LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 458, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 458, tweede lid, van het Wetboek van Koophandel

Artikel 1

  • 1. Bij het samenstellen van de bemanning van een zeeschip neemt de scheepsbeheerder de bijlage bij dit landsbesluit in acht.

  • 2. Onder de scheepsbeheerder wordt in dit landsbesluit verstaan de vertegenwoordiger van de eigenaar, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten, onderscheidenlijk de vertegenwoordiger van de rompbevrachter, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van genoemd Besluit.

Artikel 2

De bijlage is van toepassing op zeeschepen uitgerust met een automatische stuurinrichting en die tevens zijn ingericht voor een nul-mans wachtbezetting in de machinekamer.

Artikel 3

  • 1. Ingeval het zeeschip niet is uitgerust met een automatische stuurinrichting of niet is ingericht voor een nul-mans wachtbezetting in de machinekamer, schrijft het Hoofd van de dienst Lucht- en Scheepvaart, hierna te noemen: de Directeur Scheepvaart, een daartoe strekkende aanvulling van de bemanning voor.

  • 2. Indien de inrichting, de uitrusting, de aard van de voortstuwing of het gebruik van het zeeschip hem daartoe aanleiding geven, kan de Directeur Scheepvaart een aanvulling van de bemanning voorschrijven. Deze aanvulling blijft beperkt tot hetgeen redelijkerwijs noodzakelijk is ter verzekering van een veilige en milieuvriendelijke vaart ter zee.

Artikel 4

  • 1.

    Op aanvraag van de scheepsbeheerder kan de Directeur Scheepvaart een geringere bemanningsomvang voorschrijven dan die voorgeschreven in de bijlage indien:

    a. een of meer maritieme officieren deel uitmaken van de bemanning, of

  • b. naar zijn redelijk oordeel, gelet op de bijzonderheden van de reis of de reizen, het zeeschip zonder gevaar voor de opvarenden, de scheepvaart, het zeeschip zelf, de lading of het mariene milieu deze reis of de reizen kan ondernemen.

  • 2.

    De Directeur Scheepvaart kan, in het belang van het voorkomen van gevaar als bedoeld in het eerste lid, onder b, beperkende voorschriften verbinden aan zijn beslissing.

Artikel 5

Beslissingen genomen ingevolge artikel 3 of artikel 4 worden gemotiveerd aan de belanghebbende meegedeeld.

Artikel 6

De Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie kan nadere regels stellen ter uitvoering van het gestelde in artikel 3 en artikel 4.

Artikel 7

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Landsbesluit bemanningssamenstelling zeeschepen.

Artikel 8

[vervallen]

Artikel 9

[regelt de inwerkingtreding]

BIJLAGE bij het Landsbesluit bemanningssamenstelling zeeschepen

Model 1

1. Aan boord van een zeeschip, anders dan een passagierschip, met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat uitsluitend bestemd is voor reizen nabij de kust en dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

twee gezellen.

2. Ingeval een zeeschip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer maar minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Hoofdwerktuigkundige

twee gezellen.

Model 2

1. Aan boord van een zeeschip, anders dan een passagierschip, met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

drie gezellen.

2. Ingeval een zeeschip als bedoeld in het eerste lid is voorzien van een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer maar minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Hoofdwerktuigkundige

drie gezellen.

3. Ingeval een zeeschip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwingsvermogen van meer dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

drie gezellen.

Model 3

1. Aan boord van een zeeschip, anders dan een passagierschip, met een brutotonnage van 3.000 GT of meer maar minder dan 9.000 GT dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer maar minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Hoofdwerktuigkundige

drie gezellen.

2. Ingeval een zeeschip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwingsvermogen

van meer dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

Derde werktuigkundige

drie gezellen.

Model 4

1. Aan boord van een zeeschip, anders dan een passagierschip, met een brutotonnage van meer dan 9.000 GT doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Derde stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

Derde werktuigkundige

vier gezellen.

Model 5

1. Aan boord van een passagierschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat uitsluitend bestemd is voor reizen nabij de kust en dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van minder dan 750 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

twee gezellen

2. Ingeval een schip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwingsvermogen van 750 kW of meer maar minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

twee gezellen.

Model 6

1. Aan boord van een passagierschip met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

vier gezellen.

2. Ingeval een passagiersschip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwingsvermogen van 3.000 kW of meer doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

Derde werktuigkundige

vier gezellen.

Model 7

1. Aan boord van een passagierschip met een brutotonnage van 3.000 GT of meer maar minder dan 9.000 GT dat is voorzien van een voortstuwingsvermogen van minder dan 3.000 kW doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Derde stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

vier gezellen.

2. Ingeval een passagiersschip als bedoeld onder sub 1., is voorzien van een voortstuwings-vermogen van 3.000 kW of meer doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Derde stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

Derde werktuigkundige

vier gezellen.

Model 8

1. Aan boord van een passagierschip met een brutotonnage van 9.000 GT of meer doet de volgende bemanning dienst:

Kapitein

Eerste stuurman

Tweede stuurman

Derde stuurman

Vierde stuurman

Hoofdwerktuigkundige

Tweede werktuigkundige

Derde werktuigkundige

Vierde werktuigkundige

vijf gezellen.