Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2015

Geldend van 03-04-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2015

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 januari 2015;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelet op de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvrager: de inwoner van 18 jaar of ouder die ten behoeve van zichzelf en zijn/haar gezinsleden en ten laste komende kinderen een bijdrage in de uitgaven/kosten op grond van deze verordening verzoekt;

    • b.

      wet: de Participatiewet;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Doelstelling

Deze verordening heeft tot doel aan inwoners die een inkomen hebben tot maximaal 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm een bijdrage te verstrekken voor sociaal-culturele, educatieve, sportieve en maatschappelijke activiteiten, voor henzelf en hun eventuele kinderen om zodoende de participatie aan de samenleving te bevorderen.

Artikel 3. Doelgroep

Om voor een bijdrage in aanmerking te komen moet de aanvrager op de dag van de aanvraag:

  • a.

    ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP) van de gemeente, en

  • b.

    gedurende twaalf maanden een inkomen hebben gehad dat gelijk is aan of minder dan 120% van de voor hen toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld in Hoofdstuk 3, paragraaf 3.2. van de wet, en

  • c.

    een bedrag aan vermogen hebben dat ligt beneden de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 4. De bijdrage

Door het college kan een bijdrage worden verleend aan een aanvrager die kosten maakt in verband met sociaal-culturele, educatieve, sportieve en maatschappelijke activiteiten zoals bijvoorbeeld:

  • -

    abonnementen en (seizoen-)kaartjes voor bijv.: zwembaden, schouwburg, bioscoop, bibliotheek, musea, kunstuitleen;

  • -

    contributies voor sport-, zang, ouderen- en buurtverenigingen, jeugd- en jongerenwerk, politieke partijen en vakbonden, hobbyclub en kosten sportattributen;

  • -

    cursusgeld voor her-, om- en bijscholing, volwasseneneducatie, kunstzinnige vorming, club- en buurthuisactiviteiten, emancipatie- activiteiten en ouderbijdragen;

  • -

    eenmalige activiteiten voor schoolreisjes en kampen, werkweken, excursies, uitstapjes zoals bezoek aan dierentuin en pretpark;

  • -

    kosten van het bezoeken van de peuterspeelzaal.

Artikel 5. Hoogte bijdrage

De bijdrage op grond van deze verordening bedraagt voor het kalenderjaar 2015 € 252,- per ten laste komend kind en € 185,- per persoon voor de aanvrager en zijn/haar overige gezinsleden.

Artikel 6. De aanvraag

  • 1. De aanvraag om een bijdrage moet worden ingediend op een daartoe bestemd aanvraagformulier, onder overlegging van de benodigde bewijsstukken, en kan, indien dit naar het oordeel van het bestuur doelmatiger is, ambtshalve worden opgemaakt of op een hiervoor door het bestuur vastgestelde werkwijze.

  • 2. Het college kan nadere regels geven ten aanzien van de wijze van controle van de voor de aanvraag benodigde bewijsstukken en de door de aanvrager gemaakte kosten.

Artikel 7. Aanpassing bedragen

De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 8. Bijzondere situaties

In bijzondere situaties kan het college afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2015.

  • 3. De Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2012 vastgesteld in de vergadering van 11 oktober 2012 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding als bedoeld in het eerste lid.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 12 maart 2015.
De raad voornoemd.
De griffier,
N.A. Hoogerbrug - van de Ven
De voorzitter,
mr. J.C.M. Pommer

Toelichting

Het Algemeen bestuur van Optimisd heeft op 16 december de Nota ondersteuning Minima 2015 vastgesteld. Daarbij is besloten de raden van de deelnemende gemeenten voor te stellen de bijgevoegde gewijzigde Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2015 vast te stellen en de uitvoering daarvan op te dragen aan Optimisd.

Deze verordening vervangt de bestaande Verordening Gemeentelijk Minimabeleid 2012, die moet worden geactualiseerd in verband met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 (en die de Wet werk en bijstand vervangt).

De uitvoering van deze verordening is ingevolge artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Optimisd, opgedragen aan Optimisd.

Inhoud van de regeling

Op grond van de verordening kan jaarlijks aan minima en hun kinderen tot 18 jaar een bijdrage/tegemoetkoming worden gegeven in kosten die gepaard gaan met deelname aan het maatschappelijk verkeer/ participatie in de maatschappij.

De regels voor het verstrekken van de bijdrage zijn in alle deelnemende gemeenten in het werkgebied van Optimisd vanaf 1 januari 2009 uniform.

Het betreft een financiële) bijdrage aan een aanvrager om te kunnen deelnemen aan sociaal-culturele, sportieve en educatieve activiteiten voor zichzelf, zijn of haar partner en zijn (schoolgaande) kinderen. Bijvoorbeeld voor:

  • -

    abonnementen en (seizoen)kaartjes voor bijv.: zwembaden, schouwburg, bioscoop, bibliotheek, musea, kunstuitleen, etc.;

  • -

    contributies voor sport-, zang, ouderen- en buurtverenigingen, jeugd- en jongerenwerk, hobbyclub en kosten sportattributen, etc.;

  • -

    cursusgeld voor her, om- en bijscholing, volwasseneneducatie, kunstzinnige vorming, club- en buurthuisactiviteiten en ouderbijdragen, etc.;

  • -

    eenmalige activiteiten voor schoolreisjes en kampen, werkweken, excursies, uitstapjes zoals bezoek aan dierentuin en pretpark.

De bijdrage is voor kinderen € 252,-- en voor volwassenen € 185,- per jaar.

Inkomensgrens

De inkomensgrens van deze regeling ligt nu nog op 110%. Per 1 januari 2012 moest deze op wettelijke gronden op 110% van het sociaal minimum gesteld worden. De inkomensgrens was daarvoor 120%.

De gemeente kan de inkomensgrens voor deze regeling per 1 januari 2015 echter weer zelf bepalen.

De inkomensgrens in de bijgevoegde nieuwe Verordening Gemeentelijke Minimabeleid 2015 is weer bepaald op 120%, zodat ook werkende burgers met een inkomen net iets hoger dan 110% van het sociaal minimum, weer voor deze regeling voor henzelf en vooral hun kinderen in aanmerking gaan komen.

De inkomensgrens is daardoor ook weer hetzelfde als voor 2012 en komt ook weer overeen met de inkomensgrens van de individuele bijzondere bijstand en andere regelingen van Optimisd.

Omwille van de eenduidigheid, en efficiëntere uitvoering heeft het hanteren van dezelfde inkomensgrenzen voor verschillende regelingen de voorkeur. Ophogen van de inkomensgrens tot 120% sluit ook aan bij de opvattingen van de Kinderombudsman. Deze roept in het recent verschenen rapport Kinderen in armoede gemeenten op tot minimabeleid dat:

  • -

    direct ten goede komt aan kinderen,

  • -

    toegankelijk is voor gezinnen met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum, en

  • -

    voorziet in het mogelijk maken van deelname aan bijvoorbeeld sport, cultuur, zwemmen, vervoer en lidmaatschap van de bibliotheek.

Voor het overige zijn er geen veranderingen doorgevoerd en is er sprake van voortzetting van het bestaand beleid in de ISD gemeenten Veghel, Schijndel, Sint - Michielsgestel en Bernheze.

Een uniforme regeling voor alle deelnemende gemeenten is in het belang van de aanvragers en de uitvoering door Optimisd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Artikel 2.

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord.

Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een of meerdere ten laste komende kinderen. Dus een kind waarvoor de ouder aanspraak kan maken op kinderbijslag. Na het bereiken van de 18-jarige leeftijd kan zelfstandig een beroep worden gedaan op een bijdrage in kosten die gemaakt worden in verband met sociaal- culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten.

Artikel 3.

Voor beoordeling van het recht op een bijdrage is de inkomenssituatie- en vermogenssituatie van de aanvrager van belang. De bepalingen van de Participatiewet zijn van toepassing.

Sub b:

Vanaf 1 januari 2015 is de uitkering voor een alleenstaande ouder gelijk aan die van een alleenstaande (70% van de bijstandsuitkering voor gehuwden). Tot 1 januari werd de uitkering van een alleenstaande ouder verhoogd met een gemeentelijke toeslag van 20%. Deze toeslag vervalt. In plaats daarvan ontvangt een alleenstaande ouder, zonder toeslagpartner, een aangepast kindgebonden budget van de Belastingdienst, de zogenaamde alleenstaande-ouder-kop. Dit hogere kindgebonden budget compenseert het verlies aan inkomen niet helemaal. Alleenstaande ouders in de bijstand hebben daardoor vanaf 1 januari 2015 een lager inkomen dan in 2014.

Door de hervorming van kindregelingen vervalt ook de alleenstaande-oudernorm als aparte uitkeringsnorm binnen de bijstand. Bij bepaling van het recht op bijzondere bijstand wordt het inkomen afgezet tegen (een bepaald percentage van) de bijstandsnorm. Doordat de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders met ruim € 220,- per maand daalt zou het hanteren van de bijstandsnorm van alleenstaanden bij de berekening van het recht op bijzondere bijstand en minimaregelingen voor alleenstaande ouders hen onevenredig benadelen.

We kunnen dit ‘landelijk probleem’ alleen oplossen door vast te leggen dat de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders bij berekening van het recht op bijzondere bijstand en op een bijdrage op grond van deze verordening verhoogd wordt met een bedrag gelijk aan 20% van de gehuwdennorm, net als voor 1 januari 2015.

Dit is in artikel 3 sub b geregeld.

Artikel 4.

Het betreft activiteiten maatschappelijke participatie met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter, waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen.

Artikel 5.

Per kalenderjaar bedraagt de vergoeding € 252,- per kind in de kosten van maatschappelijke participatie en € 185,- per volwassene.

Door de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van maatschappelijke participatie zijn genoemd, de mogelijke stigmatisering van de doelgroep, en vanwege hoge uitvoeringskosten is verstrekking in natura veelal niet doelmatig. Als uitgangspunt geldt dan ook een geldelijke bijdrage. Het bestuur kan via steekproefsgewijze controle nagaan of de middelen doelmatig zijn besteed.

Het bestuur kan in een individueel gevallen besluiten tot betaling in natura.