LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot uitvoering van artikel 1 van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, tot uitvoering van artikel 1 van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen

HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Voor het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van licht ontplofbare stoffen als: buskruit, niet vloeibare mengsels van nitroglycerine en op zich zelf niet ontplofbare stoffen (in het bijzonder dynamiet en lithofracteur), nitrocellulose (in het bijzonder schietkatoen), enzovoort is een vergunning vereist van de Minister van Justitie, welke vergunning slechts wordt verleend onder de nodig geachte voorschriften.

    Deze vergunning wordt niet verleend voor:

    • a.

      nitroglycerine of andere ontplofbare nitroverbindingen in vloeibare toestand, alsmede vloeibare mengsels, waarin dergelijke stoffen voorkomen;

    • b.

      ontplofbare verbindingen, die chloorzuur of pikrinezuur bevatten;

    • c.

      niet vloeibare mengsels van nitroglycerine of andere ontplofbare nitroverbindingen, met op zich zelf ontplofbare stoffen, zoals genitreerde cellulose, buskruitsassen, enzovoort;

    • d.

      knalkwikzilver en andere knalzouten en de daarmee vervaardigde preparaten, daaronder niet begrepen slaghoedjes en andere ontstekingsmiddelen, die dergelijke preparaten bevatten.

  • 2. De vergunning kan worden gewijzigd en ingetrokken, zonder dat door belanghebbenden daaraan enige aanspraak op vergoeding wegens geleden schade of wegens winstderving kan worden ontleend.

  • 3. Een vergunning wordt niet vereist voor vervoer van buskruit, munitie of vuurwerk tot een hoeveelheid van 12 ½ kilogram ontplofbare stof, mits verpakt in goedsluitende houten of metalen emballage.

Artikel 2

  • 1. Het bedrag van de zekerheid, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, de in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen, wordt bepaald door de ambtenaar van het openbaar ministerie met de vervolging van het misdrijf belast.

  • 2. Als zekerheid kan door de vervoerder, ter beoordeling van die ambtenaar, een voldoende borgtocht, met solidaire verbintenis van de borg of de borgen gesteld, of de bepaalde som in geld of geldswaardige papieren (courante effecten) gestort worden.

  • 3. Deze storting geschiedt ten kantore van de Ontvanger.

  • 4. Zodra de borgtocht gesteld of het geld of de geldswaarde gestort is, wordt het bedrag daarvan geacht de waarde van het in beslag genomen voer- en vaartuig te vertegenwoordigen.

  • 5. In geval van verbeurdverklaring wordt, bij gebreke van uitlevering van het tegen zekerheid ontslagen voer- of vaartuig met zijn inventaris, de gestorte of de op de borg of de borgen verhaalde som aan de Landskas verantwoord; indien de zekerheid in effecten is gesteld, worden die ten bate van die kas te gelde gemaakt op de door de Minister van Algemene Zaken, hierna te noemen: de minister, te bepalen wijze; ingeval van niet-verbeurdverklaring wordt de gestorte som of worden de gedeponeerde geldswaardige papieren aan de belanghebbende teruggegeven, laatstgemelde papieren met de daarop verschenen renten of dividenden, en vervalt de borgtocht.

Artikel 3

De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op ontplofbare stoffen, bestemd voor de Landsdienst, voor zover die in eigen beheer ingevoerd, bezeten, aangemaakt, vervoerd of gebruikt worden, en evenmin op vervoer of bezit door particulieren van buskruit, munitie of vuurwerk tot een hoeveelheid van 3 kilogram ontplofbare stof.

HOOFDSTUK II. Van de invoer

Artikel 4

  • 1. Invoer van ontplofbare stoffen is alleen geoorloofd op de plaatsen, genoemd in artikel 11 van de Algemene Verordening I. U. en D.

  • 2. De minister is bevoegd vergunning te verlenen, om op andere dan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde plaatsen ontplofbare stoffen in te voeren.

  • 3. Deze vergunning wordt slechts verleend onder de nodig geachte voorschriften, en nadat de wenselijkheid van afwijking van de regel in het eerste lid gesteld, ten genoegen van de minister, is aangetoond.

Artikel 5

  • 1. De schipper van enig binnenkomend vaartuig (daaronder niet begrepen Nederlandse of vreemde oorlogsschepen), dat meer dan 100 kilogram ontplofbare stoffen aan boord heeft, is verplicht op de rede van de in artikel 4 bedoelde plaatsen voor anker te gaan op een afstand van ten minste 300 meter van andere vaartuigen of van bewoonde plaatsen en zo spoedig mogelijk aan de Havenmeester aangifte te doen van:

    1°. de aan boord aanwezige hoeveelheid, soort en merken van de ontplofbare stoffen en de wijze van verpakking;

    2°. de wijze van opberging;

    3°. de naam van de afzender en, voor zover hem bekend, van de geconsigneerde;

    4°. de plaats van bestemming.

    Wanneer geen invoer bedoeld wordt, kan de aangifte zich beperken tot de bijzonderheden onder 1° en 2° van de voorafgaande alinea aangegeven.

  • 2. De Havenmeester geeft van de aankomst van een dergelijk vaartuig onverwijld kennis aan de minister met vermelding van de bovenbedoelde bijzonderheden.

  • 3. De minister kan een vaartuig, dat meer dan 100 kilogram ontplofbare stoffen aan boord heeft, toestaan naar de landingsplaats te gaan, waar het niet dan op de aan te wijzen plaats voor anker mag gaan.

  • 4. Op een vaartuig, dat buskruit en munitie of vuurwerk, waarin buskruit voorkomt, aan boord heeft, geborgen in een daartoe afzonderlijke afgeschoten bergplaats of kruitkamer, welke ten minste vier meter van de stookplaatsen en ketelruimte verwijderd en behoorlijk afgeschoten is en welke in geval van brand gemakkelijk onder water kan gezet worden, is het in de vorige alinea’s van dit artikel bepaalde niet van toepassing.

Artikel 6

  • 1. Zonder vertoon van de in artikel 1 bedoelde vergunning aan de ter plaatse van de lossing eerst verantwoordelijke ambtenaar van de belastingen is de lossing van ontplofbare stoffen verboden.

  • 2. Alvorens krachtens de verkregen vergunning te mogen worden ingevoerd, kunnen de ontplofbare stoffen, met uitzondering van buskruit en munitie of vuurwerk buskruit bevattende, worden onderzocht door een bij landsbesluit benoemde commissie van twee leden en twee plaatsvervangende leden.

  • 3. Zij dient aan de minister zo spoedig mogelijk een proces-verbaal in van haar bevindingen.

  • 4. Zo mogelijk heeft de keuring van de ontplofbare stoffen plaats aan boord van het aanvoerend schip of vaartuig.

  • 5. Bij afkeuring worden de ontplofbare stoffen niet tot lossing toegelaten.

  • 6. Indien tegen de keuring aan boord bezwaren bestaan, wijst de minister de plaats aan waar en de voorwaarden waarop, in afwachting van de keuring, de ontplofbare stoffen voorlopig kunnen worden opgeslagen.

  • 7. De door de commissie afgekeurde ontplofbare stoffen mogen niet worden ingevoerd.

  • 8. Ten aanzien van deze afgekeurde stoffen is de commissie bevoegd zodanige maatregelen te gelasten en zo nodig te nemen als haar in het belang van de algemene veiligheid, blijkens een door haar op te maken proces-verbaal, noodzakelijk voorkomen.

  • 9. Gedeeltelijke of gehele vernietiging van de afgekeurde ontplofbare stoffen geeft geen aanspraak op schadeloosstelling.

  • 10. Van de uitslag van de keuring geeft de minister zo spoedig mogelijk kennis aan de Ontvanger.

  • 11. De leden van de commissie zijn bevoegd voor hun bemoeiingen een vergoeding in rekening te brengen, volgens een door de minister vast te stellen tarief.

  • 12. Alle onkosten ten gevolge van de voorlopige opslag, de keuring enzovoort, komen voor rekening van de persoon, aan wie de vergunning tot invoer is verleend.

HOOFDSTUK III. Van het vervoer

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 7

  • 1. De ontplofbare stoffen moeten stevig ingepakt zijn in daarvoor geschikte emballage, hetzij in metalen kisten of bussen, dan wel in houten kisten, tonnen, vaten of bussen. Deze voorwerpen moeten goed gesloten zijn. Aan de houten voorwerpen mogen geen ijzeren banden of beslag aanwezig zijn, terwijl zij, indien zich daarin buskruit bevindt, alleen mogen voorzien zijn van houten nagels of pennen, of wel van verzonken koperen of messing nagels en schroeven.

  • 2. De tonnen en vaten moeten op de beide bodems, de houten of metalen kisten en bussen aan weerszijden of wel enkel op het deksel voorzien zijn van een opschrift, waardoor de soort van de stof wordt aangeduid in de Nederlandse, Franse, Engelse of Duitse taal, en de firma of het merk van de fabriek, waarvan deze stoffen afkomstig zijn.

Artikel 8

  • 1. Dynamiet en dergelijke mengsels van nitroglycerine of andere nitroverbindingen, met op zich zelf niet ontplofbare stoffen, mogen slechts in patronen, niet in losse massa vervoerd worden.

  • 2. De patronen moeten in de voorwerpen, waarin zij zijn verpakt, zodanig door papier of doek omgeven zijn, dat geen aanraking met de wanden kan plaats hebben.

  • 3. Ontplofbare stoffen mogen noch van ontstekingsmiddelen voorzien, noch daarmee in hetzelfde voorwerp verpakt, vervoerd worden.

  • 4. Mengsels, die nitroglycerine afscheiden en andere nitroverbindingen, welke sporen van ontbinding vertonen, mogen niet vervoerd worden.

  • 5. Ontplofbare stoffen behalve buskruit, welke langer dan drie maanden in een bergplaats opgeborgen zijn geweest, moeten, alvorens vervoerd te mogen worden, opnieuw onderworpen worden aan een keuring door de commissie, bedoeld in artikel 6, welke zo spoedig mogelijk op aan de minister een proces-verbaal van haar bevinding indient.

  • 6. Ten opzichte van de keuring zijn toepasselijk de bepalingen, vervat in het zevende, achtste, negende en elfde lid van artikel 6.

  • 7. Alle onkosten ten gevolge van de keuring enzovoort komen ten laste van de eigenaar van de ontplofbare stoffen.

  • 8. Ontplofbare stoffen, waarvan de verpakking niet voldoet aan de voorschriften van artikel 7, mogen niet vervoerd worden.

Artikel 9

  • 1. De voorwerpen, waarin ontplofbare stoffen zijn verpakt, mogen bij het vervoer niet geworpen worden en de inhoud mag niet meer wegen dan 50 kilogram.

  • 2. Het laden op voer- of in vaartuigen, het lossen van voer- of vaartuigen en het overladen geschieden door dragen van de voorwerpen of door slepen daarvan over haren of wollen kleden, dan wel met behulp van een takeltuig.

Artikel 10

  • 1. Het afladen of lossen en het laden op voer- of in vaartuigen mag alleen geschieden op de plaatsen daartoe aangewezen door de minister.

  • 2. Overladen moet zo veel mogelijk vermeden worden.

  • 3. Bij het laden of lossen en bij het overladen zijn de schepen voor het publiek niet toegankelijk, en mag er geen vuur gebrand en niet gerookt worden.

  • 4. Het laden of lossen en het overladen vindt slechts bij dag plaats en wordt, eenmaal aangevangen, steeds zo spoedig mogelijk volbracht en niet onderbroken, tenzij dit bij opkomend onweer of bij regen nodig blijkt.

Artikel 11

  • 1. Behoudens de uitzonderingen, bedoeld in de artikelen 14 en 19, geschiedt elk transport onder politiegeleide.

  • 2. Aanvragen voor het verkrijgen van een geleide moeten tijdig geschieden aan de minister, die de dag voor het vervoer en de sterkte van het geleide bepaalt.

  • 3. Aan het geleide wordt steeds verstrekt een afschrift van de vergunning tot vervoer en van de voorschriften dat vervoer betreffende, en voorts een opgave van de weg aan het transport voorgeschreven, welke stukken, bij het verwisselen van het geleide, door het ene geleide aan het andere worden overgegeven.

  • 4. Het geleide ziet toe, dat bij het laden en lossen, alsmede gedurende het transport, de bepalingen van dit besluit worden opgevolgd.

  • 5. Aan alle aanwijzingen, te dien aanzien door het geleide gegeven, moet worden voldaan.

  • 6. Reis- en verblijfkosten van dit geleide komen ten laste van de persoon, aan wie de vergunning tot vervoer is uitgereikt.

Artikel 12

  • 1. De voorwerpen, waarin de ontplofbare stoffen zijn gepakt, moeten in de vervoermiddelen geplaatst zijn op en overdekt met haren of wollen kleden of dekens.

  • 2. Zij moeten zodanig vastgezet zijn, dat geen wrijving op hout of metaal kan ontstaan.

  • 3. Indien de colli worden vervoerd, moet elk collo of elke verzameling van colli, die gedragen wordt, met een haren of wollen kleed omwikkeld zijn.

  • 4. Het nat worden van de colli moet zoveel mogelijk worden tegengegaan.

  • 5. Indien de colli, waarin de ontplofbare stoffen verpakt zijn, zodanig hebben geleden, dat daaruit gevaar zou kunnen ontstaan, worden die voorwerpen dadelijk in een haren of wollen kleed ingenaaid, waartoe bij elk transport het nodige moet aanwezig zijn, ten genoegen van het hoofd van het geleide.

  • 6. Het vernieuwen van de verpakking moet alleen bij dringende noodzakelijkheid plaats hebben.

Artikel 13

  • 1. Behoudens de uitzondering vermeld in artikel 19 mag op, in of in de nabijheid van de vervoermiddelen geen vuur of licht aanwezig zijn en niet gerookt worden.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing op de seinlichten en lantaarns, die ingevolge daaromtrent bestaande voorschriften aan boord van de vaartuigen of op dan wel nabij de voertuigen aanwezig moeten zijn.

  • 3. Deze lichten, waartoe geen petroleum of andere licht ontvlambare stoffen mogen worden gebezigd, mogen niet aan boord van het vaartuig of op het voertuig, dat de ontplofbare stoffen vervoert, worden aangestoken of geblust.

Artikel 14

  • 1. Behoudens de uitzondering vermeld in artikel 19 mogen met een transport ontplofbare stoffen niet gelijktijding licht ontvlambare stoffen worden vervoerd, waartoe onder andere gerekend worden: alcohol, chloroform, aether, zwavelkoolstof, chloorzwavel, fosfor, terpentijn, benzol, nafta, benzine, lichte petroleumaether, benzine, petroleum, oleanafta, koolteer, houtteer en soortgelijke artikelen.

  • 2. Onder dit verbod is niet begrepen het voor eigen gebruik aan boord aanwezige teer.

  • 3. De voor ontplofbare stoffen bestemde lont en slaghoedjes, mits afzonderlijk verpakt, zijn onder dit verbod niet begrepen.

Artikel 15

Het vervoer, voor zover het door een bewoond gedeelte van Sint Maarten geschiedt, mag buiten bepaalde noodzakelijkheid, ter beoordeling van de Minister van Justitie, niet anders dan tussen 06:00 uur en 18:00 uur geschieden.

Artikel 16

  • 1. Oponthoud binnen bewoonde plaatsen is verboden, tenzij dit volstrekt nodig is.

  • 2. In geen geval houdt het transport stil in de onmiddellijke nabijheid van in werking zijnde fabrieken, ovens, smederijen en van andere plaatsen, waar anders dan tot huishoudelijk gebruik, vuren aanwezig zijn.

  • 3. Bij onweer houdt het transport zo veel mogelijk stil, op ten minste 300 meter afstand van bewoonde gebouwen of van plaatsen, die met hoog opgaand houtgewas bezet zijn.

§ 2. Bijzondere voorschriften voor het vervoer te land

Artikel 17

  • 1. De voorschriften omtrent het vervoer van ontplofbare stoffen in de artikelen 7 tot en met 16 gegeven, zijn niet toepasselijk bij vervoer uit een bergplaats naar plaatsen van gebruik, gelegen binnen een door de Minister van Justitie aan te geven rayon van de bergplaats.

  • 2. Voor dit vervoer kan een doorlopende vergunning worden gegeven.

Artikel 18

  • 1. De voertuigen, waarin ontplofbare stoffen verzonden worden, moeten overdekt en zo mogelijk van vering voorzien zijn.

  • 2. Zij moeten stapvoets rijden en geen personen mogen daarop plaats nemen.

  • 3. Zij moeten elk voorzien zijn van een daarop duidelijk zichtbaar geplaatste rode vlag van ten minste 50 cm in het vierkant.

  • 4. De onderlinge afstand van de voertuigen, die tot het transport behoren, bedraagt minstens 25 meter.

  • 5. Elk transport moet op de nodige afstand worden voorafgegaan door een geleider met rode vlag als boven vermeld.

  • 6. Heeft het transport tussen 18:00 uur en 06:00 uur plaats, dan moet de boven bedoelde geleider voorzien zijn van een rode lantaarn.

§ 3. Bijzondere voorschriften voor het vervoer te water

Artikel 19

  • 1. De voorschriften, vervat in de artikelen 11, 13 en 14 van dit besluit, zijn bij het vervoer met stoomschepen niet verplichtend.

  • 2. De ontplofbare stoffen moeten in de kruitkamer worden geborgen, of indien daartoe geen gelegenheid bestaat, in een behoorlijk afgeschut gedeelte van het ruim.

  • 3. Stoomschepen, waar geen kruitkamer beschikbaar is, mogen alleen voor het transport van ontplofbare stoffen worden gebezigd, wanneer zij geen passagiers aan boord hebben.

Artikel 20

  • 1. Bij het vervoer met andere vaartuigen dan stoomschepen, wordt bij voorkeur van overdekte vaartuigen gebruik gemaakt.

  • 2. De luiken van de ruimen, waarin de ontplofbare stoffen zijn geborgen, moeten met geteerde zeilen of persenningen overdekt zijn.

  • 3. Wanneer open vaartuigen worden gebezigd, moeten voldoende haren dekkleden en verdere beschutting tegen zon en regen worden aangebracht.

  • 4. Voor het vervoer over zee wordt het geleide bedoeld bij artikel 11 niet meegegeven.

  • 5. Behalve de schipper en zijn ondergeschikten, mag zich overigens op de in dit artikel bedoelde vaartuigen niemand bevinden.

Artikel 21

Op stil liggende geladen vaartuigen is de schipper verplicht te zorgen, dat steeds één persoon de wacht houdt, die, indien hij wordt aangeroepen verplicht is onmiddellijk antwoord te geven.

Artikel 22

  • 1. Aan de top van de mast van vaartuigen, welke ontplofbare stoffen vervoeren, anders dan in daarvoor ingerichte kruitkamers, is zowel bij dag als bij nacht bevestigd een aan een winkelhaak uitgezette witte vlag, ten minste 1,3 meter lang en 0,65 meter breed, waarop in goed leesbare zwarte letters, hetzij het opschrift "Buskruit”, of het opschrift "Dynamiet” gesteld is.

  • 2. Indien het vaartuig geen mast voert, wordt deze vlag aan een stok bevestigd, op de boeg geplaatst of indien dit niet mogelijk is met de hand uitgestoken.

  • 3. Bij dag is daarboven een rode vlag boven het roer geplaatst.

  • 4. Bij nacht worden de gewone seinlichten gevoerd.

Artikel 23

Vaartuigen, die ontplofbare stoffen aan boord hebben, niet bestemd tot invoer in Sint Maarten, zijn, gedurende hun verblijf op de rede of in een haven, aan de bepalingen van dit besluit onderworpen.

HOOFDSTUK IV. Van de opslag

Artikel 24

  • 1. De ontplofbare stoffen, die krachtens verkregen vergunning ingevoerd, aangemaakt dan wel in iemands bezit zijn, moeten, voor zover zij niet dadelijk worden aangewend voor het doeleinde in de vergunning vermeld, worden opgeslagen in lokalen, daartoe door de minister aan te wijzen.

  • 2. Voor zover de omstandigheden zulks toelaten, wordt daartoe bij voorkeur gekozen de bergplaats, door de minister voor het bewaren van soortgelijke stoffen aangewezen.

  • 3. Daarbij zullen moeten worden in acht genomen de regels, die omtrent het voorhanden zijn in die overheids-bergplaatsen zijn of nader zullen worden vastgesteld.

Artikel 25

  • 1. Voor opslag in overheid-bergplaatsen wordt huur van magazijnruimte betaald, volgens het tarief vastgesteld voor de landsentrepôts, die geïnd en verantwoord wordt door degene, die met het beheer van de bergplaats is belast.

  • 2. Sint Maarten is niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van ontplofbare stoffen opgeslagen in de overheids-bergplaatsen.

Artikel 26

  • 1. De particuliere bergplaatsen zullen te allen tijde toegankelijk moeten zijn voor de commissie bedoeld in artikel 6.

  • 2. Van die bergplaatsen moet een stel reservesleutels op het politiebureau worden gedeponeerd.

  • 3 De boven bedoelde commissie is bevoegd ten opzichte van de opgeslagen stoffen al die maatregelen te gelasten of zo nodig te nemen, die haar in het belang van de openbare veiligheid, blijkens een door haar op te maken proces-verbaal, noodzakelijk voorkomen.

  • 4. De eigenaar van de ontplofbare stoffen is verplicht, op straffe van het intrekken van de vergunning, aan een dergelijke last onmiddellijk gevolg te geven.

  • 5. Gedeeltelijke of gehele vernietiging van de aldus onderzochte voorraad geeft geen aanspraak op schadeloosstelling.

  • 6. Het voorlaatste lid van artikel 6 is in deze van toepassing.

  • 7. Alle onkosten ten gevolge van de keuring enzovoort komen ten laste van de eigenaar van de ontplofbare stoffen.

Artikel 27

Slaghoedjes en lont mogen niet in hetzelfde lokaal met ontplofbare stoffen worden opgeborgen.

Artikel 28

In Philipsburg mogen geen ontplofbare stoffen worden bewaard.

Artikel 29

In bergplaatsen van ontplofbare stoffen mag geen vuur, licht, lucifers of andere tot vuurmaking bestemde voorwerpen aanwezig zijn, en niet worden gerookt.

Artikel 30

Het in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk bepaalde is niet van toepassing op het buskruit, de munitie en vuurwerk, welke kooplieden of winkeliers voor hun handel in voorraad hebben tot een hoeveelheid van 50 kilogram ontplofbare stof.

Artikel 31

Iedere koopman of winkelier, die voornemens is buskruit, munitie, of vuurwerk te verkopen, is verplicht vooraf aangifte van dat bedrijf te doen aan de Minister van Justitie.

Artikel 32

Zij zijn verplicht de ontplofbare stoffen, die zij in voorraad hebben, te bewaren in goed gesloten voorwerpen op een veilige plaats, ten genoegen van voormelde ambtenaar.

Artikel 33

[regelt de inwerkingtreding]