MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs

Afdeling 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. Voor de begrippen die in deze landsverordening worden gehanteerd gelden de begripsomschrijvingen die zijn opgenomen in artikel 1 van de Landsverordening funderend onderwijs.

  • 2. Onder uitvoeringsbureau wordt verstaan het uitvoeringsbureau, bedoeld in artikel 16, eerste lid.

  • 3. Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op de bevoegde leerkrachten, directeuren en adjunct-directeuren verbonden aan een school voor funderend onderwijs. De nascholing van het overig personeel verbonden aan een school voor funderend onderwijs wordt door het desbetreffende bevoegd gezag bepaald.

Afdeling 2 INHOUD NASCHOLING

Artikel 2

  • 1. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor de inhoud van de nascholing van het personeel dat is verbonden aan de onder zijn gezag staande scholen voor funderend onderwijs.

  • 2. Het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma moet gericht zijn op de realisering van de kerndoelen van de acht educatiegebieden van het funderend onderwijs zoals vastgesteld in het Landsbesluit kerndoelen funderend onderwijs, naast alle andere voor het funderend onderwijs relevante pedagogische en onderwijskundige aspecten.

  • 3. In het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma moet rekening worden houden met eventuele door de minister gestelde nadere eisen aan de nascholing.

  • 4. In het jaarlijks aangeboden nascholingsprogramma wordt ook rekening gehouden met de nascholingsbehoeften van leerkrachten, directeuren en adjunct-directeuren van het speciaal onderwijs.

Artikel 3

  • 1. Elk schooljaar worden, uiterlijk in de maand oktober, door het bevoegd gezag de behoeften van het personeel van de onder zijn gezag staande scholen voor funderend onderwijs vastgesteld, ten behoeve van het nascholingprogramma voor het daarop volgend schooljaar, op basis van het resultaat van het functioneringsgesprek van het voorafgaande schooljaar of een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling.

  • 2. Jaarlijks worden, uiterlijk in januari, conform artikel 31 van de Landsverordening funderend onderwijs, de verschillende nascholingsplannen door de bevoegde gezagsorganen vastgesteld, met inachtneming van het budget dat ter beschikking staat op grond van artikel 46 van de Landsverordening funderend onderwijs. Deze nascholingsplannen worden ingediend bij het uitvoeringsbureau ter voorbereiding van het nascholingsprogramma van het daarop volgend schooljaar.

  • 3. Uiterlijk april van elk jaar wordt door het uitvoeringsbureau een nascholingsprogramma aan de bevoegde gezagsorganen aangeboden ten behoeve van de nascholing van hun personeel in het daarop volgend schooljaar.

  • 4. In het aangeboden nascholingsprogramma worden voor elke nascholingsactiviteit de tijdsduur, de inhoud, de eisen aan de praktijkopdrachten en de eindopdrachten of eindtoetsen en het aantal creditpoints, zoals bedoeld in artikel 7, aangegeven.

  • 5. Uiterlijk juni van elk jaar dient het personeel in de scholen van funderend onderwijs zich in te schrijven voor een of meer van de verschillende aangeboden nascholingscursussen van het daarop volgend schooljaar bij het uitvoeringsbureau.

  • 6. De nascholing start elk schooljaar in de maand augustus en kan per school of per groep van scholen worden aangeboden.

Artikel 4

  • 1. Het jaarlijkse nascholingsprogramma bestaat uit de som van de conform artikel 31 van de Landsverordening funderend onderwijs door de diverse schoolbesturen vastgestelde nascholingsplannen.

  • 2. Het nascholingsprogramma komt tot stand op grond van de behoeften van het personeel in de scholen voor funderend onderwijs, de wensen van de schoolbesturen, het resultaat van het functioneringsgesprek van het personeel of een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, indien aanwezig de CAO en eventuele door de minister nader gestelde eisen op grond van ontwikkelingen in het onderwijs.

  • 3. Het jaarlijkse nascholingsprogramma moet zodanig zijn samengesteld dat elk personeelslid van een school voor funderend onderwijs zoveel mogelijk op basis van het functioneringsgesprek en de eigen nascholingsbehoeften keuzes kan maken.

Artikel 5

  • 1. Elk jaar wordt het nascholingsprogramma voor de komende drie jaar vastgesteld door het uitvoeringsbureau.

  • 2. Bij onvoldoende inschrijving voor een bepaalde nascholingsactiviteit kan die specifieke in het nascholingsprogramma aangeboden nascholingsactiviteit komen te vervallen dan wel worden uitgesteld tot een volgende schooljaar.

Afdeling 3 KWALITEITSEISEN NASCHOLING

Artikel 6

  • 1. De kwaliteitseisen, waaraan de nascholing moet voldoen, zijn gebaseerd op competenties voor de leerkracht funderend onderwijs en de kerndoelen van het funderend onderwijs, zoals vastgesteld in het Landsbesluit kerndoelen funderend onderwijs.

  • 2. De nascholing dient tevens te voldoen aan de door de minister voorgeschreven deugdelijkheid- en kwaliteitseisen.

  • 3. Jaarlijks worden zowel de deugdelijkheid- als de kwaliteitseisen door de minister getoetst en waar nodig kunnen nadere eisen worden gesteld.

Artikel 7

  • 1. Voor de waardering van de aangeboden nascholingscursussen wordt gebruik gemaakt van een puntensysteem, welke punten worden aangeduid als creditpoints.

  • 2. Aan elke nascholingsactiviteit wordt een waarde toegekend in creditpoints, die worden verkregen bij succesvol afronden van de betreffende nascholingsactiviteit conform artikel 13 van deze regeling.

  • 3. Elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs moet in een periode van vijf achtereenvolgende schooljaren nascholing hebben gevolgd ter waarde van 450 creditpoints, rekening houdend met hetgeen is opgenomen in artikel 3 en artikel 8, vierde lid, van deze regeling.

  • 4. Elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs ontvangt van het bevoegd gezag jaarlijks in de maand april een overzicht van de tot op dat moment behaalde aantal creditpoints en het nog te behalen aantal creditpoints in de lopende nascholingscyclus van vijf achtereenvolgende schooljaren.

  • 5. Het aantal opgebouwde creditpoints is persoonsgebonden en vervalt niet bij verandering van school of van bevoegd gezag.

Artikel 8

  • 1. Bij de nascholing wordt uitgegaan van een verdieping en uitbreiding van kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshoudingen direct verband houdende met de beroepsuitoefening van het personeel van een school voor funderend onderwijs, op basis van een belasting van 6% van de individuele jaartaak per schooljaar.

  • 2. Uitgaande van een maximale belasting van 6% van de individuele jaartaak omvat de nascholing per schooljaar voor elk personeelslid in een school voor funderend onderwijs een tijdsduur van 54 klokuren aan contacturen en 36 klokuren aan praktijkopdrachten.

  • 3. Een leerkracht kan in een schooljaar, na goedkeuring van de directeur van zijn school, minder nascholing volgen zolang het vereiste aantal creditpoints binnen de lopende nascholingscyclus van vijf achtereenvolgende schooljaren redelijkerwijze kan worden gehaald.

  • 4. Elk personeelslid dient binnen de lopende nascholingscyclus van vijf achtereenvolgende schooljaren creditpoints te hebben behaald voor alle educatiegebieden.

Artikel 9

  • 1. Elk personeelslid moet een aanwezigheid van minimaal 80% van het totaal aantal vereiste klokuren hebben en een afsluiting met de waardering voldoende niveau om in aanmerking te komen voor de creditpoints van de desbetreffende nascholingsactiviteit.

  • 2. Personeelsleden die minder dan 80% van de vereiste klokuren aanwezig zijn, dienen binnen twee achtereenvolgende bijeenkomsten een doktersbrief of schriftelijke verklaring van het bevoegd gezag aan de directeur van het uitvoeringsbureau over te leggen. Zij kunnen dan nog in aanmerking komen voor de creditpoints van betreffende nascholingsactiviteit.

  • 3. Bij 20% of minder aanwezigheid van de cursustijd worden geen creditpoints voor de desbetreffende nascholingsactiviteit afgegeven. Indien het personeelslid later dan 30 minuten na aanvangstijd van een bijeenkomst aankomt of eerder dan 30 minuten voor eindtijd de bijeenkomst verlaat, wordt hij op de presentielijst genoteerd als afwezig voor de bijeenkomst.

  • 4. Personeelsleden die uiteindelijk niet voldoen aan het voor een bepaalde nascholingsactiviteit gestelde eisen en de daarbij behorende creditpoints niet halen, komen niet in aanmerking voor het certificaat van desbetreffende nascholingsactiviteit.

Afdeling 4 VASTSTELLING DEELNAME PERSONEEL

Artikel 10

  • 1. Het personeel heeft elk schooljaar recht op een nascholingsprogramma van het betreffende bevoegd gezag.

  • 2. Het bevoegd gezag kan, de directeur van de desbetreffende school voor funderend onderwijs gehoord, rekening houdend met het resultaat van het functioneringsgesprek van het personeel dan wel op grond van een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, bepalen aan welke nascholingsactiviteiten een personeelslid van de school moet deelnemen.

  • 3. De directeur van de school bepaalt, na overleg met het betreffende personeelslid op basis van een of meer functioneringsgesprekken dan wel op grond van een door het bevoegd gezag uitgevoerde behoeftepeiling, welke nascholing noodzakelijk is en neemt dit op in het schoolontwikkelingsplan.

  • 4. Het niet kunnen deelnemen aan een bepaalde nascholingsactiviteit door het vervallen of het uitstellen van een bepaalde nascholingsactiviteit door onvoldoende inschrijving, kan geen gevolgen hebben voor de jaarlijkse beoordeling van een leerkracht.

Afdeling 5 VRIJSTELLINGEN

Artikel 11

  • 1. Elk personeelslid van een school voor funderend onderwijs kan bij het bevoegd gezag een verzoek indienen om vrijgesteld te worden van een bepaalde nascholingsactiviteit of onderdelen daarvan, op basis van elders verworven competenties met overlegging van de nodige bekwaamheidsbewijzen.

  • 2. Elk bevoegd gezag kan, met instemming van het uitvoeringsbureau en de onderwijsinspectie vrijstelling verlenen voor een bepaalde nascholingsactiviteit of onderdelen daarvan, in de vorm van een aantal creditpoints.

  • 3. De procedure voor het afhandelen van vrijstellingen op basis van elders verworven competenties wordt door het uitvoeringsbureau opgesteld en ter goedkeuring aangeboden aan de onderwijsinspectie waarna deze in het jaarlijks aan te bieden nascholingsprogramma wordt opgenomen.

Afdeling 6 SANCTIONERING

Artikel 12

  • 1. Het aantal ontvangen creditpoints kan, naast het beoordelingsgesprek, meewegen voor een beloning volgens het vigerende beloningsstelsel.

  • 2. Het niet behalen van het vereiste aantal creditpoints in de lopende nascholingscyclus van vijf achtereenvolgende schooljaren kan leiden tot diverse gradaties van negatieve sanctionering door het bevoegd gezag met als ultieme maatregel de toepassing van artikel 30 van de Landsverordening funderend onderwijs.

Afdeling 7 AFSLUITING

Artikel 13

  • 1. Voor elke nascholingsactiviteit wordt door het uitvoeringsbureau een certificaat uitgereikt bij:

    • a.

      een deelname van ten minste 80% aanwezigheid;

    • b.

      een afronding van de eindopdracht dan wel eindtoets van betreffende nascholingsactiviteit en de vereiste praktijkopdrachten met de waardering ‘voldoende niveau’; en

    • c.

      een positieve beoordeling door de betreffende trainer, de directeur of een andere functionaris van zijn school voor wat betreft de toepassing van het geleerde gedurende desbetreffende nascholingsactiviteit.

    Indien een certificaat is verkregen voor alle bovengenoemde nascholingsactiviteiten, wordt het desbetreffende aantal creditpoints verleend door het uitvoeringsbureau.

  • 2. Op basis van een door het uitvoeringsbureau afgegeven bewijs over de gevolgde nascholing en de behaalde creditpoints in een periode van vijf achtereenvolgende schooljaren, beoordeelt het bevoegd gezag in hoeverre een personeelslid in een school voor funderend onderwijs bekwaam geacht kan worden, op grond waarvan een verklaring wordt afgegeven waarmee de bevoegdheid conform artikel 30, derde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs is bestendigd.

  • 3. Elk personeelslid ontvangt, voor het verstrijken van genoemde periode van vijf achtereenvolgende schooljaren, het genoemde bewijs over de gevolgde nascholing en het behaalde aantal creditpoints en de genoemde verklaring van het bevoegd gezag, dat een kopie van beide documenten naar de bekostigende instantie opstuurt.

Afdeling 8 NASCHOLINGSREGISTER

Artikel 14

  • 1. Door het uitvoeringsbureau wordt het in dit artikel genoemde nascholingsregister opgericht en bijgehouden waarin alle bevoegde leerkrachten zijn geregistreerd.

  • 2. Om in het nascholingsregister als leerkracht funderend onderwijs te kunnen worden ingeschreven, wordt minimaal vereist het bezit van het diploma funderend onderwijs dan wel het diploma applicatiecursus funderend onderwijs eerste of tweede cyclus afgegeven door de opleidingsinstituten zoals opgenomen in de Ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs.

  • 3. Leerkrachten werkzaam in het speciaal onderwijs die de bevoegdheid hebben verkregen tot het geven van onderwijs in het funderend onderwijs, worden ook in het nascholingsregister geregistreerd.

  • 4. Leerkrachten met een buitenlands diploma, die volgens artikel 3, derde of vierde lid, van de Landsverordening funderend onderwijs de bevoegdheid hebben verkregen tot het geven van onderwijs in het funderend onderwijs, worden ook in het nascholingsregister geregistreerd.

  • 5. Alleen degene die in het nascholingsregister is ingeschreven, kan deelnemen aan de in deze regeling genoemde nascholing.

  • 6. Het bevoegd gezag draagt zorg dat de in dit artikel bedoelde personeelsleden verbonden aan de onder haar beheer staande scholen opgenomen zijn in het nascholingsregister.

Artikel 15

  • 1. In het nascholingsregister worden naast de persoonsgegevens zoals die zijn opgenomen in het Bevolkingsregister ook opgenomen de door het desbetreffende personeelslid gevolgde nascholingsactiviteiten en het aantal daarmee behaalde creditpoints.

  • 2. De informatie in het nascholingsregister is openbaar en wordt beheerd door het uitvoeringsbureau.

  • 3. Elk ingeschreven personeelslid kan elk moment inzage hebben in de door hem gevolgde nascholingsactiviteiten en het aantal daarmee behaalde creditpoints. Het uitvoeringsbureau dient hem op zijn verzoek een bewijs te verstrekken van de tot op dat moment door hem gevolgde nascholingsactiviteiten en behaalde aantal creditpoints.

Afdeling 9 UITVOERING EN TOEZICHT NASCHOLING

Artikel 16

  • 1. Er wordt door de minister een uitvoeringsbureau aangewezen dat belast wordt met de nascholing voor het personeel in een school voor funderend onderwijs.

  • 2. In het uitvoeringsbureau kunnen alle bevoegde gezagsorganen van de van overheidswege bekostigde scholen voor funderend onderwijs vertegenwoordigd zijn in de hoedanigheid van werkgever van het personeel dat is verbonden aan de onder hun beheer staande scholen.

  • 3. Door het uitvoeringsbureau worden, met inachtneming van de autonomie van de participerende bevoegde gezagsorganen, afspraken gemaakt die moeten leiden tot een nascholingsprogramma gebaseerd op een zodanige organisatie en uitvoering van het nascholingsplan van elk van de participerende bevoegde gezagsorganen, dat het mogelijk wordt voor het personeel van het ene bevoegd gezag om desgewenst deel te nemen aan nascholingsactiviteiten uit het nascholingsplan van een ander bevoegd gezag.

  • 4. Het uitvoeringsbureau kan door de afzonderlijke bevoegde gezagsorganen belast worden met de voorbereiding van het nascholingsplan van het desbetreffende bevoegde gezag.

  • 5. Het uitvoeringsbureau dient te functioneren op basis van de gelden die ter beschikking staan van de verschillende bevoegde gezagsorganen op grond van artikel 46 van de Landsverordening funderend onderwijs.

Artikel 17

  • 1. Het uitvoeringsbureau zorgt voor de certificatie van alle nascholingsactiviteiten ten behoeve van het funderend onderwijs, hetgeen inhoudt dat het vaststelt of voldaan is aan de in de artikelen 6 tot en met 9 van deze regeling opgenomen kwaliteitseisen.

  • 2. De certificatie vindt plaats volgens een door het uitvoeringsbureau opgestelde en door de minister goedgekeurde procedure, die openbaar is.

Artikel 18

  • 1. Het uitvoeringsbureau kan nascholingsactiviteiten laten verzorgen door de, conform de Ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 3, zesde lid, en artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening funderend onderwijs, aangewezen opleidingsinstituten van initiële opleidingen leerkracht funderend onderwijs.

  • 2. Andere door het uitvoeringsbureau aan te trekken aanbieders van nascholing moeten door de minister erkend zijn en geregistreerd zijn volgens een vastgelegde beoordelingsprocedure en kwaliteitscode.

Afdeling 10 GESCHILLENCOMMISSIE

Artikel 19

  • 1. Er wordt een geschillencommissie ingesteld door de minister bestaande uit:

    • -

      vertegenwoordigers voorgedragen door de overheid;

    • -

      vertegenwoordigers voorgedragen door de bevoegde gezagsorganen;

    • -

      vertegenwoordigers voorgedragen door de vakbond;

    • -

      een door commissieleden voorgedragen onafhankelijke voorzitter.

  • 2. De geschillencommissie heeft een adviserende rol bij geschillen met betrekking tot de nascholing, rekening houdend met de klachtenregeling, bedoeld in artikel 18 van de Landsverordening funderend onderwijs.

Afdeling 11 OVERGANGSBEPALING

Artikel 20

  • 1. [vervallen]

  • 2. De periode van vijf achtereenvolgende schooljaren, bedoeld in de artikelen 8, derde en vierde lid, 12, vijfde lid, en 13, tweede en derde lid, vangt aan met ingang van 1 augustus 2010.

Afdeling 12 INWERKINGTREDING

Artikel 21

[regelt de inwerkingtreding]