LANDSVERORDENING Sociaal Statuut opbouw land Sint Maarten

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING Sociaal Statuut opbouw land Sint Maarten

Artikel 1

1.  Bij de overgang van het overheidspersoneel, bedoeld in het tweede lid, naar de nieuwe ambtelijke organisatie van de openbare rechtspersoon het eilandgebied Sint Maarten en na inwerkingtreding van de wijziging van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, de openbare rechtspersoon het Land Sint Maarten, wordt het in de bijlage van deze verordening opgenomen Sociaal Statuut gehanteerd.

2.  Het Sociaal Statuut heeft betrekking op overheidspersoneel dat met ingang van de inwerkingtreding van de wijziging van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden tot opheffing van het Land de Nederlandse Antillen, in dienst  is van de openbare rechtspersoon het eilandgebied Sint Maarten en de openbare rechtspersoon het Land de Nederlandse Antillen, met standplaats Sint Maarten, met dien verstande dat de indienstneming van ambtenaren na 8 december 2007 door de openbare rechtspersoon het Land de Nederlandse Antillen, de instemming heeft van het bestuurscollege.

Artikel 2

Deze verordening wordt aangehaald als: Landsverordening Sociaal Statuut opbouw Land Sint Maarten.

Artikel 3

[regelt de inwerkingtreding]

 

 

 

 

 

Sociaal Statuut Land Sint Maarten

 

_________________________________________________________________________________

 

 

Regelende de overgang van het personeel van het

Eilandgebied St. Maarten en het Land Nederlandse

Antillen naar het Land St. Maarten

 

 

 

 

  

 

 

Sint Maarten, 29 juli 2010

 

_________________________________________________________________________________

 

Inhoudsopgave

 

_________________________________________________________________________________

 

 

 

Inhoudsopgave                                                                  2

Sociaal Statuut                                                                   3

          Inleiding                                                                    3

1.       Begripsbepalingen                                                    3

2.       Algemene Bepalingen                                                5

3.       Plaatsing                                                                   6

4.       Rechtspositionele rechten en plichten                       8

5.       Flankerend beleid                                                      9

6.       Slotbepalingen                                                         10

Toelichting                                                                         11

7.       Algemene Toelichting                                                11

8.       Artikelsgewijze toelichting                                        11

Bijlagen                                                                                14

9.       Inpassingsregels                                                        14

10.     bezwarenprocedure                                                   15

Sociaal Statuut

 

 

 

Inleiding

            Sint Maarten wordt een Land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Hiertoe zijn reeds vele stappen gezet. Een onderdeel van dit veranderingsproces is de overgang van het personeel naar deze nieuwe entiteit. In het ‘Uitgangspuntendocument van 8 december 2007 werd vastgesteld dat de nieuwe entiteiten een  Sociaal Statuut en migratieplan opstellen in overleg met de vakbonden.

 

            Tijdens het bestuurlijk Overleg Gefaseerde Ontmanteling van 24 november 2008 werd afgesproken dat het Land Nederlandse Antillen, vooruitlopend op het verkrijgen van de Landsstatus van de nieuwe entiteiten zal worden ontmanteld.

            Hiertoe zullen alle daarvoor in aanmerking komende taken van het Land worden overgedragen aan de Eilandgebieden.

 

            Door middel van dit Sociaal Statuut worden de rechten en plichten van zowel de betrokken personeelsleden als het bevoegde gezag en het nieuw bevoegd gezag, betreffende de overgang naar de NBO vastgelegd.

 

 

1.  Begripsbepalingen

 

Artikel 1 Definities

In dit Sociaal Statuut Land St. Maarten, verder te noemen “sociaal statuut” en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1.  bevoegd gezag: het Bestuurscollege van het Eilandgebied St. Maarten voor wat betreft Eilandsambtenaren en de Gouverneur van de Nederlandse Antillen voor wat betreft Landsambtenaren. Waar in dit document wordt gerefereerd aan het bevoegd gezag wordt bedoeld het Bestuurscollege van St. Maarten;

2.  rechtspersoon: het Land St. Maarten;

3.  aanbod: een schriftelijke mededeling van het voornemen tot het aangaan van een dienstverband van het bevoegd gezag aan het personeelslid, tot plaatsing in een functie bij het Land St. Maarten op de transitiedatum;

4.  Nieuwe Bestuursorganisatie (NBO) :De ambtelijke organisatie van de rechtspersoon;

5.  personeelslid: 

1.  degene die een functie bekleedt bij de openbare rechtspersoon het Land de Nederlandse Antillen met standplaats St. Maarten of het Eilandgebied St. Maarten voor de overgang; of

2.  degene die een functie bekleedt bij de rechtspersoon.

6.  leidinggevende functies: de functies van: secretaris generaal, directeur, afdelingshoofd, diensthoofd en sectiehoofd van het Land St. Maarten;

7.  vakbonden: de vakbonden die personeelsleden vertegenwoordigen van het Land de Nederlandse Antillen met standplaats St. Maarten of het Eilandgebied St. Maarten of van de Rechtspersoon na de transitiedatum;

8.  datum van overgang : de datum waarop het personeelslid eervol uit dienst van het land Nederlandse Antillen en het Eilandgebied St. Maarten wordt ontslagen en in dienst treedt van de Rechtspersoon;

9.  personele gevolgen  :    gevolgen voor de functie of rechtspositie van het personeelslid;

10. salaris : het voor het personeelslid geldende bedrag van de aan dat personeelslid toegekende salarisschaal verbonden aan de Bezoldigingsregeling St. Maarten 2008 en de Landsdienaar geldende bezoldigingsregeling;

11. bezoldiging:  het bruto maandsalaris, vermeerderd met het bedrag van de aan het personeelslid toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen;

12. functiegebonden toelage: de aan een specifieke functie verbonden toelagen zoals continutoelage, toelage beschikbaarheid, kassiertoelage e.d.;

13. formatieplan : het  totaal van functies met daaraan verbonden het functie-niveau, de functiewaardering alsmede het aantal formatieve plaatsingsmogelijkheden per organisatieonderdeel;

14. functie: het geheel van taken en werkzaamheden dat het personeelslid volgens zijn functiebeschrijving dient te verrichten;

15. functieboek: een vastgestelde verzameling van de functiebeschrijvingen zoals deze in de nieuwe organisatie voorkomen, met vermelding van de functiewaardering per organisatieonderdeel;

16. organogram : de organisatiestructuur van de nieuwe bestuurlijke organisatie;

17.  ongewijzigde functie:          

1) een functie die qua aard / taakinhoud in overwegende mate ongewijzigd in de nieuwe rechtspersoon terugkeert.

18. passende functie: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die het personeelslid redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden aangeboden. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal twee niveaus lager zijn dan de oude functie. Een passende functie kan ook een nieuwe functie zijn;

19. geschikte functie: een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die het personeelslid bereid is te aanvaarden en vervullen;

20. gewijzigde functie: een functie die in de nieuwe rechtspersoon qua aard en taakinhoud sterk veranderd is ten opzichte van de functie bij het Land de Nederlandse Antillen of het Eilandgebied St. Maarten;

21. nieuwe functie: een functie die slechts in de nieuwe rechtspersoon voorkomt;

22. plaatsing: plaatsing in de NBO door de rechtspersoon;

23. boven-formatieve plaatsing: plaatsing in een functie waarvoor geen formatieplaatsen meer beschikbaar zijn;

24. transitiedatum: datum waarop het eilandgebied St. Maarten de status van Land binnen het Koninkrijk verkrijgt;

25. migratieplan: de inpassingsregels zoals verwerkt in de bijlage onder 9.

 

 

2.  Algemene bepalingen

 

Artikel 2 Werkingssfeer

1.  Dit sociaal statuut is van toepassing op alle personeelsleden van het eilandgebied St.Maarten en alle personeelsleden van het Land Nederlandse Antillen, met standplaatsen St. Maarten die vóór 8 december 2007 in dienst zijn getreden, zoals vastgelegd in het uitgangspuntendocument van 8 december 2007.

2.  De personeelsleden die na 8 december 2007 in dienst zijn getreden bij het Land de Nederlandse Antillen, dan wel overgeplaatst zijn naar een ander eiland, vallen niet onder de garantie bedoeld in het eerste lid, tenzij het ontvangende Eilandgebied  daarmee instemt, danwel het gevolg is van een met het Eilandgebied afgesproken verbeteringstraject.

3.  Dit sociaal statuut is opgesteld in verband met de ontmanteling en uiteindelijke opheffing van het Land de Nederlandse Antillen, de opheffing van het Eilandgebied St. Maarten en de oprichting van de rechtspersoon Land St. Maarten.

 

Artikel 3 Rechtspositie

1.  Een personeelslid is gerechtigd in dienst te treden van de rechtspersoon.

2.  Ten gunste van het personeelslid kan van het sociaal statuut worden afgeweken, indien toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 4 Procedurele bepalingen

1.  Het sociaal statuut wordt opgenomen als onderdeel van de rechtpositie van de personeelsleden van het Land de Nederlandse Antillen, met standplaats St. Maarten en het Eilandgebied St. Maarten en na de overgang als onderdeel van de rechtspositie van de personeelsleden van de rechtspersoon.

2.  De uitvoering van dit sociaal statuut is gebaseerd op een door het Eilandgebied St. Maarten vastgesteld organisatieplan omvattende een organogram, een formatieplan en een functieboek.

 

Artikel 5 Werkingsduur

Dit sociaal statuut treedt in werking twee maanden vóór de datum van de eerste overgang van personeelsleden, zoals beschreven in artikel 1 (lid 8) en blijft van kracht tot 36 maanden na de overgang van een personeelslid.

 

Artikel 6 Overleg met de vakbonden

1.  Dit Sociaal Statuut is tot stand gekomen in overleg met de vakbonden.

2.  Gedurende de werkingsduur wordt periodiek, voor zover nodig, overleg gehouden met de vakbonden.

 

 

3.  Plaatsing

 

Artikel 7 Algemene uitgangspunten plaatsing

1.  Door het Eilandgebied St. Maarten zijn functieboeken opgesteld.

2.  Alle personeelsleden ontvangen zo mogelijk twee maanden voor de transitiedatum een aanbod van het bevoegde gezag voor een functie in de NBO.

3.  In het aanbod wordt aangegeven of iemand een ongewijzigde, gewijzigde dan wel een nieuwe functie bekleedt of bovenformatief wordt geplaatst.

4.  Het aanbod bevat tenminste de volgende informatie:

     a.  de bepaling, dat de arbeidsvoorwaarden bij de rechtspersoon in totaliteit op de datum van overgang van het personeelslid niet ongunstiger zijn dan de rechtspositie bij het Eilandgebied St. Maarten of het Land Nederlandse Antillen;

     b.  de uit te oefenen functie met de daarbij behorende functiebeschrijving en waardering;

     c.  de salarisschaal, de salaristrede, het bedrag alsmede andere elementen van de bezoldiging;

     d.  het organisatie onderdeel;

     e.  het aantal dienstjaren;

     f.   de vermelding van de op zijn functie van toepassing zijnde regelingen;

     g.  in geval van een bovenformatieve plaatsing wordt dit als zodanig opgenomen in het besluit en is het flankerend beleid voor het betreffende personeelslid van toepassing.

5.  Personeelsleden als bedoeld in artikel 1 (lid 5) hebben het recht om bij de rechtspersoon op basis van een (tijdelijke of vaste) aanstelling of op basis van een arbeidsovereenkomst (voor bepaalde of onbepaalde tijd) naar burgerlijk recht als personeelslid in dienst te treden.

6.  De aanstelling of arbeidsovereenkomst, bedoeld in het vijfde lid, geldt voor de periode dat de tijdelijke dienstovereenkomst voor bepaalde tijd zou hebben voortgeduurd indien het personeelslid was aangesteld in tijdelijke dienst of werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

7.  Het bevoegde gezag zal de plaatsingsmogelijkheden van het personeel bevorderen door gehele centralisering van de vacaturestelling. Bij de vervulling van bestaande vacatures hebben bovenformatieven voorrang boven andere kandidaten.

8.  De uitvoering van de plaatsing vindt plaats door plaatsingscommissies. De samenstelling, taakstelling en werkwijze van deze commissies geschiedt bij besluit van het bevoegd gezag. Een vertegenwoordiger van de vakbonden wordt opgenomen in elke plaatsingscommissie (PLC).

 

Artikel 8 Plaatsing

1.  Met het oog op de bijzondere rol die leidinggevenden vervullen in de verdere ontwikkeling en groei van de nieuwe ambtelijke organisatie, is het noodzakelijk om de plaatsingsprocedure van leidinggevenden voorafgaande aan de plaatsing van de overige personeelsleden te laten plaatsvinden.

2.  Alle personeelsleden kunnen, na een interne bekendmaking, schriftelijk solliciteren naar vacante leidinggevende functies binnen de nieuwe rechtspersoon.

3.  Bij de plaatsing van het personeelslid worden de volgende uitgangspunten in acht genomen:

     a.  Indien het gaat om een ongewijzigde functie wordt het betrokken personeelslid in die functie geplaatst  conform het mens volgt functie principe.

     b.  Indien het een nieuwe of gewijzigde functie betreft wordt het betrokken personeelslid zo mogelijk in een passende functie geplaatst.

     c.  Indien de onder a. en b. genoemde mogelijkheden zich niet voordoen, wordt het personeelslid in een voor hem geschikte functie geplaatst.

     d.  Indien de onder a, b en c genoemde mogelijkheden zich niet voordoen, wordt het personeelslid bovenformatief geplaatst en treedt het flankerend beleid in werking.

4.  Als meer personeelsleden voor plaatsing in eenzelfde functie in aanmerking komen dan er formatieplaatsen te vervullen zijn, zal de meest geschikte kandidaat worden geplaatst.

5.  De personeelsleden genoemd onder lid 3b, 3c en 3d krijgen twee weken vóór de bekendmaking van het aanbod een verzoek van de Plaatsingscommissie om hun belangstelling voor drie functies kenbaar te maken via een belangstellingsregistratieformulier.

6.  In geval van ziekte of vakantie kan van de termijn van twee weken worden afgeweken.

7.  Indien het personeelslid geen voorkeur uitspreekt adviseert de plaatsingscommissie het bevoegd gezag ten aanzien van de plaatsing van dit personeelslid.

 

Artikel 9 Bezwarenprocedure

1.  De behandeling van een bezwaarschrift tegen de plaatsing, geschiedt door een bezwarencommissie. De taakstelling en werkwijze van de bezwarencommissie geschiedt bij eilandsbesluit. De samenstelling van deze commissie bestaat uit: twee vertegenwoordigers van de vakbonden, één vertegenwoordiger van Land de Nederlandse Antillen, één vertegenwoordiger van het Eilandgebied St. Maarten en een onafhankelijk vijfde lid.

2.  Indien een personeelslid zich niet met het aanbod kan verenigen, kan hij binnen 30 dagen schriftelijk en gemotiveerd een bezwaarschrift bij het bevoegd gezag indienen. Het bevoegd gezag legt het bezwaarschrift voor aan de bezwarencommissie ter advisering.

3.  In afwachting van de afhandeling van het bezwaarschrift wordt het aanbod omgezet in een voorlopige plaatsing in de NBO.

4.  Het bezwaarschrift wordt binnen twee weken na ontvangst in behandeling genomen door de bezwarencommissie en binnen zes weken na ontvangst afgerond door een schriftelijk advies aan het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag neemt binnen drie weken na ontvangst een besluit betreffende het bewaarschrift en deelt dit besluit schriftelijk mee aan het personeelslid.

5.  Het advies van de bezwarencommissie is in beginsel bindend, tenzij het bevoegd gezag met redenen omkleed weet te motiveren waarom de beoogde benoeming niet in het belang van de rechtpersoon is.

 

 

4.  Rechtspositionele rechten en plichten

 

Artikel 10 Rechtspositie personeelsleden

1.  Het personeelslid behoudt tenminste het salaris waar hij recht op had voor de overgang naar de NBO en het vooruitzicht op het maximumsalaris van de schaal waar hij ingedeeld was. Tevens apart schriftelijk vastgelegde individuele rechtspositionele aanspraken.

2.  Het personeelslid, bedoeld in het eerste lid, wordt geplaatst door toewijzing van een functie. Indien het een ongewijzigde functie betreft wordt het salaris vastgesteld door toekenning van een salaristrede in de bij die functie behorende functionele salarisschaal dan wel aanloopschaal.

3.  Ingeval de toegewezen functie een nieuwe functie is, kan, onverminderd wat is gesteld in het eerste lid, het salaris tevens bepaald worden door het toekennen van een salaristrede in een aanloopschaal tot maximaal twee schaalniveaus onder het functionele schaalniveau behorende bij de nieuwe functie.

4.  Indien aan de oude functie toelagen zijn verbonden welke niet aan de nieuwe functie zijn verbonden, worden deze verminderd tot het bedrag wat noodzakelijk is om het salaris zoals gesteld in het eerste lid te handhaven, en worden na één jaar beëindigd.

     Indien dergelijke toelagen langer zijn genoten dan vijf jaren, worden deze over een periode van drie jaren afgebouwd.

5.  De dienstjaren van een personeelslid bij het Land de Nederlandse Antillen en het Eilandgebied St. Maarten worden door de rechtspersoon meegerekend voor de bepaling van het aantal dienstjaren van belang voor het toekennen van jubileumgratificatie en de verdere opbouw van pensioenaanspraken.

6.  Het bevoegde gezag garandeert dat de rechtspersoon voor de personeelsleden die voor hun pensioen verzekerd waren bij het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen hetzij deze verzekering continueert hetzij deze naar een andere gelijkwaardige pensioenverzekering overbrengt.

7.  Het personeelslid behoudt het aantal als personeelslid bij het Land de Nederlandse Antillen en het Eilandgebied St. Maarten opgebouwde, niet genoten vakantiedagen, waarop hij recht had op de datum van indiensttreding bij de rechtspersoon.

8.  Op de datum van overgang lopende individuele afspraken met betrekking tot opleiding, vorming en training welke middels een besluit zijn vastgelegd, zullen worden gerespecteerd. Bij beëindiging van de opleiding tengevolge van de plaatsing met instemming van het nieuw bevoegd gezag geldt geen terugbetalingverplichting.

9.  Voordat het aanbod, bedoeld in artikel 7, wordt gedaan, worden alle rechtspositionele zaken van het personeelslid, zoals met betrekking tot een eventuele bevordering, een eventuele aanstelling in vaste dienst of een eventuele functiewaardering afgehandeld door het Land Nederlandse Antillen voor Landsdienaren, en het Eilandgebied St. Maarten voor Eilandsdienaren.

10.        Indien de uitvoering van het negende lid niet mogelijk blijkt wordt Eilandgebied / Land St. Maarten op de hoogte gesteld van nog in behandeling zijnde claims van het betrokken personeelslid en houdt met terugwerkende kracht rekening met de afhandeling door het bevoegd gezag, danwel nieuw bevoegd gezag, op een later tijdstip.

11.        Met uitzondering van hetgeen is gesteld in het negende lid van dit artikel, geldt dat het aanbod wat wordt gedaan aan Landsdienaren, met standplaats St. Maarten, zoals bedoeld in artikel 7 is gebaseerd op de schriftelijk vastgelegde en erkende rechtspositie door het Land Nederlandse Antillen. Een en ander zoals bedoeld in het convenant van 8 december 2007 (uitgangspunt 4) en de besluitenlijst van het bestuurlijk Overleg Gefaseerde Ontmanteling van 24 november 2008. Het Eilandgebied St. Maarten of de rechtspersoon accepteren geen claims op rectificatie van die rechtspositie. Slechts door het gerecht vastgestelde wijzigingen in die rechtspositie kunnen leiden tot een wijziging in het aanbod of plaatsing in de NBO.

 

Artikel 11 Verplichtingen personeelsleden

1.  Het personeelslid dient onverminderd het recht op bezwaar en beroep, een geschikte of passende functie die hem met inachtneming van de plaatsingsprocedure is aangeboden, te aanvaarden.

2.  Wanneer het personeelslid, na zorgvuldig overleg, drie maal aanvaarding van een geschikte of passende functie weigert of niet meewerkt aan het vinden van een oplossing als bedoeld in artikel 13, kan het bevoegd gezag dan wel het nieuw bevoegd gezag overgaan tot ontslag.

3.  Het ontslag kan, indien het personeelslid een bezwaarschrift heeft ingediend, niet eerder in werking treden dan na de beslissing op het bezwaarschrift, indien het bezwaarschrift ongegrond is verklaard.

 

 

5.  Flankerend beleid

 

Artikel 12 Algemene bepalingen flankerend beleid

1.  Als plaatsing in een functie zoals beschreven in artikel 7 niet mogelijk blijkt, zal in overleg met het personeelslid naar een maatwerkoplossing worden gezocht.

2.  Boven-formatieve plaatsing met behoud van het laatstgenoten salaris, zolang er geen passende of geschikte functie voorhanden is, geschied voor maximaal één jaar.

 

Artikel 13 Intern gerichte instrumenten

1.  Ter vergroting van de inpasbaarheid in een passende cq geschikte functie van bovenformatieve personeelsleden kan binnen de rechtspersoon een om-, her- en bijscholingstraject worden gevolgd. Dit heeft als doel om de plaatsingsmogelijkheid van dit bovenformatieve personeelslid te vergroten en het aantal bovenformatieve plaatsingen in de loop der tijd doen verminderen. Dit bijscholingstraject heeft een verplichtend karakter en heeft een maximale duur van 12 maanden. Het onderbreken van dit traject, zonder zwaarwegende redenen kan ontslag tot gevolg hebben voor het desbetreffende personeelslid. De kosten van deze scholingsactiviteiten komen voor rekening van de rechtspersoon, onder door deze te stellen voorwaarden. Het personeelslid dat bovenformatief is kan tijdelijk worden ingezet voor andere werkzaamheden.

 

Artikel 14 Extern gerichte instrumenten

1.  Outplacement kan als instrument worden ingezet voor bovenfomatieve personeelsleden. Voor het personeelslid wordt naar een passende cq geschikte functie buiten de rechtspersoon gezocht naar analogie van art. 14. Eventuele om-, her- en bijscholingsactiviteiten kunnen een onderdeel vormen van dit traject.

2.  Het nieuw bevoegd gezag draagt zorg voor faciliteiten bij het solliciteren in de vorm van:

     a.  informatievoorziening over functies elders;

     b.  buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging ten behoeve van sollicitaties;

     c.  het hanteren van een opzegtermijn van 1 maand.

3.  Aan het bovenformatieve personeelslid kan met ingang van de dag waarop het hem verleende ontslag ingaat door het nieuw bevoegd gezag wachtgeld worden toegekend (Wachtgeldregeling PB 1986 nr. 83 zoals gewijzigd).

4.  Het bovenformatieve personeelslid kan voor een lumpsum opteren. Om hiervoor in aanmerking te komen dient er een schriftelijk verzoek bij het bevoegde gezag te worden ingediend. Deze regeling houdt het eenmalig toekennen van een geldsom aan ex-personeelsleden in. Aan het toekennen kunnen, in overleg, nadere voorwaarden worden gesteld. Het personeelslid kan zich in dit overleg laten bijstaan door een raadspersoon.

 

 

6.  Slotbepalingen

 

1.  In gevallen waarin dit sociaal statuut niet voorziet, beslist het bevoegd gezag in overleg met de vakbonden.

2.  Dit sociaal statuut kan worden aangehaald als “Sociaal Statuut Land / Eilandgebied St. Maarten”.

Toelichting

 

 7.  Algemene toelichting

 

     Het Sociaal Statuut regelt de rechten en plichten van partijen betrokken bij de overgang van het personeel naar het nieuwe Land St. Maarten. Het opstellen van een dergelijk document door de desbetreffende entiteiten, in overleg met de vakbonden werden afgesproken tijdens het overleg van 8 december 2007 en vastgelegd in het Uitgangspuntendocumenten.

 

     Tijdens het Bestuurlijk Overleg Gefaseerde Ontmanteling op 24 november 2008 werd afgesproken dat vooruitlopend op het verkrijgen van deze nieuwe statussen van St. Maarten en Curaçao het Land Nederlandse Antillen zal worden ontmanteld door het decentraliseren van de taken van het Land. Vanuit het principe van mens volgt taak, betekent dit tevens dat personeel in dienst van Land, welke belast is met de uitvoering van een te decentraliseren taak in dienst zal treden van het Eilandgebied St. Maarten dan wel ter beschikking zal worden gesteld.

 

     In overleg met de vakbonden WICSU, ABVO en NAPB is het onderhavige Sociaal Statuut tot stand gekomen. Het regelt de overgang van personeel in dienst van het Eilandgebied St Maarten en het Land Nederlandse Antillen naar de NBO van het Land St. Maarten.

 

 

8.  Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2

Het artikel bepaalt de werkingsfeer. Het geldt voor alle Eilands-, en Landsdienaren. Hier moet echter wel de aantekening worden gemaakt dat de inpassingsregels niet gelden door diensten die overkomen en een eigen bezoldigingsregeling behouden na de overgang. Zoals bv bij KPSM en de Kustwacht De procedures in dit Sociaal Statuut zullen wel gelden voor hen.

 

Artikelen 3 en 4

Bepalen dat de personeelsleden het recht hebben in dienst te treden van de rechtspersoon. Het Sociaal Statuut is onderdeel van hun rechtspositie en het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om de organisatie, formatieplan en functieboek vast te stellen voor de overgang.

 

Artikel 5

Hierin wordt vastgelegd hoe lang het sociaal statuut nog doorwerkt na de overgang  van een personeelslid voor dat betreffende personeelslid.

 

Artikel 6

De vakbonden WICSU, NAPB en ABVO zijn betrokken in de totstandkoming van dit Sociaal Statuut en hebben op 19 mei en 19 oktober 2009 hun goedkeuring gegeven. Op 8 juli 2010 hebben de vakbonden WICSU, ABVO, STrAF en NAPB, een akkoord bereikt met de gedeputeerde van Financiën, Personeel en Organisatie over voorgestelde aanpassingen. Op 12 juli hebben de Minister van COBIZA en de gedeputeerde van Financiën, Personeel en Organisatie akkoord bereikt over de nog openstaande punten. Na formele behandeling in het CGOA zijn de minister van COBIZA en de CCvV akkoord gegaan met de eindversie en zal er een convenant tussen partijen en een protocol tussen het Land de Nederlandse Antillen en het Eilandgebied St. Maarten worden getekend.

 

Artikel 7

In de afspraken is er van uitgegaan dat er verschillende momenten van overgang naar de NBO kunnen zijn. Het uitgangspunt is dat een aanbod drie maanden voor de transitiedatum wordt gedaan. Het voorbehoud, uitgedrukt door de zinsnede ‘zo mogelijk’ wordt gemaakt omdat het eilandgebied niet kan garanderen dat de aanlevering van de rechtspositionele gegevens zoals bedoeld in artikel 11 van de landsdienaren door het Land Nederlandse Antillen tijdig geschied.

 

Artikel 8

In dit artikel wordt de wijze van plaatsing van het personeel conform het mens-volgt-functie principe vastgelegd. Tevens wordt hierin beschreven hoe zal worden omgegaan met vacante leidinggevende functies, nieuwe functies, plaatsing in een passende danwel geschikt functie en bovenformatieve plaatsing.

 

Artikel 9

Dit artikel behandelt de bezwarenprocedure. Dit betreft een interne procedure die gesitueerd is tussen het moment van aanbod door de PLC en het moment van beslissen tot plaatsing van het bevoegd gezag. Om het functioneren van de NBO niet te veel belemmeren als gevolg van ingediende bezwaarschriften, wordt het aanbod omgezet in een voorlopige plaatsing in afwachting van de afhandeling van het bezwaarschrift. Hiermee vervalt niet het recht om beroep aan te tekenen tegen de uiteindelijke beslissing van het bevoegd gezag bij het Gerecht in Ambtenaren Zaken (GAZ). Een beschrijving van de wijze van indienen van een bezwaarschrift en de wijze van behandeling door de Bezwarencommissie is opgenomen in de bijlage onder hoofdstuk 10.

 

Artikel 10 Rechtspositie

Het Eilandgebied heeft onlangs een aantal rechtspositionele wijzigingen doorgevoerd binnen het Eilandgebied. Uitgangspunt is dat de huidige rechtspositie van het Eilandgebied model zal staan voor het Land St. Maarten. Binnen die rechtspositie spreken we van een beloningssysteem. Een centraal element in dat systeem is het verbinden van salarisschalen aan een positie door middel van functiewaardering.

 

De systemen van het Land en het Eiland zijn echter niet één op één gelijk. Vooral in de hogere schalen geldt dat de salarissen van het Eilandgebied in het nieuwe beloningsysteem beduidend hoger zijn dan die van het Land. Daarnaast is geconstateerd dat de functiewaardering voor hogere functies uiteenlopen en bij het Land vaak hoger zijn uitgevallen dan bij het Eiland. Deze tweezijdige ongelijkheid kan voor een belangrijk deel worden geneutraliseerd door geen schaalgarantie te laten gelden voor overheidsdienaren die uit een ander beloningsysteem migreren maar een salarisgarantie. Hiermee is het bv mogelijk dat het huidige salaris wordt gegarandeerd maar in een lagere schaal. Dit kan wanneer de betreffende functie lager gewaardeerd in schaal dan de overheiddienaar nu heeft bij het Land, maar die lagere schaal bij het Eiland hoger is dan het huidige salaris bij het Land.

 

Wanneer in de oude functie toelagen worden genoten die niet aan de nieuwe functie zijn verbonden worden die na 1 jaar ingetrokken en binnen 3 jaar afgebouwd wanneer zij langer werden genoten dan 5 jaar. De bepaling van de hoogte van deze tijdelijke toelagen wordt bepaald door het verschil te nemen van inpassing zonder de toelage en inpassing met de toelage fictief opgeteld bij de bezoldiging (vergelijkbaar met de bovenwinden toelage).

 

Artikel 11

Dit artikel geeft de mogelijkheid aan het bevoegd gezag, dan wel nieuw bevoegd gezag om over te gaan tot ontslag wanneer een personeelslid niet meewerkt. Artikel 10 bepaalt de bezwaren procedure. Indien een bezwaar gegrond wordt verklaard wordt de PLC verzocht een andere, passende, functie aan te bieden.

Voorkomen moet worden dat er cyclus ontstaat van aanbieding en weer opnieuw bezwaar. Derhalve zoekt de PLC daarna een passende oplossing met het betrokken personeelslid. Het personeelslid kan echter niet passende functies blijven weigeren. Wanneer een personeelslid drie keer weigert een passende te aanvaarden dan het bevoegd gezag overgaan tot ontslag.

 

Artikel 12 t/m 14

Deze artikelen behandelen het flankeren beleid. We gaan er vanuit dat het niet of nauwelijks zal worden toegepast omdat de indicaties zijn dat er voor iedereen plaats is binnen de organisatie.

 

Uitzonderingen bevestigen doorgaans de regel en in individuele gevallen kan het noodzakelijk zijn een maatwerkoplossing te zoeken. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om iemand voor de duur van een jaar bovenformatief te plaatsen. In die tijd kan ook worden gewerkt aan bijscholing, of aan outplacement. Volledigheidshalve zijn ook de afvloeiingsregelingen opgenomen.

Bijlagen

 

 

9.  Inpassingregels

 

     Aanvullend op artikel 7 en 11, zijn afspraken gemaakt hoe te handelen wanneer zich specifieke omstandigheden voordoen bij de inpassing in het nieuwe salarissysteem. Hierbij moet worden opgemerkt dat sommige voormalige Landsdiensten een eigen rechtspositieregeling en bezoldigingsregeling zullen behouden of verkrijgen na de overgang. Uiteraard gelden deze regels dan niet.

 

     Inschaling in de bezoldigingsregeling van St. Maarten van personeel welke niet bezoldigd worden volgens de bezoldigingsregeling van St. Maarten.

 

     1.  Binnen de toegewezen schaal wordt gezocht naar de periodiek die de naast hogere is ten opzichte van: het huidige salaris, vermeerderd met de bovenwindentoelage (indien men die geniet) Met andere woorden de dichtst bijzijnde periodiek naar boven afgerond. Daarnaast wordt één periodiek extra toegekend. In deze berekening kunnen eventuele permanente toelagen ook worden betrokken door deze op te tellen bij het basissalaris, e.e.a. ter beoordeling van het bevoegd gezag.

 

     2.  De betrokken functionaris die geplaatst wordt in een ongewijzigde functie, en deze functie reeds drie jaar heeft uitgeoefend, wordt ingeschaald in de schaal die volgens de functiewaardering hoort bij de toegewezen functie (functionele schaal) en behoudt het vooruitzicht op het maximum salarisbedrag verbonden aan zijn schaal voor de overgang conform artikel 10 lid 1.

 

     3.  De betrokken functionaris die geplaatst wordt in een ongewijzigde functie en deze functie minder dan drie jaar heeft uitgeoefend kan geplaatst worden in een aanloopschaal als daar aanleiding toe bestaat.

 

     4.  Indien bij de inschaling onder punt 2 en 3 het berekende nieuwe salaris van de betrokken functionaris (inclusief de fictieve extra periodiek), lager is dan het schaalminimum van de toegewezen functie wordt betrokkene ingeschaald in een aanloopschaal (maximaal 2 schalen lager dan de functionele schaal).

 

     5.  Indien blijkt bij de inschaling onder punt 2 dat het salaris van de betrokken functionaris het schaal maximum overschreden zal worden, wordt de hoogte van het salaris als volgt bepaald: Middels inpassing in de naastgelegen hogere schaal.

 

     6.  Wanneer het maximumsalaris zoals bedoeld in artikel 10 lid 1 van het Sociaal Statuut slechts kan worden bereikt in een naastgelegen hogere schaal dan de functionele schaal, blijft het toekennen van jaarlijkse salaristreden achterwege na toekenning van de periodieke verhoging in die schaal die het maximumsalaris zoals bedoeld in artikel 10 lid 1, overschrijdt.

 

     7.  Indien de situatie zoals geschetst onder punt 6 zich voordoet dan behoudt men die salaristrede tot wanneer de functionaris als gevolg van een beoordeling bevorderd wordt naar een schaal waarvan het schaalmaximum hoger is dan zijn salaris.

 

     Inschaling in de bezoldigingsregeling van St. Maarten van personeel die al bezoldigd worden volgens de bezoldigingsregeling van St. Maarten.

 

     8.  De functionaris die geplaatst wordt in een ongewijzigde functie behoudt zijn huidige schaal en trede.

 

     9   De functionaris die wordt geplaatst in een nieuw functie welke lager is gewaardeerd dan zijn huidige salarisschaal, behoudt zijn huidige salarisschaal en trede, alsmede het uitzicht op het schaalmaximum.

 

     10.   De functionaris die wordt geplaatst in een nieuwe functie welke hoger is gewaardeerd dan zijn huidige salarisschaal wordt geplaatst in een aanloopschaal.

 

     Voor alle personeelsleden geldt:

 

     11.   Voor alle functionarissen die geplaatst zijn in een aanloopschaal is het salariërings- en beloningsbeleid met betrekking tot aanloopschalen van toepassing. Dit betekent dat men jaarlijks beoordeeld zal worden. Bij goed functioneren wordt men bevorderd naar de functionele schaal.

 

10.        Bezwarenprocedure

 

     Het indienen van bezwaren

 

     In geval een medewerker het oneens is met de aanbieding van het bevoegd gezag kan hij een bezwaarschrift indienen. Het is niet mogelijk om bezwaar aan te tekenen tegen een op iemand anders van toepassing zijnde aanbod. Het gaat hierbij in principe om besluiten tot: plaatsing en indien van toepassing de berekening van een nieuw salaris.

 

     Na de schriftelijke aanbieding tot plaatsing, kan de medewerker binnen 30 dagen na ontvangst schriftelijk bezwaar hiertegen maken. Om de behandeling te vergemakkelijken moet het bezwaar aan een aantal vereisten voldoen:

 

     1.     Het moet minimaal gegevens bevatten over de betreffende medewerker zoals:

            •    naam, adres, huidige inschaling, salaris en functie;

            •    het functieaanbod waartegen men bezwaar aantekent;

            •    evt. de functies warvoor men zijn belangstelling kenbaar maakte (art. 9.3).

 

     2.  Het bezwaar dient duidelijk gemotiveerd te zijn: Met andere woorden, de redenen voor het bezwaar moeten duidelijk worden omschreven. Daarnaast moet worden aangegeven wat men een acceptabel aanbod vindt.

 

     3.  Het bezwaarschrift moet gericht worden aan de Bezwarencommissie en worden ingeboekt bij Algemene Zaken. Bijstand van een derde bij het opmaken van het bezwaarschrift is uiteraard toegestaan.

          Als gedurende de bezwaarperiode geen bezwaar is aangetekend, dan wordt ervan uitgegaan dat de medewerker geen bezwaar heeft tegen het aanbod. De plaatsing zal dan t.z.t. definitief worden gemaakt met een beschikking van het bevoegd, dan wel nieuw bevoegd gezag.

 

De Bezwarencommissie

 

     Voor het behandelen van bezwaren, zal conform artikel 9, lid 1, een bezwarencommissie worden ingesteld.

 

     Voor alle leden geldt dat zij geen lid mogen zijn van een plaatsingscommissie.

 

     De Bezwarencommissie concentreert zich in haar toetsing specifiek op de gehanteerde procedure van screening, berekening en advisering door de Plaatsingscommissie.

 

Behandeling van bezwaarschriften

 

     De Bezwarencommissie neemt het bezwaar in behandeling en toetst het bezwaar volledig. Zowel de belangen van de werkgevers als de medeweker worden heroverwogen. Uitgangspunt hierbij is een zogenaamde marginale toetsing of:

     1.  de procedure juist is gevolgd;

     2.  het aanbod redelijk is (dat wil zeggen in lijn met de uitgangspunten zoals verwoord in het Sociaal Statuut).

     3.  is de berekening juist uitgevoerd.

 

     De Bezwarencommissie baseert zich in eerste instantie op het ingediende schriftelijke bezwaar. Indien de commissie daartoe aanleiding ziet kan zij met de betreffende medewerker in gesprek gaan om nadere informatie te vragen over de grieven die hij heeft tegen het aanbod. Van een dergelijk gesprek wordt een verslag gemaakt. De medewerker krijgt een kopie van het verslag getekend door de voorzitter van de Bezwarencommissie. De medewerker heeft het recht zich te laten bijstaan door één vertrouwenspersoon (vriend, collega of juridisch adviseur).

 

     De medewerker die na de tweede oproep zonder geldige reden geen gevolg geeft aan de oproep gehoord te worden, wordt geacht geen prijs te stellen op een nadere toelichting van zijn bezwaar.

 

     Indien de Bezwarencommissie daar aanleiding toe ziet kan zij tevens in gesprek gaan met de voorzitter van de betreffende Plaatsingscommissie om nadere uitleg te vragen over de motivatie voor het aanbod. Van een dergelijk gesprek wordt een verslag gemaakt. De voorzitter van de PLC krijgt een kopie van het verslag getekend door de voorzitter van de Bezwarencommissie. De voorzitter van de PLC heeft het recht zich te laten bijstaan door een deskundig lid van de PLC.

 

     De Bezwarencommissie evalueert de grieven en het plaatsingsaanbod. De evaluatie wordt onderbouwd met duidelijke argumenten en redeneringen. Naar aanleiding van deze evaluatie brengt de Bezwarencommissie een advies aan het Bestuurscollege. Het advies komt tot stand op basis van consensus. Alle leden van de Bezwarencommissie hebben een gelijke stem. Indien in goed overleg geen overeenstemming bereikt kan worden over een onderwerp beslist de voorzitter.

 

     Dit advies wordt met redenen omkleed en door alle leden van de Bezwarencommissie ondertekend. Bijgevoegd wordt tevens het oorspronkelijke bezwaarschrift van de medewerker. De betrokken medewerker wordt eveneens binnen vijf (5) werkdagen schriftelijk van de inhoud van het advies in kennis gesteld.

 

     Indien het bezwaar niet wordt erkend wordt het oorspronkelijke aanbod op advies van de Plaatsingscommissie door het bevoegde gezag omgezet in een plaatsing dan wel een voorlopige plaatsing met ingang van de datum van overgang zoals bedoeld in art. 1 lid 8.

 

     Indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk wordt erkend, dan wordt door de Plaatsingscommissie een voor de medewerker aanvaardbare oplossing gezocht, met inachtneming van het geen is gesteld in art. 12. Dit proces geschiedt schriftelijk.

     Het gewijzigde aanbod wordt op advies van de Plaatsingscommissie door het bevoegde gezag omgezet in een plaatsing dan wel voorlopige plaatsing met ingang van de datum van overgang zoals bedoeld in art. 1 lid 8.

 

     Tegen een beslissing tot plaatsing van het bevoegde gezag, staat bezwaar open bij het Gerecht in Ambtenarenzaken (GAZ).

 

     Indien het aantal bezwaren meer is dan voorzien of indien het door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk blijkt om binnen de aangegeven termijnen te vergaderen, c.q. adviseren, zullen de termijnen na overleg met de vakbonden worden aangepast en aan de medewerkers worden meegedeeld.