LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regels met betrekking tot de bezoldiging en verdere inkomsten, pensioengrondslag, alsmede de overbruggingsuitkering na ontslag van dienstplichtigen

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regels met betrekking tot de bezoldiging en verdere inkomsten, pensioengrondslag, alsmede de overbruggingsuitkering na ontslag van dienstplichtigen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Algemene Zaken;

  • b.

    dienstplichtige: de dienstplichtige als bedoeld in artikel 37, eerste lid onder d, van de Dienstplichtverordening, die in werkelijke dienst is, tenzij uit enige bepaling in dit besluit anders blijkt;

  • c.

    vrijwillig nadienendedienstplichtige: de dienstplichtige, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder e, van de Dienstplichtverordening, die in werkelijke dienst is, tenzij uit enige bepaling in dit besluit anders blijkt.

HOOFDSTUK 2 Bezoldiging

Artikel 2

In de bij dit landsbesluit behorende bijlage A zijn de bezoldigingsschalen en de pensioengrondslagen van de ongehuwde en de gehuwde dienstplichtigen vermeld, die behoren bij de onderscheiden leeftijden, klassen in de stand van matroos en rangen, die zij kunnen hebben.

Artikel 3

  • 1. De jaarlijkse en maandelijkse bezoldigingen van de dienstplichtigen, die voor eerste oefening of herhalingsoefening in werkelijke dienst zijn, worden naar hun leeftijd vastgesteld aan de hand van de desbetreffende in bijlage A vermelde bezoldigingschalen.

  • 2. De jaarlijkse en maandelijkse bezoldigingen alsmede de pensioengrondslagen van de vrijwillig nadienende dienstplichtigen worden naar de klasse in de stand van matroos, waarin zij zijn ingedeeld, dan wel naar de rang, die zij bekleden, vastgesteld aan de hand van de in Bijlage A vermelde bezoldigingschalen.

  • 3. Als gehuwd worden beschouwd de dienstplichtigen, die gehuwd of gehuwd geweest zijn.

  • 4. Verhoging van bezoldiging als gevolg van wijziging van de burgerlijke staat van de dienstplichtige gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin de wijziging heeft plaats gehad, tenzij de wijziging zich voordoet op de eerste dag van de maand, in welk geval de wijziging ingaat op de eerste dag van die maand.

  • 5. Verhoging van de bezoldiging als gevolg van wijziging in de leeftijd gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de verjaardag valt, tenzij deze valt op de eerste dag van de maand, in welk geval de wijziging ingaat op de eerste dag van die maand.

  • 6. De dienstplichtige ontvangt over de tijd, gedurende welke hij in strijd met zijn verplichtingen nalaat zijn dienst te verrichten, geen bezoldiging.

Artikel 4

  • 1. De bezoldiging van een vrijwillig nadienende dienstplichtige wordt door de minister bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en voldoende dienstijver periodiek verhoogd op de wijze als in de onderscheiden schalen van bezoldiging is aangegeven naar gelang van de voor de berekening van de bezoldiging geldende diensttijd in de eerste klasse in de stand van matroos dan wel in de rang.

  • 2. Bij onthouding van periodieke verhoging als bedoeld in het eerste lid bepaalt de minister om welke reden dat zal geschieden.

Artikel 5

  • 1. In het geval, dat wegens onvoldoende bekwaamheid, geschiktheid of onvoldoende dienstijver en periodieke bezoldigingsverhoging niet is toegekend, zullen verdere periodieke verhogingen zoveel later worden toegekend als deze onthouding heeft geduurd.

  • 2. Indien de betrokkene daarna in meer dan voldoende mate bekwaamheid, geschiktheid of dienstijver betoont, kunnen de nadelen aan de in het vorige lid bedoelde onthouding verbonden, hetzij met terugwerkende kracht, hetzij voor de toekomst geheel of gedeeltelijk door de minister ongedaan worden gemaakt.

Artikel 6

Voor de berekening van de diensttijd, die aanspraak geeft op periodieke bezoldigingsverhoging, geldt de tijd in werkelijke dienst doorgebracht.

Artikel 7

Als diensttijd, geldig voor de toekenning van periodieke bezoldigingsverhoging, blijft buiten aanmerking:

  • a.

    de tijd, met verlof zonder behoud van militaire inkomsten doorgebracht;

  • b.

    de tijd, gedurende welke de vrijwillig nadienende dienstplichtige als maatregel van orde is verboden aan zijn functie verbonden werkzaamheden of andere werkzaamheden of diensten te verrichten, tenzij de uitslag van een terzake ingesteld onderzoek te zijnen gunste uitvalt.

Artikel 8

  • 1. Indien het een dienstplichtige dan wel een niet in werkelijke dienst zijnde dienstplichtige op grond van artikel 27, derde lid, van de Dienstplichtverordening is vergund in werkelijke dienst te blijven onderscheidenlijk te komen met ingang van een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, worden de voor periodieke bezoldigingsverhogingen gestelde tijdvakken van twee jaren geacht te beginnen op de eerste dag van de onmiddellijk daarop volgende kalandermaand.

  • 2. Indien door onthouding van periodieke bezoldigingsverhogingen gedurende enige tijd of door toepassing van artikel 7 aanspraak op een periodieke bezoldigingsverhoging zou worden verkregen op een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, gaat de periodieke verhoging in op de eerste dag van de onmiddellijk daarop volgende kalendermaand.

Artikel 9

  • 1.

    Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige wordt met ingang van de eerste dag, waarop hij als zodanig doorlopende werkelijke dienst verricht, een bezoldiging toegekend gelijk aan het laagste bedrag, dat voorkomt in de op hem van toepassing zijnde schaal.

  • 2.

    Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is benoemd tot officier, wordt met ingang van de dag, waarop de benoeming is ingegaan, een bezoldiging toegekend gelijk aan het laagste bedrag, dat voorkomt in de op hem van toepassing zijnde schaal.

  • 3.

    Ten behoeve van de toekenning van de (verdere) periodieke bezoldigingsverhogingen kan door de minister een extra diensttijd worden toegekend.

  • 4.

    Bij bevordering tot de eerste klasse in de stand van matroos, een rang dan wel een hogere rang wordt aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige met ingang van de dag, waarop de bevordering is ingegaan, de bezoldiging toegekend, die is gelegen onmiddellijk boven het bedrag, dat laatstelijk in onderscheidenlijk de tweede klasse in de stand van matroos, de eerste klasse in die stand, dan wel de lagere rang aan bezoldiging is genoten.Indien een vooruitgang van bezoldiging wordt verkregen, gelijk aan of minder dan het bedrag van de eerstvolgende periodieke bezoldigingsverhoging in de eerste klasse in de stand van matroos dan wel de vorige rang, telt de voor die verhoging vervulde diensttijd mee voor de toekenning van de eerstvolgende verhoging in de nieuwe rang.

  • 5.

    De uit hoofde van bevordering toegekende bezoldiging wordt voor de toekenning van verdere periodieke bezoldigingsverhogingen beschouwd als te zijn verkregen door een gewone periodieke verhoging, na de daarvoor benodigde diensttijd.

  • 6.

    Indien een benoeming tot officier of een bevordering is ingegaan op een andere dan de eerste dag van een kalendermaand, is artikel 8, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Voor gevallen, waarin de voorgaande leden van dit artikel niet of niet naar billijkheid voorzien, kan door de minister een bijzondere regeling worden getroffen.

Artikel 10

Aan een vrijwillig nadienende dienstplichtige, die bij administratieve maatregel is teruggesteld, wordt met ingang van de dag, waarop die maatregel is ingegaan, een bezoldiging toegekend gelijk aan het hoogste bedrag, voorkomende in deals dan op hem van toepassing zijnde schaal, dat niet hoger is dan het bedrag, dat laatstelijk voor de toepassing van de bedoelde maatregel aan bezoldiging is genoten.

HOOFDSTUK 3 Kindertoelage

Artikel 11

  • 1. Boven en behalve de vastgestelde bezoldiging geniet de gehuwde dienstplichtige voor zijn ongehuwde wettige, gewettigde, geadopteerde of stiefkinderen beneden de leeftijd van 18 jaar, laatstgenoemden voor zover zij ten laste van de dienstplichtige komen, een kindertoelage, die wordt toegekend door of namens de minister.

  • 2. Het eerste lid is eveneens van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar, die deel uitmaken van het gezin van de dienstplichtige, die hij geheel als eigen kinderen onderhoudt en opvoedt en die niet door de eigen ouders of hun voogden kunnen worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door de minister te beoordelen.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op natuurlijke kinderen van de dienstplichtige, tenzij de moeder van deze kinderen is overleden en de dienstplichtige deze kinderen heeft erkend, dan wel de voogdij over deze kinderen uitoefent en bedoelde kinderen deel uitmaken van zijn gezin en geheel als eigen kinderen door hem worden onderhouden en opgevoed, elk afzonderlijk geval door de minister te beoordelen.

  • 4. Voor toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar gelijkgesteld:

    • a.

      kinderen van 18 tot 25 jaar, wier tijd behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;

    • b.

      kinderen van 18 tot 25 jaar, die naar het oordeel van de minister ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid, die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met arbeid te verdienen.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel wordt als gehuwd beschouwd de dienstplichtige, die gehuwd of gehuwd geweest is.

Artikel 12

Op de dienstplichtige, bedoeld in artikel 11, zijn de voor de ambtenaar in dienst van Sint Maarten geldende regels terzake van de kindertoelage, vastgesteld in artikel 28 of krachtens artikel 31 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 Kostwinnerstoelage

Artikel 13

  • 1. Aan de ongehuwde dienstplichtige, die enig kostwinner is, kan op zijn verzoek door de minister, na een daartoe door deze ingesteld onderzoek, een kostwinnerstoelage worden toegekend.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als ongehuwd beschouwd de dienstplichtige, die niet gehuwd en niet gehuwd geweest is.

  • 3. De dienstplichtige, aan wie een kostwinnerstoelage is toegekend, komt niet in aanmerking voor toekenning van een toelage herhalingsoefening als bedoeld in Hoofdstuk 6.

Artikel 14

Op de dienstplichtige, bedoeld in artikel 13, zijn de voor de ambtenaar in dienst van Sint Maarten geldende regels terzake van de kostwinnerstoelage, vastgesteld krachtens artikel 31 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 5 Toelage buitenland

Artikel 15

Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is te werk gesteld in Aruba kan door de minister, indien daartoe naar diens oordeel aanleiding bestaat, ter zake van die tewerkstelling een toelage buitenland worden toegekend, waarvan het bedrag door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 16

  • 1. Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is tewerk gesteld in Nederland, wordt terzake van die tewerkstelling een toelage buitenland toegekend ten bedrage van 15% van de bezoldiging, waarop hij op grond van de bepalingen, opgenomen in Hoofdstuk 2, aanspraak heeft.

  • 2. Deze toelage kan door de minister worden verhoogd, voor zover bijzondere omstandigheden daartoe naar zijn oordeel aanleiding geven.

Artikel 17

Aan de vrijwillig nadienende dienstplichtige, die is tewerk gesteld in een gebied buiten Sint Maarten, Aruba en Nederland, wordt terzake van die tewerkstelling een toelage buitenland toegekend, waarvan het bedrag door de minister wordt vastgesteld.

Artikel 18

De toelage buitenland, die op grond van een van de voorgaande artikelen van dit Hoofdstuk is toegekend, wordt aan de dienstplichtige uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

HOOFDSTUK 5A Tegemoetkoming in de kosten voor officieren, belast met bepaalde functies

Artikel 18a

  • 1. De officier die is belast met de functie van adjudant van de Gouverneur of van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied heeft aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten die hij in verband met het uitoefenen van zijn functie noodzakelijk moet maken ter zake van:

    • a.

      aanschaf en onderhoud kleding;

    • b.

      gebruik van eigen middelen van vervoer;

    • c.

      overige noodzakelijk te maken kosten ten behoeve van representatieve doeleinden.

  • 2. Ter verkrijging van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, dient de officier een daartoe strekkend verzoek bij de minister in.

HOOFDSTUK 6 Toelage herhalingsoefening

Artikel 19

  • 1. Aan de dienstplichtige, die voor herhalingsoefening in werkelijke dienst is, wordt op zijn verzoek door de minister ter vergoeding van gederfde inkomsten een toelage herhalingsoefening toegekend, waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen de inkomsten, die hij zeker zou hebben genoten als zelfstandig ondernemer dan wel uit een dienstbetrekking, indien hij niet in werkelijke dienst zou zijn, en de bezoldiging, waarop hij ingevolge artikel 3, eerste lid, van dit landsbesluit aanspraak heeft, mits het bedrag van de bedoelde inkomsten groter is dan dat van de bezoldiging.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de dienstplichtige, op wie de Landsverordening materieel ambtenarenrecht van toepassing is.

  • 3. De dienstplichtige, aan wie een toelage herhalingsoefening is toegekend, komt niet in aanmerking voor toekenning van een kostwinnerstoelage als bedoeld in Hoofdstuk 4.

  • 4. De toelage herhalingsoefening wordt aan de dienstplichtige uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

HOOFDSTUK 6A Gratificatie ter zake van een ambtsjubileum

Artikel 19a

  • 1. De nadienende dienstplichtige heeft aanspraak op een gratificatie ter zake van een ambtsjubileum, wanneer hij een, naar het oordeel van de minister eerlijke en trouwe, werkelijke dienst heeft volbracht van:

    • a.

      voor een officier: 25 jaar, te rekenen vanaf de datum van eerste benoeming tot officier;

    • b.

      voor een onderofficier: 24 jaar, te rekenen vanaf de datum, met ingang waarvan hem op grond van artikel 27, derde lid, van de Dienstplichtverordening werd vergund als vrijwillig nadienende dienstplichtige in werkelijke dienst te blijven.

  • 2. De gratificatie bestaat uit het bedrag van de voor hem geldende bezoldiging per maand, verhoogd met eventuele kindertoelage en kostwinnerstoelage, die de vrijwillig nadienende dienstplichtige genoot op de dag waarop hij de op het ambtsjubileum betrekking hebbende diensttijd heeft volbracht, afgerond naar boven tot een veelvoud van vijf gulden.

  • 3. De gratificatie wordt toegekend door de minister.

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

  • [vervallen]

Artikel 21

  • [vervallen]

Artikel 22

[vervallen]

Artikel 23

  • 1. [vervallen]

  • 2. Voor het verrichten van een etmaal (wacht)dienst als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder b, van de Regeling werk- en rusttijden militairen zeemacht wordt bovendien een toelage toegekend NAf 180,- in Nederlands courant, indien die (wacht)dienst wordt verricht op een zondag of een dag als bedoeld in artikel 24, tweede en derde lid, van het Reglement rechtstoestand dienstplichtigen (Stb. 1982, no. 280) of een dag als bedoeld in artikel 66 van de Dienstplichtverordening.

  • 3. Voor de berekening van de toelage voor een gedeelte van een etmaal wordt een (wacht)dienst van ten minste 15 achtereenvolgende uren aangemerkt als (wacht)dienst gedurende een geheel etmaal. Voor een (wacht)dienst van minder dan 15 achtereenvolgende uren wordt de toelage, bedoeld in het tweede lid, gehalveerd.

Artikel 24

[vervallen]

Artikel 25

  • [vervallen]

Artikel 26

[vervallen]

Artikel 27

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Bezoldigingsbesluit dienstplichtigen, en treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 december 1986.