LANDSVERORDENING houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen

Artikel 1

  • 1. Voor de toepassing van deze landsverordening wordt verstaan onder:

    • a.

      voertuigen: motorrijtuigen, rijwielen en andere rij- of voertuigen, met uitzondering van kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen;

    • b.

      motorrijtuigen: rij- of voertuigen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, te worden voortbewogen;

    • c.

      bestuurder: hij, die het motorrijtuig bestuurt of onder zijn onmiddellijk toezicht doet besturen.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening worden onder bezitter mede verstaan de beheerder en voorts allen, die krachtens enig beperkt recht, de beschikking over enig goed hebben.

Artikel 2

  • 1. Indien een motorrijtuig waarmee op de weg wordt gereden, betrokken is bij een verkeersongeval waardoor schade wordt toegebracht aan, niet door dat motorrijtuig vervoerde, personen of zaken, is de eigenaar van het motorrijtuig of – indien er een houder van het motorrijtuig is – de houder verplicht om die schade te vergoeden, tenzij aannemelijk is dat het ongeval is te wijten aan overmacht, daaronder begrepen het geval dat het is veroorzaakt door iemand, voor wie onderscheidenlijk de eigenaar of de houder niet aansprakelijk is.

  • 2. De eigenaar of houder die het motorrijtuig niet zelf bestuurt, is aansprakelijk voor de gedragingen van degene door wie hij dat motorrijtuig doet of laat rijden.

  • 3. Het eerste en het tweede lid vinden geen toepassing ten aanzien van schade, door een motorrijtuig toegebracht aan loslopende dieren, aan een ander motorrijtuig in beweging of aan personen en zaken die daarmee worden vervoerd.

  • 4. Dit artikel laat onverkort de uit andere wettelijke bepalingen voortvloeiende aansprakelijkheid.

Artikel 3

  • 1. Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens overtreding van het bepaalde in artikel 5 van deze verordening, of wegens een feit, waarvan de staat van dronkenschap een wettelijk bestanddeel is, of wegens het veroorzaken van de dood of lichamelijk letsel door schuld, of wegens het plegen van, poging tot, of medeplichtigheid aan enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, mishandeling de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hebbend, deelneming aan een aanval of vechterij, enig misdrijf tegen de zeden, diefstal, stroperij, afpersing, afdreiging, verduistering, bedrog, of enig misdrijf, waarvan geweld of bedreiging met geweld een wettelijk bestanddeel is, kan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen worden ontzegd voor het leven, dan wel tijdelijk voor ten hoogste 20 jaar.

  • 2. Bij veroordeling van de bestuurder wegens een feit met een motorrijtuig gepleegd, als omschreven in enige landsverordening tot regeling van het wegverkeer of wegens een van de feiten, omschreven in artikel 2:273, eerste of vijfde lid, of in artikel 3:1 van het Wetboek van Strafrecht, kan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste vier jaren worden ontzegd.

  • 3. Indien tijdens het plegen van een van de feiten genoemd in het tweede lid, nog geen zes jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze strafbare feiten onherroepelijk is geworden, kan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor ten hoogste zes jaren ontzegd worden.

  • 4. Bij toepassing van dit artikel verliest het aan de veroordeelde afgegeven rijbewijs of bijzonder rijbewijs zijn geldigheid zodra de veroordeling onherroepelijk is geworden. Door de politie wordt hiervan, na opgave van de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie, aankondiging gedaan in de Landscourant.

Artikel 4

[vervallen]

Artikel 5

  • 1. Hij, die wetende, dat hem bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd, op een openbare weg een motorrijtuig bestuurt gedurende de tijd, dat hem die bevoegdheid ontzegd is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden en een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Het bij het eerste lid strafbaar gesteld feit wordt beschouwd als een misdrijf.

Artikel 6 en 7

[wijzigen andere regelingen]

Artikel 8

[regelt de inwerkingtreding]