LANDSVERORDENING op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten

Geldend van 10-09-2014 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING op de uitgifte in erfpacht van gronden toebehorende aan Sint Maarten

HOOFDSTUK I

Uitgifte in erfpacht

Artikel 1

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur, hierna te noemen: de minister, is bevoegd tot uitgifte van gronden in erfpacht volgens de bepalingen van dit hoofdstuk.

Artikel 2

De uitgifte van grond in erfpacht geschiedt:

  • a.

    onder de algemene voorwaarden vervat in de artikelen 5 tot en met 25 en de bijzondere voorwaarden door de minister in elk afzonderlijk geval te stellen;

  • b.

    tegen een canon, bedragende 8% per jaar van de door de minister vastgestelde grondwaarde;

  • c.

    voor een tijdvak van niet langer dan 60 jaren;

  • d.

    bij notariële akte.

Artikel 3

De bijzondere voorwaarden, in het vorige artikel onder a bedoeld, kunnen onder meer bevatten voorschriften betreffende de bestemming van de grond en van de daarop aanwezige of aan te brengen opstallen.

Artikel 4

Ieder die wenst, dat het Land aan hem grond in erfpacht uitgeven zal, moet daarvan doen blijken bij een op zegel gesteld, aan de minister te richten verzoekschrift.

Artikel 5

  • 1. De grond wordt in erfpacht uitgegeven in de staat waarin hij zich bevindt, met al zulke belendingen, heersende en lijdende erfdienstbaarheden en verdere lasten en lusten als daaraan verbonden zijn.

  • 2. Alle kosten van opmeting, afscheiding en afsluiting van de grond komen ten laste van de erfpachter.

Artikel 6

De erfpachter is verplicht de vastgestelde jaarlijkse canon bij vooruitbetaling te voldoen op het kantoor van de Ontvanger, voor het eerst voor of op de dag waarop de notariële akte van erfpachtverlening wordt verleden en vervolgens elk jaar na uitreiking van de kennisgeving tot betaling door genoemde Ontvanger.

Artikel 7

  • 1. De erfpachter is verplicht van de in erfpacht uitgegeven grond een behoorlijk gebruik te maken en voor zover deze grond nog niet conform de voorwaarden, waaronder het erfpachtrecht is verleend, is bebouwd, binnen zes maanden na de inschrijving van de akte van erfpachtverlening in de daartoe bestemde openbare registers met de bebouwing aan te vangen en die bouw regelmatig voort te zetten volgens een door de minister voor de uitvoering daarvan goedgekeurd plan van bebouwing en afrastering.

  • 2. De erfpachter is tevens verplicht bedoelde bouw te doen geschieden ten genoegen van de minister en daarbij de aanwijzingen door genoemde minister of de door hem aangewezen ambtenaren gegeven, op te volgen en door de met de bouw belaste personen te doen opvolgen.

Artikel 8

De erfpachter is verplicht tot naleving van alle verplichtingen, welke de Bouw- en woningverordening en in het bijzonder de artikelen 54, 55 en 56 van die verordening, alsmede de daarop steunende besluiten en nadere wettelijke regelingen de eigenaren van gronden opleggen.

Artikel 9

Hetgeen bij artikel 7 is bepaald omtrent bebouwing van de in erfpacht uitgegeven grond geldt voor iedere bijbouw of herbouw, welke op die grond zal plaats hebben.

Artikel 10

Ingeval de op de in erfpacht uitgegeven grond gestelde opstallen door brand, storm of anderszins mochten te niet gaan, is de erfpachter gehouden binnen vijf jaar het erfpachtsterrein opnieuw te bebouwen of te doen bebouwen volgens een door de minister voor de uitvoering daarvan goedgekeurd plan.

Artikel 11

De erfpachter is verplicht al hetgeen op de in erfpacht uitgegeven grond is of zal worden gebouwd, eventueel zal worden bijgebouwd, in goede staat te onderhouden.

Artikel 12

  • 1. De erfpachter moet gedogen, dat op, in, aan, of boven de in erfpacht uitgegeven grond en de daarop gestelde opstallen zoveel en zodanige palen, buizen, kabels, draden, isolatoren, rozetten en pijpstellingen in verband met geleidingen voor water, elektriciteit of andere openbare bedrijven aangebracht en onderhouden worden, als de minister nodig acht. De plaats waar en de wijze waarop die voorwerpen aangebracht worden, wordt door of vanwege de minister in overleg met de erfpachter bepaald.

  • 2. Ten behoeve van het aanbrengen en het onderhoud van de in het eerste lid bedoelde voorwerpen zal de erfpachter te allen tijde toegang tot de in erfpacht uitgegeven grond moeten verlenen aan de hiertoe door de minister aangewezen personen.

Artikel 13

  • 1. De erfpachter is niet bevoegd het erfpachtrecht te splitsen zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de minister.

  • 2. Verleent de minister zijn medewerking voor een splitsing waarbij afgeweken wordt van artikel 767 van het Burgerlijk Wetboek, dan bepaalt de minister de voor elk gedeelte te betalen canon.

Artikel 14

De erfpachter moet met betrekking tot het erfpachtrecht onveranderlijk woonplaats kiezen bij de daartoe aangewezen instantie. De keuze van woonplaats moet gedaan worden bij de akte van uitgifte in erfpacht of, in geval van overdracht van het erfpachtrecht, in de daarvan opgemaakte stukken.

Artikel 15

Het erfpachtrecht kan door de minister vervallen worden verklaard:

  • a.

    indien een termijn van de verschuldigde canon niet binnen drie maanden, nadat deze opvorderbaar is geworden, is betaald;

  • b.

    indien aan de grond zonder de vereiste toestemming een andere bestemming wordt gegeven dan die, waarvoor deze in erfpacht is uitgegeven;

  • c.

    indien de erfpachter handelingen verricht, welke bij de voorwaarden, waaronder het recht van erfpacht is verleend, zijn verbonden of dezulke, waartoe hij dienovereenkomstig verplicht is, nalaat, zullen in geen van die gevallen tot vervallenverklaring worden overgegaan dan nadat aan de erfpachter of diens rechtverkrijgenden en de hypotheekhouder door of vanwege het land het voornemen daartoe is betekend en onder gelijktijdige mededeling aan betrokkenen, dat de betekening geacht wordt niet te zijn gedaan, indien binnen een maand na dagtekening van de betekening de oorzaak van de vervallenverklaring wordt weggenomen en aan het Land vergoed zijn de kosten van de volgens dit artikel gedane kennisgevingen.

Artikel 16

  • 1. Indien het erfpachtersterrein is bebouwd, is de minister verplicht binnen zes maanden na de vervallenverklaring van het erfpachtrecht een openbare verkoop volgens plaatselijke gewoonte en onder de gebruikelijke veilingvoorwaarden te doen houden van het erfpachtrecht op de grond met de opstallen en dit recht aan de verkrijger te verlenen voor het nog niet verstreken gedeelte van de termijn van het beëindigde erfpachtrecht en overigens onder de voor dat recht gegolden hebbende bepalingen en voorwaarden.

  • 2. De opbrengst van de verkoop wordt aan de erfpachter, wiens erfpachtrecht beëindigd is, uitgekeerd na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot dat recht nog verschuldigd is en van de ten laste van het Land komende kosten van de verkoop.

  • 3. Indien echter het erfpachtrecht met hypotheek bezwaard is, wordt in afwijking van de bepaling van het tweede lid, de opbrengst na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot dat recht nog verschuldigd is en van de ten laste van het Land komende kosten van de verkoop aan de hypotheekhouder uitgekeerd tot een door de minister vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag dat aan de hypotheekhouder toekomen zou, indien het een verdeling gold van de koopprijs in geval van gerechtelijke verkoop van het erfpachtrecht en wordt het daarna overblijvende gedeelte van de opbrengst aan de erfpachter, wiens erfpachtrecht beëindigd is, uitgekeerd.

  • 4. Indien bij de openbare verkoop geen bod wordt gedaan, is het Land niet tot enige uitkering verplicht.

Artikel 17

  • 1. Het erfpachtrecht zal door erfpachter kunnen worden prijsgegeven bij notariële overeenkomst, aan de minister te betekenen. Het prijsgeven werkt van de datum van de betreffende notariële akte af. De pachtsom zal alsdan verschuldigd zijn tot en met het kalenderjaar, waarin het prijsgeven heeft plaatsgehad.

  • 2. Indien het erfpachtrecht met hypotheek bezwaard is, zal de minister zonder toestemming van de hypotheekhouder niet meewerken tot opheffing van het erfpachtrecht bij minnelijke overeenkomst noch tot het verkrijgen van het erfpachtrecht, hetzij door afstand of prijsgeven van de zijde van de erfpachter, hetzij op enige andere wijze, anders dan door onteigening ten algemene nutte.

Artikel 18

  • 1. Indien het erfpachtrecht eindigt door verloop van de termijn waarvoor het is verleend, en binnen drie maanden na beëindiging van het erfpachtrecht partijen en de hypotheekhouder, indien het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard, niet tot overeenstemming kunnen geraken noch omtrent een nieuwe overeenkomst tot uitgifte in erfpacht aan de erfpachter noch omtrent een door het Land aan de erfpachter voor de opstallen uit te keren schadevergoeding, dan is de minister bevoegd:

    • a.

      of een openbare verkoop volgens plaatselijke gewoonte en onder de gebruikelijke veilingvoorwaarden te doen houden van het erfpachtrecht op die grond met de opstallen en dit recht aan de verkrijger te verlenen;

    • b.

      of aan de erfpachter een schadevergoeding uit te keren, vast te stellen op de wijze als in het zesde lid aangegeven door drie deskundigen, te benoemen op de wijze als in het vierde lid aangegeven.

      De minister zal van zijn keuze binnen vier maanden na  beëindiging  van  het  erfpachtrecht  kennis  geven  aan  de  erfpachter  en  aan  de  hypotheekhouder(s) zo die er is (zijn).

  • 2. Het in openbare verkoop gebrachte erfpachtrecht zal zijn onder de ten tijde van de verkoop gebruikelijke erfpachtvoorwaarden en voor de te dien tijde gebruikelijke termijn, met dien verstande evenwel, dat indien bij de oorspronkelijke uitgifte, bijzondere voorwaarden of een bijzondere termijn zijn gesteld, deze in acht zullen worden genomen. Van deze voorwaarden en termijn zal aan de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, worden kennisgegeven, zulks binnen vier maanden na beëindiging van het erfpachtrecht. De voor het in openbare verkoop gebrachte erfpachtrecht te berekenen canon zal door de minister, de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, in onderling overleg worden vastgesteld.

  • 3. Indien binnen vijf maanden na beëindiging van het recht van erfpacht tussen de minister, de oorspronkelijke erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, geen overeenstemming wordt bereikt omtrent de canon te berekenen voor het in openbare verkoop te brengen erfpachtrecht, dan wel binnen dezelfde termijn door de erfpachter of de hypotheekhouder bij aangetekend schrijven bezwaar is gemaakt tegen de vastgestelde erfpachtvoorwaarden en termijn, dan wordt de te berekenen canon en of de bestaande geschilpunten bij wege van bindend advies beslist door drie deskundigen.

  • 4. De deskundigen worden benoemd door de minister, de erfpachter en de hypotheekhouder, zo die er is, of indien alle partijen niet tot overeenstemming omtrent de benoeming van alle deskundigen kunnen geraken op verzoek van de meest gerede partij door de rechter in het Gerecht in eerste aanleg.

  • 5. De uitspraak van de deskundigen zal met redenen omkleed moeten zijn en binnen een termijn van uiterlijk drie maanden moeten zijn uitgebracht. De aan de uitspraak van de deskundigen verbonden kosten komen ten laste van de erfpachter en van het Land elk voor de helft.

  • 6. De deskundigen zullen waarderen:

    • I.

      Voor het geval schadevergoeding wordt uitgekeerd:

      • a.

        de verkoopwaarde van het geheel, zodanig, als behoorden de grond met de opstallen in de volle en vrije eigendom toe aan de erfpachter en,

      • b.

        de verkoopwaarde van de grond zonder opstallen.

    Het  bedrag  van  de  schadevergoeding  zal  worden  bepaald op het verschil tussen de onder a en b bedoelde waardering.

    • II.

      Voor  het  geval  tot  openbare  verkoop  wordt  overgegaan:

    de  verkoopwaarde  als sub  I  onder  b  bedoeld.

    Voor  de  berekening  van  de   canon   bij   openbare   verkoop  zal   deze   verkoopwaarde   moeten   worden   vermenigvuldigd met  het  ten  tijde  van  de  openbare  verkoop  geldende  percentage

  • 7. Onder verkoopwaarde wordt verstaan de gangbare verkoopwaarde zonder dat het bedrijf, dat eventueel in de opstallen wordt uitgeoefend, enigerlei invloed op de taxatie zal mogen uitoefenen.

  • 8. De openbare verkoop zal plaatsvinden binnen acht maanden na beëindiging van het erfpachtrecht voor het geval geen bindend advies wordt uitgebracht en binnen drie maanden na dit advies indien dat wel wordt uitgebracht. De schadevergoeding wordt eveneens binnen drie maanden na vaststelling van het bedrag uitbetaald.

  • 9. De opbrengst van de verkoop wordt aan de erfpachter, wiens recht geëindigd is, uitgekeerd na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot dat recht nog verschuldigd is en van de ten laste van het Land komende kosten van de verkoop. Hetzelfde geschiedt met de door het Land voor de opstallen uit te keren schadevergoeding.

  • 10. Indien echter het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard, wordt in afwijking van het vorenstaande lid het bedrag van de schadevergoeding of de opbrengst van de verkoop, na aftrek van hetgeen aan het Land met betrekking tot het erfpachtrecht verschuldigd is, en de kosten als bedoeld in het negende lid, aan de hypotheekhouder uitgekeerd tot een door de minister vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag, dat aan de hypotheekhouder zou toekomen, indien het een verdeling gold van de koopprijs ingeval van gerechtelijke verkoop van het erfpachtrecht en wordt het daarna overblijvende gedeelte van de opbrengst of de schadevergoeding aan de erfpachter, wiens erfpachtrecht geëindigd is, uitgekeerd.

  • 11. De grond met de opstallen zal, indien niet tot weder uitgifte in erfpacht aan de erfpachter ingevolge het eerste lid wordt overeengekomen binnen drie maanden na beëindiging van het erfpachtrecht ter vrije beschikking van Sint Maarten worden gesteld.

  • 12. De oorspronkelijke erfpachter is te allen tijde bevoegd, mits aan het Land de kosten ter voorbereiding van de verkoop vergoedende, een nieuwe overeenkomst tot weder uitgifte in erfpacht aan te gaan voor de termijn en canon en onder de voorwaarden als ingevolge het vorenstaande voor het te veilen erfpachtersrecht zijn vastgesteld.

  • 13. Indien bij de openbare verkoop geen bod gedaan wordt, is het Land niet tot enigerlei uitkering verplicht.

Artikel 19

  • 1. Indien het erfpachtrecht met hypotheek is bezwaard zullen de bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18, voor zoveel deze op de hypotheekhouder betrekking hebben, slechts van toepassing zijn, indien de hypotheekhouder van zijn recht aan de minister heeft kennis gegeven door toezending van een kopie van het borderel van inschrijving, vermeldende datum, deel en nummer van de inschrijving, waarna voor hem zullen gelden de in deze voorwaarden ten behoeve van hypotheekhouders opgenomen voorschriften, terwijl hij wordt geacht in te stemmen, dat kennisgevingen, ingevolge die voorschriften aan hem te doen, geschieden aan de werkelijke woonplaats of aan de bij de inschrijving van de hypotheek gekozen woonplaats ter keuze van de minister.

  • 2. Het bepaalde bij het eerste lid van dit artikel en het bepaalde bij artikel 13 is niet van toepassing ten aanzien van hypotheken, waarvan Sint Maarten houder is.

  • 3. De hypotheekhouder, die aan het in het eerste lid van dit artikel bepaalde gevolg geeft, verplicht zich aan de minister kennis te geven van te niet gaan of van doorhaling van de hypothecaire geldlening.

Artikel 20

Bij weder uitgifte van de grond in erfpacht als bedoeld bij artikel 18 is de erfpachter voor het gebruik van de grond vanaf de dag van beëindiging van het erfpachtrecht tot de dag van overschrijving van de erfpachtakte in de daartoe bestemde openbare registers een vergoeding verschuldigd, berekend op basis van de oorspronkelijk verschuldigde canon.

Artikel 21

Onder opstallen verstaan deze bepalingen en voorwaarden de op of in de grond aanwezige onroerende zaken, ook die welke door bestemming onder onroerende zaken begrepen worden.

Artikel 22

Geen overschrijving van het erfpachtrecht zal zijn toegelaten, indien niet blijkt dat de canon over het lopende jaar is voldaan.

Artikel 23

Indien de erfpachter een termijn, binnen welke hij een verplichting nakomen moet, ongebruikt laat voorbijgaan, is hij door het enkele verloop van de termijn in gebreke, zonder dat daartoe een ingebrekestelling vereist wordt.

Artikel 24

De erfpachter of diens rechtverkrijgenden zijn verplicht, bij beëindiging van het erfpachtrecht, hetzij door verloop van de termijn, hetzij door vervallenverklaring of prijsgeven van de beëindiging door aantekening in de daartoe bestemde openbare registers te doen blijken, bij niet nakoming van welke verplichting de minister het recht heeft, die aantekening te doen geschieden op kosten van nalatige.

Artikel 25

De kosten uit de overeenkomst tot verlening van het erfpachtrecht voortvloeiende, waaronder begrepen die van een afschrift van de notariële akte ten behoeve van Sint Maarten, komen voor rekening van de erfpachter, terwijl bij elke overdracht van het verleende erfpachtrecht, een afschrift van de betreffende notariële akte op kosten van verkrijger moet worden opgemaakt ten behoeve van Sint Maarten en gezonden aan de minister.

HOOFDSTUK II

Uitgifte in huur, pacht of anderszins

Artikel 26

  • 1. De minister is bevoegd tot het verhuren, verpachten of op enige andere wijze in gebruik geven van eigendommen van Sint Maarten voor langer dan vijf jaren, indien dit geschiedt bij openbare inschrijving en toewijzing volgt aan degene, die voor het hoogste bedrag heeft ingeschreven.

  • 2. Het verhuren, verpachten of op enige andere wijze in gebruik geven van eigendommen van Sint Maarten voor langer dan vijf jaren anders dan overeenkomstig het vorige lid, geschiedt bij landsbesluit.

HOOFDSTUK III

Vervreemding

Artikel 27

  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel wordt bij landsverordening besloten tot het vervreemden van gebouwde en ongebouwde eigendommen van Sint Maarten, voor zover de minister daartoe niet is gemachtigd.

  • 2. De minister is bevoegd tot verkoop van gronden voor zover het percelen betreft, die geen zelfstandig bouwperceel vormen en een oppervlakte van 500 m² niet te boven gaan, noch ook met andere door landsorganen verkochte percelen een zelfstandig bouwperceel vormen of een oppervlakte van 500 m² te boven gaan.

  • 3. Vervreemding van gronden door middel van ruiling kan geschieden bij besluit van de minister, indien de waardeverhouding van de te ruilen gronden als gelijkwaardig kan worden aangemerkt en de leggerwaarde van de te vervreemden gronden niet meer dan NAf 3.000,- bedraagt.

HOOFDSTUK IV

Slotbepalingen

Artikel 28

[vervallen]

Artikel 29

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Verordening op de uitgifte van eigendommen".