LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van 6 maart 2012 houdende de toelating van het Vrijwilligerskorps Sint Maarten als weerkorps in de zin van de Landsverordening op de weerkorpsen 1997

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van 6 maart 2012 houdende de toelating van het Vrijwilligerskorps Sint Maarten als weerkorps in de zin van de Landsverordening op de weerkorpsen 1997

Artikel 1

Voor de toepassing van dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    stichting: Stichting Vrijwilligerskorps Sint Maarten;

  • b.

    korpscommandant: de korpscommandant, bedoeld in artikel 6;

  • c.

    VKS: Vrijwilligerskorps Sint Maarten;

  • d.

    bevoegd gezag: het gezag waaronder het VKS bij een operationeel optreden is gesteld.

Artikel 2

  • 1. Het VKS wordt toegelaten als weerkorps in de zin van artikel 1, onderdeel c, van de Landsverordening op de weerkorpsen 1997.

  • 2. Het VKS heeft ten doel middels terbeschikkingstelling door de minister, het bevoegd gezag bij te staan in de handhaving van de openbare orde en rust en de in- of uitwendige veiligheid, dan wel in de hulpverlening bij rampen.

  • 3. Het VKS wordt ondersteund door de stichting die belast is met het beheer over de door het VKS ontvangen financiële en materiële middelen.

  • 4. Het bestuur van de stichting bestaat uit andere dan de in artikel 5, eerste lid, genoemde personen.

  • 5. De oprichtingsakte alsmede de statuten van de stichting worden door de minister goedgekeurd.

  • 6. Ten behoeve van het VKS worden door de minister goedgekeurd:

    • a.

      het korpsreglement;

    • b.

      reglementen inzake de inwendige dienst;

    • c.

      reglementen inzake de korpstucht;

    • d.

      voorschriften betreffende bewapening, kleding en uitrusting;

    • e.

      voorschriften betreffende opleidingen en examens;

    • f.

      voorschriften betreffende extern optreden.

  • 7. Wijziging van reglementen en voorschriften, genoemd in het zesde lid, behoeft goedkeuring van de minister.

Artikel 3

Ten aanzien van de bewapening, kleding en uitrusting alsmede de opslag daarvan zijn de voorschriften van de krijgsmacht van het Koninkrijk der Nederlanden waar mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1. Aan de minister worden ter goedkeuring voorgelegd:

    • a.

      het jaarlijks oefenprogramma; en

    • b.

      de te houden marsen en parades.

  • 2. De minister zendt de goedgekeurde stukken, bedoeld in het eerste lid, ter kennisneming aan de Minister van Justitie.

Artikel 5

  • 1. Het VKS is samengesteld uit de korpscommandant, officieren, onderofficieren en manschappen.

  • 2. De benoeming, schorsing en ontslag van de korpscommandant geschiedt door de Gouverneur op voordracht van de minister, na overleg met de regionaal bevelhebber.

  • 3. De benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van officieren geschiedt door de Gouverneur op voordracht van de korpscommandant door tussenkomst van de minister.

  • 4. De benoeming, bevordering, schorsing en ontslag van onderofficieren en manschappen geschiedt door de minister op voordracht van de korpscommandant.

  • 5. Voor benoeming als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid, kan slechts in aanmerking komen degene die van goed zedelijk gedrag is, hetgeen dient te blijken uit een verklaring, afgegeven door de daartoe bevoegde instantie.

  • 6. Gronden voor schorsing in afwachting van ontslag, alsmede voor ontslag worden neergelegd in het korpsreglement.

  • 7. Gronden voor schorsing, met uitzondering van die in afwachting van ontslag, worden neergelegd in de reglementen inzake de korpstucht.

Artikel 6

  • 1. De korpscommandant is, met inachtneming van artikel 7, verantwoordelijk voor de operationele inzet van het VKS.

  • 2. Het operationeel beheer van het VKS is opgedragen aan de korpscommandant.

  • 3. Het bestuur van de stichting is bevoegd de korpscommandant ter zake van het operationeel beheer te adviseren.

Artikel 7

  • 1. Het VKS is verplicht zich onder alle omstandigheden te gedragen overeenkomstig de aanwijzingen van de minister dan wel van het bevoegd gezag.

  • 2. Indien noodzakelijk plegen de minister en het bevoegd gezag overleg omtrent de inzet van het VKS.

  • 3. De doelstelling van het optreden van het VKS, alsmede de noodzakelijke uitrusting en bewapening wordt per geval vastgesteld door de minister in overleg met het bevoegd gezag.

  • 4. Tijdens het optreden in bijstand worden door de leden van het VKS die aan een bepaalde dienst worden toegevoegd de instructies in acht genomen die gelden voor die dienst.

  • 5. Indien sprake is van buitengewone omstandigheden, wordt per geval een aanvullende of afwijkende instructie vastgesteld door de minister in overleg met het bevoegd gezag.

Artikel 8

  • 1. De stichting legt jaarlijks, uiterlijk zes maanden voor het begin van elk boekjaar, een begroting van inkomsten en uitgaven ter goedkeuring aan de minister voor.

  • 2. Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december van elk jaar, met uitzondering van het eerste jaar in welk geval het boekjaar loopt vanaf de datum waarop dit landsbesluit in werking treedt tot en met 31 december van het daarop volgende jaar.

  • 3. Jaarlijks wordt, uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de minister aangeboden, de rekening en verantwoording, vergezeld van een accountantsverklaring en een verslag van de korpscommandant en het bestuur van de stichting.

Artikel 9

De reglementen en voorschriften die op het moment van inwerkingtreding van de Staatsregeling bij het VKS in gebruik waren, gelden gedurende uiterlijk een jaar na inwerkingtreding van dit landsbesluit als de reglementen en voorschriften, bedoeld in artikel 2, zesde lid.

Artikel 10

[vervallen]

Artikel 11

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 12

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Landsbesluit VKS.