LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Landsverordening kinderopvang

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Landsverordening kinderopvang

§ 1 Eisen te stellen aan de inrichting

Artikel 1

  • 1. Een kindercentrum voorziet in ten minste 10 m2 binnen- en buitenruimte per kind.

  • 2. Een kindercentrum en alle voorzieningen in een kindercentrum verkeren in een goede staat van onderhoud.

  • 3. Een kindercentrum beschikt over goede elektrische verlichting en goede ventilatie.

  • 4. Op het perceel van een kindercentrum zijn putten en regenbakken afgesloten.

  • 5. Een kindercentrum is in ieder geval vrij van:

    • a.

      gevaarlijke stoffen of voorwerpen;

    • b.

      giftige planten;

    • c.

      stilstaand water.

  • 6. Stoffen en voorwerpen die vergiftiging kunnen veroorzaken, of waaraan kinderen zich kunnen verwonden, worden buiten het bereik van de kinderen bewaard.

Artikel 2

  • 1. In een kindercentrum worden geen materialen gebruikt die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid, brandgevaarlijk, of bij brand een sterke rookontwikkeling veroorzaken.

  • 2. Een kindercentrum is makkelijk bereikbaar en toegankelijk voor hulpverleningsdiensten.

  • 3. Een kindercentrum voorziet in, naar het oordeel van de Brandweer, voldoende veilige nooduitgangen.

  • 4. Indien ontheffing is verleend ingevolge artikel 5, tweede lid, van de landsverordening, beschikt een kindercentrum tevens per ruimte over functionerende rookmelders.

  • 5. Een kindercentrum beschikt afhankelijk van het aantal kinderen over:

    • a.

      brandblusapparaten of slanghaspels gereed voor onmiddellijk gebruik op een duidelijk aangegeven en voor volwassenen makkelijk bereikbare plaats;

    • b.

      per keuken één brandblusapparaat gereed voor onmiddellijk gebruik;

    • c.

      goed geoutilleerde EHBO-kisten op een duidelijk aangegeven en voor volwassen makkelijk bereikbare plaats.

Artikel 3

  • 1. Een kindercentrum is aangesloten op openbare voorzieningen van elektriciteit en voor zover beschikbaar, van telefoon, drinkwater en riolering.

  • 2. Indien een kindercentrum niet is aangesloten op de openbare riolering, dan voorziet de vergunninghouder in een adequate methode van afvoer van afvalwater.

  • 3. Indien een kindercentrum niet is aangesloten op de openbare drinkwatervoorziening, volgt de directie de richtlijnen van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid, hierna te noemen: de minister, betreffende het gebruik van water opgevangen in regenbakken.

  • 4. Indien een kindercentrum niet is aangesloten op het openbare telefoonnet, dan voorziet de vergunninghouder in een betrouwbare methode van mobiele telefonie.

Artikel 4

  • 1. Het grondoppervlak van de buitenruimte is van een materiaal geschikt om als speelplaats voor kinderen te dienen.

  • 2. De buitenruimte van een kindercentrum heeft delen met schaduw en met zon.

  • 3. De vergunninghouder voorziet in voldoende materiaal en speelgoed voor de kinderen om buiten te gebruiken.

  • 4. Voor zover van toepassing is het materiaal en speelgoed genoemd in het derde lid, op veilige wijze verankerd.

Artikel 5

  • 1. De vloer van de binnenruimte van een kindercentrum is egaal en van non-slip materiaal.

  • 2. Stopcontacten en elektriciteitsschakelaars zijn op 1,5 meter hoogte aangebracht, of zijn anderszins beveiligd.

  • 3. Er is per kind voldoende ruimte voor het bergen van persoonlijke spullen.

  • 4. Er is een aparte ruimte voor gebruik door het personeel, afgescheiden van de ruimten voor de kinderen.

Artikel 6

  • 1. In een kindercentrum zijn meubilair en materiaal in de ruimten voor de kinderen aangepast aan de ontwikkeling van het kind.

  • 2. Per kind dat in bed wordt gelegd is er een matras of bed, waarbij de ruimte tussen matrassen of bedden ten minste 0,30 meter is.

  • 3. Meubilair en materiaal zijn in goede staat van onderhoud en worden afhankelijk van de intensiteit van het gebruik regelmatig vervangen.

  • 4. Al het speelgoed is afwasbaar.

Artikel 7

  • 1. De keuken is in een ruimte afgescheiden van het sanitair en de kleedruimte en is niet toegankelijk voor kinderen.

  • 2. De grootte van de werkoppervlakte in de keuken beslaat ten minste 9 m².

  • 3. In de keuken is er een wasbak bestaande uit twee compartimenten, voorzien van functionerende afvoerbuizen met stankbocht naar de voorziening voor de afvoer van afvalwater.

  • 4. In de keuken zijn:

    • a.

      de vloer en de wanden betegeld tot een hoogte van ten minste 1,6 meter;

    • b.

      de werkoppervlakten van afwasbaar materiaal;

    • c.

      er voldoende voorzieningen voor het vrij van insecten en knaagdieren bewaren van vaatwerk en overige benodigdheden voor de voedselbereiding;

    • d.

      er voldoende voorzieningen voor het vrij van insecten en knaagdieren, gekoeld en ongekoeld, bewaren van etenswaren.

Artikel 8

  • 1. De sanitaire voorzieningen voor het personeel zijn afgescheiden van de sanitaire voorzieningen voor de kinderen.

  • 2. De vloeren van toiletten en douches ter gebruik door de kinderen zijn betegeld met anti-sliptegels.

  • 3. De wanden van toiletten en douches ter gebruik door de kinderen zijn betegeld tot een hoogte van tenminste 1,6 meter.

  • 4. Een kindercentrum beschikt over:

    • a.

      een douche en een wasbak op de hoogte van 0,6 meter per groep van vijftien kinderen;

    • b.

      een toiletpot op een hoogte van tussen de 0,35 meter en de 0,50 meter per groep van tien kinderen ouder dan 2,5 jaar;

    • c.

      een po per kind in de leeftijd van een tot anderhalf jaar.

  • 5. Alle toiletten zijn door middel van afvoerbuizen met stankbocht aangesloten op de voorziening voor afvoer van afvalwater.

  • 6. Indien er kinderen in de leeftijd van een tot anderhalf jaar verspreid zijn over meerdere groepen, geldt de in het vierde lid, onderdeel c, gestelde eis voor één groep van kinderen, mits de po’s bij hergebruik worden gereinigd.

Artikel 9

  • 1. Indien een kindercentrum kinderopvang biedt voor kinderen in de leeftijd tot één jaar, dan beschikt een kindercentrum tevens over:

    • a.

      een binnenruimte ter exclusief gebruik ten behoeve van de opvang van kinderen in de leeftijd tot een jaar, waar zij zich vrijelijk kunnen bewegen;

    • b.

      sanitaire voorzieningen en een kleedruimte ten behoeve van deze ruimte;

    • c.

      een keuken ten behoeve van deze ruimte met werkoppervlakten van afwasbaar materiaal, een wasbak en voorzieningen voor het vrij van insecten en knaagdieren bewaren van benodigdheden voor de voedselbereiding en voor het gekoeld en ongekoeld bewaren van etenswaren;

    • d.

      aparte bergruimten voor de persoonlijke spullen van de kinderen en voldoende ruimte voor het opbergen van speelgoed en overige benodigdheden voor de zorg;

    • e.

      een box per groep van vijf kinderen en een bed per kind.

  • 2. Bedden en boxen zijn van egaal hout en hebben spijlen met een tussenruimte van maximaal 7,5 cm.

  • 3. De ruimte bedoeld in het eerste lid, biedt ruimte aan maximaal tien kinderen.

§ 2 Eisen te stellen aan de hygiëne en de voeding

Artikel 10

  • 1. Elk kind beschikt over eigen benodigdheden voor de persoonlijke hygiëne, waaronder een washandje, kam, tandenborstel en baddoek.

  • 2. De directie kan met de ouders/verzorgers afspreken dat de kinderen de benodigdheden genoemd in het eerste lid, dagelijks van huis meebrengen.

  • 3. Bij elke wasbak is vloeibare handzeep en keukenpapier om de handen af te drogen, aanwezig.

Artikel 11

  • 1. Het speelgoed wordt in ieder geval wekelijks huishoudelijk schoongemaakt en verder voor zover noodzakelijk.

  • 2. Elke ruimte van een kindercentrum wordt dagelijks schoongemaakt met schoon water en een desinfecterend reinigingsmiddel.

  • 3. Een kindercentrum wordt schoongemaakt buiten de uren waarin kinderopvang wordt geboden, tenzij noodzakelijk.

  • 4. Bij het schoonmaken van het kindercentrum en de voorwerpen gebruikt bij het verlenen van zorg volgt de directie de richtlijnen vastgesteld door de minister.

Artikel 12

  • 1. De directie zorgt voor voldoende gezonde maaltijden en tussendoortjes voor de kinderen naar gelang het dagdeel waarin de kinderopvang wordt verleend.

  • 2. Bij de samenstelling van het weekmenu en de bereiding van voedsel volgt de directie de richtlijnen vastgesteld door de minister.

§ 3 Eisen te stellen aan het personeel

Artikel 13

  • 1. Ten minste één lid van de directie beschikt over een diploma op MBO niveau in sociaal pedagogische richting en alle leid(st)ers over een diploma op ten minste LBO niveau in sociaal pedagogische richting.

  • 2. Voor de opvang van kinderen in de leeftijd tot een jaar geldt dat, ten minste één lid van de directie beschikt over een diploma op ten minste HBO niveau in sociaal pedagogische richting en één leid(st)er over een diploma op ten minste MBO niveau in sociaal pedagogische richting.

  • 3. De minister kan, de commissie gehoord, in afwijking van het eerste of het tweede lid het kennis- of ervaringsniveau van een personeelslid of voorgenomen personeelslid van een kindercentrum, gelijkstellen aan de daargenoemde opleidingen.

  • 4. Leden van de directie en leid(st)ers volgen ieder jaar een bij de vergunning vast te stellen aantal uren aan door de commissie erkende cursussen.

  • 5. Stagiairs en vrijwilligers tot een maximum van tien uren per week, kunnen werkzaam zijn in een kindercentrum, mits onder begeleiding van een leid(st)er.

Artikel 14

Afhankelijk van het aantal kinderen waarvoor kinderopvang wordt geboden zijn er gedurende de opvang voortdurend in het kindercentrum aanwezig:

  • a.

    ten minste een leid(st)er en een assistent;

  • b.

    ten minste twee personeelsleden in het bezit van een geldig rijbewijs B en een voertuig voorzien van een geldig keuringsbewijs; en

  • c.

    ten minste twee personeelsleden in het bezit van een geldig EHBO-diploma.

Artikel 15

  • 1. Het personeel gebruikt in de binnenruimte ander schoeisel dan in de buitenruimte en de personeelsruimte.

  • 2. Het personeel wast hun handen met vloeibare zeep voor de aanvang van de werkzaamheden en voorts naar gelang de werkzaamheden dit vereisen.

Artikel 16

Leden van het personeel waarvan door een arts is geconstateerd dat zij aan een besmettelijke ziekte lijden, werken niet in een kindercentrum gedurende de periode waarin zij ziek zijn of besmettingsgevaar opleveren.

§ 4 Overige bepalingen

Artikel 17

  • 1. Per in het tweede lid bedoelde leeftijdsgroep is minimaal één leid(st)er aanwezig.

  • 2. Het maximaal aantal kinderen per leeftijdsgroep per leidster is:

    • a.

      zes, in de leeftijd van vier weken tot één jaar;

    • b.

      acht, in de leeftijd van één tot twee jaar;

    • c.

      twaalf, in de leeftijd vanaf twee jaar.

  • 3. Een gemengde groep is enkel toegestaan voor kinderen in de leeftijdsgroepen als bedoeld in het tweede lid, onder b en c, en bestaat uit maximaal twaalf kinderen, waarvan maximaal 6 kinderen in de leeftijd van één tot twee jaar.

  • 4. In overleg met de commissie kan van het gestelde in dit artikel worden afgeweken.

Artikel 18

Bij het opstellen van het programma van activiteiten wordt in acht genomen, dat:

  • a.

    elk kind ten minste 3 m² bewegingsruimte heeft;

  • b.

    één groep kinderen, als bedoeld in artikel 17, gebruik maakt van één ruimte, tenzij door afscheidingen een ruimte kan worden verdeeld in sub-ruimten;

  • c.

    de activiteiten zijn afgestemd op het aantal kinderen en de beschikbare ruimte.

Artikel 19

De afdeling Volksgezondheid wordt aangewezen als de instantie als bedoeld in artikel 16 van de landsverordening.

Artikel 20

De richtlijnen genoemd in dit landsbesluit worden in de Nederlandse en Engelse taal door de minister ter beschikking gesteld.

§ 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 22

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit kinderopvang.