LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 1, eerste lid, onder b, en 8, tweede lid van de Landsverordening regelende de praktijk als vroedvrouw

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN,ter uitvoering van de artikelen 1, eerste lid onder b, en 8, tweede lid van de Landsverordening regelende de praktijk als vroedvrouw

Artikel 1

Als maatregelen, welke de vroedvrouw bij het waarnemen van afwijkingen gedurende de zwangerschap mag nemen, worden aangewezen:

  • a.

    het opheffen van liggingsafwijkingen, indien dit door uitwendige handgrepen kan geschieden;

  • b.

    het bestrijden van zwangerschapsziekten, zulks echter naar de aanwijzing en onder toezicht van een geneeskundige.

Artikel 2

Als gevallen, waarin de in artikel 3 bedoelde geneesmiddelen door vroedvrouwen mogen worden toegediend, worden aangewezen:

  • a.

    weeënzwakte bij normaal baringskanaal, wanneer de vliezen gebroken zijn, de schedel geheel is ingedaald, er volkomen ontsluiting is, de spildraai geheel is volbracht en het hoofd in achterhoofdligging staat, een en ander indien deze toestand anderhalf uur heeft geduurd;

  • b.

    bloedingen in het nageboorte-tijdvak;

  • c.

    bloedingen na de geboorte van de placenta, veroorzaakt door onvoldoende samentrekking van de baarmoeder.

Artikel 3

  • 1. Als geneesmiddelen, tot toediening waarvan vroedvrouwen mogen overgaan, worden aangewezen:

    • a.

      in de gevallen, genoemd in artikel 2, onder a en b: de preparaten, bereid uit de achterkwab van de glandula pituitaria;

    • b.

      in de gevallen, genoemd in artikel 2, onder c: behalve de onder a van dit artikellid aangegeven preparaten, moederkoren (secale cornutum) en de preparaten, bevattende de alkaloïden ergometrine (ergobasine) of ergotaminfe.

  • 2. De toediening van deze geneesmiddelen mag niet langs de weg van de aderen geschieden.

Artikel 4

De vroedvrouw is bevoegd de in artikel 3 genoemde geneesmiddelen voor te schrijven in een hoeveelheid die voor een vrouw ten hoogste mag bedragen:

  • a.

    voor wat betreft de preparaten, bereid uit de achterkwab van de glandula pituitaria: twee ampullen van drie internationale eenheden;

  • b.

    voor wat betreft de preparaten, bevattende de alkaloïden ergemetrine (ergobasine) of ergotamine:

    • 1⁰.

      voor onderhuidse toediening: ampullen tot een totale hoeveelheid van ten hoogste 1 mg van een ergometrine- of ergotaminezout;

    • 2⁰.

      voor toediening door de mond: tabletten, bevattende de bovengenoemde alkaloïden of een van de gebruikelijke preparaten van moederkoren; de totale hoeveelheid van deze middelen mag niet groter zijn dan het dubbele van de maximale dosis per etmaal (volgens de Europese Farmacopee).

Artikel 5

[regelt de inwerkingtreding]