LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 6 van de Landsstudietoelagenregeling

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 6 van de Landsstudietoelagenregeling

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit landsbesluit verstaat onder:

ouders: ouders, voogden en verzorgers;

verzorgers: meerderjarige personen die, geen ouders of voogden zijnde, kinderen van anderen als eigen kinderen onderhouden en opvoeden, elk afzonderlijk geval door de Minister van Onderwijs te beoordelen;

studenten: minderjarige kinderen, meerderjarige personen die geen inkomen hebben en pleegkinderen;

pleegkinderen: kinderen die door verzorgers als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door de Minister van Onderwijs te beoordelen.

Artikel 2

De ouders van studenten aan wie een studietoelage vanwege het Land wordt toegekend, zijn een ouderlijke bijdrage per jaar verschuldigd in de kosten van onderhoud en studie van de betrokken studenten, afhankelijk van hun inkomen en tot de bedragen vermeld in de bij dit landsbesluit behorende tabel.

HOOFDSTUK II Van het inkomen en de ouderlijke bijdrage.

Artikel 3

  • 1. Onder inkomen wordt verstaan het belastbaar inkomen van degene die de ouderlijke bijdrage verschuldigd is, over het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin de studietoelage werd of zal worden toegekend. Hierbij wordt uitgegaan van het belastbaar inkomen dat is aangegeven in het persoonlijke aangiftebiljet en dat tevens is geakkordeerd door de Inspektie der Belastingen tenzij de Minister van Financiën op grond van bijzondere omstandigheden bij met redenen omklede beschikking een ander bedrag vaststelt.

  • 2. De ouderlijke bijdrage zal jaarlijks worden bepaald aan de hand van het inkomen dat vastgesteld is overeenkomstig het eerste lid en is verschuldigd met ingang van de dag waarop de studietoelage wordt toegekend. Indien de student reeds in het genot van de studietoelage is vindt aanpasssing van de ouderlijke bijdrage plaats met ingang van een door de Inspektie der Belastingen op te geven datum.

Artikel 4

  • 1. Indien reeds aan een student van de ouders bedoeld in artikel 2 vanwege het Land een studietoelage is toegekend, wordt de ouderlijke bijdrage voor de tweede student bepaald op 50% van de ouderlijke bijdrage welke volgens de tabel voor de eerste student verschuldigd is.

  • 2. Voor de derde student van dezelfde ouders wordt de ouderlijke bijdrage bepaald op 25% van de voor de eerste student verschuldigde ouderlijke bijdrage. Ter verkrijging van het uiteindelijke bedrag der te betalen ouderlijke bijdrage wordt deze, na toepassing van het vorige lid, naar boven afgerond op een veelvoud van twaalf.

Artikel 5

  • 1. Indien reeds één of meer studenten van de ouders bedoeld in artikel 2, die op 1 januari van het jaar waarin de studietoelage werd of zal worden toegekend de leeftijd van 25 jaren nog niet hebben bereikt, buiten de Nederlandse Antillen voor eigen rekening van die ouders onderwijs - met uitzondering van gewoon lager onderwijs - volgens [bedoeld zal zijn: volgen], ondergaat het bedrag der ouderlijke bijdrage volgens de tabel verschuldigd voor de student aan wie een studietoelage werd of zal worden toegekend, nadat daarop eventueel het voorgaande artikel is toegepast de volgende verminderingen: indien één kind voor eigen rekening onderwijs in het buitenland volgt: 20%;

    • -

      indien twee kinderen voor eigen rekening onderwijs in het buitenland volgen: 40%;

    • -

      indien drie kinderen voor eigen rekening onderwijs in het buitenland volgen: 60%;

    • -

      indien vier kinderen voor eigen rekening onderwijs in het buitenland volgen: 80%.

  • 2. Ter verkrijging van het uiteindelijk bedrag der te betalen ouderlijke bijdrage wordt deze, na berekening van de in het vorige lid bedoelde vermindering, naar boven afgerond op een veelvoud van twaalf.

HOOFDSTUK III Slotbepaling

Artikel 6

  • 1. Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van 1 augustus 1982.

  • 2. Met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip vervalt het landsbesluit houdende algemene maatregelen van de 18de augustus 1962 (P.B. 1962, no. 110).