LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN houdende vaststelling van nadere regels omtrent de doorzichtigheid van ruiten van motorrijtuigen, zoals bepaald in artikel 62, onder j, van de Wegenverkeersverordening

Artikel 1 definitie

Onder lichtdoorlatendheid wordt verstaan: de hoeveelheid licht, uitgedrukt in een percentage, die door de ruit van een motorrijtuig heen schijnt ten opzichte van de totale hoeveelheid licht die van buiten op de autoruit valt.

Artikel 2 norm lichtdoorlatendheid

  • 1. Ruiten van een motorrijtuig zijn goed doorzichtig, indien de lichtdoorlatendheid gelijk is aan of groter dan:

    • a.

      70% voor de voorruit en de zijruiten voor of naast de bestuurder;

    • b.

      40% voor de achterruit of de zijruiten achter de bestuurder.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onder a, mag een strook van maximaal 15 centimeter boven aan de voorruit, gerekend van vanaf de bovenkant van de voorruit, een lichtdoorlatendheid hebben van minder dan 70%.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid, onder b, mogen de achterruit of de zijruiten achter de bestuurder, een lichtdoorlatendheid hebben van minder dan 40%, indien het motorrijtuig is voorzien van een spiegel, met behulp waarvan de bestuurder van zijn zitplaats het rechts achter hem liggende weggedeelte kan overzien.

Artikel 3 meetapparatuur

De lichtdoorlatendheid wordt bepaald aan de hand van door de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie goedgekeurde, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen apparatuur, die deugdelijk is voor het meten van de lichtdoorlatendheid.

Artikel 4 inwerkingtreding

[regelt de inwerkingtreding]