Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening rioolrechten 2004

Geldend van 01-01-2006 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening rioolrechten 2004

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van Brabant Water N.V. betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam 'rioolrechten' wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

a degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

b ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt, naast een vastrecht per eigendom, geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2.

    Het aantal kubieke meters afvalwater, als bedoeld in het eerste lid, wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in het belastingtijdvak naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt.

  • 3.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    a watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen of,

    b bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

De eerste volzin is niet van toepassing indien de vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

4.Indien de belastingplichtige aantoont dat een substantieel deel van het voor de berekening van het recht in aanmerking te nemen hoeveelheid afvalwater niet door middel van de gemeentelijke riolering is afgevoerd, wordt op verzoek van de belastingplichtige voor de berekening van de aanslag de hoeveelheid afgevoerd water verminderd met de op andere wijze afgevoerde hoeveelheid afvalwater.

Artikel 5 Tarieven

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per eigendom per jaar € 103,68;

  • 2. Het recht als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt verhoogd met € 0,30 per m3 afvalwater;

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid is het tarief, indien het belastingtijdvak gedeelten van kalenderjaren omvat, gelijk aan de som van zoveel twaalfde delen van het voor het betreffende kalenderjaar geldende tarief als daarvan kalendermaanden behoren tot het belastingtijdvak

Artikel 6 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is in de gevallen waarin de heffing door middel van afrekeningen van Brabant Water N.V. plaatsvindt de verbruiksperiode zoals die voor de betrokken belastingplichtige geldt.

  • 2. In andere gevallen dan in het eerste lid bedoeld is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1. De belasting per verbruiksperiode wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van de Brabant Water N.V. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening.

  • 2. De belasting per kalenderjaar wordt geheven bij wege van een kennisgeving op andere wijze van betaling.

  • 3. Na de aanvang van het belastingtijdvak kunnen aan de belastingplichtige voorlopig gevorderde bedragen worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de verschuldigde rioolrechten over het belastingtijdvak vermoedelijk wordt vastgesteld. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de afrekening c.q. de voorschotnota van Brabant Water N.V. of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Indien de belasting per kalenderjaar wordt geheven, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van het belastingtijdvak, of indien de belastingplicht op een later tijdstip aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het recht als bedoeld in artikel 5, eerste lid jo. het bepaalde in artikel 5, derde lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als bedoeld in artikel 5, eerste lid jo. het bepaalde in artikel 5, derde lid, als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. Het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag moet onverwijld worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die, waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag op de eindafrekeningsnota van Brabant Water N.V. moet worden betaald.

  • 2. Ingeval het recht wordt geheven bij wege van kennisgeving op andere wijze van betaling, moet het bedrag worden voldaan in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving op andere wijze is vermeld en de tweede twee maanden later.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolrechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening Rioolrecht 1997’ van 19 december 1996, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 31 oktober 2002, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening rioolrechten 2004'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 4 november 2004.
De raad voornoemd,
De griffier, de secretaris