MINISTERIELE REGELING ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, van het Meetbrievenlandsbesluit

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIELE REGELING ter uitvoering van artikel 11, eerste lid, van het Meetbrievenlandsbesluit

Artikel 1

  • 1.

    De tonnage van een schip wordt onderscheiden naar brutotonnage en nettotonnage.

  • 2.

    De bruto- en de nettotonnage worden berekend volgens de bepalingen van deze regeling.

  • 3.

    De bruto- en de nettotonnage van nieuwe typen schepen waarvan de bouwkenmerken zodanig zijn dat zij de toepassing van de bepalingen van deze voorschriften onredelijk of onuitvoerbaar maken, worden vastgesteld door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst.

Omschrijvingen

Artikel 2

In deze regeling worden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, verstaan onder:

  • a.

    bovendek: het bovenste aan weer en wind blootgestelde volledige dek, voorzien van permanente, dicht tegen weer en wind zijnde, middelen tot afsluiting van alle openingen in de aan weer en wind blootgestelde gedeelten van het dek, en waar beneden alle openingen in de zijden van het schip zijn voorzien van permanente middelen tot waterdichte afsluiting. Op een schip met een verspringend bovendek wordt het laagste gedeelte van het blootgestelde dek en de voortzetting van dat gedeelte evenwijdig aan het verhoogde gedeelte als bovendek beschouwd;

  • b.

    holte naar de mal:

    • 1.

      de verticale afstand gemeten van de bovenkant van de kiel tot de onderkant van het bovendek in de zijde. Bij houten en composiet schepen wordt de afstand gemeten vanaf de binnenkant van de sponning in de kiel. Indien de vorm in het onderste gedeelte van het grootspant hol verloopt of indien dikke zandstroken zijn aangebracht, wordt de afstand gemeten van het punt, waar de lijn die van het vlakke deel van het scheeps-vlak naar hart schip wordt doorgetrokken, de zijkant van de kiel snijdt;

    • 2.

      bij schepen waar de overgang van de huidbeplating naar de dekbeplating als een rondgezette plaat is uitgevoerd, moet de holte naar de mal worden gemeten tot het snijpunt van de doorgestrookte lijn van de bovenkant van de balken met de doorgestrookte lijn van de buitenkant van de spanten;

    • 3.

      indien het bovendek verspringt en het verhoogde gedeelte zich uitstrekt voorbij het punt waar de holte naar de mal moet worden bepaald, wordt de holte naar de mal gemeten tot de lijn die vanaf het lage gedeelte van het dek evenwijdig aan het verhoogde gedeelte wordt doorgetrokken;

  • c.

    breedte: de grootste breedte van het schip midscheeps gemeten op de buitenkant van de spanten bij een schip met een metalen huid en op de buitenkant van de huid bij een schip met een huid van ander materiaal;

  • d.

    ingesloten ruimten: alle ruimten, die begrensd worden door de huid van het schip, door vaste of verplaatsbare wanden of schotten, door dekken of afdekkingen, anders dan vaste of wegneembare dekzeilen. Onderbrekingen van het dek, openingen in de scheepshuid, in een dek of een afdekking van een ruimte, in de wanden of schotten van een ruimte, doen, evenmin als het ontbreken van een wand of een schot, niet af aan het feit dat een ruimte een ingesloten ruimte is;

  • e.

    niet in de tonnage begrepen ruimten: ruimten als hieronder omschreven, die niet behoren tot het volume van de ingesloten ruimten:

    • 1.

      een ruimte gelegen binnen een bovenbouw, grenzend aan een zich van dek tot dek uitstrekkende eindopening -waarbij een gordijnplaat, met een hoogte van niet meer dan 25 millimeter boven die van de aangrenzende dekbalken, niet in aanmerking wordt genomen- en welke opening een breedte heeft van 90% of meer van de dekbreedte ter plaatse van de opening.Deze bepaling dient zodanig te worden toegepast dat van de ingesloten ruimten alleen die ruimte niet in de tonnage wordt begrepen, welke gelegen is tussen de werkelijke eindopening en een lijn evenwijdig aan de lijn of het vlak van de opening op een afstand van die opening, gelijk aan de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening. (Figuur 1 van bijlage I);

  • 2.

    indien de breedte van de ruimte door een bepaalde constructie, met uitzondering van het naar elkaar toelopen van de huidbeplating, minder wordt dan 90% van de dekbreedte, wordt alleen de ruimte, gelegen tussen de lijn van de opening en een evenwijdige lijn door het punt waar de dwarsscheepse breedte van de ruimte gelijk aan of minder wordt dan 90% van de dekbreedte, niet in de tonnage van de ingesloten ruimten begrepen. (Figuren 2, 3 en 4 van bijlage I);

  • 3.

    wanneer een tussenruimte, op verschansingen of open relingwerk na geheel open, twee willekeurige ruimten, waarvan een of beide volgens het hiervoor onder 1 en 2 vermelde aangemerkt kunnen worden als "niet in de tonnage begrepen ruimten" van elkaar scheidt, zal de betrokken ruimte of zullen de betrokken ruimten niet als zodanig aangemerkt worden, indien de afstand tussen de twee ruimten minder is dan de kleinste halve dekbreedte ter plaatse van de scheiding. (Figuren 5 en 6 van bijlage I);

  • 4.

    een overdekte ruimte, blootgesteld aan weer en wind, met aan de blootgestelde zijden geen andere verbinding met de scheepsromp dan de voor ondersteuning benodigde stutten. In een dergelijke ruimte kunnen open relingwerk of een verschansing en gordijnplaat aangebracht worden, of stutten aan de scheepszijden, mits de afstand tussen de bovenkant van het relingwerk of de verschansing en de gordijnplaat niet minder bedraagt dan 0,75 meter of een derde van de hoogte van de ruimte, welke van beide de grootste is. (Figuur 7 van bijlage I);

  • 5.

    een ruimte in een zich aan boord tot boord uitstrekkende bovenbouw gelegen tussen tegenover elkaar gelegen zijopeningen met een hoogte niet minder dan 0,75 meter of een derde van de bovenbouwhoogte, welke van beide de grootste is. Indien in een dergelijke bovenbouw de opening slechts aan één zijde is aangebracht, zal de ruimte, welke als niet in de tonnage begrepen ruimte wordt aangemerkt, binnenwaarts gemeten, vanaf de opening, beperkt worden tot een maximum van de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening. (Figuur 8 van bijlage I);

  • 6.

    een ruimte in een bovenbouw, onmiddellijk gelegen onder een niet afgedekte opening in het daarboven gelegen dek, mits een dergelijke opening aan weer en wind is blootgesteld en de ruimte, welke niet als de ingesloten ruimte wordt aangemerkt, begrensd wordt door de oppervlakte van de opening. (Figuur 9 van bijlage I);

  • 7.

    een nis in een buitenwand van een aan weer en wind blootgestelde bovenbouw, waarvan de opening, zonder mogelijkheden tot afsluiting, zich van dek tot dek uitstrekt, mits de binnenwaarts gelegen breedte nergens groter is dan de breedte bij de ingang en de binnenwaartse lengte in de bovenbouw niet groter is dan tweemaal de breedte van de ingang. (Figuur 10 van bijlage I);

De onder 1 tot en met 7 omschreven ruimten worden evenwel behandeld als "ingesloten ruimten" indien:

  • -

    de ruimte is voorzien van planken of andere middelen voor het vastzetten van lading of voorraden; of

  • -

    de openingen zijn voorzien van enige middelen tot sluiting; of

  • -

    de constructie voorziet in enige mogelijkheid tot het sluiten van die openingen;

  • f.

    passagiers: alle personen aan boord met uitzondering van:

    • 1.

      de kapitein en de schepelingen of andere personen die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;

    • 2.

      kinderen beneden de leeftijd van één jaar;

  • g.

    ladingruimten: ingesloten ruimten, begrepen in de berekening van de nettotonnage, die geschikt zijn voor het vervoer van uit het schip te lossen lading, mits zodanige ruimten eveneens begrepen zijn in de berekening van de brutotonnage. Deze ladingruimten dienen kenbaar te worden gemaakt door hen te merken met de letters CC (Cargo Compartment) die zodanig moeten worden aangebracht dat ze niet minder dan 100 millimeter hoog en duidelijk zichtbaar zijn;

  • h.

    dicht tegen weer en wind: zodanig dicht dat onder alle omstandigheden die zich op zee kunnen voordoen, geen water in het schip kan binnendringen;

  • i.

    brutotonnage: de maat van de totale inhoud van een schip vastgesteld volgens de bepalingen van deze regeling;

  • j.

    nettotonnage: de maat van de nuttige capaciteit van een schip vastgesteld volgens de bepalingen van deze regeling.

Brutotonnage

Artikel 3

De brutotonnage (GT) van een schip wordt vastgesteld door middel van de volgende formule:

GT = K1 V,

waarbij: V=het totale volume van alle ingesloten ruimten van het schip in kubieke meters; en

K1=0.2 + 0.02 log V (of volgens de tabel in bijlage II).

Nettotonnage

Artikel 4

  • 1.

    De nettotonnage (NT) van een schip wordt vastgesteld door middel van de volgende formule:

NT = K2 Vc (4d/3D)² + K3 (N1 + N2/10);

waarbij:

  • a.

    de factor (4d/3D)² niet groter mag zijn dan 1;

  • b.

    de term K2 Vc (-4d/3D)² niet minder mag zijn dan 0,25 GT; en

  • c.

    NT niet minder mag zijn dan 0,30 GT, en waarbij:

Vc=het totale volume van de ladingruimten in kubieke meters,

K2=0.2 + 0.02 log Vc (of zoals volgens de tabel in bijlage II),

K3=1.25 (GT + 10.000)/10.000

D =holte naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in artikel 2, onderdeel b;

d =diepgang naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in het tweede lid;

N1=aantal slaapplaatsen voor passagiers in hutten met niet meer dan acht kooien;

N2=aantal slaapplaatsen voor de overige passagiers;

N1 + N2 =totaal aantal passagiers dat het schip volgens het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren; indien N1 + N2 minder is dan 13, worden N1 + N2 geacht gelijk te zijn aan nul;

GT= brutotonnage van het schip als vastgesteld krachtens het bepaalde in artikel 3.

  • 2.

    De diepgang naar de mal, bedoeld in het eerste lid, onder d, is een van de volgende diepgangen:

    • a.

      de diepgang overeenkomende met de lijn voor zomeruitwatering, niet de lijn voor houtvaartuitwatering zijnde, zoals aangegeven op het uitwateringscertificaat;

    • b.

      voor passagiersschepen de diepgang overeenkomende met de hoogstgelegen indelingslastlijn zoals aangegeven op het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen;

    • c.

      voor schepen waaraan geen uitwateringslijn is toegekend: de maximaal toegestane diepgang dan wel 75% van de holte naar de mal midscheeps gemeten als omschreven in artikel 2, onderdeel b.

Wijziging van de nettotonnage

Artikel 5

  • 1.

    Indien de kenmerken van een schip, met name de in de artikelen 3 en 4 omschreven V, Vc, d, N1 of N2, worden gewijzigd en deze wijziging een vermeerdering van de krachtens artikel 4 vastgestelde nettotonnage ten gevolge heeft, dient de met de nieuwe kenmerken overeenkomende nettotonnage van het schip onverwijld te worden vastgesteld en toegepast.

  • 2.

    Voor een schip waaraan gelijktijdig uitwateringslijnen zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b, zijn toegekend, wordt slechts één nettotonnage vastgesteld krachtens artikel 4, welke tonnage wordt berekend naar de toegekende uitwateringslijn die behoort bij het vervoer waaraan met het schip wordt deelgenomen.

  • 3.

    Indien de kenmerken van een schip, met name de in de artikelen 3 en 4 omschreven V, Vc , d, N1 of N2 , worden gewijzigd of als de desbetreffende toegekende uitwateringslijn, bedoeld in het tweede lid, niet meer van toepassing is door een verandering van het met het schip verrichte vervoer, en een zodanige wijziging leidt tot een vermindering van de nettotonnage van het schip zoals vastgesteld krachtens artikel 4, mag niet worden overgegaan tot uitgifte van een nieuw Internationale Meetbrief waarop de aldus vastgestelde nettotonnage is vermeld, alvorens twaalf maanden zijn verstreken na de datum waarop de vigerende Meetbrief is uitgegeven.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing in de volgende gevallen:

    • a.

      als op het schip, dat de vlag heeft gevoerd van een andere Staat, de Meetbrievenlandsverordening van toepassing wordt;

    • b.

      als het schip veranderingen of wijzigingen ondergaat die door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ingrijpend geacht worden, zoals het wegnemen van een bovenbouw, waardoor een wijziging van de toegekende uitwateringslijn noodzakelijk wordt, of

    • c.

      voor passagiersschepen, die worden gebruikt voor het vervoer van grote aantallen dekpassagiers tijdens speciale vaarten, zoals bijvoorbeeld het vervoeren van pelgrims.

Berekening van volumes

Artikel 6

  • 1.

    Alle volumes begrepen in de berekening van bruto- en nettotonnages worden gemeten, tot de binnenzijde van de huid of tot de begrenzingswanden bij metalen schepen en tot de buitenzijde van de huid of tot de binnenzijde van de begrenzingswanden bij schepen gebouwd van ander materiaal, waarbij aangebrachte isolatie of soortgelijke materialen niet in aanmerking worden genomen.

  • 2.

    Het volume van uitbouwsels wordt in het totale volume begrepen.

  • 3.

    Het volume van voor de zee openstaande ruimten mag van het totale volume worden afgetrokken.

Meting en berekening

Artikel 7

  • 1.

    Alle metingen, bedoeld voor de berekening van volumes, worden verricht tot op 1 centimeter nauwkeurig.

  • 2.

    De volumes worden berekend volgens voor de betrokken ruimte algemeen aanvaarde methoden en met een voor het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst aanvaardbare nauwkeurigheid.

  • 3.

    De berekening dient voldoende gedetailleerd te zijn om gemakkelijke verificatie mogelijk te maken.

Artikel 8

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 9

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 10

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling metingsvoorschriften".