LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Dienstplichtverordening

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Dienstplichtverordening

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

    • a.

      verordening: Dienstplichtverordening;

    • b.

      minister: de Minister van Algemene Zaken.

  • 2. [vervallen]

Artikel 2

  • 1. De inschrijving ten behoeve van de dienstplicht heeft plaats voor de jaarklasse van het jaar van geboorte.

  • 2. Voor elke jaarklasse wordt een register gehouden.

Artikel 3

  • 1. De minister is gehouden zodra de inschrijving als bedoeld in artikel 8 van de verordening heeft plaats gevonden zo spoedig mogelijk hiervan mededeling te doen aan de ingeschrevene.

  • 2. Aan de verplichting als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening wordt geacht te zijn voldaan, zodra de in het vorige lid bedoelde mededeling is verzonden.

Artikel 4

  • 1. De in artikel 9, derde lid, van de verordening bedoelde opgave dient doorlopend genummerd te zijn, beginnend bij 1.

  • 2. Van de in het vorige lid bedoelde opgave en nummering wordt door of vanwege de minister proces-verbaal opgemaakt.

Artikel 5

Voor elke jaarklasse bepaalt de minister hoeveel dienstplichtigen voor eerste oefening in werkelijke dienst worden opgeroepen.

Artikel 6

  • 1. De oproeping in werkelijke dienst van de ingeschrevenen in een jaarklasse geschiedt volgens een rangorde.

  • 2. Deze rangorde wordt voor elk dienstplichtregister door middel van een loting vastgesteld.

  • 3. De minister kan bepalen of en op welke wijze met een jaarklasse medeloten degenen, die na het tijdstip van de loting van hun eigen jaarklasse zijn ingeschreven ingevolge artikel 8, eerste lid, onder b en c van de verordening.

Artikel 7

De in het tweede lid van het vorige artikel bedoelde lotingen vinden jaarlijks in de maand februari in het openbaar plaats door een commissie van drie personen gekozen uit en door de Dienstplichtraad als bedoeld in artikel 6 van de verordening.

Artikel 8

De minister stelt nadere regels vast met betrekking tot de loting, en al hetgeen hiermede in verband staat.

Artikel 9

De minister draagt er zorg voor dat de door de loting verkregen rangnummers in het dienstplichtregister worden aangetekend.

Artikel 10

  • 1. [vervallen]

  • 2. De minister stelt de ingeschrevenen onverwijld er van in kennis dat zij voor keuring in aanmerking komen. Deze kennisgeving geschiedt overeenkomstig een door de minister vast te stellen model.

  • 3. De ingeschrevene voor de dienstplicht is verplicht de kennisgeving, bedoeld in het vorige lid zo spoedig mogelijk te tonen aan zijn werkgever.

Artikel 11

  • 1. Mochten ten tijde van de mededeling dat zij in aanmerking komen voor de keuring omstandigheden aanwezig zijn die grond opleveren tot het verlenen van vrijstelling van militaire dienst dan wel uitstel van eerste oefening, dan kunnen belanghebbenden daartoe een verzoek richten tot de minister.

  • 2. Het verzoek wordt binnen drie weken na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving gedaan.

  • 3. Mochten de in het eerste lid van dit artikel bedoelde omstandigheden zich later voordoen, dan wordt het verzoek gedaan binnen twee weken nadat deze omstandigheden zijn ontstaan.

  • 4. De minister kan met afwijking van de termijnen bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel genoegen nemen indien blijkt, dat daarvoor een aannemelijke reden bestaat.

Artikel 12

  • [vervallen]

Artikel 13

  • 1. De minister kan uitstel van eerste oefening verlenen:

    • a.

      ten behoeve van studie;

    • b.

      wegens bijzondere sociale- of economische omstandigheden;

    • c.

      indien het maatschappelijk belang daarmede in belangrijke mate is gediend;

    • d.

      in bijzondere gevallen niet vallende onder a, b en c.

  • 2. In de gevallen genoemd in het eerste lid zal uitstel van eerste oefening slechts kunnen worden verleend, indien voorzien kan worden dat de gevallen een tijdelijk karakter dragen.

  • 3. De minister deelt zijn beslissing mede aan de verzoeker.

Artikel 14

  • 1. Het uitstel vervalt zodra de reden die tot het verlenen van het uitstel geleid heeft, niet langer bestaat.

  • 2. De dienstplichtige aan wie het uitstel is verleend is verplicht de minister onverwijld in kennis te stellen van het niet langer bestaan van de reden die tot het verlenen van het uitstel geleid heeft.

Artikel 15

  • 1. Indien uitstel van eerste oefening eindigt bepaalt de minister of en wanneer de dienstplichtige in werkelijke dienst zal worden opgeroepen.

  • 2. Ingeval de minister tot oproeping in werkelijke dienst overgaat, behoudt de dienstplichtige hetzelfde lotingsnummer als dat van zijn oorspronkelijke jaarklasse.

  • 3. De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op vrijstelling van militaire dienst als bedoeld in Hoofdstuk IV van de verordening.

Artikel 16

  • 1. Onverwijld na ontvangst van een landsbesluit tot oproeping voor eerste oefening als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de verordening, roept de minister de ingeschrevene op in werkelijke dienst met inachtneming van de in artikel 6, tweede lid, bedoelde rangorde. Bij het volgen van deze rangorde worden de namen van hen, aan wie uitstel van eerste oefening en vrijstelling van militaire dienst is verleend en degenen die ongeschikt voor de dienstplicht zijn verklaard, overgeslagen en niet meegeteld.

  • 2. De minister is gehouden er voor zorg te dragen dat de opgeroepenen zich melden ter plaatse en ten tijde als bepaald bij het in het vorige lid bedoelde landsbesluit. De betreffende reis- en eventuele verblijfkosten komen ten laste van de begroting van Sint Maarten.

Artikel 17

De interne dienstplichtige wordt geacht bij de landmacht te zijn ingelijfd op het tijdstip waarop hij zich voor de eerste keer meldt ter plaatse als bedoeld in het tweede lid van het vorige artikel.

Artikel 18

  • 1. De duur van de eerste oefening wordt bepaald op 12 maanden.

  • 2. De minister kan in bijzondere gevallen na overleg met de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied de duur van de eerste oefening verkorten, dan wel toestaan dat deze bij gedeelten in niet aansluitende tijdvakken wordt vervuld.

Artikel 19

Indien daartoe aanleiding bestaat, bepaalt de minister welke dienstplichtigen voor herhalingsoefeningen in werkelijke dienst moeten komen. Hij bepaalt dan tevens de duur daarvan.

Artikel 20

De minister kan gehele of gedeeltelijke vrijstelling dan wel uitstel van herhalingsoefeningen verlenen:

  • a.

    aan degene die zich gedurende het tijdvak, waarvoor hij is opgeroepen of gedurende een gedeelte daarvan buiten Sint Maarten bevindt;

  • b.

    als bij het verkrijgen van de vrijstelling naar het oordeel van de minister een aanmerkelijk belang gediend wordt.

Artikel 21

[vervallen]

Artikel 22

[vervallen]

Artikel 23

[vervallen]

Artikel 23

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Dienstplichtbesluit I, en treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 april 1963.