LANDSVERORDENING betreffende toezicht op de bewegingen van vaartuigen in de havens en baaien en in de territoriale wateren van Sint Maarten

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING betreffende toezicht op de bewegingen van vaartuigen in de havens en baaien en in de territoriale wateren van Sint Maarten

Artikel 1

Onverminderd de voorschriften in bestaande wettelijke regelingen voorkomende, wordt steeds door de havenbeheerder, de loodsen en hulploodsen en door de politie, een scherp toezicht uitgeoefend op de bewegingen van alle vaartuigen van welke aard of grootte ook, in de havens en baaien en in de territoriale wateren van Sint Maarten.

Artikel 2

De eigenaar van een zeil-, motor- of vissersvaartuig, is verplicht te zorgen, dat het vaartuig is voorzien van een letter en een nummer, (SX voor Sint Maarten) en het nummer, waaronder het vaartuig, op aangifte door of vanwege de eigenaar, door of namens de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie, hierna te noemen: de minister, is ingeschreven.

Letter en nummer worden aan stuur- en bakboord op de boeg van het vaartuig gevoerd, en, indien het vaartuig zeilen heeft, tevens aan weerszijden van het grootzeil; letter en nummer moeten elk ten minste 3 dm hoog zijn en in witte kleur op donkere ondergrond of in zwarte kleur op lichte ondergrond, en aan weerszijden van het grootzeil in zwarte kleur aangebracht zijn.

Artikel 3

Onverminderd het bepaalde in het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten, is de eigenaar van een vaartuig als bedoeld in artikel 2, indien het een naam voert, verplicht te zorgen, dat deze aan weerszijden van de boeg en op de achtersteven met duidelijk waarneembare letters aangebracht is.

Artikel 4

Het is verboden als schipper met een vaartuig als bedoeld in artikel 2 van Sint Maarten te vertrekken, of als schipper op te treden op een zodanig zich op zee bevindend vaartuig, tenzij ten aanzien van dat vaartuig voldaan is aan de bepalingen van artikelen 2 en 3.

Artikel 5

Bij landsbesluit wordt geregeld dat de minister een register houdt, waarin alle vaartuigen als bedoeld in artikel 2 worden ingeschreven.

Artikel 6

Het is verboden als schipper van Sint Maarten te vertrekken met een –of als schipper op te treden op een zich op zee bevindend op een- in Sint Maarten thuis behorend zeilvaartuig, ten aanzien waarvan de monstering niet verplichtend is, of motor- of vissersvaartuig, tenzij aan boord daarvan aanwezig is een schriftelijke getekende vrij van zegel en kosteloos afgegeven vergunning vermeldende:

  • a.

    het registernummer en – indien het vaartuig er een voert- de naam van het vaartuig;

  • b.

    de naam van de eigenaar en die van de schipper;

  • c.

    de sterkte en namen van de leden van de bemanning;

  • d.

    de havens of baaien van Sint Maarten welke mogen wordenaangedaan;

  • e.

    voor wat vissersvaartuigen aangaat, de omschrijving waar gevist mag worden.

De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt door of namens de minister afgegeven en is voor niet langer dan zes maanden geldig. Een door de betrokken ambtenaar ondertekend afschrift van de vergunning blijft berusten ten burele waar zij is afgegeven.

Het is aan vreemdelingen verboden zonder schriftelijke vergunning van de betrokken autoriteit, in het tweede lid genoemd, zich aan boord te bevinden van de vaartuigen in het eerste lid bedoeld.

De vergunning kan, zonder opgaaf van reden, door de betrokken autoriteiten worden geweigerd of ingetrokken.

Artikel 7

Indien de in het voorgaand artikel bedoelde termijn verstrijkt terwijl het vaartuig zich op zee bevindt, blijft de schriftelijke vergunning van kracht tot aan het eerstvolgende binnenvaren in een van de havens of baaien Sint Maarten.

[vervallen]

Artikel 8

De schipper van een vaartuig als bedoeld in artikel 6 is verplicht de in dat artikel vermelde vergunning aan boord te hebben.

Artikel 9

De schipper van een Sint Maartens schip, ten aanzien waarvan de monstering verplichtend is, is verplicht de monsterrol aan boord te hebben.

Artikel 10

De schipper van een vaartuig als bedoeld in artikel 143 van de Algemene Verordening I. U. en D. is, wanneer hij als zodanig optreedt, verplicht de daarin vermelde vergunning aan boord te hebben.

Artikel 11

[vervallen]

Artikel 12

Nadat door een daartoe bevoegd persoon is geconstateerd de niet- nakoming van een van de bepalingen van de artikelen 2 of 3, of – voor zover de eigenaar tevens schipper is- van de artikelen 6, 8, 9, 10 of 15a, vijfde lid, is de ambtenaar, door wie de in artikel 6 bedoelde vergunning is afgegeven, bevoegd die schriftelijk onder opgave van redenen in te trekken, met de bepaling dat gedurende een daarbij te bepalen termijn van ten hoogste drie maanden vanaf de dag van het constateren van de niet-nakoming geen nieuwe vergunning aan de betrokken eigenaar zal worden afgegeven.

Artikel 13

[vervallen]

Artikel 14

Het is verboden aan de vaartuigen of op de plaatsen bedoeld in de artikelen 2 of 3, andere dan in die artikelen bedoelde letters, nummers of namen aan te brengen of te hebben.

Artikel 15

Tijdens het verrichten van herstellingen of schilderwerk aan het vaartuig, is het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 niet van toepassing.

Artikel 15a

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de politieambtenaren, alsmede andere daartoe bij landsbeluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvanafschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

  • c.goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee tenemen;

  • d.vaartuigen, met uitzondering van de tot woning bestemde gedeelten daarvan zonder deuitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

  • e. vaartuigen en de lading daarvan te onderzoeken.

  • 3.

    Zo nodig, wordt de toegang tot een vaartuig als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde personen.

  • 5.

    Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

Artikel 16

  • 1. Overtreding van het bij deze landsverordening bepaalde wordt, voor zover het Wetboek van Strafrecht daarin niet voorziet, gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. De bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 17

  • 1. Met de opsporing van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen ambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Artikel 17a

Bij overtreding binnen de territoriale wateren van de artikelen 2, 3, 4, 6, 8, 9 of 10, dan wel indien niet wordt voldaan aan een vordering krachtens artikel 15a, vijfde lid, zijn de in artikel 17, eerste lid, genoemde opsporingsambtenaren bevoegd het vaartuig naar de haven of baai van Sint Maarten van waar is uitgevaren, of anders naar de dichtstbijzijnde haven of baai op te brengen.

Artikel 18

In deze verordening wordt verstaan:

onder “schipper” elke gezagvoerder van een vaartuig, of die deze vervangt;

onder “eigenaar” ook de beheerder, en voorts ieder die krachtens zakelijk recht, bezit daaronder begrepen, beschikking over het vaartuig heeft.

Artikel 18a

Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter uitvoering van artikel 2.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking met ingang van de zestigste dag na de afkondiging en kan worden aangehaald als “Vaartuigenverordening”.

[vervallen]