Landsverordening uitzonderingstoestand

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Landsverordening uitzonderingstoestand

§ 1 Afkondiging en opheffing van een uitzonderingstoestand

Artikel 1

  • 1. Ingeval buitengewone omstandigheden dit vereisen kan ter handhaving van de uitwendige of inwendige veiligheid, op voordracht van de Minister-President bij landsbesluit, de uitzonderingstoestand worden afgekondigd.

  • 2. Het begin van een uitzonderingstoestand wordt niet op een vroeger tijdstip gesteld dan dat waarop het landsbesluit, bedoeld in het eerste lid, op de daarin te bepalen wijze, is bekendgemaakt.

  • 3. Het landsbesluit, bedoeld in het eerste lid, wordt in het Afkondigingsblad geplaatst.

Artikel 2

Een landsbesluit tot afkondiging van een uitzonderingstoestand wordt terstond aan de Staten, de regering van het Koninkrijk, de regering van Nederland, de regering van Aruba en de regering van Curaçao gezonden.

Artikel 3

Een uitzonderingstoestand wordt opgeheven:

  • a.

    bij besluit van de Staten, indien het van oordeel is dat de uitzonderingstoestand niet, of niet langer dan een bepaalde termijn, mag voortduren;

  • b.

    bij landsbesluit, op voordracht van de Minister-President, zodra de omstandigheden dit, naar het oordeel van de regering, toelaten.

Artikel 4

  • 1. Het besluit, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt op last van de voorzitter van de Staten en treedt terstond in werking.

  • 2. Het landsbesluit, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, wordt op de daarin te bepalen wijze bekendgemaakt en treedt terstond in werking.

  • 3. Door de zorg van de Minister van Algemene Zaken worden, de besluiten, bedoeld in het eerste en tweede lid, in elk geval in het Afkondigingsblad geplaatst.

Artikel 5

Door opheffing van de uitzonderingstoestand eindigt van rechtswege de werking van de bepalingen die in werking zijn gesteld ingevolge de artikelen 7 tot en met 16.

§ 2 Bevoegdheden burgerlijk gezag gedurende een uitzonderingstoestand

Artikel 6

In deze landsverordening wordt onder handhaving van de inwendige en uitwendige veiligheid tevens verstaan het nemen van maatregelen om de situatie te beëindigen die aanleiding heeft gegeven tot het afkondigen van de uitzonderingstoestand.

Artikel 7

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt ter handhaving van de inwendige en uitwendige veiligheid die is verstoord door een ramp, ongeval of verstoring van het verkeer of verbindingen, is de Minister van Algemene Zaken, met inachtneming van de geldende regels gegeven bij of krachtens rijkswet, bevoegd de Gouverneur van Curaçao of Aruba te verzoeken eenheden van de aldaar gestationeerde krijgsmacht ter beschikking te stellen ter handhaving van de uitzonderingstoestand.

  • 2. De ter beschikking gestelde eenheden van de krijgsmacht staan gedurende de periode van hun inzet onder verantwoordelijkheid van de Gouverneur.

Artikel 8

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat de daarin aangewezen opsporingsambtenaren, bevoegd zijn van een ieder inlichtingen te verlangen en inzage te vorderen van bescheiden alsmede van informatiedragers waarop gegevens zijn vastgelegd, indien kennis daarvan voor de handhaving van de uitzonderingstoestand noodzakelijk is.

  • 2. Indien inzage als bedoeld in het tweede lid is gevorderd, kan teneinde afschriften te maken voor korte tijd afgifte dan wel schriftelijke vastlegging en afgifte worden gevorderd.

  • 3. Een ieder is verplicht de verlangde inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken en de gevorderde inzage alsmede de gevorderde afgifte dan wel schriftelijke vastlegging en afgifte te verlenen. Zo nodig kan een termijn worden gesteld voor naleving van deze verplichtingen.

  • 4. Zij die uit hoofde van hun stand, beroep of ambt tot geheimhouding verplicht zijn kunnen zich verschonen van het verschaffen van inlichtingen, doch uitsluitend voor zover het betreft hetgeen hun in hun hoedanigheid is toevertrouwd. Zij kunnen voorts het verlenen van inzage van bescheiden en gegevens, alsmede het verlenen van medewerking weigeren, voor zover hun geheimhoudingsplicht zich daartoe uitstrekt.

  • 5. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 9

Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat het aan een ieder is verboden, individueel of in gemeenschap met anderen, buiten gebouwen en besloten plaatsen, een godsdienst of levensovertuiging te belijden.

Artikel 10

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat het aan een ieder is verboden gedachten of gevoelens te openbaren, inlichtingen door te geven, te vergaren of te ontvangen, of vertoningen, die van films daaronder begrepen, te verzorgen.

  • 2. Onder het openbaren van gevoelens en gedachten als bedoeld in het eerste lid, wordt in elk geval verstaan het vervaardigen, uitgeven, voorhanden hebben, verspreiden, aanbrengen of in de handel brengen van geschriften, opschriften, tekeningen of afbeeldingen.

  • 3. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gegeven ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 11

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat:

    • a.

      het aan een ieder verboden is in het openbaar te betogen of deel te nemen aan een vergadering of betoging;

    • b.

      het aan een ieder verboden is zich op de openbare weg te begeven, zich aan de openbare weg op te houden, zich te begeven op of in daartoe aangewezen gebouwen, verblijfplaatsen of terreinen, of in de open lucht te vertoeven;

  • 2. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kunnen bij het besluit ter afkondiging hiervan, plaatsen in gebruik bij het Land of bij een onderneming van het Land als verboden plaats worden aangewezen ter bescherming van gegevens, waarvan de geheimhouding noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de staat.

  • 3. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kunnen, bij landsbesluit op voordracht van de Minister-President, gebieden worden aangewezen die geheel of gedeeltelijk worden ontruimd. Het besluit voorziet in de aanwijzing van plaatsen ter onderbrenging van personen die als gevolg van de ontruiming niet beschikken over een adequate tijdelijke verblijfplaats.

  • 4. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van daartoe aangewezen gebieden.

Artikel 12

Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat, indien dit noodzakelijk is ter handhaving van de uitzonderingstoestand, daartoe aangewezen opsporingsambtenaren:

  • a.

    toegang hebben tot elke plaats en bevoegd zijn aldaar onderzoek of huiszoeking te verrichten;

  • b.

    bevoegd zijn zonder machtiging woningen binnen te treden;

  • c.

    zich bij het binnentreden niet behoeven te legitimeren;

  • d.

    het doel van het binnentreden niet behoeven mede te delen aan de gebruiker van de plaats of woning.

Artikel 13

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat daartoe aangewezen opsporingsambtenaren bevoegd zijn zonder toestemming van de verzender noch de geadresseerde kennis te nemen van de inhoud van correspondentie, waaronder elektronische correspondentie, of gesprekken gevoerd met behulp van voorzieningen voor telecommunicatie, zonder voorafgaande machtiging van de rechter, indien dit noodzakelijk is ter handhaving van de uitzonderingstoestand.

  • 2. Zodra de noodzaak is vervallen worden belanghebbenden van gebruik van deze bevoegdheid schriftelijk op de hoogte gesteld, tenzij het belang van het Land zich hier blijvend tegen verzet.

Artikel 14

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat de minister belast met telecommunicatie bevoegd is bindende aanwijzingen en opdrachten te geven aan houders van vergunningen ingevolge de Landsverordening op de telecommunicatievoorzieningen met betrekking tot het instandhouden, exploiteren, verzorgen, gebruiken en beveiligen van openbare telecommunicatienetwerken, voorzieningen, installaties, zendapparatuur of frequenties, en de daarmee verzonden, ontvangen of te verzenden of te ontvangen gegevens of informatie.

  • 2. Indien de houders van vergunningen als gevolg van aanwijzingen gegeven op grond van het eerste lid onevenredig financieel nadeel ondervinden, kan hen een naar billijkheid te bepalen vergoeding worden toegekend.

  • 3. Indien geen gevolg wordt gegeven aan een aanwijzing of opdracht dan is de Minister, of door hem daartoe aangewezen personen, bevoegd zaken te gebruiken of in gebruik te vorderen en overige maatregelen nemen opdat de aanwijzingen of opdrachten worden uitgevoerd.

  • 4. Bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 15

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat de Minister van Justitie, dan wel de daartoe aangewezen opsporingsambtenaren, bevoegd is onroerende en roerende zaken te gebruiken, dan wel in gebruik te vorderen, onder zo spoedig mogelijke verstrekking van een schriftelijk bewijsstuk.

  • 2. Zodra zulks naar het oordeel van de Minister van Justitie mogelijk is, wordt de in gebruik gevorderde zaak door of vanwege deze wederom ter beschikking van de rechthebbende gesteld. Hiervan wordt mededeling gedaan aan de rechthebbende of wordt dit ter algemene kennis gebracht indien er van meerdere personen zaken zijn gebruikt of gevorderd.

  • 3. Het bevoegd gezag is bevoegd veranderingen aan te brengen in, aan of op zaken, die krachtens het eerste lid zijn gebruikt of in gebruik zijn gevorderd.

Artikel 16

  • 1. Gedurende de periode waarin een uitzonderingstoestand geldt, kan bij het besluit ter afkondiging hiervan, worden bepaald, dat de daartoe aangewezen opsporingsambtenaren, bevoegd zijn alle voorwerpen, waarvan ernstig vermoeden bestaat dat zij zullen dienen tot het in gevaar brengen van de uitwendige of inwendige veiligheid, dan wel van belang zijn voor de waarheidsvinding omtrent een mogelijk in gevaar brengen van die veiligheid, te onderzoeken of in beslag te nemen.

  • 2. Van elke inbeslagneming wordt een proces-verbaal opgemaakt. Dit proces-verbaal dat mede de redenen van de inbeslagneming vermeldt, wordt binnen tweemaal vierentwintig uren aan belanghebbende in afschrift medegedeeld, voor zover mededeling aan belanghebbende niet strijdig wordt geoordeeld met het belang van het Land.

Artikel 17

  • 1. Personen die geen gevolg geven aan instructies, aanwijzingen of opdrachten gegeven door het bevoegd gezag ter uitvoering van deze wet, kunnen door of namens de Minister van Justitie, naar een daartoe aangewezen plaats worden gebracht en tijdelijk worden opgehouden.

  • 2. De beslissing tot ophouding wordt op schrift gesteld en bevat het voorschrift dat niet is nageleefd en de omstandigheden waaronder dit is geschied.

  • 3. De bevoegdheid tot ophouding wordt enkel toegepast indien noodzakelijk ter voorkoming van voortzetting of herhaling van de niet-naleving en de naleving redelijkerwijs niet op andere geschikte wijze kan worden verzekerd.

Artikel 18

  • 1. De Minister van Justitie draagt er voor zover mogelijk zorg voor dat de opgehouden personen in de gelegenheid worden gesteld door een daartoe door hem aangewezen ambtenaar hun gegevens te laten vastleggen ten bewijze dat zij zijn opgehouden.

  • 2. De ophouding mag niet langer duren dan de tijd die nodig is ter voorkoming van voortzetting of herhaling van de niet-naleving, met een maximum van twaalf uren.

  • 3. De plaats van ophouding dient geschikt te zijn voor de opvang van de op te houden personen.

  • 4. Bij het besluit ter afkondiging van de uitzonderingstoestand worden één of meer plaatsen aangewezen die kunnen worden gebruikt ter ophouding van personen.

Artikel 19

  • 1. Degene die opzettelijk handelt in strijd met het verbod gegeven bij artikel 9, artikel 10, eerste lid, of artikel 11, eerste lid, begaat een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf van maximaal vier jaar of geldboete van de vierde categorie.

  • 2. Degene die opzettelijk handelt in strijd met regels gegeven krachtens artikel 8, vijfde lid, artikel 10, derde lid, artikel 11, vierde lid, 14, vierde lid, begaat een misdrijf en wordt gestraft met een gevangenisstraf van van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie

  • 3. Handelen als bedoeld in het eerste of tweede lid, voor zover niet opzettelijk begaan, is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste één jaar of geldboete van de derde categorie.

Artikel 20

Deze landsverordening wordt aangehaald als: Landsverordening uitzonderingstoestand.

Memorie van toelichting Landsverordening uitzonderingstoestand

Memorie van toelichting Landsverordening uitzonderingstoestand

Translation of the National ordinance states of emergency

National ordinance states of emergency

Translation of the Explanatory Memorandum National ordinance states of emergency

Explanatory Memorandum National ordinance states of emergency