LANDSVERORDENING tot vaststelling van nieuwe voorschriften voor de meting van zeeschepen

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING tot vaststelling van nieuwe voorschriften voor de meting van zeeschepen

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze landsverordening verstaat onder:

  • a.

    de minister: de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

  • b.

    Verdrag: het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen 1969 (Trb. 1970, 122 en 194);

  • c.

    Verdrag van Oslo 1947: het Internationaal Verdrag nopens een eenvormig stelsel voor de meting van zeeschepen (laatstelijk Trb. 1970,55);

  • d.

    de datum van inwerkingtreding van het Verdrag: het tijdstip, bedoeld in artikel 17, lid 1, van het Verdrag: zijnde 18 juli 1982;

  • e.

    schip: een zeeschip in de zin van artikel 376 van het Wetboek van Koophandel;

  • f.

    Sint Maartens Zeeschip: een Sint Maartens zeeschip in de zin van artikel 2, eerste lid, dan wel van artikel 4, eerste lid, van het Zeebrievenbesluit van Curaçao en Sint Maarten;

  • g.

    Scheepsmetingsdienst: de dienst die belast is met de meting van zeeschepen, met aan het hoofd de Inspecteur voor de Scheepvaart;

  • h.

    het ondernemen van een reis: het buitengaats brengen van een schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Schepenwet;

  • i.

    Internationale Meetbrief: de meetbrief, door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst dan wel door de administratie van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag;

  • j.

    bijzondere meetbrief: de meetbrief, anders dan bedoeld onder i, vermeldende de bruto- en netto-tonnage van een schip, door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst afgegeven ten behoeve van een schip;

  • k.

    voorlopige meetbrief: de meetbrief anders dan bedoeld onder i en j, voor een tijdsduur van ten hoogste zes maanden door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst afgegeven ten behoeve van een Sint Maartens zeeschip;

  • l.

    nieuw schip: een schip waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium van aanbouw bevindt op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;

  • m.

    bestaand schip: een schip, dat niet is een nieuw schip;

  • n.

    lengte: 96% van de lengte van de lastlijn op 85% van de kleinste holte naar de mal gemeten vanaf de bovenzijde van de kielplaat, dan wel de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot aan de hartlijn van de roerkoning op deze lastlijn gemeten, indien deze laatste lengte groter is. Bij schepen die met stuurlast zijn ontworpen moet de lastlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig aan de constructiewaterlijn worden genomen.

Artikel 2

  • 1. Tenzij in deze landsverordening anders is bepaald, is zij uitsluitend van toepassing op Sint Maartense zeeschepen, voor zover deze schepen bestemd of gebezigd worden voor het ondernemen van een reis.

  • 2. Deze landsverordening is niet van toepassing op oorlogsschepen.

HOOFDSTUK II Bepalingen met betrekking tot Sint Maartense zeeschepen

Paragraaf A. Algemeen

Artikel 3

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op alle Sint Maartense zeeschepen.

Artikel 4

  • 1. Er wordt geen reis ondernomen tenzij ten behoeve van het schip overeenkomstig de bij of krachtens deze landsverordening gegeven bepalingen een meetbrief is afgegeven, welke nog geldig is op het ogenblik van vertrek, te weten:

    • a.

      voor schepen met een lengte van 24 meter of meer een Internationale Meetbrief ten behoeve van:

      1e. nieuwe schepen;

      2e. bestaande schepen, die veranderingen of wijzigingen ondergaan of hebben ondergaan welke door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst worden geacht een aanzienlijke afwijking te vormen van hun bestaande bruto-tonnage;

      3e. bestaande schepen, indien de eigenaar of de rompbevrachter zulks verlangt, in welk geval de tonnages van deze schepen na de afgifte niet meer kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die door de Scheepsmetingsdienst werden toegepast vóór de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;

      4e. alle bestaande schepen, twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, met dien verstande dat deze schepen, met uitzondering van de onder 2e en 3e bedoelde, hun alsdan bestaande tonnages behouden voor de toepassing van de daarmee verband houdende bepalingen van andere bestaande internationale verdragen;

    • b.

      een bijzondere meetbrief, afgegeven door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ingevolge de bepalingen van de Scheepsmeetbrievenlandsverordening ten behoeve van alle bestaande schepen, niet vallende onder 2e, 3e en 4e van het eerste lid, onder a;

    • c.

      voor nieuwe schepen met een lengte van minder dan 24 meter een bijzondere meetbrief, afgegeven door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ingevolge de bepalingen van deze landsverordening;

    • d.

      voor schepen die hebben gevaren onder de vlag van een andere Staat een voorlopige bijzondere meetbrief, welke door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst kan worden afgegeven voordat de tonnages zijn vastgesteld.

  • 2. De meetbrieven, bedoeld in het eerste lid, een afschrift of uittreksel daarvan, worden op verzoek van de eigenaar of de rompbevrachter afgegeven door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst tegen betaling van de kosten, berekend volgens een door de minister vast te stellen tarief.

Paragraaf B. Bepalingen met betrekking tot Sint Maartense zeeschepen waarop het Verdrag van toepassing is

Artikel 5

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Sint Maartense zeeschepen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, 1e, 2e, 3e en 4e.

Artikel 6

  • 1. Voor de afgifte van een Internationale Meetbrief stelt het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vast volgens bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te geven voorschriften.

  • 2. Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.

  • 3. De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.

Artikel 7

  • 1. Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 6, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen veertien dagen na afgifte van de meetbrief schriftelijk aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een nieuwe vaststelling verzoeken.

  • 2. Het Hoofd van genoemde dienst wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is hij voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.

Artikel 8

Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, een Staat, aangesloten bij het Verdrag, verzoeken de bruto- en netto-tonnage van een schip vast te stellen en ten behoeve van dit schip overeenkomstig het Verdrag een Internationale Meetbrief af te geven.

Artikel 9

  • 1. Een Internationale Meetbrief verliest zijn geldigheid en wordt door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ingetrokken indien zodanige wijzigingen hebben plaatsgevonden in de inrichting, de bouw, de capaciteit, het benutten van ruimten, het totale aantal passagiers dat het schip volgens zijn veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren, het vastgestelde vrijboord of de toegestane diepgang, dat daaruit noodzakelijkerwijs een vermeerdering van de bruto- of netto-tonnage voortvloeit.

  • 2. Een door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ten behoeve van een schip afgegeven Internationale Meetbrief verliest zijn geldigheid indien zulk een schip de vlag van een andere Staat gaat voeren, behoudens het bepaalde in het derde en het vijfde lid.

  • 3. Indien een schip de vlag van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, gaat voeren, blijft de Internationale Meetbrief van kracht voor een periode van ten hoogste drie maanden of wel tot het tijdstip waarop die andere Staat een andere Internationale Meetbrief ter vervanging uitgeeft, al naar gelang welk tijdstip eerder valt.

  • 4. Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst doet zo spoedig mogelijk, nadat het schip de vlag van de andere Staat is gaan voeren, aan die andere Staat een afschrift toekomen van de op het tijdstip van de verandering van de vlag door het schip gevoerde meetbrief en een afschrift van de hierop betrekking hebbende berekening van de tonnage.

  • 5. Indien een schip, de vlag voerende van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, een Sint Maartens zeeschip wordt, blijft de Internationale Meetbrief van kracht voor een periode van ten hoogste drie maanden ofwel tot het tijdstip waarop het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een Internationale Meetbrief ter vervanging uitgeeft, al naar gelang welk tijdstip eerder valt.

Paragraaf C. Bepalingen met betrekking tot Sint Maartense zeeschepen waarop het Verdrag niet van toepassing is

Artikel 10

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Sint Maartense zeeschepen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b.

Artikel 11

  • 1. Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, ten behoeve van een bestaand schip, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst tot het tijdstip, twaalf jaar na de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag, de tonnages vaststellen overeenkomstig de bepalingen, die door de Scheepsmetingsdienst werden toegepast voor de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag.

  • 2. Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.

  • 3. De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.

Artikel 12

  • 1.

    Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 11, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen veertien dagen na afgifte van de meetbrief schriftelijk aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een nieuwe vaststelling verzoeken.

  • 2.

    Het Hoofd van genoemde dienst wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is hij voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.

Paragraaf D. Bepalingen met betrekking tot Sint Maartense zeeschepen met een lengte van minder dan 24 meter

Artikel 12a

De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Sint Maartense zeeschepen met een lengte minder dan 24 meter.

Artikel 12b

  • 1. Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel c, stelt het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vast volgens bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te geven voorschriften.

  • 2. Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.

  • 3. De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip waarvoor de bijzondere meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.

Artikel 12c

  • 1. Indien de aanvrager van een meetbrief als bedoeld in artikel 12b, van mening is dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief niet juist is, kan hij binnen veertien dagen na afgifte van de meetbrief schriftelijk aan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst een nieuwe vaststelling verzoeken.

  • 2. Het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is de aanvrager voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.

HOOFDSTUK III Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Sint Maartense zeeschepen

Paragraaf A. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Sint Maartense zeeschepen, waarop het Verdrag van toepassing is

Artikel 13

De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Sint Maartense zeeschepen, waarop het Verdrag van toepassing is.

Artikel 14

  • 1. Op verzoek van een Staat, aangesloten bij het Verdrag, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de bruto- en netto-tonnage van een schip vaststellen en ten behoeve van dit schip overeenkomstig het Verdrag een Internationale Meetbrief, een afschrift of een uittreksel daarvan, afgeven, zulks tegen betaling van de kosten, berekend volgens een door de minister vast te stellen tarief.

  • 2. Een afschrift van de in het eerste lid bedoelde meetbrief alsmede een afschrift van de berekeningen van de tonnages zullen zo spoedig mogelijk aan de Staat, die de vaststelling en afgifte heeft verzocht, worden toegezonden.

  • 3. Een meetbrief, afgegeven op de wijze, bedoeld in het eerste lid, moet een verklaring bevatten inhoudende dat de meetbrief is afgegeven op verzoek van de Staat wiens vlag het schip voert of zal gaan voeren.

  • 4. Ten behoeve van een schip, de vlag voerende van een Staat, niet aangesloten bij het Verdrag, wordt geen Internationale Meetbrief afgegeven.

Artikel 15

De Internationale Meetbrief, afgegeven door een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 9, door Sint Maarten erkend en voor alle doelstellingen, waarop het Verdrag betrekking heeft, door Sint Maarten geacht dezelfde geldigheid te bezitten als de door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst afgegeven meetbrieven.

Artikel 16

  • 1. Op verzoek van een Staat, aangesloten bij het Verdrag, kan, voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.

  • 2. De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten, inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.

Paragraaf B. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Sint Maartense zeeschepen, waarop het Verdrag niet van toepassing is

Artikel 17

De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Sint Maartense zeeschepen, waarop het Verdrag niet van toepassing is.

Artikel 18

  • 1. Op verzoek van een Staat, kan het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst ten behoeve van een schip, geen Sint Maartens zeeschip zijnde, een bijzondere meetbrief, een afschrift of een uittreksel daarvan, afgeven, zulks tegen betaling van de kosten, berekend volgens bij ministeriële regeling vast te stellen tarief.

  • 2. Op de bijzondere meetbrief, afgegeven ingevolge het eerste lid van dit artikel, is het bepaalde in artikel 14, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De bijzondere meetbrief, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dient een verklaring te bevatten, inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.

Artikel 19

Bijzondere meetbrieven, afgegeven ingevolge artikel 18, eerste lid, kunnen voor een bepaalde termijn of onder beperkingen worden afgegeven.

HOOFDSTUK IV Nadere regelingen

Artikel 20

  • 1. Bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen in het belang van een goede uitvoering van deze landsverordening nadere regels worden gesteld.

  • 2. [vervallen]

HOOFDSTUK V Dwang- en Strafbepalingen

Artikel 21

  • 1. Bij vertrek uit en bij binnenkomst in een Sint Maartense haven moet elk schip, ongeacht welke vlag het voert, zijn voorzien van een geldige meetbrief.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde meetbrief moet worden getoond aan de ambtenaren der Douane, bij gebreke waarvan deze ambtenaren geen expeditie verlenen.

  • 3. Als geldige meetbrieven worden alleen aangemerkt:

    • a.

      Internationale Meetbrieven;

    • b.

      [vervallen]

    • c.

      door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst afgegeven of aanvaarde meetbrieven.

Artikel 22

  • 1. Elk schip, ongeacht welke vlag het voert, dat zich in een Sint Maartense haven bevindt, is verplicht zich te onderwerpen aan een inspectie door ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspectie heeft als enig doel vast te stellen dat het schip is voorzien:

    • a.

      hetzij van een geldige Internationale Meetbrief;

    • b.

      hetzij van een meetbrief afgegeven ingevolge de Scheepsmeetbrievenlandsverordening;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      hetzij van een door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst afgegeven of aanvaarde meetbrief, en dat de voornaamste kenmerken van het schip in overeenstemming zijn met de gegevens vermeld op de meetbrief.

  • 3. De uitoefening van deze inspectie mag in geen geval vertraging voor het schip meebrengen.

  • 4. Indien uit de inspectie blijkt, dat de voornaamste kenmerken van het schip afwijken van die vermeld op de internationale Meetbrief, in dier voege, dat dit tot een vermeerdering van de bruto- of netto-tonnage leidt, wordt de Staat wiens vlag het schip voert hiervan door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst onmiddellijk in kennis gesteld.

  • 5. Indien niet is voldaan aan de in het eerste lid bedoelde verplichting, verlenen de ambtenaren der Douane geen expeditie.

Artikel 23

  • 1. Elk schip, ongeacht welke vlag het voert, dat zich bevindt in een Sint Maartense haven en niet is voorzien van een meetbrief als bedoeld in artikel 21, derde lid, is verplicht te voldoen aan een vordering van de ambtenaren van de Scheepsmetingsdienst tot vaststelling van de bruto- en netto-tonnage van het schip.

  • 2. Zolang de in het eerste lid bedoelde vaststelling niet heeft plaatsgevonden, verlenen de ambtenaren van de invoerrechten en accijnzen geen expeditie.

Artikel 24

De kapitein van een Sint Maartens zeeschip, die daarmee een reis onderneemt zonder dat het schip is voorzien van een overeenkomstig de bij of krachtens deze landsverordening gegeven voorschriften afgegeven meetbrief, welke geldig is op het ogenblik van vertrek, wordt gestraft met een geldboete van de derde categorie.

Artikel 25

De kapitein van een Sint Maartens zeeschip, dat niet voldoet aan een van de verplichtingen, vermeld in de artikelen 22, eerste lid, en 23, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 26

Op overtreding van de voorschriften ingevolge artikel 20 bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld, kan straf worden gesteld, doch geen andere of hogere dan een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 27

De bij of krachtens deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 28

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

HOOFDSTUK VI Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 29

  • 1. Op meetbrieven, afgegeven ingevolge het bepaalde in de Scheepsmeetbrievenlandsverordening blijft die landsverordening van toepassing.

  • 2. [vervallen]

Artikel 30

De Scheepsmeetbrievenlandsverordening en de nadere regels ter uitvoering daarvan worden ingetrokken met ingang van de datum, gelegen twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.

Artikel 31

  • 1. Deze landsverordening kan worden aangehaald als „Meetbrievenlandsverordening”.

  • 2. [regelt de inwerkingtreding]