een commanditaire vennootschap op aandelen dat toekomt aan de voor het geheel aansprakelijke vennoten als zodanig.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, onderdeel a, kan ingeval vergoedingen wegens verlies of beschadiging van een niet in het slot van het eerste lid bedoeld bedrijfsmiddel of de opbrengst bij vervreemding van zodanig bedrijfsmiddel de boekwaarde van dat bedrijfsmiddel dan wel van het beschadigde gedeelte overtreffen, bij het bepalen van de in een boekjaar genoten winst in elk geval, indien en zolang het voornemen tot vervanging of herstel van het bedrijfsmiddel bestaat, het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen kosten van vervanging of herstel. Het bepaalde in de vorige volzin vindt overeenkomstige toepassing ingeval aan het voornemen tot vervanging van het bedrijfsmiddel reeds vóór de vervreemding gevolg is gegeven. De reserve wordt, voor zover zij het verschil tussen de kosten van vervanging of herstel en de boekwaarde van het verloren gegane of vervreemde bedrijfsmiddel dan wel het beschadigde gedeelte daarvan overtreft, in de winst opgenomen.

  • 4. De op de voet van het derde lid gevormde reserve wordt uiterlijk in het vierde boekjaar volgende op dat waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen, tenzij voor de vervanging of het herstel een langer tijdvak vereist is dan wel de vervanging of het herstel, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd

  • 5. Voor de toepassing van artikel 5, vierde lid, blijft de vermindering van de kosten van vervanging of herstel ingevolge het derde lid buiten aanmerking; het bedrag van die vermindering wordt geacht naar gelang van de op de voet van artikel 5, vierde lid, mogelijke afschrijvingen te zijn afgeschreven.

  • 6. Ingeval van liquidatie wordt de in het derde lid bedoelde reserve aangemerkt als een voordeel in de zin van artikel 4.

  • 7. Voor zover kosten en lasten die verband houden met een misdrijf bij het bepalen van de winst in aanmerking zijn genomen in een of meer van de vijf jaren voorafgaande aan het jaar waarin de veroordeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel h, onherroepelijk is geworden, dan wel waarin aan de gestelde voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, is voldaan, wordt het bedrag ter grootte van de som van deze kosten en lasten gerekend tot de positieve voordelen van de winst uit bedrijf van het laatstbedoelde jaar.

  • 8. Voor toepassing van het tweede lid, onderdelen h en i, wordt met de belastingplichtige gelijk gesteld degene die ten behoeve van de belastingplichtige opdracht heeft gegeven tot het misdrijf dan wel aan het misdrijf feitelijk leiding heeft gegeven.

  • 9. Het tweede lid, onderdeel k, is niet van toepassing met betrekking tot die kosten en lasten voor zover de onderneming direct is gericht op het vervaardigen of het verhandelen van de aldaar bedoelde goederen dan wel op het verrichten van daarmee verband houdende diensten en deze deel uitmaken van de omzet.

Artikel 6A

  • 1. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek renten, kosten en valutaresultaten daaronder begrepen, ter zake van geldleningen verschuldigd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam voor zover de geldlening verband houdt met één van de volgende rechtshandelingen:

    • a.

      een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige;

    • b.

      een verwerving van, daaronder begrepen storting op, aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of lidmaatschapsrechten in een reeds tot hetzelfde concern behorend lichaam dat gevestigd is in een van de andere landen van het Koninkrijk dan wel een land waarmee Sint Maarten een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, behoudens voor zover een wijziging wordt aangebracht in het uiteindelijke belang dan wel de uiteindelijke zeggenschap in dat lichaam;

    • c.

      een kapitaalstorting of een andere vorm van aanwending van vermogen door de belastingplichtige in het lichaam aan welk de geldlening verschuldigd is.

  • 2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat:

    • a.

      aan de schuldverhouding in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen; of

    • b.

      degene aan wie de rente is verschuldigd onderworpen is aan een belasting naar de winst of het inkomen welke naar Sint Maartense maatstaven redelijk is.

  • 3. Schuldverhoudingen waarop dit artikel van toepassing is, worden bij de toepassing van artikel 6, tweede lid, onderdeel d, buiten beschouwing gelaten.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel is slechts van toepassing op schuldverhoudingen die op of na het laatste van de volgende tijdstippen zijn ontstaan:

    • a.

      1 januari 2001;

    • b.

      het tijdstip waarop de belastingplicht hier te lande een aanvang neemt;

    • c.

      het tijdstip waarop de Landsverordening op de winstbelasting, zoals deze luidde op 31 december 1999, ingevolge artikel VI van de Landsverordening van de 29ste december 1999 tot wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting, ophoudt op de belastingplichtige van toepassing te zijn.

Artikel 6B

  • 1. Bij het bepalen van de winst behaald met het opnemen van gelden en het doorlenen van gelden van, onderscheidenlijk aan, een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan wel een natuurlijke persoon, die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting in de belastingplichtige heeft, blijven buiten aanmerking de door de belastingplichtige van, onderscheidenlijk aan, dat lichaam of die natuurlijke persoon ontvangen en betaalde vergoedingen terzake van direct of indirect samenhangende geldleningen, indien de belastingplichtige met betrekking tot die geldleningen per saldo geen reële risico's loopt.

  • 2. Bij het bepalen van de winst behaald met het verkrijgen en verlenen van gebruiksrechten van bedrijfsmiddelen van, onderscheidenlijk aan, een tot hetzelfde concern behorend lichaam dan wel een natuurlijke persoon, die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, derde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting in de belastingplichtige heeft, blijven buiten aanmerking de door de belastingplichtige aan, onderscheidenlijk van, dat lichaam of die natuurlijke persoon betaalde en ontvangen vergoedingen ter zake van direct of indirect samenhangende rechtsverhoudingen, indien de belastingplichtige met betrekking tot rechtsverhoudingen per saldo geen reële risico's loopt.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt tot de winst van de belastingplichtige gerekend de zakelijke vergoeding voor de door de belastingplichtige uitgeoefende functies, die betrekking hebben op de samenhangende geldleningen of rechtsverhoudingen.

Artikel 7

  • 1. Van de winst zijn aftrekbaar door een lichaam, bedoeld in het eerste lid van artikel 1, gedane giften aan in Sint Maarten gevestigde kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen. De giften moeten met schriftelijke bewijsstukken worden aangetoond.

  • 2. Voor de in het vorige lid bedoelde aftrek komen giften slechts in aanmerking indien en voor zover zij in totaal 1% van de winst, met uitzondering van winstuitkeringen ingevolge artikel 11, nadat die winst is verminderd met het nog onverrekende verlies bedoeld in artikel 10, en tevens NAƒ 100,- te boven gaan. De aftrek beloopt ten hoogste 3% van de op de voet van de vorige volzin verminderde winst.

  • 3. Als giften worden voor de toepassing van het onderhavige artikel uitsluitend aangemerkt bevoordelingen uit vrijgevigheid en niet-verplichte bijdragen, indien en voor zover aan deze bevoordelingen en bijdragen geen op geld waardeerbare aanspraak wordt ontleend.

Artikel 8

  • 1. De winst van een lichaam als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, onder a of b, dat het verzekeringsbedrijf uitoefent, wordt, indien dit bij de aangifte wordt verzocht, telkens voor een periode van vijf jaren, voor een levensverzekeringsbedrijf gesteld op 10% en overigens op 20% van hetgeen in enig jaar aan premies en kapitaal is ontvangen, met dien verstande dat door een lichaam - anders dan door middel van een in het buitenland gevestigde vaste inrichting, zoals bedoeld in artikel 12 - ontvangen premies en kapitaal ter zake van buiten Sint Maarten lopend gevaar, voor een levensverzekeringsbedrijf gesteld wordt op 5% en overigens op 10%.

  • 2. De winst van een lichaam als bedoeld in het eerste lid van artikel 1, onder c, dat het verzekeringsbedrijf door middel van een vaste inrichting zowel in Sint Maarten als daarbuiten uitoefent, wordt door het hier te lande uitgeoefende bedrijf gesteld, wat het levensverzekeringsbedrijf betreft op 10% en overigens op 20% van:

    • a.

      het bedrag dat aan premies en kapitaal is ontvangen van de in Sint Maarten wonende of gevestigde verzekerden of voor het in Sint Maarten lopend gevaar, vermeerderd met

    • b.

      het niet onder a begrepen bedrag dat door de in Sint Maarten gevestigde vaste inrichting is ontvangen te zake van door haar afgesloten verzekeringen.

  • 3. Een lichaam als bedoeld in het tweede lid wordt geacht het verzekeringsbedrijf hier te lande uit te oefenen door middel van een vaste inrichting, indien het hier te lande verzekeringscontracten afsluit of doet afsluiten en de daarop verschuldigde premies int of doet innen.

  • 4. In de gevallen bedoeld in het eerste en tweede lid wordt ter zake van courtages, provisies, kortingen herverzekering of andere kosten geen aftrek toegelaten.

  • 5. In afwijking van het tweede lid wordt, indien dit bij de aangifte is verzocht, de winst, telkens voor een periode van vijf jaren, gesteld op de som, die tot de gehele winst uit het verzekeringsbedrijf in dezelfde verhouding staat als het in hetzelfde jaar aan premies en kapitaal als bedoeld in het tweede lid ontvangen bedrag tot het gehele bedrag, dat in dat jaar aan premies en kapitaal van verzekerden is ontvangen, mits de voor de regeling van de aanslag benodigde gegevens bij de aangifte zijn verstrekt en de juistheid van die gegevens desgevraagd, door overlegging van bewijsstukken wordt gestaafd.

  • 6. Voor de toepassing van het vorige lid wordt de gehele winst bepaald volgens de artikelen 4 tot en met 7.

  • 7. De in de leden 1 en 5 genoemde periode van vijf jaren heeft betrekking op het jaar van aangifte en de vier daarop volgende jaren.

Artikel 8A

[vervallen]

Artikel 8B

[vervallen]

Artikel 9

[vervallen]

Artikel 9A

  • 1. Onder de voorwaarden, in het derde, vierde en vijfde lid van dit artikel gesteld, wordt met betrekking tot in het eerste lid van artikel 1, onder a bedoelde lichamen, die ten doel hebben de uitoefening van het zeescheepvaartbedrijf of het luchtvaartbedrijf, het verhuren en vervrachten van zeeschepen of luchtvaartuigen daaronder begrepen, van de met de bedoelde bedrijfsuitoefening behaalde en volgens de bepalingen van deze landsverordening vastgestelde winst (met uitzondering van winst, behaald met het vervoer tussen havens in Sint Maarten) 80% geacht te zijn van buiten Sint Maarten verkregen winst.

  • 2. Van de in het voorgaande lid bedoelde van buiten Sint Maarten verkregen winst wordt de belasting geheven naar reden van 10% van het in artikel 15 genoemde tarief.

  • 3. Het eerste en tweede lid van dit artikel zullen slechts toepassing vinden ten aanzien van een lichaam dat:

    • a.

      naar het recht van Sint Maarten is opgericht en,

    • b.

      zijn statutaire zetel in Sint Maarten heeft, terwijl voorts

    • c.

      voor zover het lichaam zelf vervoeren verricht, de dagelijkse leiding over die vervoeren in Sint Maarten wordt uitgeoefend.

  • 4. Het eerste en tweede lid van dit artikel zullen voorts slechts toepassing vinden indien en zolang de tot het bedrijf van het betrokken lichaam behorende luchtvaartuigen binnen het Koninkrijk der Nederlanden zijn geregistreerd.

  • 5. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel kan op verzoek van een betrokken lichaam bij landsbesluit worden bepaald, dat een tot het bedrijf van dat lichaam behorend, niet binnen het Koninkrijk der Nederlanden geregistreerd luchtvaartuig wordt aangemerkt als een binnen het Koninkrijk der Nederlanden geregistreerd luchtvaartuig. Het landsbesluit kan dat slechts bepalen, wanneer de voorschriften inzake veiligheid en de zorg voor de bemanningen in het land van registratie tenminste gelijkwaardig geacht kunnen worden aan die, welke in Sint Maarten van kracht zijn.

  • 6. Dit artikel verstaat onder zeeschepen: de schepen, bedoeld in artikel 2 van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten; en onder luchtvaartuigen: de luchtvaartuigen bedoeld, in artikel 1 van de Luchtvaartlandsverordening.

  • 7. Bij het bepalen van de jaarlijkse winst kan worden gereserveerd tot gelijkmatige verdeling van kosten en lasten en tot dekking van risico’s welke plegen te worden verzekerd, doch niet verzekerd zijn, een en ander voor zover die kosten en lasten en die risico’s betrekking hebben op zeeschepen en luchtvaartuigen.

  • 8. In afwijking van de artikelen of artikelonderdelen van deze landsverordening die betrekking hebben op de bepaling van de winst, wordt op verzoek van de belastingplichtige de winst uit de uitoefening van het zeescheepvaartbedrijf bepaald op grond van de Landsverordening op de scheepstonnagebelasting, voor zover de winst is behaald met behulp van schepen die in het register, bedoeld in artikel 8 van die landsverordening, zijn opgenomen en tevens voldaan wordt aan de overige voorwaarden van de Landsverordening op de scheepstonnagebelasting.

Artikel 10

  • 1. Indien de berekening van de belastbare winst of van de binnenlandse winst leidt tot een negatief bedrag, wordt dit aangemerkt als een verlies. Een verlies wordt verrekend met de belastbare winst, onderscheidenlijk de binnenlandse winst, van de volgende tien jaren. Deze verrekening geschiedt in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de winsten zijn genoten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, komen, wanneer bij toepassing van de regels omtrent de bepaling van de winst over enig boekjaar van een onderneming die aan de in de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen of in de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw gestelde bepalingen en voorwaarden voldoen een verlies wordt becijferd, verliezen gemaakt in de eerste vier jaren na de inbedrijfstelling van die onderneming in mindering van de winst, te beginnen bij het eerste jaar waarin winst wordt gemaakt.

  • 3. De verrekening van het verlies met latere winst, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt geen toepassing indien de activiteiten van de naamloze vennootschap geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt, tenzij de latere winst hoofdzakelijk ten goede kan komen aan de natuurlijke personen die daartoe ook onmiddellijk of middellijk gerechtigd waren op het tijdstip dat de activiteiten werden gestaakt.

  • 4. De minister kan bij toepassing van het derde lid tegemoet komen aan onbillijkheden van overwegende aard.

  • 5. Het bepaalde in het tweede lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot verliezen geleden gedurende de eerste zes jaren sedert het ontstaan van de belastingplicht van lichamen als bedoeld in artikel 9A.

Artikel 11

  • 1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede kosten, daaronder begrepen voordelen als gevolg van wijzigingen in valutaverhoudingen, die direct of indirect verband houden met een deelneming, behoudens voor zover blijkt dat deze kosten middellijk dienstbaar zijn aan het behalen van de in Sint Maarten belastbare winst. Het vorenstaande is eveneens van toepassing met betrekking tot voordelen uit rechtshandelingen die strekken tot het afdekken van het valutarisico dat met een deelneming wordt gelopen.

  • 2. Van een deelneming is sprake indien de belastingplichtige:

    • a.

      voor ten minste 5% van het gestorte kapitaal aandeelhouder is van dan wel tenminste 5% van het stemrecht bezit in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld; of

    • b.

      lid is van een coöperatie of onderlinge waarborgmaatschappij.

  • 3. Onder een deelneming als bedoeld in het tweede lid wordt mede begrepen een daarmee verband houdend bezit aan winstbewijzen. Met een deelneming wordt gelijkgesteld een aandelenbezit, dat geen deelneming vertegenwoordigt omdat dat bezit minder bedraagt dan de in het tweede lid bedoelde 5%, indien de kostprijs van dat bezit op het moment van verwerving tezamen met de kostprijs van de reeds in het bezit van de belastingplichtige zijnde aandelen ten minste NAƒ 890.000,- bedraagt.

  • 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid blijven bij het bepalen van de winst dividenden uit hoofde van een deelneming als bedoeld in het tweede en derde lid slechts voor 70% buiten aanmerking indien:

    • a.

      de bruto inkomsten van die deelneming voor meer dan 50% bestaan uit buiten het kader van een door haar gedreven of verworven onderneming ontvangen dividenden, rente of royalties; en

    • b.

      die deelneming niet is onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven waarvan het nominale tarief ten minste 10% bedraagt.

  • 5. Het is belanghebbende toegestaan de onderdelen a en b van het vierde lid toe te passen op de geconsolideerde bruto inkomsten onderscheidenlijk de geconsolideerde winst van de aldaar bedoelde vennootschap. Voor zover die deelneming op haar beurt deelnemingen heft die niet geconsolideerd worden in de statutaire jaarrekening, is het de belanghebbende toegestaan de bepalingen van het vierde lid toe te passen als waren die deelnemingen fiscaal transparant.

  • 6. Op verzoek van belanghebbende vinden de onderdelen a en b van het vierde lid toepassing op het gemiddelde bedrag van de bruto inkomsten onderscheidenlijk de belastbare winst van het jaar van de aangifte en de daaraan voorafgaande twee jaren. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op het vijfde lid.

  • 7. Het vierde lid is niet van toepassing op dividenden uit hoofde van een deelneming in een lichaam waarvan de bezittingen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend, onmiddellijk of middellijk, bestaan uit onroerende zaken.

  • 8. De deelnemingsvrijstelling vindt geen toepassing ten aanzien van een belastingplichtige die als doelvermogen is aangemerkt indien en voorzover de voordelen op grond van het vierde lid gedeeltelijk buiten aanmerking zouden blijven.

Artikel 11A

  • 1. Voor zover een vordering op een lichaam dat tot hetzelfde concern behoort als de belastingplichtige, is afgewaardeerd ten laste van de in Sint Maarten belastbare winst van de belastingplichtige, en wordt omgezet, vervreemd of overgebracht als bedoeld in het derde lid, wordt 95% van het bedrag van de afwaardering in het jaar van de omzetting, vervreemding of overbrenging tot de belastbare winst gerekend.

  • 2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven, is genoemd lid ter zake van dit prijsgeven van overeenkomstige toepassing voor zover dit prijsgeven bij de schuldenaar van de vordering niet heeft geleid tot realisatie van winst die onderworpen is aan winstbelasting of een buitenlandse belasting naar de winst. Het eerste lid is voorts van overeenkomstige toepassing indien het bedrijf of een gedeelte van het bedrijf van het in dat lid bedoelde lichaam ofwel de schuldenaar van de vordering, wordt vervreemd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam of een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting in de belastingplichtige heeft.

  • 3. Een omzetting, vervreemding of overbrenging als bedoeld in het eerste en tweede lid doet zich onderscheidenlijk voor indien de afgewaardeerde vordering wordt:

    • a.

      aangewend tot storting op aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of lidmaatschapsrechten in de schuldenaar van de vordering;

    • b.

      wordt vervreemd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam of een natuurlijk persoon die een aanmerkelijk belang in de zin van artikel 11, eerste lid, onder 3º, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting in de belastingplichtige heeft;

    • c.

      overgebracht naar het vermogen van een buiten Sint Maarten gedreven bedrijf, dan wel naar het vermogen van een buiten Sint Maarten gedreven gedeelte van een bedrijf op de winst waarvan een regeling ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is.

  • 4. Ter zake van een vervreemding als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, kan de minister ingeval de vordering gaat behoren tot het vermogen van een in Sint Maarten gedreven bedrijf of van het in Sint Maarten gedreven gedeelte van een bedrijf afwijken van het eerste lid indien de verkrijger aan de door hem te stellen voorwaarden voldoet.

  • 5. Voor de toepassing van de laatste volzin van het tweede lid en het derde lid, onderdeel b, wordt, bij vervreemding aan een niet in Sint Maarten gevestigd lichaam of een niet in Sint Maarten wonende natuurlijke persoon, dat lichaam onderscheidenlijk die natuurlijke persoon geacht een tot hetzelfde concern behorend lichaam, onderscheidenlijk een houder van een aanmerkelijk belang in de belastingplichtige te zijn, tenzij de belastingplichtige het tegendeel aannemelijk maakt.

Artikel 12

  • 1. Een lichaam als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, is vrijgesteld van winstbelasting die betrekking heeft op het bedrag van hetgeen dit lichaam geniet als buitenlandse winst.

  • 2. In afwijking van het eerste lid blijft slechts zeventig percent buiten aanmerking indien de winst uit buitenlands bedrijf grotendeels bestaat uit buiten het kader van een door belastingplichtige gedreven of verworven bedrijf ontvangen dividenden, rente of royalty’s en het buitenlands bedrijf ter zake van deze winstbestanddelen niet is onderworpen aan een belasting die in enige vorm naar de winst wordt geheven waarvan het nominale tarief ten minste 10% bedraagt.

  • 3. In afwijking van het eerste lid vindt de vrijstelling geen toepassing ten aanzien van een belastingplichtige die als doelvermogen is aangemerkt indien en voorzover de buitenlandse winst op grond van het tweede lid gedeeltelijk buiten aanmerking zouden blijven.

  • 4. Indien een buitenlands bedrijf dat voordien door de belastingplichtige werd gedreven, wordt omgezet in een zelfstandig lichaam is artikel 4, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1. Ingeval de belastingplichtige zijn bedrijf of een zelfstandig onderdeel daarvan in het kader van een bedrijfsfusie overdraagt aan een ander lichaam dat reeds belastingplichtig is of door de overname belastingplichtig wordt en dat andere lichaam niet op de voet van artikel 10 aanspraak kan maken op verrekening van verliezen, blijft, voor zover latere heffing is verzekerd, winst behaald met of bij de overdracht buiten aanmerking, mits de verkregen aandelen, bewijzen van deelgerechtigdheid of het verkregen lidmaatschap niet binnen drie jaren na de overdracht worden vervreemd en mits voor het bepalen van de winst bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn. De minister kan ontheffing verlenen van het in de vorige volzin bedoelde vervreemdingsverbod.

  • 2. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen, die op de voet van het eerste lid zijn overgedragen, treedt voor de toepassing van de artikelen 5, vierde lid, 5A, eerste en tweede lid, en 9A, achtste, negende en tiende lid, de belastingplichtige aan wie die bedrijfsmiddelen zijn overgedragen in de plaats van de belastingplichtige die zijn bedrijf of een zelfstandig onderdeel daarvan heeft overgedragen.

  • 3. Een bedrijfsfusie wordt aanwezig geacht indien een lichaam uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tegen uitreiking van eigen aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid of tegen toekenning van een lidmaatschap een bedrijf of een zelfstandig onderdeel van een bedrijf van een ander lichaam verwerft.

  • 4. Bestaat er voor de overnemende belastingplichtige aanspraak op verrekening van verliezen of kan de belastingheffing uit anderen hoofde alleen met behulp van nadere voorwaarden worden verzekerd, dan kan de minister op een gezamenlijk verzoek van de belastingplichtigen onder door hem nader te stellen voorwaarden de winst behaald met of bij de overdracht geheel of ten dele buiten aanmerking laten. Het verzoek wordt vóór de overdracht gedaan.

  • 5. Het eerste en tweede lid zijn uitsluitend van toepassing indien het overnemende lichaam is opgericht of ingesteld naar het recht van Sint Maarten, Nederland of Aruba en niet voor de toepassing van een Rijkswet of een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting als inwoner van een ander land dan Sint Maarten wordt aangemerkt.

  • 6. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het overnemende lichaam een Vrijgestelde Vennootschap is.

  • 7. De in het vierde lid bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de belasting, die verschuldigd zou zijn of zou worden ingeval het vierde lid buiten toepassing zou blijven. Onder die voorwaarden worden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst van de overnemende belastingplichtige, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen, de vervreemding van de verkregen aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid en de overdracht van het toegekende lidmaatschap in de overnemende belastingplichtige.

Artikel 14

  • 1. Zolang alle aandelen van een, naar de omstandigheden beoordeeld, in Sint Maarten gevestigde dochtermaatschappij in het bezit zijn van een, naar de omstandigheden beoordeeld, in Sint Maarten gevestigde moedermaatschappij, wordt, op verzoek van beide belastingplichtigen en ten vroegste met ingang van het jaar waarin het verzoek is ingediend, de belasting geheven alsof de dochtermaatschappij in de moedermaatschappij is opgegaan.

  • 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts ingewilligd indien de tijdvakken waarover de belasting wordt geheven voor beide belastingplichtigen samenvallen en voorts indien de door de minister nader te stellen voorwaarden zijn vervuld.

  • 3. Het eerste lid vindt geen toepassing ingeval voor het bepalen van de winst niet bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn, tenzij de minister anders bepaalt.

  • 4. De in het tweede lid bedoelde voorwaarden mogen slechts strekken ter verzekering van de heffing en de invordering van de belasting met het oog op de omstandigheid dat de in het eerste lid bedoelde lichamen uitsluitend voor de toepassing van deze landsverordening een eenheid vormen en in geval deze eenheid beëindigd wordt, worden onder die voorwaarden mede begrepen voorwaarden die betrekking kunnen hebben op het bepalen van de in een jaar genoten winst, de toelaatbare reserves, de verrekening van verliezen en de vervreemding van de in het eerste lid bedoelde aandelen.

  • 5. Indien ingevolge het eerste lid de belasting van een dochtermaatschappij wordt geheven alsof deze is opgegaan in de moedermaatschappij komen renten, kosten en valutaresultaten daaronder begrepen, ter zake van geldleningen die rechtens dan wel in feite direct of indirect zijn verschuldigd aan een tot hetzelfde concern behorend lichaam en die verband houden met de verwerving van aandelen in die dochtermaatschappij slechts in aftrek tot het bedrag dat de winst van de maatschappij die de geldlening heeft opgenomen zou hebben belopen zonder toepassing van het eerste lid en zonder rekening te houden met de hiervoor bedoelde renten.

  • 6. De minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepalen van het bedrag, bedoeld in het vijfde lid, dat de winst zou hebben belopen.

  • 7. Voor zover in een jaar renten ingevolge het vijfde lid niet in aftrek zijn gekomen, worden deze aangemerkt als renten die verband houden met de verwerving van aandelen in de desbetreffende dochtermaatschappij van het volgende jaar.

  • 8. Het bepaalde in het vijfde lid vindt met betrekking tot geldleningen die verband houden met de verwerving van aandelen geen toepassing:

    • a.

      voor zover blijkt dat het lichaam waaraan de geldlening is verschuldigd, of een ander tot het concern behorend lichaam, met het oog op de verwerving van de aandelen vermogen uit hoofde van geldlening heeft aangetrokken van een niet tot het concern behorend lichaam;

    • b.

      indien de moedermaatschappij aantoont dat het uiteindelijke belang in de dochtermaatschappij in belangrijke mate is gewijzigd; of

    • c.

      indien de moedermaatschappij aantoont dat aan de geldlening en de daarmee verband houdende rechtshandeling niet het ontgaan van Sint Maartense belasting ten grondslag ligt.

Artikel 15

  • 1. De belasting bedraagt 30% van het belastbare bedrag of van de binnenlandse winst verminderd met de op de voet van artikel 10 te verrekenen verliezen.

  • 2. [vervallen]

  • 3. [vervallen]

  • 4. [vervallen]

  • 5.  In afwijking van het eerste lid, bedraagt de belasting geheven over voordelen uit een doelvermogen, andere dan die uit bedrijf, tien percent met inbegrip van opcenten.

Artikel 15A

  • 1. Aan een lichaam als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, wordt ter verrekening van door een ander land dan Sint Maarten geheven belasting, een vermindering van winstbelasting verleend voor in de winst, met uitzondering van de in artikel 12 bedoelde buitenlandse winst en het gedeelte van de op grond van artikel 11 buiten aanmerking te laten voordelen, begrepen inkomsten welke zijn onderworpen aan een belasting naar het inkomen, die door dat land, al dan niet aan de bron, wordt geheven.

  • 2. Het bedrag van de in het eerste lid bedoelde vermindering is het laagste van de volgende bedragen:

    • a.

      het bedrag van de in het desbetreffende jaar door andere landen dan Sint Maarten geheven belasting, dat betrekking heeft op een periode na 31 december 2000, vermeerderd met zodanige in de tien voorafgaande jaren, doch niet liggend vóór het in artikel 6A, vierde lid, bedoelde tijdstip, geheven belasting voor zover deze niet eerder tot een vermindering heeft geleid;

    • b.

      het bedrag dat tot de belasting die in het desbetreffende jaar volgens deze landsverordening verschuldigd zou zijn zonder toepassing van artikel 12 en dit artikel in dezelfde verhouding staat als het bedrag van de in dat jaar ingevolge het eerste lid in aanmerking te nemen inkomsten verminderd met de daarop rechtstreeks drukkende kosten, staat tot de winst, verminderd met de op de voet van artikel 10 van deze landsverordening te verrekenen verliezen.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige blijft met betrekking tot de in een jaar genoten inkomsten, bedoeld in het eerste lid, en de daarover door andere landen dan Sint Maarten geheven belasting het eerste en tweede lid buiten toepassing. Het verzoek wordt jaarlijks voor elk jaar afzonderlijk bij de aangifte gedaan.

Artikel 16

  • 1. De belasting is verschuldigd door het lichaam.

  • 2. De bestuurders en beherende vennoten, alsmede de vertegenwoordigers in Sint Maarten zijn hoofdelijk daarvoor aansprakelijk. Bij ontbinding of vereffening zijn bovendien de met de vereffening belaste personen en hun vertegenwoordigers in Sint Maarten hoofdelijk daarvoor aansprakelijk. De aansprakelijkheid houdt op wanneer de genoemde personen, tot betaling aangesproken, ten genoegen van de Inspecteur aantonen, dat zij in de onmogelijkheid zijn geweest in hun hoedanigheid voor de betaling te zorgen.

  • 3. De aantoning wordt schriftelijk gedaan en ingediend bij de Inspecteur.

  • 4. De beschikking van de Inspecteur is met redenen omkleed, indien zij afwijzend is.

  • 5. Afschrift van de beschikking wordt aangetekend per post aan de belanghebbende gezonden.

  • 6. Van die beschikking kan binnen twee maanden, nadat het afschrift is verzonden, in beroep worden gekomen bij het Gerecht, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken.

  • 7. De invordering van de belasting wordt ten aanzien van hem, te wiens behoeve een aantoning als bedoeld in het derde lid is ingediend, geschorst:

    • a.

      na die indiening, totdat door de Inspecteur ter zake zal zijn beschikt, en bij afwijzende beschikking gedurende de in het zesde lid bedoelde termijn van twee maanden, tenzij binnen die termijn door belanghebbende schriftelijk aan de Inspecteur is verklaard, dat hij tegen de beschikking niet in beroep zal komen;

    • b.

      ingeval van beroep, totdat door het Gerecht, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken ter zake zal zijn beschikt; een en ander echter onder voorbehoud dat de Inspecteur, met opheffing in zover van de schorsing, machtiging kan verlenen om de maatregelen voor de invordering van de verschuldigde belasting, voor zover en op zodanige wijze als door hem nodig wordt geacht, voortgang te doen vinden, indien naar zijn oordeel de schorsing door belanghebbende wordt misbruikt tot het verrichten van handelingen, die de mogelijkheid van het verhaal van de belasting in gevaar brengen.

  • 8. Onder de in het tweede lid genoemde bestuurders, besturende vennoten, vereffenaren en vertegenwoordigers zijn begrepen allen, die bij of na het ontstaan van de belastingschuld bestuurders, beherende vennoten, vereffenaren en vertegenwoordigers waren, ook voor zover zij zijn af- of uitgetreden, rekening hebben gedaan of décharge hebben gekregen.

Artikel 16A

[vervallen]

Hoofdstuk II Voldoening op aangifte, naheffing en vermindering

Artikel 17

De belasting wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 18

[vervallen]

Artikel 19

Bij de definitieve aangifte moeten worden gevoegd:

  • a.

    een door het bestuur van het lichaam gewaarmerkt afschrift van de balans met bijbehorende winst- en verliesrekening en het aan aandeelhouders, leden of andere belanghebbenden uitgebrachte jaarverslag van het lichaam over het jaar, waarover de belasting geheven wordt;

  • b.

    afschrift van de akten van oprichting en van wijziging daarvan tenzij deze reeds bij een vorige aangifte zijn over zijn gelegd.

Artikel 20 tot en met 24B

[vervallen]

Artikel 24C

  • 1. Als voorheffing wordt aangewezen de krachtens de Landsverordening op de dividendbelasting geheven dividendbelasting die betrekking heeft op bestanddelen van de winst en van de binnenlandse winst, met uitsluiting van de bij naheffing eventueel toegepaste verhoging.

  • 2. Verrekening van dividendbelasting blijft achterwege tenzij de belastingplichtige binnen de in artikel 19, tweede lid, en eventueel binnen de ingevolge artikel 20, tweede en vierde lid, verlengde termijn een definitieve aangifte heeft gedaan.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, bedraagt de te verrekenen dividendbelasting ter zake van dividenden waarop artikel 4, vierde lid, onderdelen c en f, van de Landsverordening op de dividendbelasting van toepassing zijn nimmer meer dan de over die dividenden, na aftrek van daarop rechtstreeks drukkende kosten, verschuldigde belasting.

  • 4. De minister kan nadere regels geven en voorwaarden stellen voor de toepassing van het eerste lid met betrekking tot toezicht- en opsporingsactiviteiten bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen alsmede gecertificeerde trustbedrijven als bedoeld in artikel 1A, tweede lid.

HOOFDSTUK III

[vervallen]

Artikel 25 tot en met 29C

[vervallen]

HOOFDSTUK IV

[vervallen]

Artikelen 30 tot en met 32

[vervallen]

HOOFDSTUK V

[vervallen]

Artikelen 33 tot en met 36

[vervallen]

HOOFDSTUK VI Invordering

Artikelen 37 en 38

[vervallen]

Artikel 39

  • 1. Indien op basis van een aanslag een bedrag aan belasting aan de belastingplichtige wordt terug betaald, wordt een rente vergoed van 6% per jaar, te rekenen vanaf de in artikel 15, tweede of vierde lid, van de Algemene landsverordening landsbelastingen bedoelde datum dan wel die van de latere betaling en te rekenen tot de dagtekening van de aanslag of de beschikking waaruit het recht op terugbetaling blijkt. De vergoeding wordt echter maximaal berekend over 25% van het bij voorlopige aangifte aangegeven bedrag.

  • 2. De minister is bevoegd bij ministeriële regeling voor het percentage van de rentevoet, bedoeld in het eerste lid, een ander in de plaats te stellen. Artikel 42, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VII Bijzondere bepalingen

Artikel 40

Een niet in Sint Maarten gevestigd lichaam dat in Sint Maarten geen vaste inrichting heeft, is gehouden aan de Inspecteur schriftelijk de naam en het adres van een in Sint Maarten wonende of gevestigde vertegenwoordiger op te geven.

Artikel 41

  • 1. Ieder, die hier te lande in dienst is van, of werkzaam is ten behoeve van, vennootschappen, verenigingen, maatschappijen, stichtingen of lichamen als bedoeld in artikel 1, of bij ontbinding of vereffening, van de met de vereffening belaste personen, kan, na in de gelegenheid te zijn gesteld om van zijn bezwaren te doen blijken, door de Directeur der Belastingen worden aangewezen als hun vertegenwoordiger in de zin van de Algemene landsverordening landsbelastingen.

  • 2. Wanneer worden aangewezen andere personen dan die, genoemd in artikel 16, doch van wie moet worden aangenomen dat zij uit hoofde van hun verhouding tot de vennootschap, de vereniging, de maatschappij, de stichting of het lichaam voor de betaling van de verschuldigde belasting kunnen of hebben kunnen zorgen, worden zij daarvan bij die aanwijzing in kennis gesteld en worden daardoor tevens de bepalingen van deze landsverordening omtrent de aansprakelijkheid op hen toepasselijk.

Artikel 42

  • 1. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels ter uitvoering van deze landsverordening worden vastgesteld, tenzij bij landsverordening anders is bepaald.

  • 2. [vervallen]

Artikelen 43 tot en met 45

[vervallen]

HOOFDSTUK VIIa Verplichtingen ten dienste van de belastingheffing

Artikelen 45A tot en met 45G

[vervallen]

HOOFDSTUK VIII Strafrechtelijke bepalingen

Artikelen 46 tot en met 51

[vervallen]

HOOFDSTUK IX Overgangs- en slotbepalingen

Artikelen 52 en 53

[vervallen]

Artikel 54

De stukken betreffende toepassing van deze landsverordening of daaruit voortvloeiende, zijn vrij van zegel en worden, voor zover aan de formaliteit van registratie onderworpen, kosteloos geregistreerd.

Artikel 55

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening op de winstbelasting.