Regeling vervallen per 15-03-2016

Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Limburg

Geldend van 01-04-2010 t/m 14-03-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Limburg

Gemeenschappelijke regeling GGD Zuid-Limburg

De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Beek, Brunssum, Eijsden, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Margraten, Meerssen, Nuth, Onderbanken, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal, ieder voorzover het zijn verantwoordelijkheden aangaat, overwegende dat:

  • .

    zij van oordeel zijn dat het voor een optimale behartiging van de in deze regeling nader aan te geven belangen van die gemeenten afzonderlijk en van die gemeenten gezamenlijk, wenselijk dan wel noodzakelijk is, dat door de besturen van die gemeenten tot samenwerking wordt overgegaan;

  • .

    zij het voornemen hebben daartoe een openbaar lichaam in te stellen waaraan de behartiging van de in deze regeling aan te geven belangen worden opgedragen en daartoe bevoegdheden over te dragen en middelen ter beschikking te stellen;

  • .

    het bestuur van het openbaar lichaam binnen de gegeven wettelijke kaders primair als taak dient te hebben het beleid ten aanzien van de behartiging van de aan het openbaar lichaam toevertrouwde belangen gestalte te geven en de uitvoering daarvan te controleren, waarbij de bedrijfsvoering primair aan de directie dient te worden gelaten;

  • .

    de mogelijke financiële risico’s voor de deelnemende gemeenten door middel van adequate bedrijfsvoering zo laag mogelijk dienen te worden gehouden;

  • .

    gelet op het Fusiebeslisdocument GGD Zuid-Limburg, dat is vastgesteld door de algemene besturen van de GHOR Zuid-Limburg, de GGD Zuidelijk Zuid-Limburg, het Streekgewest Westelijke Mijnstreek en de GGD Oostelijk Zuid-Limburg;

  • .

    gehoord de gemeentebesturen van de deelnemende gemeenten;

  • .

    gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

BESLUITEN:

de navolgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Deze regeling verstaat onder:

    • a.

      "Zuid-Limburg": het grondgebied van de gezamenlijk aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • b.

      "gemeenten": de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

    • c.

      "gemeentebesturen", waar niet nader omschreven: de raden, de colleges van burgemeester en wethouders of de burgemeesters van de aan deze regeling deelnemende gemeenten, ieder voor zover zij voor hun eigen gemeenten bevoegd zijn;

    • d.

      "gedeputeerde staten": het college van gedeputeerde staten van de provincie Limburg;

    • e.

      "regeling": de Gemeenschappelijke Regeling GGD Zuid-Limburg;

    • f.

      "GGD ZL": de Geneeskundige Gezondheidsdienst Zuid-Limburg als bedoeld in artikel 2.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of enige andere wet of regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die wetten en wettelijke regelingen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk gelezen de GGD ZL, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het bestuur van de GGD ZL.

  • 3. De regeling is een gemeenschappelijke regeling in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd "Geneeskundige Gezondheidsdienst Zuid-Limburg". Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd te Maastricht.

  • 2. De Geneeskundige Gezondheidsdienst Zuid-Limburg is een gezondheidsdienst die ten behoeve van de gemeenten de gezondheidssituatie van de bevolking bewaakt, beschermt en bevordert.

Artikel 3 Doel- en taakomschrijving; overdracht van bevoegdheden

  • 1. De regeling heeft als doel het door middel van het openbaar lichaam GGD ZL behartigen van de belangen van gemeenten op het terrein van de volksgezondheid en openbare gezondheidszorg ten behoeve van de bevolking van Zuid-Limburg.

  • 2. De GGD ZL draagt binnen Zuid-Limburg zorg voor de uitvoering van alle taken die in wetten op het terrein van de volksgezondheid en de openbare gezondheidszorg en in regelingen die krachtens die wetten zijn getroffen, aan gemeenten zijn opgedragen of aan gezondheidsdiensten zijn of nog zullen worden opgedragen. Voorzover het aan gemeenten opgedragen taken betreft, dragen de gemeentebesturen de uitvoering van die taken over aan het algemeen bestuur van de GGD ZL.

  • 3. De gemeentebesturen dragen aan het algemeen bestuur van de GGD ZL alle bevoegdheden over die aan de gemeentebesturen ten dienste staan ingevolge of ter uitvoering van de in lid 2 bedoelde wetten en regelingen.

  • 4. Indien nieuwe wetten of regelingen op het terrein van de volksgezondheid en de openbare gezondheidszorg worden ingevoerd waarin aan de gemeenten taken en bevoegdheden worden toegekend of indien in bestaande wetten of regelingen op het terrein van de volksgezondheid nieuwe taken en bevoegdheden aan gemeenten worden toegekend, kan het algemeen bestuur van de GGD ZL besluiten om binnen Zuid-Limburg zorg te gaan dragen voor de uitvoering daarvan. De daadwerkelijke uitvoering van die taken en bevoegdheden door de GGD ZL binnen het grondgebied van een deelnemende gemeente gaat pas in op een nader door het algemeen bestuur te bepalen datum nadat door het gemeentebestuur van de betreffende gemeente is besloten om die taken en bevoegdheden aan het algemeen bestuur van de GGD ZL over te dragen.

  • 5. In opdracht van de gemeenten of andere instellingen of instanties kan de GGD ZL ook andere aan de doelomschrijving van de GGD ZL verwante diensten verrichten.

Artikel 4 Basispakket en aansluitende diensten

  • 1. De taken die ingevolge artikel 3, leden 2 en 4 door de GGD ZL worden uitgevoerd en de diensten die ingevolge artikel 3, lid 5 door de GGDZL worden verricht, worden in het productenboek nader omschreven en bevatten de volgende productgroepen:

    • a.

      infectieziektebestrijding;

    • b.

      medische milieukunde;

    • c.

      jeugdgezondheidszorg;

    • d.

      gezondheidsbevordering;

    • e.

      openbare geestelijke gezondheidszorg;

    • f.

      forensische geneeskunde;

    • g.

      sociaal medische advisering;

    • h.

      geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • i.

      regionale ambulancevoorziening;

    • j.

      advies en expertise openbare gezondheidszorg;

    • k.

      overige productgroepen.

    Met betrekking tot het verrichten van taken als bedoeld in artikel 3, lid 4 en nieuwe diensten als bedoeld in artikel 3, lid 5 zal in het productenboek tevens worden opgenomen welke taken en diensten de GGD ZL verricht en met ingang van welke datum. Met betrekking tot het verrichten van taken als bedoeld in artikel 3, lid 4 zal tevens in het productenboek worden opgenomen de vindplaats van de besluiten van de gemeentebesturen als bedoeld in de laatste volzin van die bepaling.

  • 2. In het productenboek als bedoeld in lid 1, wordt onderscheid gemaakt in diverse soorten producten. De financieringsvorm van deze verschillende soorten producten wordt in afstemming met bestuur vastgesteld.

  • 3. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat telkens indien daartoe aanleiding bestaat het in het vorige lid bedoelde productenboek wordt aangepast en opnieuw vastgesteld in zijn eerstvolgende vergadering na de inwerkingtreding of ingangsdatum van de wijzigingen.

  • 4. Het algemeen bestuur draagt er zorg voor dat telkens indien daartoe aanleiding bestaat het in het lid 1 bedoelde productenboek wordt aangepast en opnieuw vastgesteld in zijn eerstvolgende vergadering na de inwerkingtreding of ingangsdatum van de wijzigingen van de taken en diensten ingevolge artikel 3, leden 3, 4 en 5.

HOOFDSTUK II INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

1 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5 Samenstelling en aanwijzing

De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten. Per gemeente worden één lid en één plaatsvervangende lid aangewezen. Als lid van het algemeen bestuur kunnen slechts worden aangewezen leden van het college van de gemeenten. Ook het plaatsvervangende lid kan slechts worden aangewezen uit het college.

Artikel 6 Incompatibiliteiten

  • 1. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur zijn onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege de GGD ZL, een andere gezondheidsdienst in de zin van de Wet publieke gezondheid, de GHOR Zuid-Limburg of de Regionale brandweer aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar wordt voor de toepassing van dit artikellid gelijkgesteld hij die op arbeidsovereenkomst bij een van die diensten werkzaam is.

  • 2. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het algemeen bestuur zijn onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege een van de gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met de ambtenaar wordt voor de toepassing van dit artikellid gelijkgesteld hij die op een arbeidsovereenkomst bij een van de gemeenten werkzaam is. De in dit lid genoemde incompatibiliteit is niet van toepassing indien hij als lid van een college van burgemeester en wethouders van een gemeente wordt aangewezen als lid van het algemeen bestuur.

Artikel 7 Zittingsduur

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor periode van vier jaar.

  • 2. Zij treden in ieder geval af op het tijdstip waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt.

  • 3. De colleges van burgemeester en wethouders wijzen in hun vergadering de leden van het algemeen bestuur aan.

  • 4. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijst het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente in zijn eerstvolgende vergadering een nieuw lid aan.

  • 5. Van elke benoeming tot lid van het algemeen bestuur geven burgemeester en wethouders van de gemeente die het aangaat onverwijld kennis aan de voorzitter van de GGD ZL.

  • 6. Het bepaalde in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel is eveneens van toepassing op plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

Artikel 8 Benoeming voorzitter

Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, die tevens lid dienen te zijn van het college van een van de deelnemende gemeenten

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1. Benevens het bepaalde in artikel 22, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen vergadert het algemeen bestuur zo dikwijls het dagelijks bestuur of de voorzitter het nodig oordeelt of zulks door tenminste één vijfde van het aantal leden schriftelijk met opgave van redenen wordt verzocht.

  • 2. Indien het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter het nodig oordeelt, kunnen een of meer deskundigen worden uitgenodigd om aan de beraadslaging deel te nemen. Deze deskundigen hebben een raadgevende stem.

  • 3. De vergaderstukken en de notulen van de vergaderingen van het algemeen bestuur worden door de voorzitter toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast dat aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten wordt gezonden.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Ieder lid brengt één stem uit, vermeerderd met één stem per 15.000 inwoners of gedeelte daarvan van de gemeente, die hij vertegenwoordigt.

    Voor de berekening hiervan dient als maatstaf het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergadering plaatsvindt. Voor de vaststelling van het aantal inwoners wordt aangehouden het door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde aantal.

  • 2. De besluiten van het algemeen bestuur worden genomen bij meerderheid van de overeenkomstig lid 1 gewogen stemmen, mits die meerderheid wordt gevormd door de stemmen van de leden die door de colleges van burgemeester en wethouders van meer dan zes gemeenten zijn aangewezen.

  • 3. Stemmen zijn niet overdraagbaar.

2 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 11 Samenstelling en aanwijzing

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit een oneven aantal van minimaal zeven leden en maximaal negen leden.

  • 2. Zeven leden van het dagelijks bestuur worden door en uit het algemeen bestuur benoemd, waaronder de voorzitter van het algemeen bestuur, die tevens voorzitter is van het dagelijks bestuur en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur die tevens plaatsvervangend voorzitter is van het dagelijks bestuur.

  • 3. Daarnaast kan het algemeen bestuur maximaal twee leden van het dagelijks bestuur benoemen van buiten de kring van het algemeen bestuur. Daarbij gelden dezelfde incompatibiliteiten die ingevolge artikel 6 voor de leden van het algemeen bestuur gelden. Artikel 7 leden 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing op de benoeming van leden van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur. Zij kunnen te allen tijde door het algemeen bestuur worden ontslagen.

  • 4. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt op hetzelfde moment van rechtswege op lid te zijn van het dagelijks bestuur. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde zodanig ontslag nemen. Hij blijft alsdan zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger door het algemeen bestuur is benoemd.

  • 5. Bij ontstentenis, langdurige ziekte of afwezigheid van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur wordt hij, zodra het algemeen bestuur dit nodig oordeelt, vervangen door een ander daartoe door het algemeen bestuur aan te wijzen lid.

  • 6. De voorziening in een tussentijdse vacature als bedoeld in lid 6 geschiedt in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

Artikel 12 Vergaderingen

Het bepaalde in de artikelen 54 tot en met 60 van de Gemeentewet is van toepassing op de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 13 Besluitvorming

Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten met volstrekte meerderheid van stemmen, waarbij ieder lid één stem uitbrengt.

Artikel 14 Reglement van orde

Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast, dat ter kennis wordt gebracht van het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK III TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

1 DE TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 15 Algemeen

  • 1. Het algemeen bestuur treedt ten aanzien van de regeling in de bevoegdheden van de burgemeesters en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt in een organisatieverordening regels ten aanzien van de organisatie, de werkwijze, de bevoegdheden, de verantwoordelijkheden en de mandatering vast, waarbij inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de regels, in de ruimste zin, die zijn gesteld bij of krachtens de Gemeentewet zoals die thans luidt, ten aanzien van de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, ten aanzien van de uitoefening van die bevoegdheden, alsmede ten aanzien van het toezicht daarop. Daarbij wordt echter niet afgeweken van het bepaalde in de artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 Wet gemeenschappelijke regelingen een regeling treffen waarin aan de leden van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur een tegemoetkoming in de kosten of een vergoeding voor hun werkzaamheden wordt toegekend en kan voorts een regeling treffen waarin een tegemoetkoming in of een vergoeding van bijzondere kosten of financiële voorzieningen worden vastgesteld die verband houden met het lidmaatschap van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur.

  • 4. Aan het algemeen bestuur behoren alle bevoegdheden, die niet bij deze regeling of anderszins zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter.

Artikel 16 Instelling van commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies en commissies ter behartiging van bepaalde belangen instellen. De artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alsmede de artikelen 82 tot en met 86 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Deze bevoegdheid kan aan het dagelijks bestuur worden gemandateerd.

  • 2. Indien het algemeen bestuur daartoe besluit kan aan de leden van een commissie als bedoeld in het vorige artikel een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten worden toegekend. Deze bevoegdheid kan aan het dagelijks bestuur worden gemandateerd.

2 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 17

  • 1. Aan het dagelijks bestuur komt het algemeen beheer toe van de gemeenschappelijke regeling.

  • 2. Aan het dagelijks bestuur behoort:

    • a.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing wordt voorgelegd;

    • b.

      het zorgdragen voor het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • c.

      het beheer van de inkomsten en de uitgaven van de GGD ZL;

    • d.

      de zorg, voorzover deze zorg niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • e.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van al hetgeen nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • f.

      het verstrekken van inlichtingen aan de besturen van de gemeenten;

    • g.

      het houden van gedurig toezicht op al hetgeen de GGD ZL aangaat.

  • 3. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dit bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de rekening;

    • c.

      het nemen van besluiten over het instellen en opheffen van commissies met bestuursbevoegdheden.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan zijn bevoegdheden mandateren aan de directie of directieleden, of met instemming van de directie aan andere functionarissen van de GGD ZL. De directie of directieleden kunnen aan hen gemandateerde bevoegdheden ondermandateren aan lagere functionarissen, tenzij het dagelijks bestuur bij de mandaatverlening anders bepaalt.

3 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN DE VOORZITTER

Artikel 18

  • 1. Tot de taak van de voorzitter behoort het leiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter bepaalt, met inachtneming van hetgeen daaromtrent is geregeld bij artikel 9 of krachtens het reglement van orde, dag en uur van de vergaderingen van het algemeen bestuur en roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

    De voorzitter zorgt, dat dag en tijdstip van de vergadering van het algemeen bestuur tijdig voor elke vergadering ter openbare kennis worden gebracht.

  • 3. De voorzitter tekent, tezamen met de ambtelijk secretaris, alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. Het dagelijks bestuur kan onder eigen verantwoordelijkheid het tekenen van bepaalde stukken, die van het dagelijks bestuur uitgaan, opdragen aan de directie van de GGD ZL.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt de GGD ZL in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan de directie of directieleden of een door hem aangewezen gemachtigde.

  • 5. De voorzitter voert de bij of krachtens deze regeling aan hem opgedragen taken uit.

  • 6. In afwijking van het gestelde in de leden 1 en 2 van dit artikel wordt de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe zittingsperiode als bedoeld in artikel 7, lid 3 bijeengeroepen en voorgezeten door de aftredende voorzitter of aftredende plaatsvervangend voorzitter en indien zulks niet mogelijk is door de burgemeester van de gemeente van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam ingevolge artikel 2, lid 1.

    In deze vergadering vinden de benoemingen van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het algemeen bestuur plaats.

HOOFDSTUK IV INLICHTINGEN EN VERANTWOORDING

Artikel 19 Relatie gemeentebestuur - bestuur

De gemeentebesturen verstrekken op verzoek van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur de benodigde inlichtingen en geven de medewerking, die voor de vervulling van de taken van de GGD ZL nodig is.

Artikel 20 Verantwoordingsplicht bestuursleden

  • 1. Het algemeen bestuur is verplicht gedeputeerde staten en de gemeentebesturen desgevraagd van bericht en raad te dienen en inlichtingen te verschaffen over alle zaken betreffende deze regeling en in ieder geval binnen twee maanden na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek.

  • 2. Het algemeen bestuur is bevoegd gevraagd en ongevraagd aan gemeentebesturen advies te geven of voorstellen te doen die in verband met deze regeling nodig worden geacht.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur zijn verplicht de door een of meer leden van het college van burgemeester en wethouders door wie zij zijn aangewezen alsmede aan de raad van hun gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken voor zover dat niet in strijd is met het algemeen belang. De gevraagde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk nadat daarom is gevraagd aan het betreffende college van burgemeester en wethouders en/of de raad verstrekt, zulks in overeenstemming met het reglement van orde van het betreffende college van burgemeester en wethouder en/of het reglement van orde van de betreffende raad.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde beleid aan het college van burgemeester en wethouders die hem als lid heeft aangewezen, alsmede aan de raad van zijn gemeente waaruit hij afkomstig is voor zover zulks niet strijdig is met het algemeen belang. Deze verantwoording wordt zo spoedig mogelijk afgelegd nadat hem daarom is gevraagd en in overeenstemming met het reglement van orde van het desbetreffende college van burgemeester en wethouders en/of het reglement van orde van de betreffende raad.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven ten dien aanzien alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, een en ander voorzover zulks niet strijdig is met het algemeen belang en in ieder geval binnen twee maanden na een daartoe strekkend schriftelijk verzoek.

HOOFDSTUK V PERSONEEL EN ORGANISATIE

1 DE DIRECTIE

Artikel 21 Benoeming, vervanging en verantwoording

  • 1. Aan het hoofd van de organisatie van de GGD ZL staat een directie die belast is met de dagelijkse leiding en de bedrijfsvoering van de GGD ZL. Bij voorkeur dient minimaal één lid van de directie de hoedanigheid van arts te bezitten. Eén van directieleden is de regionaal geneeskundig functionaris van de GHOR Zuid-Limburg. De leden van de directie worden benoemd door het dagelijks bestuur en kunnen door het dagelijks bestuur in de uitoefening van hun lidmaatschap van de directie worden geschorst of uit hun functie van directielid worden ontheven. De directie heeft een voorzitter die door het dagelijks bestuur in functie wordt benoemd.

    Op de rechtspositie van de directieleden is de rechtspositieregeling voor het overige personeel van toepassing. Het dagelijks bestuur kan voor individuele directieleden afwijkende regels met betrekking tot de rechtspositie vaststellen.

  • 2. Zowel de directie, de directievoorzitter als de afzonderlijke directieleden zijn voor de dagelijkse leiding en bedrijfsvoering van de GGD ZL verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur, een en ander zoals nader dient te worden geregeld in de organisatieverordening.

  • 3. Een of meer leden van de directie wonen, behoudens in door het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aan te wijzen gevallen, de vergaderingen bij van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en van bestuurs- en adviescommissies en zij hebben in die vergaderingen een raadgevende stem.

  • 4. Het dagelijks bestuur dient een regeling te treffen voor de vervanging van directieleden bij ziekte, verlof of ontstentenis om andere redenen.

Artikel 22 Ambtelijke secretaris

  • 1. Het dagelijks bestuur wijst een ambtelijk secretaris alsmede een plaatsvervanger aan. Aangewezen kunnen worden een lid van de directie danwel in overleg met de directie één van de medewerkers van de GGD ZL. Het directielid kan zich in de uitoefening van zijn functie van secretaris in overleg met het dagelijks bestuur doen bijstaan door een of meer medewerkers van de GGD ZL

  • 2. Voorzover het algemeen bestuur respectievelijk het dagelijks bestuur niet anders beslist, woont de secretaris de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur bij en verleent ten aanzien van die vergaderingen ondersteuning. De secretaris heeft in die vergaderingen een adviserende stem.

Artikel 23 Rechtspositieregeling

Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van de GGD ZL de rechtspositie vast overeenkomstig het CAR/UWO-model alsmede de toekomstige wijzigingen daarin. Aan het dagelijks bestuur wordt de bevoegdheid toegekend om de op de CAR/UWO-model gebaseerde uitvoeringsregelingen vast te stellen, aan te vullen, te wijzigen of in te trekken, voorzover nodig na voorafgaand overleg met de commissie voor Georganiseerd Overleg voor de GGD ZL.

Artikel 24 Uitvoering rechtspositieregeling

Onverminderd het bepaalde in artikel 21, lid 1 en met inachtneming van de op het personeel van toepassing verklaarde rechtspositieregelingen, voert het dagelijks bestuur de rechtspositieregeling en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen uit. Het dagelijks bestuur kan deze bevoegdheid (waaronder het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel van de GGD ZL) aan de directie, directievoorzitter of een directielid mandateren.

HOOFDSTUK VI FINANCIËN

Artikel 25 Beheer

Het algemeen bestuur stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 212 en 213 Gemeentewet in een verordening regels vast waarbij de organisatie van de administratie en van het vermogensbeheer van de GGD ZL zoveel mogelijk onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur aan de directie wordt opgedragen en waarbij de controle op de administratie en het vermogensbeheer, onverminderd het bepaalde in de artikelen 34 en 35 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen, wordt gelaten aan het dagelijks bestuur of aan een overeenkomstige artikel 16 in te stellen commissie. Aanwijzing van de accountant geschiedt door het algemeen bestuur.

Artikel 26 Boekjaar

Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december daaropvolgend.

Artikel 27 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerp-begroting van inkomsten en uitgaven voor het komend boekjaar op, welke is voorzien van een toelichting en de nodige specificaties, waaronder overzichten van de ramingen van bijdragen van de gemeenten en van de opbrengsten van de verrichtingen die op tariefbasis aan de gemeenten en derden in rekening worden gebracht.

  • 2. De bijdragen van de gemeenten als bedoeld in het vorige lid voor de basisproducten als bedoeld in artikel 4 worden vastgesteld op basis van en naar rato van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het boekjaar conform de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers.

  • 3. De overige opbrengsten van de gemeenten en derden worden bepaald op basis van tarieven per verrichting,

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp-begroting uiterlijk op 1 mei van het jaar voorafgaande aan het boekjaar waarop de begroting betrekking heeft, toe aan de raden van de gemeenten, die vervolgens binnen zes weken na ontvangst het dagelijks bestuur van hun gevoelen omtrent de ontwerp-begroting kunnen doen blijken, een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 28 Wijziging begroting

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen besluiten tot wijziging van de begroting tot uiterlijk het moment van vaststellen van de jaarrekening van het boekjaar waarop de begroting betrekking heeft, worden genomen.

  • 2. Op wijzigingen van de begroting is artikel 27, uitgezonderd de genoemde datum van 1 mei, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt voor 1 juni de jaarrekening over het voorafgaande boekjaar op en biedt deze jaarrekening uiterlijk 14 juli van datzelfde jaar ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan. De jaarrekening vermeldt alle inkomsten en uitgaven van welke aard dan ook en is vergezeld van een verklaring betreffende de deugdelijkheid daarvan, afgegeven door de accountant als bedoeld in artikel 25.

  • 2. In de jaarrekening wordt de door de gemeenten over het betreffende boekjaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen. Het bepaalde in artikel 27, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het besluit als bedoeld in het vorige lid strekt het dagelijks bestuur, de directie en de rekenplichtige ambtenaar tot ontlasting, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 30 Bijdragen en tarieven

  • 1. De gemeenten betalen zonder voorafgaande declaratie vier maal per jaar vóór respectievelijk 16 januari, 16 april, 16 juli en 16 oktober van het boekjaar een kwart van de in de begroting voor dat boekjaar geraamde bijdrage als bedoeld in artikel 27, lid 2. Bij te late betaling is de wettelijke rente verschuldigd. Na vaststelling van de jaarrekening vindt binnen één maand verrekening plaats.

  • 2. Voor de in artikel 4 bedoelde aansluitende diensten worden jaarlijks de tarieven vastgesteld waarbij wordt uitgegaan van de in de begroting van het betreffende boekjaar geraamde kosten. Tussentijdse wijzigingen van de tarieven door het dagelijks bestuur zijn mogelijk

  • 3. Indien ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde taken en diensten over enig boekjaar de kosten meer of minder hebben bedragen dan de opbrengsten uit de tarieven dan worden de tekorten of overschotten in principe verdisconteerd in de tarieven van een volgend boekjaar.

Artikel 31 Reserves en voorzieningen

De algemene reserve en de voorzieningen worde gevormd overeenkomstig het door het algemeen bestuur vastgestelde beleid, waarbij de algemene reserve tenminste 6% van het totaal van de exploitatielasten van enig boekjaar moet bedragen.

Artikel 32 Waarborg geldleningen

De gemeenten waarborgen, naar rato van het aantal inwoners, ten behoeve van de geldschieter de betaling van rente en aflossing en kosten van geldleningen en van in rekening-courant op te nemen gelden onder het doen van afstand van de voorrechten, die de wet de borgen toekent.

HOOFDSTUK VII HET ARCHIEF

Artikel 33

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de GGD ZL.

  • 2. De directie is belast met het beheer van de archiefbescheiden.

  • 3. Archiefbescheiden waarvoor het medisch ambtsgeheim geldt vallen tevens onder de werking van hetgeen hierover door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst is bepaald.

  • 4. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in een door het dagelijks bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.

  • 5. Het dagelijks bestuur wijst een archivaris aan die overeenkomstig de voor hem gestelde regels inspectie uitoefent op het beheer van de archiefbescheiden.

HOOFDSTUK VIII TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 34 Toetreding

  • 1. Na de inwerkingtreding van deze regeling kunnen andere gemeenten toetreden. Het verzoek terzake dient te worden gedaan aan het algemeen bestuur onder overlegging van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente

  • 2. Het algemeen bestuur beslist binnen drie maanden na indiening van het verzoek als bedoeld in lid 1. Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur nadere voorwaarden worden verbonden.

  • 3. De toetreding gaat in met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die, waarin de besluiten tot toetreding zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit tot toelating een andere datum van ingang noemt.

Artikel 35 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van daartoe strekkende besluiten van het gemeentebestuur. De uittreding vindt, behoudens door het algemeen bestuur toe te stane afwijkingen, plaats op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat, waarin deze besluiten, na de vereiste goedkeuring, zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Het gemeentebestuur van de uittredende gemeente kan in de in lid 1 bedoelde besluiten bepalen dat de overdracht van bevoegdheden aan het algemeen bestuur van de GGD ZL ingevolge artikel 3 met onmiddellijke ingang of met ingang van enige datum voor die waarop de uittreding plaatsvindt, geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt onder goedkeuring van gedeputeerde staten de gevolgen van uittreding. Daarbij worden de financiële verplichtingen van de uittredende gemeente ten opzichte van de GGD ZL bepaald.

  • 4. De uittredende gemeente blijft in elk geval aansprakelijk voor alle schulden en de overige verplichtingen van de GGD ZL op het tijdstip van uittreden, zulks in verhouding van de verdeling van de bijdragen als bedoeld in artikel 27, lid 2 en naar de toestand van 1 januari van het jaar van uittreding.

HOOFDSTUK IX WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 36

  • 1. De regeling kan te allen tijde worden gewijzigd of opgeheven bij besluit van de burgemeesters, de colleges van burgemeester en wethouders van drie vierde van de aan deze regeling deelnemende gemeenten. Deze drie vierde van de aan deze regeling deelnemende gemeenten dienen minimaal twee derde van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten te omvatten. De besluiten van de burgemeesters en de colleges van burgemeester en wethouders dienen instemming te hebben van de raden.

  • 2. Een besluit tot opheffing van de regeling treedt niet eerder in werking dan met ingang van het jaar volgend op dat waarin door de deelnemende gemeenten is besloten tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling.

  • 3. In geval van opheffing wordt het algemeen bestuur met liquidatie van de GGD ZL belast. Van het liquidatieplan kan onderdeel uitmaken dat een vereffeningscommissie wordt ingesteld waaraan alle bevoegdheden en taken van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur in het kader van de liquidatie worden overgedragen.

  • 4. Een eventueel batig saldo komt ten bate, een eventueel nadelig saldo ten laste van de gemeenten.

  • 5. Ter uitvoering van de liquidatie blijven het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur zo nodig na het tijdstip van de opheffing van de regeling voortbestaan.

HOOFDSTUK X OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 37

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die, waarop daartoe door alle gemeenten is besloten, echter niet eerder dan 1 april 2010.

  • 2. De toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam.

  • 3. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 38 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling GGD Zuid-Limburg.