MINISTERIËLE REGELING als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Warenlandsverordening en ter uitvoering van artikel 11, derde lid, van het Landsbesluit visserijproducten

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Warenlandsverordening en ter uitvoering van artikel 11, derde lid, van het Landsbesluit visserijproducten

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    afval: een dierlijk of plantaardig product dat niet bestemd is voor menselijke consumptie;

  • b.

    bedrijfsterrein: het terrein dat bij de inrichting behoort, met inbegrip van de binnenplaatsen;

  • c.

    diepvriesruimte: de ruimte in een inrichting waar ingevroren visserijproducten worden opgeslagen;

  • d.

    koelruimte: de ruimte in een inrichting waar visserijproducten gekoeld worden opgeslagen;

  • e.

    schoon zeewater: zeewater of brak water dat geen microbiologische verontreinigingen, schadelijke stoffen of toxisch marien plankton bevat in hoeveelheden waardoor de kwaliteit van visserijproducten uit een oogpunt van gezondheid kan worden aangetast, en dat uitsluitend overeenkomstig de bij deze of enige andere van toepassing zijnde ministeriële regeling vastgestelde bepalingen wordt gebruikt;

  • f.

    werkplaats: de plaats in een inrichting waar visserijproducten worden behandeld, bewerkt of verwerkt.

Artikel 2

Het bepaalde in deze regeling is niet van toepassing op:

  • a.

    de detailhandel;

  • b.

    ondernemingen waarin uitsluitend visserijproducten die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie worden behandeld, bewerkt of verwerkt;

  • c.

    het afleveren van visserijproducten, indien aannemelijk kan worden gemaakt dat het afleveren geschiedt ter vernietiging van de producten.

Artikel 3

De werkplaats moet voldoen aan de volgende eisen:

  • a.

    zij is groot genoeg om de werkzaamheden in bevredigende hygiënische omstandigheden te laten verlopen en moet zo zijn ontworpen en ingericht, dat besmetting van de visserijproducten wordt voorkomen en dat de schone en de vuile sector duidelijk van elkaar gescheiden zijn;

  • b.

    de vloer is waterdicht en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten, en is op zodanige wijze aangelegd, dat het water gemakkelijk kan wegvloeien naar van stankafsluiters voorziene afvoerputten, zo nodig via goed te reinigen en te ontsmetten afvoergoten;

  • c.

    de wanden zijn duurzaam, waterdicht, glad en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten;

  • d.

    het plafond is stofdicht en gemakkelijk te reinigen en is zodanig geconstrueerd, dat de mogelijkheid van condensatie, schimmelvorming en afbladderen wordt geminimaliseerd;

  • e.

    de aansluitingen tussen de vloer en de wanden, tussen de vloer en de overige vaste opstanden en tussen de wanden onderling zijn afgedicht;

  • f.

    de deuren zijn vervaardigd van corrosiebestendig en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal;

  • g.

    de vensterbanken lopen schuin af;

  • h.

    de ventilatie van de ruimte is zodanig, dat vochtige en verontreinigde lucht voldoende wordt afgevoerd en condensvorming wordt voorkomen;

  • i.

    er is voldoende verlichting;

  • j.

    de kunstlichtvoorziening is zodanig geconstrueerd, dat deze goed te reinigen is en dat ophoping van stof wordt voorkomen, en zij is op zodanige wijze bevestigd, dat bij breuk of beschadiging de visserijproducten niet worden verontreinigd;

  • k.

    er is een voldoende aantal wastafels aanwezig; de kranen van de wastafels mogen niet met de hand kunnen worden bediend;

  • l.

    bij de wastafels zijn producten voor het reinigen en ontsmetten van de handen, wegwerp-handdoeken en afvalbakken bestemd voor de wegwerp-handdoeken in voldoende hoeveelheden aanwezig;

  • m.

    er zijn voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van het gereedschap, de werktuigen, de machines en de installaties aanwezig;

  • n.

    de temperatuur van de lucht in de werkplaats mag onder geen enkele omstandigheid boven twintig graden Celsius stijgen.

Artikel 4

  • 1. Een inrichting waar visserijproducten gekoeld worden opgeslagen moet beschikken over een koelruimte.

  • 2. De koelruimte moet voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      de vloer is waterdicht en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten, en is op zodanige wijze aangelegd, dat het water gemakkelijk kan wegvloeien naar van stankafsluiters voorziene putten, zo nodig via goed te reinigen en te ontsmetten afvoergoten;

    • b.

      de wanden zijn duurzaam, waterdicht, glad en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten;

    • c.

      het plafond is gemakkelijk te reinigen;

    • d.

      de deuren zijn vervaardigd van corrosie-bestendig en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal;

    • e.

      er is voldoende verlichting.

  • 3. De koelruimte is voorzien van een koelinstallatie die voldoende krachtig is om de in de ruimte opgeslagen visserijproducten te bewaren op een temperatuur die ten minste even laag is als de bij het Landsbesluit visserijproducten voorgeschreven temperatuur.

Artikel 5

  • 1. Een inrichting waarin visserijproducten worden ingevroren beschikt over een vriesinstallatie die voldoende krachtig is om de temperatuur van de producten snel te doen dalen tot de bij het Landsbesluit visserijproducten voorgeschreven temperatuur.

  • 2. Een inrichting waarin ingevroren visserijproducten worden opgeslagen, beschikt over een diepvriesruimte met een koelinstallatie die voldoende krachtig is om de in die ruimte opgeslagen producten te bewaren bij een temperatuur die, ongeacht de buitentemperatuur, niet hoger is dan de bij het Landsbesluit visserijproducten of enige andere toepasselijke landsverordening voorgeschreven temperatuur.

  • 3. De diepvriesruimte is voorzien van een thermograaf die gemakkelijk kan worden afgelezen. Het warmtegevoelige deel van de thermograaf moet zich bevinden in de zone waar de temperatuur binnen de ruimte het hoogst is.

  • 4. De gegevens omtrent de in de diepvriesruimte heersende temperatuur worden geregistreerd; zij worden, ten minste zolang de producten houdbaar blijven, ter beschikking gehouden van de met de controle belaste bevoegde instantie.

Artikel 6

Een inrichting waar visserijproducten worden gewassen of gespoeld beschikt over een spoelinrichting met een voorziening voor de aanvoer van water en een voorziening voor de afvoer van water; deze laatste is zodanig geconstrueerd dat de producten niet in aanraking kunnen komen met het wegvloeiende spoel- of lekwater.

Artikel 7

Een inrichting waar levende visserijproducten worden gehouden, beschikt over geschikte installaties die de dieren een maximale overlevingskans geven, met water van een zodanige kwaliteit, dat de dieren niet in aanraking komen met schadelijke organismen of stoffen.

Artikel 8

Een inrichting beschikt over passende voorzieningen ter bescherming tegen ongewenste dieren zoals honden, katten, insecten, knaagdieren en vogels.

Artikel 9

Het gereedschap, de werktuigen, de machines en de installaties die bij de bewerking en verwerking van visserijproducten worden gebruikt, alsmede de recipiënten, zijn vervaardigd van corrosie-bestendig materiaal; zij zijn gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten.

Artikel 10

  • 1. Een inrichting beschikt over speciale waterdichte containers van corrosie-bestendig materiaal voor het bewaren van afval.

  • 2. Indien de containers, bedoeld in het eerste lid, niet aan het einde van elke werkdag uit de inrichting en van het bedrijfsterrein worden afgevoerd, beschikt de inrichting over een speciale ruimte voor de opslag van de containers, die afgescheiden is van de werkplaats.

  • 3. De containers, bedoeld in het eerste lid, het gereedschap en de werktuigen die gebruikt worden bij het hanteren van afval zijn voorzien van een duidelijke aanduiding waaruit blijkt dat zij bestemd zijn voor de opslag, onderscheidenlijk het hanteren, van afval.

Artikel 11

  • 1. Een inrichting beschikt over een installatie die onder druk en in voldoende hoeveelheden drinkwater of in voorkomende gevallen schoon dan wel via een adequaat zuiveringssysteem schoongemaakt zeewater levert.

  • 2. Uitsluitend voor het opwekken van stoom, voor de bestrijding van brand of voor het koelen van machines mag in de inrichting een installatie aanwezig zijn die niet-drinkbaar water levert, mits de daartoe aangebrachte leidingen zo zijn geconstrueerd, dat het onmogelijk is dit water voor andere doeleinden te gebruiken dan de genoemde, en zij geen gevaar opleveren van besmetting van de visserijproducten. De aftappunten en de leidingen voor niet-drinkbaar water moeten, voor zover zij zichtbaar zijn, duidelijk te onderscheiden zijn van die voor drinkwater of schoon zeewater.

Artikel 12

Een inrichting beschikt over een zodanig systeem voor de hygiënische afvoer van afvalwater, dat dit voldoende is om ook een piekbelasting in het waterverbruik te verwerken.

Artikel 13

  • 1. Een inrichting beschikt over een voldoende aantal kleedlokalen, wastafels en toiletten.

  • 2. De kleedlokalen en toiletten zijn voorzien van gladde, waterdichte en afwasbare wanden en vloeren, en zijn gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten.

  • 3. De kranen van de wastafels mogen niet met de hand kunnen worden bediend.

  • 4. Bij de wastafels zijn producten voor het reinigen en ontsmetten van de handen, wegwerp-handdoeken en afvalbakken bestemd voor de wegwerp-handdoeken in voldoende hoeveelheden aanwezig;

  • 5. De toiletten zijn voorzien van een goedwerkende doorspoelinrichting met stankafsluiting en mogen niet rechtstreeks toegang geven tot de werkruimten.

  • 6. Bij ieder toilet is een duidelijk leesbare kennisgeving aangebracht waarin de werknemer erop wordt gewezen dat hij zijn handen dient te wassen na elk gebruik van het toilet.

Artikel 14

Indien de hoeveelheid bewerkte of verwerkte visserijproducten de regelmatige of permanente aanwezigheid van de bevoegde instantie in een inrichting vergt, dient in de inrichting een adequaat ingerichte afsluitbare ruimte voorhanden te zijn, die uitsluitend ter beschikking van die instantie staat.

Artikel 15

  • 1. Een inrichting beschikt over passende voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van de vervoermiddelen.

  • 2. Deze voorzieningen zijn evenwel niet vereist, indien de vervoermiddelen worden gereinigd en ontsmet in uitdrukkelijk door de bevoegde instantie erkende ruimten.

Artikel 16

  • 1. Een inrichting mag niet vrij toegankelijk zijn voor publiek.

  • 2. Het bedrijfsterrein is naar hygiënische standaard voldoende schoon en goed onderhouden, zodat het geen oorzaak kan zijn van verontreiniging van de inrichting of van de op het terrein of in de inrichting gebrachte visserijproducten die bestemd zijn voor menselijke consumptie.

Artikel 17

  • 1. De ondernemer treft de noodzakelijke maatregelen teneinde aan de voorschriften van deze regeling te voldoen.

  • 2. Hij ziet erop toe dat deze voorschriften binnen en op het terrein van de inrichting worden nageleefd.

  • 3. Hij verleent aan de bevoegde instantie tijdens de werktijd te allen tijde vrije toegang tot de inrichting teneinde haar in staat te stellen na te gaan of aan de bij of krachtens het Landsbesluit visserijproducten en andere toepasselijke landsverordeningen vastgestelde voorschriften wordt voldaan.

Artikel 18

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 19

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling constructie en uitrusting van visproductie-inrichtingen.