Regeling vervallen per 06-04-2012

Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten 2003

Geldend van 08-06-2007 t/m 05-04-2012

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten 2003

HOOFDSTUK I: Begripsbepalingen.

Artikel 1:1 (begripsbepalingen

):

  • 1.

    In deze verordening wordt ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften verstaan onder:

    • a.

      verwerend orgaan:

      bestuursorgaan, dat het bestreden besluit heeft genomen;

    • b.

      commissie:

      commissie van advies voor bezwaarschriften;

    • c.

      wet:

      Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt ten aanzien van de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 verstaan onder:

    • a.

      Nationale Ombudsman:

      De Nationale Ombudsman te Den Haag.

    • b.

      orgaan:

  • 1.

    de Gemeenteraad en de commissies, voor zover het aan hun opgedragen uitvoeringstaken betreft.

  • 2.

    het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

    • c.

      gedraging:

het in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijk persoon of rechtspersoon handelen of nalaten te handelen door:

  • 1.

    een orgaan;

  • 2.

    de voorzitter of een lid van een orgaan;

  • 3.

    een ambtenaar, niet zijnde een ambtenaar van politie, of een daarmee op grond van diens werkzaamheid gelijk te stellen persoon (inclusief arbeidscontractanten) in de uitoefening van zijn functie, alsmede een gewezen ambtenaar.

    • d.

      klager:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een klacht heeft ingediend conform artikel 9:1 van de wet.

e.rechterlijke instantie:

personen of colleges, bij of krachtens de wet geheel of ten dele met rechtspraak belast en te dien aanzien van het openbaar bestuur onafhankelijk, voor zover het deze rechtspraak betreft.

  • 3.

    Een gedraging van de personen bedoeld in het vorige lid onder c, onderdeel 3, kan tevens worden toegerekend aan het daarvoor bestuurlijk verantwoordelijke orgaan.

  • 4.

    In deze verordening wordt ten aanzien van de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet verstaan onder:

    • a.

      besluit:

elk besluit van een bestuursorgaan van de gemeente Sint-Michielsgestel of een in de gemeente Sint-Michielsgestel werkzame toegelaten woningbouwcorporatie ter uitvoering van de overeenkomst Woonruimteverdeling.

b.commissie:

commissie van advies voor bezwaarschriften en klachten ex artikel 4 van de Huisvestingswet.

c.klager:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een klacht heeft ingediend conform artikel 6:1 en 6:3 van deze verordening.

d.orgaan:

Elk orgaan van de bij de overeenkomst Woonruimteverdeling betrokken contract-partijen, welk belast is met het nemen van besluiten ter uitvoering van die overeenkomst.

e.overeenkomst:

de overeenkomst Woonruimteverdeling, aangegaan bij raadsbesluit van 28 november 1996, inclusief eventuele latere wijzigingen van die overeenkomst.

HOOFDSTUK II: De commissie.

Artikel 2:1 (inleidende bepaling):

  • 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgesloten de bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten op grond van enige gemeentelijke verordening met betrekking tot de heffing en/of invordering van gemeentelijke belastingen en/of rechten, en bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).

  • 3. De commissie is belast met de advisering inzake klachten als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet tegen besluiten ter uitvoering van de overeenkomst Woonruimteverdeling.

Artikel 2:2 (samenstelling van de commissie):

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste drie leden, waarvan de voorzitter of diens plaatsvervanger en tenminste twee leden in wisselende samenstelling hoorzittingen en beraadslagingen van de commissie bijwonen.

  • 2. De voorzitter bepaalt de samenstelling van de commissie bij hoorzittingen en beraadslagingen.

  • 3. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd, geschorst en ontslagen door de gemeenteraad op voorstel van burgemeester en wethouders.

  • 4. Tot voorzitter van de commissie of lid van de commissie zijn niet benoembaar:

    • a.

      de burgemeester en de leden van een orgaan, als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, sub b, of van overige gemeentelijke commissies;

    • b.

      ambtenaren en andere personen, als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid sub c, onderdeel 3;

    • c.

      Bestuurders en personeelsleden van in de gemeente Sint-Michielsgestel werkzame toegelaten woningbouwcorporaties welke contractant zijn bij de overeenkomst Woonruimteverdeling.

  • 5. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 2:3 (kamers):

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek van de commissie kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bijzondere categorieën bezwaarschriften of met de behandeling van klachten in de zin van artikel 4 van de Huisvestingswet.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.

  • 3. Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden, te weten:

    • a.

      een voorzitter, zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen;

    • b.

      ten minste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.

  • 4. De commissie wijst uit haar midden voor elk lid, als bedoeld in het derde lid onder b, een eerste en een tweede plaatsvervanger aan.

    Indien geen plaatsvervanger beschikbaar is, wijst de voorzitter van de commissie een ander lid van de commissie als zodanig aan.

  • 5. De kamer kan beslissen, dat de behandeling van een bezwaarschrift of klacht in de zin van artikel 4 van de Huisvestingswet door de commissie zal geschieden.

  • 6. Met betrekking tot de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:4 (de secretaris):

  • 1. De secretaris van de commissie is een door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

  • 3. Ingeval toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 2:3 wijzen burgemeester en wethouders voor elke kamer afzonderlijk een secretaris aan. De secretaris van een kamer treedt tevens op als plaatsvervangend secretaris van de commissie in plenaire samenstelling.

Artikel 2:5 (zittingsduur):

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een rooster van aftreden vast. De voorzitter en de leden van de commissie treden af op de dag die in het rooster is vermeld. Zij kunnen worden herbenoemd. Op de herbenoeming is het bepaalde in artikel 2:2, lid 3 van toepassing.

  • 2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen. Het ontslag wordt schriftelijk ingediend bij de Gemeenteraad onder gelijktijdige mededeling aan de commissie.

  • 3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

  • 4. Bij vervulling van een vacature als gevolg van ontslag op een ander tijdstip dan genoemd in het eerste lid van dit artikel, treedt het opvolgend lid af op de dag, dat het ontslagen lid volgens rooster zou aftreden.

HOOFDSTUK III: Procedure behandeling bezwaarschriften.

Artikel 3:1 (ingediend bezwaarschrift):

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen v an de commissie gesteld.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld, dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 3:2 (overdracht van bevoegdheden):

De bevoegdheden ingevolge de artikelen:

  • -

    2:1, tweede lid,

  • -

    6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet, kan worden hersteld,

  • -

    6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie,

  • -

    7:4, tweede lid,

  • -

    7:6, vierde lid,

van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

Artikel 3:3 (vooronderzoek):

  • 1. De voorzitter van de commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het bezwaarschrift bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in de zitting te verschijnen.

    Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

Artikel 3:4 (hoorzitting):

  • 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

  • 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van de in het tweede lid genoemde artikelen besluit van het horen af te zien, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

Artikel 3:5 (uitnodiging zitting):

  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan, onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Artikel 3:6 (quorum):

Voor het houden van een zitting is vereist, dat in ieder geval de voorzitter, dan wel zijn waarnemer en twee leden aanwezig zijn.

Artikel 3:7 (niet deelneming aan de behandeling):

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

  • 2. Bij twijfel of zich een omstandigheid voordoet, als bedoeld in het eerste lid, beslist de commissie met gesloten deuren bij meerderheid van stemmen.

Artikel 3:8 (openbaarheid zitting):

  • 1. De zitting van de commissie is openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt, of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de commissie vervolgens beslist, dat gewichtige redenen aanwezig zijn, die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 3:9 (spreektijd):

De voorzitter van de commissie kan in het belang van een ordentelijk verloop van de zitting de spreektijd van belanghebbenden en verweerders vaststellen.

Artikel 3:10 (schriftelijke verslaglegging):

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met aarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 3:11 (nader onderzoek):

  • 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.

  • 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

  • 4. De nieuwe hoorzitting wordt in ieder geval gehouden indien naar aanleiding van het nader onderzoek of anderszins, feiten of omstandigheden bekend worden, die voor de op het bezwaarschrift te nemen beslissing van belang kunnen zijn, zulks naar het oordeel van de voorzitter.

  • 5. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen in deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3:12 (raadkamer en advies):

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. a. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 3:13 (uitbrengen advies / voorstel):

  • 1. Het advies c.q. het voorstel wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 3:10 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan, dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2. De voorzitter zendt een afschrift van het advies c.q. het voorstel en het verslag van de zitting aan de belanghebbenden. Daarbij wijst hij erop, dat het bevoegd orgaan bij zijn beslissing kan afwijken van het advies c.q. het voorstel.

  • 3. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies c.q. het opstellen van een voorstel door de commissie en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het in het eerste lid bedoeld bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 4. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

HOOFDSTUK IV: PROCEDURE INTERNE BEHANDELING VAN KLACHTEN.

Artikel 4:1 (nadere regels):

Burgemeester en wethouders en de burgemeester stellen nadere regels voor de interne behandeling van klachten. Deze nadere regels omvatten in ieder geval regels omtrent:

  • a.

    het opdragen van de voorbereiding van de afdoening van klachten aan ambtelijke medewerkers;

  • b.

    de wijze waarop het bestuursorgaan en de met de voorbereiding belaste ambtenaar kennis vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen;

  • c.

    de centrale registratie van klachten;

  • d.

    de wijze waarop voorlichting aan burgers plaatsvindt met betrekking tot de mogelijkheid tot het indienen van klachten.

Artikel 4:2 (uitzondering klachten SIAG):

Deze verordening is niet van toepassing op klachten waarop de ‘Verordening klachtbehandeling seksuele intimidatie, agressie en geweld’ van toepassing is.

HOOFDSTUK V: PROCEDURE EXTERNE BEHANDELING VAN KLACHTEN.

Artikel 5:1 (Klacht bij Nationale Ombudsman)

Indien klager niet kan instemmen met de uitkomst van de (interne) klachtbehandeling kan hij zijn klacht voorleggen aan de Nationale Ombudsman.

HOOFDSTUK VI: PROCEDURE BEHANDELING KLACHTEN OP GROND VAN DE HUISVESTINGSWET.

Artikel 6:1 (klachten in eerste aanleg):

  • 1. Een ieder die door een besluit ter uitvoering van de overeenkomst Woonruimteverdeling rechtstreeks in zijn belang getroffen is, kan daarover in eerste aanleg schriftelijk zijn beklag doen bij het orgaan dat het besluit heeft genomen.

  • 2. De termijn voor het indienen van een klacht bedraagt zes weken.

  • 3. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt.

  • 4. De artikelen 6:9 tot en met 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6:2 (interne klachtenbehandeling)

Klachten welke zich richten tegen besluiten van bij de overeenkomst Woonruimteverdeling betrokken woningbouwcorporaties, worden behandeld conform de daarvoor binnen die corporatie geldende interne klachtenprocedure op grond van artikel 16, lid 3 van het Besluit beheer sociale-huursector.

Artikel 6:3 (klachten in tweede aanleg)

  • 1. Een ieder die door een besluit ter uitvoering van de overeenkomst Woonruimteverdeling rechtstreeks in zijn belang getroffen is, kan daarover in tweede aanleg zijn beklag doen bij de onafhankelijke commissie voor de behandeling van bezwaarschriften en klachten.

  • 2. De termijn voor het indienen van een klacht bedraagt zes weken.

  • 3. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de klacht in eerste aanleg is bekendgemaakt.

  • 4. De artikelen 6:9 tot en met 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6:4 (weigering en fictieve weigering)

Voor de toepassing van artikel 6:3 wordt met een besluit gelijkgesteld:

  • a.

    de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en

  • b.

    het niet tijdig nemen van een besluit.

Artikel 6:5 (eisen aan het klaagschrift)

  • 1. Het klaagschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de indiener;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een omschrijving van het besluit waartegen de klacht zich richt;

    • d.

      de gronden van de klacht.

  • 2. Bij het klaagschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, alsmede de beslissing op de klacht in eerste aanleg, overgelegd.

  • 3. Indien niet is voldaan aan de in artikel 6:5, lid 1 van deze verordening of aan enig bij de wet of deze verordening gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van de klacht, kan het orgaan welk belast is met de beslissing op de klacht besluiten de klacht niet te behandelen, mits de klager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de commissie gestelde termijn het verzuim te herstellen.

  • 4. Een besluit om de klacht niet in behandeling te nemen wordt aan de klager bekendgemaakt binnen acht weken nadat de klacht is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 6:6 (ontvangstbevestiging)

De voorzitter van de commissie bevestigt de ontvangst van de klacht en geeft daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen.

Artikel 6:7 (informatieverstrekking)

Het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen zendt alle op de zaak betrekking hebbende bescheiden zo spoedig mogelijk toe aan de commissie.

Artikel 6:8 (hoorplicht)

  • 1. Voordat de commissie advies uitbrengt, stelt zij belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.

  • 2. De artikelen 7:3, 7:4 en 7:6 tot en met 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor "bestuursorgaan" gelezen moet worden "de commissie".

Artikel 6:9 (raadkamer en advies):

  • 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

  • 2. a. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

    • b.

      Indien bij een stemming de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter.

    • c.

      Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

  • 3. Het advies is gemotiveerd en omvat een bindend voorstel voor de te nemen beslissing op de klacht.

  • 4. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 6:10 (termijn voor het uitbrengen van advies)

  • 1. Het advies c.q. het voorstel wordt, onder medezending van het verslag van de hoorzitting en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift uitgebracht aan het orgaan, dat op het klaagschrift dient te beslissen.

  • 2. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:5 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 3. De commissie kan de termijn voor het uitbrengen van advies voor ten hoogste vier weken verdagen.

  • 4. Verder uitstel is mogelijk voor zover de indiener van het klaagschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen.

  • 5. De voorzitter zendt een afschrift van het advies c.q. het voorstel en het verslag van de zitting aan de belanghebbenden.

Artikel 6:11 (beslistermijn)

  • 1. Het orgaan, dat op het klaagschrift dient te beslissen, beslist binnen vier weken na ontvangst van het advies van de commissie.

  • 2. Het orgaan kan de beslissing voor ten hoogste twee weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan belanghebbenden en aan de commissie.

Artikel 6:12 (beslissing)

  • 1. Op grondslag van het ingediende klaagschrift en met inachtneming van het bindend advies van de commissie, vindt een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

  • 2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het orgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

Artikel 6:13 (motivering en bekendmaking)

  • 1. De beslissing op het klaagschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.

  • 2. De beslissing wordt bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan degenen tot wie zij is gericht. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van de beslissing mededeling gedaan aan de commissie.

HOOFDSTUK VII: SLOTBEPALINGEN.

Artikel 7:1 (jaarverslag):

De commissie brengt jaarlijks van haar verrichtingen een beknopt verslag uit aan de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

Artikel 7:2 (inwerkingtreding).

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2003.

Artikel 7:3 (citeertitel).

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening behandeling bezwaarschriften en klachten 2003".

  • 2.

    De Commissie van advies voor bezwaar- en beroepschriften kan worden aangehaald als: " Commissie Rechtsbescherming".