Regeling vervallen per 10-10-2010

LANDSVERORDENING van de 23ste december 2003 regelende het toezicht op het trustwezen

Geldend van 05-06-2015 t/m 09-10-2010

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 23ste december 2003 regelende het toezicht op het trustwezen

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    beheersdiensten:

    • 1.

      het oprichten of doen oprichten van een buitengaatse onderneming wanneer zulks wordt verricht door een ingezetene van de Nederlandse Antillen;

    • 2.

      het optreden als plaatselijk vertegenwoordiger of als binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde bestuurder van een buitengaatse onderneming;

    • 3.

      het aan een buitengaatse onderneming beschikbaar stellen van binnen de Nederlandse Antillen wonende of gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen als plaatselijk vertegen-woordiger of bestuurder;

    • 4.

      het liquideren of doen liquideren van een buitengaatse onderneming wanneer zulks wordt verricht door een ingezetene van de Nederlandse Antillen;

  • b.

    verlener van beheersdiensten: degene die op grond van artikel 2 bevoegd is om beheersdiensten te verlenen;

  • c.

    trustkantoor: een rechtspersoon, een maatschap of een natuurlijk persoon die beroeps- of bedrijfsmatig beheersdiensten verleent;

  • d.

    buitengaatse onderneming: een in de Nederlandse Antillen statutair of feitelijk gevestigde rechtspersoon die een ontheffing heeft van het bepaalde in de artikelen 9 tot en met 15 van de Landsverordening Deviezenverkeer;

  • e.

    de Bank: de Bank van de Nederlandse Antillen;

  • f.

    de Minister: de Minister van Financiën.

HOOFDSTUK 2 Toegestane verlening van beheersdiensten

Artikel 2

  • 1. Het is een ieder, met uitzondering van degenen vermeld in het tweede lid, verboden in of vanuit de Nederlandse Antillen beheersdiensten te verlenen.

  • 2. Beheersdiensten mogen uitsluitend verleend worden door:

    • a.

      trustkantoren die in het bezit zijn van een vergunning als bedoeld in artikel 3 en door de natuurlijke personen en rechtspersonen die staan vermeld op de bijlagen van een aan een trustkantoor verleende vergunning;

    • b.

      personen die daartoe ontheffing hebben verkregen van de Bank.

  • 3. Een ontheffing kan worden verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon die van het verlenen van beheersdiensten geen bedrijf maakt, indien er naar het oordeel van de Bank gegronde redenen aanwezig zijn voor de buitengaatse onderneming om de diensten door die persoon te doen verlenen.

  • 4. Een ontheffing geldt slechts voor diensten die worden verleend aan de in de ontheffing genoemde buitengaatse onderneming of aan entiteiten die behoren tot een in de ontheffing genoemd concern.

  • 5. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. De voorwaarden kunnen worden gewijzigd. Een ontheffing kan worden ingetrokken wanneer daarvan misbruik of oneigenlijk gebruik wordt gemaakt, of wanneer aan de voorwaarden niet of niet voldoende wordt voldaan.

HOOFDSTUK 3 De vergunningen voor trustkantoren en de daarbij behorende bijlagen

§ 1. De vergunning

Artikel 3

  • 1. De Bank verleent de vergunning voor het werkzaam zijn als trustkantoor.

  • 2. Voor het verkrijgen van een vergunning is vereist dat de aanvrager kantoor houdt binnen de Nederlandse Antillen en voldoet aan de bij voorschriften van de Bank te stellen eisen met betrekking tot:

    • a.

      deskundigheid en integriteit;

    • b.

      financiële waarborgen; en

    • c.

      bedrijfsvoering.

  • 3. Aan een aanvrager die zulks verzoekt, kan een vergunning worden verleend onder de voorwaarde dat het bedrijf zich zal beperken tot, of zich zal onthouden van, het verlenen van diensten aan buitengaatse ondernemingen met bepaalde kenmerken. De in het tweede lid bedoelde vereisten van deskundigheid en integriteit worden aan de opgelegde beperkingen aangepast.

  • 4. De Bank draagt zorg voor openbaarmaking van de voorschriften, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 4

  • 1. Bij de aanvraag voor een vergunning legt de aanvrager aan de Bank over zodanige documentatie als redelijkerwijs nodig is om te kunnen beoordelen of de aanvrager aan de in artikel 3 bedoelde vereisten voldoet.

  • 2. Bij de aanvrage worden voorts overgelegd:

    • a.

      Indien de aanvrager een natuurlijk persoon is: zijn curriculum vitae en een naar genoegen van de Bank gewaarmerkte kopie van een geldig paspoort, onder vermelding van zijn woonplaats en adres.

    • b.

      Indien de aanvrager een rechtspersoon is: een uittreksel van de inschrijving van de aanvrager in het handelsregister ter plaatse waar de aanvrager is gevestigd, alsmede de door een notaris gewaarmerkte tekst van de geldende statuten, de namen en de adressen van de aandeelhouders, en de namen en de adressen van de personen die anders dan als bestuurder of middellijke of onmiddellijke aandeelhouder het beleid van de aanvrager bepalen of mede bepalen.

    • c.

      Indien de aanvrager een maatschap is: het onder a en b bedoelde met betrekking tot ieder der maten, ook de eventuele commanditaire vennoten, alsmede een door een notaris gewaarmerkt afschrift van de maatschapovereenkomst waaruit blijkt het doel van de maatschap en de onderlinge taakverdeling der maten.

  • 3. Indien de Bank na ontvangst van de aanvraag nadere informatie nodig acht, stelt zij de aanvrager in de gelegenheid om deze nadere informatie binnen een door haar te stellen redelijke termijn te verschaffen.

  • 4. De aanvraag wordt afgewezen indien de aanvrager niet of onvoldoende heeft aangetoond dat hij aan de in artikel 3 gestelde vereisten voldoet, wanneer de Bank redenen heeft om aan zijn integriteit te twijfelen of wanneer de Bank het niet aannemelijk acht dat de aanvrager voornemens is hetgeen in artikel 12 is voorgeschreven nauwgezet na te leven.

  • 5. Op de aanvraag wordt door de Bank binnen 60 dagen na volledige ontvangst daarvan, respectievelijk binnen 60 dagen na ontvangst van de nadere informatie, beschikt.

Artikel 5

  • 1. De Bank trekt een vergunning in:

    • a.

      wanneer de vergunninghouder zulks verzoekt;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder is opgehouden beroeps- of bedrijfsmatig beheersdiensten te verlenen of daarmee niet is aangevangen binnen een door de Bank gestelde termijn na het verlenen van de vergunning;

    • c.

      indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de vergunning zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • d.

      indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan zo zij vóór het tijdstip waarop de vergunning werd verleend zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de vergunning zou zijn geweigerd;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder niet of niet in staat blijkt te zijn om aan de verplichtingen ingevolge deze landsverordening of andere landsverordeningen te voldoen;

    • f.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, tweede lid;

    • g.

      wanneer van de vergunning misbruik of oneigenlijk gebruik wordt gemaakt;

    • h.

      wanneer de vergunninghouder of een van de beleidsbepalende personen van het betreffende trustkantoor door een binnenlandse of buitenlandse rechter veroordeeld wordt wegens een door de Bank vooraf te publiceren misdrijf.

  • 2. Wanneer de vergunning is ingetrokken, is de vergunninghouder verplicht het verlenen van beheersdiensten onmiddellijk te staken, ongeacht een ingesteld beroep. De ontheffing van de buitengaatse onderneming, als bedoeld in artikel 1, onder d, blijft niettegenstaande de intrekking van de vergunning van de vergunninghouder van kracht tot 60 dagen na de datum van de intrekking van genoemde vergunning.

  • 3. De intrekking, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Bank bij deurwaardersexploit aan de betrokkene betekend.

§ 2. Bijlagen bij de vergunning

Artikel 6

  • 1. De Bank voegt aan de vergunning toe een bijlage "A" waarop staan geplaatst de rechtspersonen die voor de toepassing van deze landsverordening onder de verantwoordelijkheid van de vergunninghouder diensten verlenen.

  • 2. Bij het verzoek tot plaatsing van een naam op deze bijlage, verklaart de vergunninghouder de wijze waarop het bedrijf van de rechtspersoon in dat van de vergunninghouder is geconsolideerd of op welke andere wijze de werkzaamheden van de rechtspersoon in het toezicht op de vergunninghouder zullen worden betrokken.

  • 3. Bij het verzoek tot plaatsing worden voorts overgelegd een uittreksel van de inschrijving in het handelsregister ter plaatse waar de rechtspersoon is gevestigd, alsmede de door een notaris gewaarmerkte tekst van de geldende statuten, de namen en de adressen van de aandeelhouders en de namen en de adressen van de personen die anders dan als bestuurder of onmiddellijke aandeelhouder het beleid van de rechtspersoon bepalen of mede bepalen.

Artikel 7

  • 1. De Bank voegt aan de vergunning toe een bijlage "B" waarop staan geplaatst de natuurlijke personen die voor de toepassing van deze landsverordening onder verantwoordelijkheid van de vergunninghouder diensten verlenen.

  • 2. Bij het verzoek tot plaatsing van een naam op deze bijlage, geeft de vergunninghouder op welke functie de persoon vervult binnen de organisatie van de vergunninghouder.

  • 3. Bij het verzoek tot plaatsing worden voorts overgelegd het curriculum vitae van de persoon en een naar genoegen van de Bank gewaarmerkte kopie van een geldig paspoort, onder vermelding van zijn woonplaats en adres.

Artikel 8

  • 1. Indien de Bank na ontvangst van een verzoek tot plaatsing op een der bijlagen nadere informatie nodig acht, stelt zij de verzoeker in de gelegenheid om deze nadere informatie binnen een door haar te stellen redelijke termijn te verschaffen.

  • 2. Plaatsing op de bijlage wordt geweigerd indien de Bank van oordeel is dat de werkzaamheden van de natuurlijke of rechtspersoon niet of onvoldoende betrokken zullen worden in het toezicht op de vergunninghouder of indien niet wordt voldaan aan de door de bank te stellen voorschriften met betrekking tot deskundigheid en integriteit.

  • 3. Op het verzoek wordt door de Bank binnen 60 dagen na ontvangst daarvan, respectievelijk binnen 60 dagen na ontvangst van de nadere informatie, beschikt.

Artikel 9

  • 1. De plaatsing op een bijlage als bedoeld in de artikelen 6 of 7 wordt doorgehaald door de Bank:

    • a.

      wanneer de vergunninghouder of de geplaatste zelf zulks verzoekt;

    • b.

      indien de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter plaatsing op de bijlage zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • c.

      indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan zo zij vóór het tijdstip waarop plaatsing op de bijlage is geschied zich hadden voorgedaan, of bekend waren geweest, de plaatsing zou zijn geweigerd;

    • d.

      indien blijkt dat de werkzaamheden van de geplaatste niet of niet meer voldoende betrokken zijn in het toezicht op de vergunninghouder;

    • e.

      indien zij niet meer voldoen aan de eisen, bedoeld in artikel 8, tweede lid;

    • f.

      wanneer de vergunninghouder of een van de beleidsbepalende personen van het betreffende trustkantoor door een binnenlandse of buitenlandse rechter veroordeeld wordt wegens het witwassen van gelden, fraude, onrechtmatige verrijking ten koste van een buitengaatse onderneming, financiering van terrorisme of een ander door de Bank vooraf aan te geven misdrijf.

  • 2. In de gevallen, genoemd in het eerste lid, dient de betrokkene onmiddellijk zijn werkzaamheden te staken, ongeacht een ingesteld beroep. De ontheffing van de buitengaatse onderneming, als bedoeld in artikel 1, onder d, blijft niettegenstaande de intrekking van de vergunning van de vergunninghouder van kracht tot 60 dagen na de datum van de intrekking van genoemde vergunning.

Artikel 10

  • 1. De Bank houdt een register voor trustkantoren.

  • 2. Een trustkantoor waaraan krachtens artikel 3 een vergunning is verleend, wordt door de Bank per gelijke datum als waarop de vergunning is verleend, door de Bank ingeschreven in het register. Eveneens worden de bijlagen, bedoeld in de artikelen 6 en 7, en de wijzigingen daarin door de Bank in het register ingeschreven bij het desbetreffende trustkantoor.

  • 3. De inschrijving van een trustkantoor waarvan de vergunning is ingetrokken wordt doorgehaald. De bijlagen worden alsmede doorgehaald.

  • 4. De inschrijving van een trustkantoor alsmede de doorhaling worden binnen twee weken na de dag, waarop zij heeft plaatsgehad, medegedeeld in de Curaçaosche Courant. De kosten van de publicatie van de inschrijving en de doorhaling komen ten laste van degene die de vergunning heeft gekregen respectievelijk van degene wiens vergunning is ingetrokken.

  • 5. De Bank kan bepalen dat de in het vierde lid bedoelde mededeling van een doorhaling tot een nader door haar te bepalen tijdstip wordt aangehouden indien openbaarmaking ernstige schade aan de belangen van de belanghebbende zou kunnen toebrengen.

  • 6. In de maand januari van elk jaar wordt een lijst van de ingeschreven trustkantoren naar de stand per 31 december van het voorafgaande jaar in de Curaçaosche Courant geplaatst.

  • 7. De Bank houdt een afschrift van het register voor een ieder kosteloos ter inzage.

Artikel 11

  • 1. Een trustkantoor waaraan een vergunning is verleend, is verplicht zich te blijven houden aan de door de Bank te stellen voorschriften met betrekking tot deskundigheid en integriteit, financiële waarborgen en bedrijfsvoering.

  • 2. Een trustkantoor is verplicht de Bank doorlopend te informeren omtrent voorgenomen wijzigingen van zijn statuten, in de samenstelling van zijn aandeelhouders, bestuur en raad van commissarissen, en in de feiten en omstandigheden betreffende de natuurlijke of rechtspersonen die geplaatst zijn op één van de bij de vergunning behorende bijlagen. De Bank toetst deze informatie aan de voorschriften, genoemd in het eerste lid respectievelijk de voorschriften, genoemd in artikel 8, tweede lid.

HOOFDSTUK 4 Verplichte informatievergaring en rapportage door de verleners van beheersdiensten

§ 1. Verplichte informatievergaring door de verleners van beheersdiensten

Artikel 12

  • 1. Een verlener van beheersdiensten is verplicht met betrekking tot iedere buitengaatse onderneming aan wie hij beheersdiensten verleent over gegevens te beschikken die aanwijzen:

    • a.

      de directe en indirecte bron of bronnen van het kapitaal dat bij de oprichting en daarna in de onderneming is ingebracht; en

    • b.

      degene of degenen door wie middellijk of onmiddellijk aanspraken gemaakt kunnen worden op de uitkering, het kapitaal en het overschot na ontbinding.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld op welke wijze de verleners van beheersdiensten aan de in het eerste lid bedoelde verplichtingen dienen te voldoen.

Artikel 13

  • 1. Wanneer een verlener van beheersdiensten met betrekking tot een buitengaatse onderneming waaraan hij beheersdiensten verleent niet of niet meer kan beschikken over bijgewerkte gegevens als bedoeld in artikel 12, dient hij onverwijld de dienstverlening te staken. Hij kan daarop de Bank verzoeken toe te staan de dienstverlening voort te zetten.

  • 2. De Bank kan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, slechts toestaan onder het stellen van voorwaarden die erop gericht zijn de beschikbaarheid van gegevens te normaliseren of om te komen tot een ordelijke ontbinding van de buitengaatse onderneming waarom het gaat.

  • 3. Een verlener van beheersdiensten die de dienstverlening staakt op grond van hetgeen in een van de voorgaande leden van dit artikel is bepaald, kan door belanghebbenden of derden niet aansprakelijk worden gesteld voor daaruit voortvloeiende schade, tenzij er sprake is van opzet of grove schuld van de verlener van beheersdiensten.

Artikel 14

  • 1. De verlener van beheersdiensten is jegens een ieder, met uitzondering van de Bank, verplicht tot geheimhouding van de in artikel 12 bedoelde gegevens.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verplichting is niet van toepassing:

    • a.

      voor zover de geheimhouding in strijd zou komen met een meldingsplicht of een andere verplichting ingevolge de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties;

    • b.

      wanneer de verlener van beheersdiensten wordt geroepen om als getuige op te treden in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting van een strafbaar feit.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing op de op de bijlagen van een vergunning geplaatste natuurlijke of rechtspersonen en diens eventueel personeel evenals op het niet op die bijlagen geplaatste personeel van een trustkantoor.

§ 2. Rapportage aan de Bank

Artikel 15

Een verlener van beheersdiensten is verplicht onverwijld aan de Bank te melden:

  • a.

    wanneer hij op grond van het in artikel 13 bepaalde de dienstverlening aan een buitengaatse onderneming staakt;

  • b.

    wanneer hij aanwijzingen heeft dat een of meer personen en entiteiten die zijn aangewezen in of bij een landsbesluit of ministeriële beschikking ter uitvoering van artikel 4 of van artikel 4a van de Landsverordening Deviezenverkeer, de bron of een van de bronnen zijn van kapitaal, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, of aanspraken kunnen maken, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b.

Artikel 16

  • 1. Een verlener van beheersdiensten dient vóór 30 april van ieder jaar aan de Bank te overleggen een gecertificeerde verklaring dat onderzoek is gedaan naar de beschikbaarheid van de in artikel 12 bedoelde gegevens per de eerste januari van dat jaar.

  • 2. De verklaring van de verlener van beheersdiensten, bedoeld in het eerste lid stelt ook dat de verlener van beheersdiensten met betrekking tot iedere buitengaatse vennootschap waaraan hij beheersdiensten verleent, beschikt over de in artikel 12 bedoelde gegevens. Indien zulks niet zonder voorbehoud kan worden verklaard, wordt zulks in de verklaring nader toegelicht onder opgave van de buitengaatse ondernemingen waarop het voorbehoud betrekking heeft.

Artikel 17

  • 1. Ieder trustkantoor is verplicht jaarlijks binnen een vooraf door de Bank vast te stellen termijn een jaarrekening ten minste bevattend een balans en een verlies- en winstrekening met bijbehorende toelichting over het afgelopen boekjaar in een door de Bank vast te stellen vorm bij de Bank in te dienen. De verplichtingen, genoemd in dit lid, gelden ook voor rechtspersonen met een ontheffing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b.

  • 2. Indien de Bank zulks in het belang van een doelmatig toezicht nodig acht, kan zij een trustkantoor opdragen rapportage staten nopens zijn bedrijf bij haar in te dienen.

HOOFDSTUK 5 Uitvoering

§ 1. Toezicht

Artikel 18

De Bank ziet erop toe dat een ieder die beheersdiensten verleent, daartoe bevoegd is op grond van artikel 2.

Artikel 19

De Bank ziet erop toe dat een ieder die bevoegd is tot het verlenen van beheersdiensten over de in artikel 12 bedoelde gegevens beschikt en dat bij het vergaren en bijhouden van die gegevens de in het tweede lid van dat artikel bedoelde regels zijn nagekomen.

Artikel 20

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de daartoe door de President van de Bank aan te wijzen functionarissen van de Bank, belast met toezicht. Zodanige aanwijzing wordt gepubliceerd in de Curaçaosche Courant.

  • 2. De krachtens het eerste lid aangewezen personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 4. Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

§ 2. Kosten

Artikel 21

De kosten verbonden aan de uitvoering van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde worden doorberekend aan de verleners van beheersdiensten. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gesteld omtrent de kostendoorberekening.

§ 3. Administratieve boete

Artikel 22

  • 1. De Bank kan een verlener van beheersdiensten die niet of niet tijdig voldoet aan zijn uit deze landsverordening voortvloeiende verplichtingen, een geldboete opleggen voor elke dag die hij nalatig is geweest.

  • 2. De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. Alvorens over te gaan tot de oplegging van een boete, stelt de Bank de betreffende verlener van beheersdiensten schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen en stelt hem in de gelegenheid de nalatigheid binnen een redelijke termijn te herstellen.

HOOFDSTUK 6 Geheimhouding en strafbepalingen

Artikel 23

  • 1. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze landsverordening of van krachtens deze landsverordening genomen besluiten enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge deze landsverordening verstrekt of ontvangen, of van gegevens of inlichtingen bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze landsverordening wordt geëist.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is de Bank bevoegd aangifte te doen van een vermoeden van een strafbaar feit. In de gevallen waarin door de Bank aangifte is gedaan, dan wel in de gevallen waarin de Bank wordt geroepen om als getuige of deskundige op te treden, is de Bank bevoegd in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen te verschaffen.

  • 3. De Bank kan, in afwijking van het eerste lid, periodiek met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak mededeling doen van de voornaamste gegevens, mits deze niet worden herleid tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten. Met schriftelijke toestemming van de verlener van beheersdiensten die het aangaat, worden gegevens met betrekking tot afzonderlijke verleners van beheersdiensten wel gepubliceerd.

Artikel 24

  • 1. De Bank is, in afwijking van artikel 23, bevoegd om gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze landsverordening opgedragen taak, te verstrekken aan Nederlands-Antilliaanse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel aan buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op verleners van beheersdiensten, tenzij:

    • a.

      het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;

    • b.

      het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op verleners van beheersdiensten;

    • c.

      de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlands-Antilliaanse regelgeving of de openbare orde onderscheidenlijk betrekking hebben op individuele buitengaatse ondernemingen;

    • d.

      de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;

    • e.

      de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen; of

    • f.

      onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.

  • 2. De Bank is, in afwijking van artikel 23, bevoegd om gegevens en inlichtingen verkregen bij de vervulling van haar taak aan het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, te melden.

Artikel 25

  • 1. Het bedrijfsmatig verlenen van beheersdiensten zonder de daartoe vereiste vergunning, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 2. Het anders dan bedrijfsmatig verlenen van beheersdiensten zonder daartoe ingevolge artikel 2 bevoegd te zijn, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar en een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 3. Opzettelijk handelen in strijd met artikel 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, 17, 20, vierde lid, en 23, eerste lid, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar en een geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 4. Handelen in strijd met artikel 12, eerste lid, 14, eerste lid, 15, 17, 20, vierde lid, en 23, eerste lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een jaar en een geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, dan wel met één van deze straffen.

  • 5. De in het eerste en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven. De in het tweede en vierde lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en Slotbepalingen

Artikel 26

[wijzigt artikel 11 van het Centrale Bank-Statuut 1985]

Artikel 27

  • 1. De Landsverordening toezicht fiduciair bedrijf wordt ingetrokken.

  • 2. Trustkantoren die als zodanig reeds werkzaam zijn, dienen zich binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze landsverordening aan te melden bij de Bank. Aan hen wordt dan door de Bank een tijdelijke vergunning verstrekt. Deze tijdelijke vergunning vervalt zes maanden na de inwerkingtreding van deze landsverordening.

  • 3. Bij landsbesluit kan de overdracht aan de Bank van de informatiedragers in het bezit van de Raad van Toezicht inzake het fiduciair bedrijf, worden geregeld.

  • 4. Ten behoeve van het personeel in dienst van de Raad van Toezicht inzake het fiduciair bedrijf wordt een overgangsregeling getroffen.

  • 5. De vereffening van de boedel van de Raad van Toezicht inzake het fiduciair bedrijf wordt geregeld bij landsbesluit.

Artikel 28

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin de afkondiging is geschied.

Artikel 29

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening toezicht trustwezen.