LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 11, 21 en 29 van de Landsverordening voortgezet onderwijs

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

  • -

    minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport;

  • -

    inspecteur: de ingevolge artikel 2 van de Landsverordening voortgezet onderwijs met het uitoefenen van het toezicht daarop belaste instantie;

  • -

    school: een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. of een combinatie van twee of meer van deze schooltypen;

  • -

    bevoegd gezag: voor wat betreft

    • a.

      een openbare school:

      • 1.

        de minister; of

      • 2.

        het openbaar orgaan, bedoeld in artikel 40a van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

    • b.

      een bijzondere school: het schoolbestuur.

HOOFDSTUK II Toelating; voorwaardelijke bevordering; verwijdering

Artikel 2

  • 1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating en stelt daartoe een toelatingscommissie in, bestaande uit de rector of directeur, of een door deze aan te wijzen persoon, en ten minste twee leraren van de school. Van de toelatingscommissie kunnen tevens lid zijn hoofden en onderwijzers van scholen voor funderend onderwijs.

  • 2. Het bevoegd gezag kiest uit één van de volgende drie mogelijkheden met betrekking tot de relatie bevoegd gezag-toelatingscommissie:

    • a.

      de toelatingscommissie heeft een adviserende taak met betrekking tot de toelating. Het bevoegd gezag neemt beslissingen voor de toelating aan de hand van de uitgebrachte adviezen; of

    • b.

      de toelatingscommissie beslist in eerste instantie. Tegen deze beslissing is beroep mogelijk bij het bevoegd gezag; of

    • c.

      het bevoegd gezag laat het nemen van beslissingen in eerste en in laatste instantie over aan de toelatingscommissie.

  • 3. Het bevoegd gezag geeft een schriftelijke regeling van de bevoegdheden en de werkzaamheden van de toelatingscommissie.

  • 4. Indien het bevoegd gezag twee of meer scholen voor voortgezet onderwijs beheert, kan het voor alle of voor een aantal van deze scholen een gemeenschappelijke toelatingscommissie instellen. Een gemeenschappelijke toelatingscommissie kan ook worden ingesteld door meer dan één bevoegd gezag. In deze gevallen behoeven niet alle rectoren of directeuren, of de door deze aan te wijzen personen, van die scholen noch leraren van elke school daarin zitting te hebben. Het tweede en derde lid van dit artikel zijn hier van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1. Tot het eerste leerjaar van een school kan als leerling slechts worden toegelaten hij die het achtste leerjaar van een school voor funderend onderwijs heeft doorlopen.

  • 2. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 3. In bijzondere gevallen kan in overleg met de inspecteur worden afgeweken van het tweede lid.

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11c van de Landsverordening voortgezet onderwijs, als leerling tot het eerste leerjaar van de afdeling voor arbeidsgericht onderwijs aan een school voor v.s.b.o. worden toegelaten, hij die ten minste acht jaren basisonderwijs heeft gevolgd.

Artikel 4

  • 1. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel een school voor v.w.o. is gebaseerd op het rapport, bedoeld in artikel 21 van de Landsverordening funderend onderwijs.

  • 2. De beslissing over de toelating van een leerling tot het eerste leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel een school voor v.w.o. kan mede gebaseerd zijn op het resultaat van een onderzoek naar zijn geschiktheid voor het volgen van het onderwijs aan deze scholen.

  • 3. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek vindt plaats in het laatste leerjaar aan de school voor funderend onderwijs in de vorm van een onderzoek naar de kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden van de leerling.

  • 4. Een leerling die wordt toegelaten tot het eerste leerjaar van een school voor v.s.b.o. volgt onderwijs in een van de in artikel 11 van de Landsverordening voortgezet onderwijs genoemde leerwegen, tenzij hij redelijkerwijs niet mag worden geacht het onderwijs in één van die leerwegen met een diploma te kunnen afronden, in welk geval de leerling, met inachtneming van artikel 11c van de voornoemde landsverordening, wordt geplaatst op een afdeling voor arbeidsgericht onderwijs.

Artikel 5

  • 1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt voorbereid en uitgevoerd door een daartoe in te stellen commissie die de opgaven en normen vaststelt.

  • 2. De voorzitter en de overige leden van de in het eerste lid bedoelde commissie worden jaarlijks vóór 1 november bij landsbesluit benoemd.

  • 3. De minister stelt jaarlijks vóór 1 november de datum vast waarop het onderzoek bedoeld in artikel 4, tweede lid, zal plaatsvinden.

Artikel 6

  • 1. Het onderzoek, bedoeld in artikel 4, tweede lid, geschiedt door middel van opgaven die betrekking hebben op de leerstof van het funderend onderwijs voor zover de leerling deze geacht mag worden te beheersen op het moment van het onderzoek.

  • 2. De resultaten van het onderzoek worden ter beschikking gesteld van de ouders en de toelatingscommissie, bedoeld in artikel 2. Bij de resultaten van het onderzoek wordt voor iedere leerling aangegeven of hij geschikt is voor het volgen van onderwijs aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan een school voor v.w.o.

Artikel 7

[vervallen]

Artikel 8

  • 1. Jaarlijks vóór 1 oktober doet het bevoegd gezag aan de inspecteur mededeling van de gekozen toelatingsprocedure tot het eerste leerjaar.

  • 2. Binnen zes maanden na de toelating zendt het bevoegd gezag een verslag betreffende de toegepaste toelatingsmiddelen en van de daarmee opgedane ervaring aan de inspecteur.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt het hoofd van de school voor funderend onderwijs in kennis van de beslissing omtrent de toelating en na afloop van het eerste leerjaar, indien het hoofd dit verzoekt, van de studieresultaten van de desbetreffende leerlingen.

Artikel 9

De leerling die tot het eerste leerjaar van een school is toegelaten, kan zonder nader onderzoek worden toegelaten tot het eerste leerjaar van een andere school.

Artikel 10

  • 1. Indien een leerling, komende van een ander soort school voor voortgezet onderwijs, toelating tot het tweede leerjaar of een hoger leerjaar vraagt, verzoekt de rector onderscheidenlijk de directeur inlichtingen omtrent de schoolloopbaan, de schoolvorderingen, de aanleg, de belangstelling en de lichamelijke gesteldheid van de leerling aan de rector onderscheidenlijk de directeur van de school die de leerling laatstelijk heeft bezocht.

  • 2. Een leerling als bedoeld in het eerste lid wordt geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs volgens de ontvangende en afleverende school met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, wordt een leerling die in het bezit is van een diploma v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg en een voldoende heeft behaald voor een vak als bedoeld in artikel 20, zesde lid, dan wel van een diploma m.a.v.o. tot het vierde leerjaar van een school voor h.a.v.o. zonder de overeenstemming, bedoeld in het tweede lid, toegelaten.

  • 4. Indien het verzoek tot toelating, bedoeld in het eerste lid, betreft een leerling komende van een school buiten Sint Maarten, dan wordt deze leerling, na overleg met de inspecteur, bij toelating geplaatst in het leerjaar, waarin hij het onderwijs naar verwachting met voldoende resultaat zal kunnen volgen.

Artikel 11

Een leerling, komende van een gelijksoortig schooltype, wordt bij toelating geplaatst in het leerjaar waarin hij op de afleverende school het onderwijs had mogen volgen.

Artikel 12

  • 1. De toelating tot een leerjaar kan niet voorwaardelijk geschieden.

  • 2. In bijzondere gevallen kan in overleg met de inspecteur worden afgeweken van het eerste lid.

Artikel 13

[vervallen]

Artikel 14

  • 1. Aan het einde van het eerste leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderscheidenlijk de rector over iedere leerling een voortgangsrapport op, waarin de stand van de vorderingen vermeld wordt ten aanzien van de vakken waarin de leerling gedurende de basisvorming onderwijs volgt.

  • 2. Aan het einde van het tweede leerjaar van de basisvorming maakt de directeur onderscheidenlijk de rector over iedere leerling een rapport op, waarin vermeld wordt of de leerling de vakken waarin hij gedurende de basisvorming onderwijs heeft gevolgd, in voldoende mate beheerst.

  • 3. Indien een leerling aan het einde van het eerste of tweede leerjaar van de basisvorming de vakken waarin hij gedurende het eerste onderscheidenlijk het tweede jaar onderwijs heeft gevolgd, in onvoldoende mate beheerst, kan de directeur onderscheidenlijk de rector, na overleg met de inspecteur, slechts in bijzondere gevallen de beslissing nemen de leerling het leerjaar te laten overdoen.

  • 4. Voorwaardelijke bevordering is slechts mogelijk aan het einde van het derde leerjaar aan een school voor h.a.v.o. dan wel aan het einde van het derde en vierde leerjaar aan een school voor v.w.o.

Artikel 15

  • 1. Het bevoegd gezag kan onder opgaaf van redenen tot definitieve verwijdering van een leerling overgaan, nadat zijn ouders, voogden of verzorgers in de gelegenheid zijn gesteld hierover te worden gehoord.

    Een leerling wordt op grond van onvoldoende vorderingen niet in de loop van een schooljaar verwijderd.

  • 2. De definitieve verwijdering geschiedt slechts na overleg met de inspecteur.

  • 3. Het bevoegd gezag stelt de inspecteur en de ouders, voogden of verzorgers schriftelijk in kennis van een definitieve verwijdering.

HOOFDSTUK III Inrichting van het onderwijs

§ 1. De basisvorming

Artikel 16

  • 1. [vervallen]

  • 2. [vervallen]

  • 3. De leerlingen van de eerste twee leerjaren van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. volgen gedurende die twee jaren onderwijs in de vakken, vermeld in de onderstaande tabel. In elk van de vakken of in de groepen van vakken volgen zij in die twee jaren tezamen wekelijks ten minste het aantal lessen dat in de tabel is aangegeven:

    ---------------------------------------------------------------------------------------

    Vakken

    Aantal lessen per vak of per groep van vakken

    ---------------------------------------------------------------------------------------

    Nederlandse taal

    7

    Engelse taal

    7

    Franse taal

    4

    Spaanse taal

    4

    mens en maatschappij

    7

    wiskunde

    7

    informatiekunde

    0,5

    mens en natuur

    4

    techniek

    4

    verzorging

    3

    muziek

    5

    drama

    5

    beeldende vorming

    5

    lichamelijke opvoeding

    4

    begeleidingslessen

    2

    ---------------------------------------------------------------------------------------

  • 4. In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.w.o., h.a.v.o. of v.s.b.o. waar de Engelse taal de instructietaal is, wekelijks ten minste vijf lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5. De leerlingen volgen gedurende de eerste twee leerjaren in alle vakken tezamen 72 wekelijkse lessen, met dien verstande dat per leerjaar ten minste 33 wekelijkse lessen gevolgd worden.

  • 6. De leerlingen volgen onderwijs in ten minste twee van de vakken muziek, drama en beeldende vorming.

  • 7. Aan scholen waar het bevoegd gezag dit wenst, volgen de leerlingen onderwijs in de Franse of de Duitse taal, met dien verstande dat het in het vijfde lid genoemde aantal wekelijkse lessen in acht wordt genomen.

§ 2. Profielvoorbereidend onderwijs

Artikel 17

  • 1. [vervallen]

  • 2. [vervallen]

  • 3. In het derde leerjaar van een school voor v.w.o. of h.a.v.o volgen de leerlingen onderwijs in de in onderstaande tabel aangegeven vakken met de daarbij vermelde aantallen wekelijkse lessen:

    ---------------------------------------------------------------------------------------

    Vakken

    Aantal lessen per vak of per groep van vakken

    ---------------------------------------------------------------------------------------

    Nederlandse taal

    4

    Engelse taal

    4

    twee van de talen:

    Spaanse taal

    3

    Franse taal

    3

    Duitse taal

    3

    algemene sociale wetenschappen

    5

    wiskunde

    4

    algemene natuurwetenschappen

    5

    culturele en artistieke vorming

    2

    lichamelijke opvoeding

    2

    studiekeuzebegeleiding

    1

    ---------------------------------------------------------------------------------------

  • 4. Het vak Spaanse taal wordt afgesloten met een centrale toets. Indien de toets met een voldoende is afgerond, wordt een certificaat als bedoeld in artikel 1 van het Landsbesluit landsexamens uitgereikt.

  • 5. De leerlingen volgen gedurende het derde leerjaar in alle vakken samen ten minste 33 en ten hoogste 36 wekelijkse lessen.

§ 3. Het profielonderwijs

Artikel 18

  • 1. Voor een leerling van een school voor v.w.o. is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 4.800 uren en bestaat uit:

    • a.

      het gemeenschappelijk deel van ten hoogste 1.920 uren;

    • b.

      het profieldeel van ten minste 1.880 uren; en

    • c.

      het vrije deel van ten hoogste 1.000 uren.

  • 2. [vervallen]

  • 3. Voor een leerling van een school voor h.a.v.o. is de normatieve studielast van de periode van het profielenonderwijs 3.200 uren en bestaat uit:

    • a.

      het gemeenschappelijk deel van ten hoogste 1.240 uren;

    • b.

      het profieldeel van ten minste 1.040 uren; en

    • c.

      het vrije deel van ten hoogste 920 uren.

Artikel 19

  • 1. [vervallen]

  • 2. Het gemeenschappelijk deel van elk profiel in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Nederlandse taal en literatuur

    480

    Engelse taal en literatuur

    400

    [vervallen]

    Spaanse, Franse of Duitse taal

    240

    algemene natuurwetenschappen

    120

    algemene sociale wetenschappen

    120

    culturele en artistieke vorming

    160

    lichamelijke opvoeding 1

    160

  • 3. [vervallen]

  • 4. In afwijking van het tweede lid is een leerling, die in het bezit is van het diploma h.a.v.o. vrijgesteld van het volgen van onderwijs in de vakken algemene natuurwetenschappen, algemene sociale wetenschappen en culturele en artistieke vorming.

  • 5. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde B

    600

    natuurkunde

    480

    scheikunde

    440

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde D

    440

    informatica

    440

    aardrijkskunde

    440

    biologie

    480

  • 6. Het profieldeel van het profiel natuur en gezondheid in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde A

    520

    biologie

    480

    scheikunde

    440

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde D

    440

    informatica

    440

    aardrijkskunde

    440

    natuurkunde

    480

  • 7. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde

    normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    economie

    480

    wiskunde A

    520

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met twee van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    geschiedenis

    440

    aardrijkskunde

    440

    informatica

    440

    management en organisatie

    440

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    480

  • 8. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het v.w.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde C

    480

    geschiedenis

    480

    een kunstvak (beeldende vorming, muziek, dans of drama) of Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    480

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    aardrijkskunde

    440

    management en organisatie

    440

    informatica

    440

    economie

    480

  • 9. De leerling volgt tevens onderwijs in ten minste één door de leerling te kiezen vak, genoemd in onderdeel a. Het vrije deel van elk profiel in het v.w.o. kan omvatten:

    • a.

      vakken genoemd in het vijfde tot en met achtste lid, voor zover nog niet gekozen, met dien verstande dat:

      • 1.

        van de vakken wiskunde A, wiskunde B en wiskunde C er slechts één deel kan uitmaken van het profiel en dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel; en

      • 2.

        van de kunstvakken beeldende vorming, muziek, drama en dans er slechts één deel kan uitmaken van het profiel;

    • b.

      door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen.

Artikel 19a

  • 1. Het gemeenschappelijke deel van elk profiel in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Nederlandse taal en literatuur

    400

    Engelse taal en literatuur

    360

    algemene natuurwetenschappen

    120

    algemene sociale wetenschappen

    120

    culturele en artistieke vorming

    120

    lichamelijke opvoeding

    120

    met dien verstande dat ten minste twee van de drie talen een normatieve studielast van 400 uren hebben.

  • 2. In afwijking van het eerste lid zijn de leerlingen in de profielen natuur en techniek en natuur en gezondheid vrijgesteld van het volgen van onderwijs in het vak algemene natuurwetenschappen.

  • 3. [vervallen]

  • 4. Het profieldeel van het profiel natuur en techniek in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde B

    360

    natuurkunde

    400

    scheikunde

    320

  • 5. Het profieldeel van het profiel natuurwetenschappen in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    wiskunde A

    360

    natuurkunde

    400

    scheikunde

    320

  • 6. Het profieldeel van het profiel economie en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    economie

    400

    wiskunde A

    320

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    geschiedenis

    320

    aardrijkskunde

    320

    informatica

    320

    management en organisatie

    320

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    400

  • 7. Het profieldeel van het profiel cultuur en maatschappij in het h.a.v.o. omvat de volgende vakken, met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    Spaanse, Franse of Duitse taal en literatuur

    400

    geschiedenis

    320

    met dien verstande dat de leerling dit vakkenpakket uitbreidt met een van de navolgende vakken met de daarbij vermelde normatieve studielast, uitgedrukt in uren:

    een kunstvak (beeldende vorming, muziek, dans of drama)

    360

    aardrijkskunde

    320

    management en organisatie

    320

    informatica

    320

    economie

    400

  • 8. De leerling volgt tevens onderwijs in ten minste een door de leerling te kiezen vak, genoemd in onderdeel a. Het vrije deel van elk profiel in het h.a.v.o. kan omvatten:

    • a.

      vakken genoemd in het vierde tot en met zevende lid, voor zover nog niet gekozen, en tevens het vak wiskunde D, met dien verstande dat:

      • 1.

        van de vakken wiskunde A en wiskunde B er slechts één deel kan uitmaken van het profiel en dat wiskunde D uitsluitend kan worden gekozen indien ook wiskunde B deel uitmaakt van het profiel; en

      • 2.

        van de kunstvakken beeldende vorming, muziek, drama en dans er slechts één deel kan uitmaken van het profiel;

    • b.

      het vak algemene natuurwetenschappen;

    • c.

      door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen die alle leerlingen volgen;

    • d.

      door het bevoegd gezag vast te stellen vakken, genoemd in artikel 19.

Artikel 19b

  • 1. Door het bevoegd gezag vast te stellen vakken en andere programmaonderdelen van het vrije deel, bedoeld in de artikelen 19, negende lid, onderdeel b, en 19a, achtste lid, onderdeel c, hebben een normatieve studielast van 40 uren of een geheel veelvoud daarvan. Het bevoegd gezag kan, met toestemming van de inspecteur, indien de aard van een ander programmaonderdeel daartoe noodzaakt, de studielast van dat andere programmaonderdeel in afwijking van de eerste volzin vaststellen op minder dan 40 uren.

  • 2. Indien het bevoegd gezag bij de vaststelling van vakken en andere programmaonderdelen andere instellingen of deskundige personen van buiten de school betrekt, kan het onderwijs in die vakken en andere programmaonderdelen, onverminderd de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor het onderwijs aan de school, de inspecteur gehoord, mede worden verzorgd door die andere instellingen of deskundige personen.

Artikel 19c

[ vervallen ]

§ 4. Voorbereidend secundair beroepsonderwijs

Artikel 20

  • 1. [vervallen]

  • 2. [vervallen]

  • 3. Gedurende het derde en vierde leerjaar volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de praktisch basisgerichte, praktisch en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel onderwijs in de vakken, genoemd in onderstaande tabel. In elk van de vakken volgen zij in het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de in onderstaande tabel voor elke leerweg aangegeven aantallen lessen:

    __________________________________________________________________________

    vakken

    aantal lessen per vak

    __________________________________________________________________________

    theoretisch kadergerichte leerweg

    praktisch kadergerichte leerweg

    praktisch basisgerichte leerweg

    Engelse taal

    8

    6

    5

    Nederlandse taal

    8

    6

    5

    Franse of Spaanse taal

    6

    5

    4

    mens en maatschappij 1

    2

    2

    2

    culturele en artistieke vorming

    4

    4

    4

    lichamelijke opvoeding

    4

    4

    4

    __________________________________________________________________________

  • 4. In afwijking van het derde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. waar de Engelse taal de instructietaal is, in respectievelijk de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in het gemeenschappelijke deel ten minste respectievelijk zes, vijf en vier lessen in het vak Nederlandse taal.

  • 5. Onverminderd het derde en vierde lid volgen de leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de praktisch basisgerichte, praktisch kadergerichte en theoretisch kadergerichte leerweg in de sectoren techniek, zorg en welzijn en economie gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs in de per sector aangegeven vakken of sectorprogramma’s. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak of sectorprogramma aangegeven aantallen lessen:

    a. sector techniek:

    __________________________________________________________________________

    vakken/sectorprogramma’s

    aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

    __________________________________________________________________________

    theoretisch kadergerichte leerweg

    praktisch kadergerichte leerweg

    praktisch basisgerichte leerweg

    sectordeel:

    natuur-scheikunde

    6

    5

    4

    wiskunde

    6

    5

    4

    informatie- en communicatietechnologie

    8

    24

    24

    sectorprogramma:

    metaal, bouw,

    ecotechniek of

    instalectro

    -

    24

    24

    intrasectoraalprogramma techniek

    8

    -

    -

    __________________________________________________________________________

    b.

    __________________________________________________________________________

    sector zorg en welzijn:

    __________________________________________________________________________

    vakken/sectorprogramma’s

    aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

    __________________________________________________________________________

    theoretisch kadergerichte leerweg

    praktisch kadergerichte leerweg

    praktisch basisgerichte leerweg

    sectordeel:

    biologie

    6

    5

    4

    wiskunde of mens en maatschappij 1,2

    6

    5

    4

    sectorprogramma:

    algemene mensverzorging, uiterlijke verzorging of verzorging algemeen

    8

    24

    24

    __________________________________________________________________________

    c.

    __________________________________________________________________________

    sector economie:

    __________________________________________________________________________

    vakken/sectorprogramma’s

    aantal lessen per vak/sectorprogramma’s

    __________________________________________________________________________

    theoretisch kadergerichte leerweg

    praktisch kadergerichte leerweg

    praktisch basisgerichte leerweg

    sectordeel:

    economie

    6

    5

    4

    Spaanse taal, Franse taal of wiskunde

    6

    5

    4

    sectorprogramma:

    hospitality of administratie en commercie

    8

    24

    24

    _________________________________________________________________________

  • 6. De leerlingen van een school voor v.s.b.o. in de theoretisch kadergerichte leerweg kunnen op hun verzoek gedurende het derde en vierde leerjaar tevens onderwijs volgen in ten minste een van de navolgende voor hun sector aangegeven vakken. Ze volgen gedurende het derde en vierde leerjaar tezamen wekelijks ten minste de per vak aangegeven aantallen lessen:

    a.

    sector techniek:

    _______________________________________________________________________

    vakken

    aantal lessen per vak

    _______________________________________________________________________

    Spaanse taal

    6

    Franse taal

    6

    natuur- en scheikunde 2

    6

    economie

    6

    biologie

    6

    mens en maatschappij 1,2

    6

    _______________________________________________________________________

    b.

    sector zorg en welzijn:

    _______________________________________________________________________

    vakken

    aantal lessen per vak

    _______________________________________________________________________

    Spaanse taal

    6

    Franse taal

    6

    wiskunde

    6

    natuur-scheikunde 1

    6

    natuur-scheikunde 2

    6

    mens en maatschappij 1,2

    6

    _______________________________________________________________________

    c.

    sector economie:

    _______________________________________________________________________

    vakken

    aantal lessen per vak

    _______________________________________________________________________

    Spaanse taal

    6

    Franse taal

    6

    wiskunde

    6

    natuur-scheikunde 1

    6

    natuur-scheikunde 2

    6

    biologie

    6

    mens en maatschappij 1,2

    6

    _______________________________________________________________________

  • 7. De leerlingen volgen bij het sectorprogramma ecotechniek in afwijking van het vijfde lid, onderdeel a, in het sectordeel het vak biologie in plaats van het vak wiskunde en volgen in afwijking van het zesde lid, onderdeel a, bij keuze van het vak biologie het vak wiskunde.

  • 8. De leerlingen van alle leerwegen volgen gedurende het derde en vierde leerjaar in alle vakken tezamen ten minste 64 en ten hoogste 72 wekelijkse lessen. In geval van een keuzevak als bedoeld in het zesde lid, wordt het maximaal aantal wekelijkse lessen, genoemd in de eerste volzin, verhoogd met twee wekelijkse lessen.

  • 9. In het derde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste één week en ten hoogste vier weken stage.

  • 10. In het vierde leerjaar lopen de leerlingen van de praktisch kadergerichte alsmede praktisch basisgerichte leerweg ten minste twee weken en ten hoogste zes weken stage.

Artikel 20a

  • 1. In afwijking van artikel 20 volgen de leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderijs, onderwijs in ten minste de vakken Engels, rekenen/wiskunde, informatica, lichamelijke opvoeding en mens en maatschappij.

  • 2. In afwijking van artikel 20, negende en tiende lid, omvat de stage voor leerlingen aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs ten hoogste de helft van de som van de wekelijkse lessen, met dien verstande dat de stage van leerlingen die jonger zijn dan 16 jaar, ten hoogste vier vijfde deel van de som van de wekelijkse lessen vormt.

Artikel 20b

  • 1. Het bevoegd gezag van een school kan een leerling in bijzondere gevallen op diens verzoek, of indien de leerling minderjarig is, op verzoek van diens ouders, voogden of verzorgers:

    • a.

      ontheffing verlenen voor één van de vakken van de basisvorming met uitzondering van het vak Engelse taal. Het bevoegd gezag bepaalt bij de ontheffing welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor het vak waarvoor ontheffing is verleend;

    • b.

      ontheffing verlenen voor het volgen van onderwijs in het vak lichamelijke opvoeding, indien de leerling vanwege diens lichamelijke gesteldheid niet in staat is dit onderwijs te volgen;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      ontheffing verlenen voor het volgen van onderwijs in een van de talen Spaans, Frans of Duits, genoemd in artikel 19, eerste en tweede lid, in de volgende gevallen:

      • 1.

        de leerling heeft een stoornis die specifiek betrekking heeft op taal of een zintuiglijke stoornis die effect heeft op taal;

      • 2.

        de leerling volgt onderwijs in het profiel natuur en techniek of het profiel natuur en gezondheid en het onderwijs in de taal verhindert naar verwachting een succesvolle afronding van de opleiding.

  • 2. Het bevoegd gezag geeft de inspecteur kennis van de verleende ontheffing, vermeldt de gronden waarop deze ontheffing berust alsmede welk onderwijs voor de leerling in de plaats komt voor het vak waarvoor ontheffing is verleend.

  • 3. Bij de ontheffingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en d, sub 1, is een medische indicatie vereist. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde ontheffingen.

§ 4A. Godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijke vorming

Artikel 21

  • 1. Indien het bevoegd gezag dat wenst, volgen de leerlingen in het eerste tot en met derde leerjaar van een school voor v.w.o. en h.a.v.o., en voor alle leerjaren in het v.s.b.o. wekelijks ten hoogste twee lessen godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijke vorming, met dien verstande dat de in de artikelen 16, 17 en 20 genoemde maximum aantallen wekelijkse lessen in acht worden genomen.

  • 2. Indien het bevoegd gezag dat wenst, kan godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijke vorming opgenomen worden in het vrije deel van het profielenonderwijs aan een school voor v.w.o. dan wel h.a.v.o., met dien verstande dat de maximale studielast hiervoor respectievelijk 240 en 160 uur bedraagt.

Artikel 22

[vervallen]

Artikel 23

[vervallen]

§ 5. Duur van de lessen

Artikel 24

  • 1. De duur van de lessen is 45 minuten.

  • 2. In bijzondere gevallen kan de inspecteur op verzoek van het bevoegd gezag afwijking van het eerste lid goedkeuren.

§ 6. [vervallen]

Artikel 25

[vervallen]

§ 7. Splitsing en samenvoeging van klassen en vorming van groepen

Artikel 26

  • 1. Vorming van klassen en vorming van groepen van leerlingen kan slechts geschieden, voor zover het totale aantal leraarlessen niet groter wordt dan de uitkomst van de formule 36 n + a + p en het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen ten minste 18 bedraagt.

  • 2. Onder het totale aantal leerlinglessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leerling volgens de lesrooster wekelijks volgt.

    Onder het totale aantal leraarlessen wordt verstaan de som van de aantallen lessen die iedere leraar volgens de lesrooster wekelijks geeft.

  • 3. In de formule 36 n + a + p stellen voor:

    n: het aantal klassen van de school, te berekenen op de wijze zoals in artikel 27 is aangegeven,

    a: het aantal klassen van het eerste en tweede leerjaar, berekend volgens artikel 27.

    p: voor een school voor v.w.o. 32

    voor een school voor h.a.v.o. 24

    voor een school voor v.s.b.o. 16.

  • 4. Indien het bevoegd gezag de leerlingen niet de keuze biedt uit alle vakken waarin het eindexamen kan worden afgelegd, kan de minister de waarde van p op een lager aantal vaststellen.

Artikel 27

  • 1. Het aantal klassen van een school wordt voor de bepaling van de waarde van n berekend door de som te bepalen van de naar boven op de naastbijgelegen gehele getallen afgeronde quotiënten die worden verkregen door het aantal leerlingen van elk leerjaar van die school te delen door 30. In afwijking van de eerste volzin is in geval van arbeidsgericht onderwijs het quotiënt 16.

    In bijzondere gevallen kan de minister, de inspecteur gehoord, toestemming verlenen om van het hierboven bepaalde af te wijken.

  • 2. Er worden klassen en groepen gevormd van ten hoogste 30 leerlingen. In bijzondere gevallen kan de inspecteur op verzoek van het bevoegd gezag groepen van meer dan 30 leerlingen toestaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid worden aan een afdeling arbeidsgericht onderwijs respectievelijk aan de praktisch kadergerichte leerweg of praktisch beroepsgerichte leerweg van een school voor v.s.b.o. groepen gevormd van ten hoogste 16 respectievelijk 24 leerlingen.

  • 4. In afwijking van het tweede en derde lid is het toegestaan bij het onderwijs aan scholen voor v.s.b.o. in de sectorprogramma's metaal, bouw en motorvoertuigentechniek respectievelijk de sectorprogramma's instalectro en hospitality klassen of groepen te vormen van ten hoogste 10 respectievelijk 12 leerlingen, indien de veiligheid van de leerlingen dit vereist.

Artikel 28

Indien het quotiënt van het totale aantal leerlinglessen en het totale aantal leraarlessen groter is dan 24, wordt het maximaal toegestane totaal aantal leraarlessen vastgesteld op het naar boven afgerond quotiënt van het totaal aantal leerlinglessen en het getal 24.

Artikel 29

Bij de toepassing van de voorgaande en de volgende artikelen wordt tot grondslag genomen het gemiddeld aantal leerlingen dat op 1 juni van het afgelopen schooljaar en op 1 september van het desbetreffende schooljaar als werkelijk schoolgaand bekend stond.

Artikel 30

Indien twee of meer scholen, genoemd in artikel 26, derde lid, tot een scholengemeenschap zijn verenigd, worden deze scholen voor de toepassing van de voorgaande artikelen van deze paragraaf als één school aangemerkt, met dien verstande dat:

  • a.

    de leerjaren die deze scholen niet gemeenschappelijk hebben, voor de berekening van het aantal klassen worden aangemerkt als leerjaren van zelfstandige scholen;

  • b.

    indien twee of meer van deze scholen behalve eerste leerjaren ook tweede of derde leerjaren gemeenschappelijk hebben, de waarde van a wordt vermeerderd met het getal dat gelijk is aan tweemaal het aantal klassen van de gemeenschappelijke tweede of derde leerjaren;

  • c.

    de waarde van p gesteld wordt op de som van de getallen, in artikel 26, derde lid, genoemd voor ieder van de scholen die tot de scholengemeenschap behoren.

Artikel 31

  • 1. Artikel 28 blijft buiten toepassing, zolang de school niet alle leerjaren omvat.

  • 2. Indien van een school voor v.w.o. de hoogste drie leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0.

    Indien van een zodanige school uitsluitend de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 10. Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 20.

  • 3. Indien van een school voor h.a.v.o. de laatste twee leerjaren nog niet zijn gevormd, bedraagt de waarde van p 0.

    Indien van een zodanige school uitsluitend het laatste leerjaar niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 15.

  • 4. Indien van een school voor v.s.b.o. het hoogste leerjaar nog niet is gevormd, bedraagt de waarde van p 0.

HOOFDSTUK IV Slotbepalingen

Artikel 32

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit scholen v.w.o., h.a.v.o, v.s.b.o.

  • 2. [regelt de inwerkingtreding]