Landsbesluit van de Regering van Sint Maarten houdende regels met betrekking tot de opleiding en vorming van bestuursambtenaren Landsbesluit cursus bestuursambtenaar

Geldend van 03-03-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 10-10-2010

Intitulé

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, houdende nieuwe regels met betrekking tot de opleiding en vorming van bestuursambtenaren

Artikel 1

  • 1. Bij landsbesluit kan voor de opleiding en vorming van ambtenaren een cursus bestuursambtenaar worden ingesteld.

  • 2. Bij landsbesluit worden de docenten benoemd, de cursusleider aangewezen en hun vergoeding vastgesteld.

Artikel 2

  • 1. De cursus bestuursambtenaar bestaat uit twee gedeelten:

    • a.

      het eerste gedeelte omvat het eerste leerjaar en leidt op tot het examen voor benoembaarheid tot klerk als bedoeld in artikel 11;

    • b.

      het tweede gedeelte omvat het tweede en derde leerjaar en leidt op tot het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies als bedoeld in artikel 11.

  • 2. Het cursusjaar en de vakantieperioden worden jaarlijks door de Commissie van Toezicht vastgesteld.

Artikel 3

  • 1. Er is een Commissie van Toezicht van drie leden welke belast is met de organisatie van en het toezicht op de cursus.

    Het Hoofd van Personeel en Organisatie als voorzitter en het Hoofd van de Afdeling Juridische Zaken en Wetgeving zijn ambtshalve lid van de commissie. Zij kunnen een plaatsvervanger aanwijzen.

  • 2. Het derde lid van de commissie, alsmede een secretaris, worden op voordracht van de commissieleden bedoeld in het eerste lid bij landsbesluit benoemd.

Artikel 4

  • 1. Het aantal lesuren per week voor de vakken genoemd in artikel 9 wordt bij landsbesluit vastgesteld na overleg met de Commissie van Toezicht, met dien verstande dat in ieder geval acht werkuren per week bestemd zijn voor het volgen van de cursus.

  • 2. Een lesuur duurt 45 minuten.

  • 3. Het rooster van lesuren wordt door de Commissie van Toezicht na overleg met de docenten en de cursusleider vastgesteld en bekend gemaakt.

Artikel 5

De docenten en de cursusleider houden aantekening van de vorderingen en de verzuimen van de cursisten. De cursusleider doet hiervan periodiek mededeling aan de betrokken diensthoofden.

Artikel 6

  • 1. Tot het eerste leerjaar van de cursus worden toegelaten zij die ten minste voldoen aan een van de volgende eisen:

    • a.

      in het bezit zijn van een einddiploma MAVO-4;

    • b.

      in het bezit zijn van een diploma MULO A of B;

    • c.

      in het bezit zijn van een diploma of ander schriftelijk bewijs dat, naar het oordeel van het hoofd van de afdeling Onderwijs, ten minste evenveel waarborgen biedt voor de mate van ontwikkeling als verondersteld wordt aanwezig te zijn bij het voldoen aan een van de onder a en b gestelde eisen.

  • 2. Zij die niet voldoen aan de toelatingseisen genoemd in het eerste lid, kunnen, indien zij op het tijdstip van aanvang van het eerste leerjaar van de cursus ten minste drie jaren in overheidsdienst werkzaam zijn geweest, niettemin door de Commissie van Toezicht tot het eerste leerjaar worden toegelaten op grond van een verklaring van een door de Minister van Algemene Zaken te benoemen examencommissie van drie leden dat zij bij een onderzoek door die commissie ingesteld, blijk hebben gegeven van voldoende ontwikkeling voor het volgen van het onderwijs dat aan de cursus wordt gegeven. De omvang van de kennis die bij het onderzoek in de voorgaande volzin bedoeld wordt gevorderd, wordt door de Commissie van Toezicht vastgesteld.

  • 3. Tot het tweede leerjaar van de cursus worden toegelaten zij die ten minste voldoen aan een van de volgende eisen:

    • a.

      in het bezit zijn van een einddiploma HAVO of VWO;

    • b.

      met goed gevolg het examen voor benoembaarheid tot klerk in  de zin van dit landsbesluit hebben afgelegd;

    • c.

      in het bezit zijn van een diploma of ander schriftelijk bewijs, dat naar het oordeel van het hoofd van de afdeling Onderwijs, ten minste evenveel waarborgen biedt voor de mate van ontwikkeling als verondersteld wordt aanwezig te zijn bij het voldoen aan een van de onder a en b gestelde eisen.

  • 4. Tot het derde leerjaar worden toegelaten de cursisten, die met gunstig gevolg de vastgestelde tentamens van het tweede leerjaar hebben afgelegd.

  • 5. De Commissie van Toezicht kan personen werkzaam in overheidsdienst toestemming verlenen om als toehoorder het onderwijs in een of meer van de vakken genoemd in artikel 9 te volgen.

    Artikel 7 alsmede de bepaling van artikel 8, die betrekking heeft op het gedrag van de cursist, zijn op de toehoorder van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

  • 1. De cursisten zijn lesgeld verschuldigd ten bedrage van vijfentwintig gulden per maand; de lesgelden worden maandelijks ingehouden van het salaris of loon en in de Landskas gestort.

  • 2. Vrijstelling of vermindering van lesgeld wordt niet verleend.

  • 3. De cursisten bekostigen zelf hun boeken en verdere benodigdheden.

Artikel 8

  • 1. Aan de cursisten, die de lessen niet geregeld bijwonen of door slecht gedrag het onderwijs belemmeren, kan op schriftelijk voorstel van een van de docenten door de cursusleider het verder volgen van de lessen gedurende het lopende leerjaar worden ontzegd.

  • 2. Van een beslissing van de cursusleider als bedoeld in het voorgaande lid staat binnen acht werkdagen schriftelijk beroep open bij de Commissie van Toezicht.

Artikel 9

  • 1. Aan de cursus bestuursambtenaar wordt onderwijs gegeven in de volgende vakken:

    gedurende het eerste leerjaar:

    • a.

      algemene ontwikkeling;

    • b.

      correspondentie en rapportage;

    • c.

      inleiding tot het Antilliaans staatsrecht;

    • d.

      inleiding tot de sociologie;

    • e.

      Nederlandse taal;

    • f.

      rekenkunde;

    gedurende het tweede leerjaar:

    • g.

      Antilliaans staatsrecht;

    • h.

      boekhouden;

    • i.

      correspondentie en rapportage;

    • j.

      inleiding tot de rechtswetenschap;

    • k.

      inleiding tot de economie;

    • l.

      werk- en kantoororganisatie;

    gedurende het derde leerjaar:

    ter keuze van de cursist:

    • m.

      Antilliaans bestuursrecht;

    • n.

      correspondentie en rapportage;

    • o.

      begrotingsadministratie;

    • p.

      overheidsfinanciën;

    verplicht:

    • q.

      bestuurskunde;

    • r.

      sociale vaardigheden;

    • s.

      statistiek en computerkunde.

  • 2. Het leerplan van de vakken genoemd in het eerste lid is als bijlage bij dit landsbesluit gevoegd.

  • 3. Jaarlijks wordt aan het einde van het eerste leerjaar gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen voor benoembaarheid tot klerk en aan het einde van het derde leerjaar van het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies.

  • 4. Het onderwijs in de vakken genoemd in het eerste lid, onder g tot en met l, wordt aan het einde van het tweede leerjaar afgesloten met een tentamen.

Artikel 10

  • 1. De omvang van de kennis die bij de examens en tentamens wordt gevorderd is aangegeven in het leerplan bedoeld in artikel 9, tweede lid.

  • 2. De examens en tentamens worden schriftelijk en/of mondeling afgenomen door de desbetreffende docent. De examens aan het einde van het eerste en het derde leerjaar worden afgenomen onder toezicht van de voor ieder vak door de Commissie van Toezicht aangewezen gecommitteerde. De tijdsduur bedraagt voor een schriftelijk tentamen 60 tot 120 minuten en voor een mondeling tentamen 20 tot 30 minuten.

  • 3. In het geval van een tentamen kan bij afwijzing binnen twee maanden na datum een hertentamen worden afgelegd.

  • 4. De aflegging van een examen of een tentamen in een bepaald vak wordt niet vereist indien de kandidaat ten genoege van de Commissie van Toezicht aantoont dat hij de vereiste kennis van de desbetreffende leerstof reeds op andere wijze heeft verworven.

Artikel 11

Het examen voor benoembaarheid tot klerk omvat de vakken genoemd in artikel 9, eerste lid, onder a tot en met f, en die voor benoembaarheid tot adjunct-commies de verplichte en de gekozen vakken genoemd in artikel 9, eerste lid, onder m tot en met s.

Artikel 12

  • 1. De cursisten die zich voor het afleggen van het examen voor benoembaarheid tot adjunct-commies hebben aangemeld, worden daartoe slechts toegelaten wanneer zij de tentamens in het tweede leerjaar, bedoeld in artikel 9, vierde lid, met goed gevolg hebben afgelegd en uiterlijk twee dagen voor het begin van het examen een examengeld van zestig gulden hebben voldaan ten kantore van de Ontvanger.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid, voor zover betrekking hebbende op de betaling van een examengeld, is van overeenkomstige toepassing op de cursisten die zich voor het afleggen van het examen voor benoembaarheid tot klerk hebben aangemeld.

  • 3. Behoudens in bijzondere omstandigheden ter beoordeling van de Commissie van Toezicht, worden eenmaal betaalde examengelden niet terugbetaald.

Artikel 13

Tot het afnemen van de desbetreffende examens vormen de betrokken docenten, de cursusleider, de gecommitteerden en de leden van de Commissie van Toezicht de examencommissie. De voorzitter van de Commissie van Toezicht is ambtshalve voorzitter van de examencommissie. De examencommissie wijst haar secretaris aan.

Artikel 14

  • 1. De examencommissie stelt een examenreglement vast waarin in ieder geval worden opgenomen:

    • a.

      de wijze van inrichting van de examens;

    • b.

      de regels voor de berekening van het eindcijfer van de vakken;

    • c.

      de normen voor de vaststelling van de uitslag van de examens.

  • 2. De schriftelijke opgaven worden door de docenten ontworpen en door de examencommissie vastgesteld.

  • 3. De secretaris geeft aan elke kandidaat tijdig kennis, waar en wanneer deze tot het afleggen van een examen moet verschijnen.

  • 4. De leden van de examencommissie nemen de nodige maatregelen, opdat ten opzichte van alles wat op de examens betrekking heeft, geheimhouding in acht genomen wordt.

Artikel 15

  • 1. Het schriftelijk werk wordt door alle kandidaten die deelnemen aan eenzelfde examen, gelijktijdig gemaakt.

  • 2. Het gebruik van andere dan door de examencommissie voorgeschreven hulpmiddelen is daarbij verboden.

  • 3. Zij, die zich aan enig bedrog bij het examen schuldig maken, worden door de voorzitter van de examencommissie de verdere deelneming aan het examen ontzegd.

  • 4. De uitslag van het schriftelijk werk wordt op een door de voorzitter van de examencommissie belegde vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk aan de kandidaten medegedeeld.

Artikel 16

Bij een mondeling examen worden de kandidaten afzonderlijk in tegenwoordigheid van de aangewezen gecommitteerde ondervraagd. Er wordt zoveel mogelijk aantekening gehouden van de daarbij gestelde vragen.

Artikel 17

Het oordeel over de kennis van de kandidaten wordt voor ieder vak of onderdeel van een vak uitgedrukt door een van de cijfers 1 tot en met 10, aan welke de volgende betekenis is te hechten:

10.uitmuntend

5.bijna voldoende

9.zeer goed

4.onvoldoende

8.goed

3.zeer onvoldoende

7.ruim voldoende

2.slecht

6.voldoende

1.zeer slecht

Artikel 18

  • 1. De examencommissie kan beslissen om een kandidaat, die niet voldoet aan de normen om te slagen, gelegenheid te geven tot het afleggen van een herexamen.

  • 2. Gelegenheid tot het afleggen van een herexamen wordt slechts in zeer bijzondere gevallen, ter beoordeling van de examencommissie, verleend.

  • 3. Het toegekende cijfer voor het herexamen wordt in de plaats gesteld van het oorspronkelijke cijfer.

  • 4. Het herexamen zal zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden na afloop van het examen plaats hebben.

Artikel 19

  • 1. De uitslag van het examen wordt in een door de voorzitter van de examencommissie belegde vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk aan de kandidaten medegedeeld.

  • 2. Aan de geslaagden wordt een getuigschrift uitgereikt.

    Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie.

Artikel 20

De docenten en de gecommitteerden genieten voor het afnemen van examens een vergoeding, welke door de Minister van Algemene Zaken wordt vastgesteld.

Artikel 21 Slot- en overgangsbepalingen

  • 1. Dit landsbesluit kan worden aangehaald als:Landsbesluit cursus bestuursambtenaar en treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn afkondiging en werkt terug tot en met 1 september 1980.

  • 2. Met ingang van de datum waarop ingevolge artikel 1 eerste lid, een cursus bestuursambtenaar is ingesteld, vervalt het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren, met dien verstande dat de cursisten die op dat tijdstip staan ingeschreven bij de leergang, ingesteld krachtens laatstgenoemd landsbesluit, en die naar het derde of het vierde leerjaar zijn bevorderd, de gelegenheid wordt gegeven tot het volgen van de in meergenoemd landsbesluit geregelde leergang en tot het afleggen van de daarin genoemde examens, overeenkomstig de daarbij vastgestelde normen, tot uiterlijk een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, worden tot een nader bij landsbesluit te bepalen tijdstip tot het eerste leerjaar van de cursus bestuursambtenaar, zij die in het bezit zijn van een einddiploma MAVO-3.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, worden tot het eerste leerjaar van de cursus bestuursambtenaar eveneens toegelaten, zij die op het tijdstip waarop een cursus bestuursambtenaar is ingesteld, als cursist stonden ingeschreven bij de leergang ingesteld bij het Landsbesluit opleiding en examens administratieve ambtenaren, doch niet met goed gevolg het examen voor benoembaarheid hebben afgelegd, en evenmin voldoen aan de toelatingseisen genoemd in artikel 6, eerste lid.

  • 5. Voor wat betreft het examen voor benoembaarheid tot klerk als bedoeld in artikel 11 dat wordt afgenomen aan het einde van het cursusjaar 1980-1981 is in afwijking van het bepaalde in de artikelen 10 en 13 de aanwezigheid van gecommitteerden niet vereist.

Bijlage 1

Bijlage behorende bij het "Landsbesluit cursus ambtenaar"