MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs

Artikel 1

[vervallen]

Artikel 2

  • 1. Aangewezen als bekwaamheidsbewijzen in de zin van artikel 4, tweede lid, laatste volzin, van de Landsverordening funderend onderwijs, worden de diploma’s leerkracht funderend onderwijs als afgegeven in het jaar 2008, of daarna, door de University of St. Maarten.

  • 2. Tevens aangewezen als bekwaamheidsbewijs in de zin van artikel 4, tweede lid, laatste volzin, van de bovengenoemde landsverordening, voor zover betrekking hebbend op de diploma’s applicatiecursus leerkracht funderend onderwijs, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, cijfer 1, en onder b, cijfer 1, van die landsverordening, worden de diploma’s van de Dienst Planning, Projecten & Innovatie.

Artikel 3

  • 1. Ten aanzien van de bewijzen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, cijfer 1, en onder b, cijfer 1, van de Landsverordening funderend onderwijs, geldt dat examenkandidaten van de betreffende applicatiecursus, op daartoe strekkend verzoek door zijn bevoegd gezag aan de Inspectiedienst Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport door deze worden beoordeeld op het reeds feitelijk bezitten van bekwaamheid als onderwerp van de betreffende applicatiecursus.

  • 2. [vervallen]

  • 3. Een in dit verband door de Inspectiedienst Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport af te geven bekwaamheidsverklaring, verleent de kandidaat vrijstelling ten aanzien van het te volgen nascholingsprogramma van de applicatiecursus.

Artikel 4

[regelt de inwerkingtreding]