LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 28 tot en met 31 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de artikelen 28 tot en met 31 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar: ambtenaar in dienst van Sint Maarten;

  • b.

    bezoldiging: bezoldiging bedoeld in artikel 18 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.

Artikel 2

De toelagen, bedoeld in de paragrafen 2 en 4 worden aan de ambtenaar toegekend door het gezag, dat bevoegd is de bezoldiging aan de ambtenaar toe te kennen of in de toegekende bezoldiging wijziging te brengen.

§ 2. Kindertoelage

Artikel 3

  • 1. De kindertoelage bedraagt per jaar NAf 120,- voor één kind, NAf 180,- voor twee kinderen en NAf 240,- voor meer dan twee kinderen, vermeerderd met het in onderstaande kolom 1 aangegeven percentage van bezoldiging en met inachtneming van de in de onderstaande kolommen 2 en 3 aangegeven minima en maxima:

    Aantal

    kinderen

    1

    percentage

    2

    minima

    3

    maxima

    1

    5

    NAf 156,-

    NAf 660,-

    2

    9,5

    NAf 312,-

    NAf 1.260,-

    3

    13,5

    NAf 468,-

    NAf 1.800,-

    4

    16,5

    NAf 624,-

    NAf 2.100,-

    5

    19

    NAf 780,-

    NAf 2.400,-

    6

    21,5

    NAf 936,-

    NAf 2.700,-

    7

    24

    NAf 1.092,-

    NAf 3.000,-

    8

    26,5

    NAf 1.248,-

    NAf 3.300,-

    9

    29

    NAf 1.404,-

    NAf 3.600,-

    10

    31,5

    NAf 1.560,-

    NAf 3.900,-

  • 2. Wanneer het aantal kinderen meer dan tien bedraagt, wordt het in kolom 1 vermeld percentage van 31,5 verhoogd met 2,5, voor elk kind boven het getal tien en worden de in de kolommen 2 en 3 vermelde bedragen van NAf 1.560,- en NAf 3.900,- verhoogd met NAf 156,- onderscheidenlijk NAf 300,- voor elk kind boven het getal tien.

  • 3. Het totaal bedrag aan kindertoelage wordt naar boven afgerond tot het naaste bedrag in guldens, dat een veelvoud is van 12.

Artikel 4

Het genot van kindertoelage vangt aan met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die, waarin het recht op kindertoelage is ontstaan en eindigt met ingang van de eerste van de maand, volgende op die, waarin het recht op kindertoelage verloren is gegaan.

Artikel 5

  • 1. De kindertoelage wordt aan de ambtenaar uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

  • 2. De kindertoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat, dat zij niet ten goede komt of zal komen aan het kind ten behoeve waarvan zij is toegekend, aan een ander dan aan de ambtenaar betaalbaar worden gesteld.

Artikel 5a

  • 1. Indien beide ouders ambtenaar zijn, heeft slechts de ouder, tot wiens huisgezin het kind behoort, recht op het genot van de kindertoelage.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid wordt bij de vaststelling van de kindertoelage rekening gehouden met de ouder, die de hoogste bezoldiging geniet.

§ 3. Kostwinnerstoelage

Artikel 6

  • 1. De kostwinnerstoelage bedraagt per jaar het verschil tussen de bezoldiging, die de ambtenaar zou genieten, indien hij als gehuwd in de zin van artikel 31 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht zou zijn aangemerkt en de bezoldiging, die hij geniet.

  • 2. Zij kan worden genoten door de ambtenaar, die als enig kostwinner in de zin van het volgende artikel wordt aangemerkt.

Artikel 7

Als enig kostwinner wordt aangemerkt:

  • a.

    de ambtenaar die krachtens de in artikel 18 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht bedoelde regelingen als ongehuwd wordt aangemerkt en op wie een wettelijke alimentatieplicht rust anders dan ten aanzien van een natuurlijk kind of natuurlijke kinderen dan wel die voorziet in het levensonderhoud van broer of zuster, die hetzij jonger is dan 18 jaar dan wel ouder dan 50 jaar, hetzij wegens ziels- of lichaamsgebreken blijvend niet in staat is in zijn of haar eigen levensonderhoud te voorzien;

  • b.

    de gehuwde vrouwelijke ambtenaar, wier echtgenoot wegens ziels- of lichaamsgebreken blijvend niet in staat is in het levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin te voorzien.

Artikel 8

Het genot van kostwinnerstoelage vangt aan met ingang van de dag van toekenning en eindigt in ieder geval met ingang van de eerste dag, van de maand volgende op die, waarin de omstandigheden, die tot toekenning aanleiding hebben gegeven, hebben opgehouden te bestaan.

Artikel 9

Geen kostwinnerstoelage wordt toegekend, wanneer degene ten aanzien van wie de ambtenaar als enig kostwinner is aangemerkt uit anderen hoofde inkomsten geniet of redelijkerwijs zou kunnen genieten, die gelijk zijn aan of meer bedragen dan het bedrag, bedoeld in artikel 6, eerste lid.

Artikel 10

  • 1. De inkomsten, die degene ten aanzien van wie de ambtenaar als enig kostwinner is aangemerkt, uit anderen hoofde geniet of gaat genieten dan wel redelijkerwijs zou kunnen genieten, worden op de kostwinnerstoelage, die wordt of is toegekend, in mindering gebracht.

  • 2. Voor de berekening van het bedrag van de vermindering worden de inkomsten, over een tijdvak van zes maanden afgerond naar beneden tot het naaste bedrag in guldens, dat een veelvoud is van zes, vergeleken met de kostwinnerstoelage over hetzelfde tijdvak.

Artikel 11

  • 1. De kostwinnerstoelage wordt aan de ambtenaar uitbetaald tegelijk met zijn bezoldiging.

  • 2. De kostwinnerstoelage kan, indien gegrond vermoeden bestaat, dat zij niet ten goede komt of zal komen aan degene ten behoeve van wie zij is toegekend aan een ander dan aan de ambtenaar betaalbaar worden gesteld.

Artikel 12

De ambtenaar, aan wie een kostwinnerstoelage is toegekend, is gehouden de minister, die de toelage heeft toegekend, uit eigen beweging en desgevraagd onverwijld schriftelijk in kennis te stellen van alles wat op de hoogte van het bedrag van de toelage van invloed kan zijn, met uitzondering van wijzigingen in zijn bezoldiging.

§ 4. Standplaats- en detacheringstoelage

Artikel 13

[vervallen]

Artikel 14

  • 1. De ambtenaar, die tijdelijk buiten zijn standplaats te werk wordt gesteld, wordt ter bestrijding van de daaruit voortvloeiende onvermijdelijke uitgaven in het genot gesteld van een detacheringstoelage.

  • 2. De toelage wordt van geval tot geval en als regel voor een tijdvak van ten hoogste drie maanden vastgesteld, mede aan de hand van de door de ambtenaar verstrekte gegevens.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 15

[vervallen]

Artikel 16

Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Regeling kinder-, kostwinners- en detacheringstoelagen, en treedt in werking met ingang van 1 januari 1966.