LANDSVERORDENING houdende bepalingen, volgens welke de gezagvoerders van schepen die in Sint Maarten op particuliere gronden stranden, het recht verkrijgen om daar de aan boord aanwezige goederen aan wal te brengen en over die gronden te vervoeren

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende bepalingen volgens welke de gezagvoerders van schepen, die in Sint Maarten op particuliere gronden stranden, het recht verkrijgen om daar de aan boord aanwezige goederen aan wal te brengen en over die gronden te vervoeren

Artikel 1

De eigenaar, huurder, houder of gebruiker van aan de kusten van Sint Maarten gelegen gronden is verplicht, om aan de gezagvoerders van op de kusten gestrande vaartuigen, aan de agenten en eigenaren van schip en lading of aan de andere rechthebbenden daarop, die wensen de aan boord aanwezige goederen aan land te brengen of over land te vervoeren, of tot het lossen, het vlotmaken of herstellen van die vaartuigen, werklieden, voer- en werktuigen naar het strand te brengen, over hun gronden een uitweg te verlenen, en wel zo mogelijk in de richting waarheen de goederen vervoerd moeten worden.

Artikel 2

Wanneer hij weigert dit te doen, of indien hij ten behoeve van wie de uitweg moet worden verleend beweert, dat er, zonder nadeel, een kortere kan worden aangewezen, zal de Minister van Justitie een weg kunnen aanwijzen en desnoods met geweld de toegang daartoe verschaffen; alles onverminderd de verplichting van de eigenaar, huurder, houder of gebruiker van de gronden om aan de gezagvoerders van op de kusten gestrande vaartuigen, aan de agenten en eigenaren van schip en lading of aan de andere rechthebbenden daarop de schade te vergoeden, die door de vertraging als gevolg van zijn weigering, mocht zijn ontstaan.

Artikel 3

De gezagvoerders van de vaartuigen, de agenten en eigenaren van schip en lading of andere rechthebbenden daarop, die van het recht hun in artikel 1 toegekend gebruik maken, zijn verplicht om aan de eigenaar, huurder, houder of gebruiker van de gronden alle schade te vergoeden, die door hen of door de personen die zij in hun dienst hebben genomen is toegebracht aan de wegen waarlangs zij de goederen vervoerden, aan de op de gronden aanwezige gebouwen, beplantingen, bezaaiingen of wat ook; alles onverminderd hun gehoudenheid tot het voldoen van hulp- en berglonen overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Koophandel.

Artikel 4

De eigenaar, huurder, houder of gebruiker van de gronden is bovendien gerechtigd om, voor het gebruik van de weg van hen ten behoeve van wie zij dat hebben afgestaan, een vergoeding te eisen.

Artikel 5

Wanneer de partijen het daaromtrent niet kunnen eens worden, zullen zij zich kunnen wenden met een verzoekschrift tot het Gerecht in eerste aanleg, om het bedrag van die vergoeding te bepalen.

Artikel 6

Het Gerecht in eerste aanleg zal, na verhoor van het openbaar ministerie, na verhoor of behoorlijke oproeping van partijen en, indien het dit nodig acht, na plaatsopneming of het verhoor van getuigen of deskundigen, bij vonnis, waarvan geen beroep kan plaatshebben, het bedrag bepalen.

Artikel 7

Bij het bepalen van het bedrag zal worden gelet op de last, die het gebruik van de weg aan de eigenaar, huurder, houder of gebruiker van de gronden heeft bezorgd, alsmede op het voordeel, dat zij, die er gebruik van hebben gemaakt, er van hebben getrokken.

Artikel 8

[regelt de inwerkingtreding]