Regeling vervallen per 28-12-2015

Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed gemeente Sittard-Geleen

Geldend van 25-04-2008 t/m 27-12-2015

Intitulé

Subsidieverordening cultuurhistorisch erfgoed gemeente Sittard-Geleen

Hoofdstuk 1 Algemene Bepaling

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      Gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 4 van de Verordening Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008 als zodanig is aangewezen.

    • b.

      Rijksmonument:monument dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en is ingeschreven in het ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde register;

    • c.

      Niet-rendabel rijksmonument:Een rijksmonument dat uit de aard der zaak niet op een rendabele wijze kan worden geëxploiteerd.

    • d.

      Kerkgebouw: onroerend monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente, parochie of een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

    • e.

      Inspectierapport: een indicatief rapport dat de (bouw)technische staat en de gebreken van een monument beschrijft, niet ouder is dan twee jaar en is opgesteld door Stichting Monumentenwacht Limburg of een andere door het college van het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ter zake deskundige instantie of persoon;

    • f.

      Bijzondere onderdelen: beschermingswaardige onderdelen van een monument:

      • die in architectonische, bouwhistorische of cultuurhistorische zin bepalend zijn voor de monumentale waarde van het monument;

      • die niet direct functioneel zijn en/of details bevatten die niet voorkomen in een soortgelijk gebouw of object dat niet is aangewezen tot beschermd monument;

      • waarvan de instandhouding relatief hoge kosten met zich meebrengt in vergelijking tot de overige instandhoudingskosten van het monument;

      • waarvan de instandhouding duidelijk hogere kosten met zich meebrengt in vergelijking tot een soortgelijk gebouw of object dat niet is aangewezen tot beschermd monument;

      • die als zodanig zijn vermeld in de redengevende omschrijving van het monument;

    • g.

      Bijzonder object: Een gemeentelijk monument dat:

      • een algemene maatschappelijke functie heeft;

      • geen economische rendabele gebruiksfunctie heeft en uit de aard der zaak ook na eventuele herbestemming niet op een rendabele wijze kan worden geëxploiteerd;

      • als zodanig is vermeld in de redengevende omschrijving van het monument;

    • h.

      Eigenaar: de natuurlijke of de rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander gelijkwaardig zakelijk recht heeft op een beschermd monument;

    • i.

      Monumentencommissie: de door de gemeenteraad ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 15 lid 1 van de Monumentenwet 1988, met als taak om het college van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid in het algemeen. De taken, samenstelling benoeming, ontslag en werkwijze van de commissie is verder beschreven en geregeld in de verordening “Monumentencommissie 2001”, welke op 21 november 2001 door de gemeenteraad is vastgesteld.

    • j.

      Onderhoud: periodieke werkzaamheden aan een monument, welke tot doel hebben het in goede staat houden van het monument of onderdeel hiervan, om toekomstig kostbaar herstel te voorkomen of te verminderen;

    • k.

      Restauratie: werkzaamheden aan een monument, die het normale onderhoud te boven gaan en welke noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de cultuurhistorische waarden van het monument of onderdelen hiervan;

    • l.

      Instandhouding: onderhouds- of (kleine) restauratiewerkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te houden dan wel als zodanig in stand te houden én kostbare grootschalige restauraties voorkomen.

    • m.

      Instandhoudingsplan een plan dat een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen instandhoudingswerkzaamheden bevat en bestaat uit de onderdelen die zijn aangegeven in artikel 3.3 lid 3 onder d.

    • n.

      Buitengewoon herstel: werkzaamheden aan een kerkgebouw die voor de instandhouding van de bouwkundige structuur van het bouwwerk noodzakelijk zijn en het normale onderhoud te boven gaan;

    • o.

      Facilitaire bijdrage:de facilitering, of het met raad en daad bijstaan van de monumenteneigenaar bij de instandhouding van het monument.

    • p.

      Subsidie: een financiële bijdrage die de gemeente levert om de instandhouding van monumenten te bevorderen en/of te verwezenlijken;

    • q.

      Subsidiabele kosten:de kosten voor (sober en doelmatig) onderhoud, restauratie en instandhouding van een gemeentelijk monument of onrendabel rijksmonumenten

    • r.

      Opheffen Verstoring:het opheffen van de verstoring van de compositie en de architectonische waarden van de voorgevel van een gemeentelijke monument en/of het ontsluiten van leegstaande bovenverdiepingen van gemeentelijke monumenten die op de begane grond in gebruik zijn als winkelpanden, waarbij een afzonderlijke entree voor de bovenwoning vanaf de openbare weg wordt aangebracht.

Artikel 1.2 Bijdragegrondslag

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan subsidie verlenen, voor zover door de gemeenteraad het benodigde budget beschikbaar is gesteld.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een onderverdeling aanbrengen in de besteding van het bovengenoemde budget voor - restauratie of instandhouding van niet rendabele rijksmonumenten - instandhouding van bijzondere gemeentelijke monumenten of bijzondere onderdelen van gemeentelijke monumenten - het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten - voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument

  • 3. Subsidie wordt slechts verleend aan de eigenaar van een van de bovengenoemde objecten.

  • 4. De subsidie kan niet meer bedragen dan het ongedekte tekort.

  • 5. Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie- of instandhoudingswerkzaamheden verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel tenzij hij die werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming.

  • 6. Indien restauratie- of instandhoudingskosten op grond van een verzekering worden gedekt, worden de subsidiabele restauratiekosten verminderd met het bedrag dat ontstaat door het bedrag van de verzekeringspenningen te vermenigvuldigen met de breuk die ontstaat door de subsidiabele restauratiekosten te delen door de restauratiekosten.

  • 7. Subsidie wordt slechts verleend voorzover de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beschermd monument en sober en doelmatig worden uitgevoerd.

  • 8. Een subsidie wordt verleend voor zover de middelen van dat jaar er toe strekken.

  • 9. Het college van burgemeester en wethouders verdelen de beschikbare budgetten in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de subsidieaanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvullende informatie is ontvangen met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt en onder voorbehoud dat aan de overige in deze verordening gestelde voorwaarden is of kan worden voldaan.

  • 10. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van dit besluit verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 1.3 Algemene bepalingen inzake aanvraag en beslissing

  • 1. Aanvragen, besluiten en andere bestuursrechtelijk gehanteerde termen en begrippen in deze regeling zijn bedoeld in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dat verband is het college van burgemeester en wethouders het “bestuursorgaan”, waarbij de subsidieaanvragen moeten worden ingediend en dat beslist op de aanvragen.

  • 2. De aanvraag om subsidie dient schriftelijk te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van de door of vanwege het college van burgemeester en wethouders verstrekte aanvraagformulieren.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders beslist op de aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij anders in deze verordening is aangegeven.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan de termijn als bedoeld in lid 3 eenmalig met maximaal 13 weken verlengen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld voordat de eerste termijn van 13 weken is verstreken.

  • 5. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, zal het college van burgemeester en wethouders de aanvrager hiervan binnen een termijn van 4 weken na ontvangst van de aanvraag in kennis stellen en de aanvrager in de gelegenheid stellen om de aanvraag aan te vullen.

  • 6. De termijn voor het aanvullen van de aanvraag als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt 4 weken.

  • 7. De termijn voor het geven van de beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de aanvrager overeenkomstig het bepaalde in lid 5 is verzocht om de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn in lid 6 ongebruikt is verstreken.

  • 8. Indien de gevraagde aanvullende gegevens, niet tijdig of niet volledig worden ingediend, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 1.4 Weigering subsidie

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders verlenen geen subsidie indien:

    • a.

      de subsidie reeds is verstrekt op grond van een andere gemeentelijke subsidieregeling;

    • b.

      de subsidiabele restauratiekosten op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht;

    • c.

      met het treffen van de voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • d.

      de kosten van de voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • e.

      de vergunning, bedoeld in de Verordening Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008 of de Monumentenwet 1988, niet is verleend;

    • f.

      met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen alvorens de subsidiabele kosten door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld.

  • 2 In afwijking van lid 1 sub f kan het college van burgemeester en wethouders, op verzoek van de aanvrager, schriftelijke toestemming verlenen om vooruitlopende op de vaststelling van subsidiabele kosten en de verlening van de subsidie een aanvang te maken met spoedeisende werkzaamheden.

Hoofdstuk 2 FACILITAIRE BIJDRAGE EN PLANVORMING

Artikel 2.1 Algemene bepalingen inzake facilitaire bijdragen

  • 1 Behoudens subsidie wordt ook een facilitaire bijdrage geleverd. Deze gemeentelijke facilitering is gericht op het bevorderen van de kwaliteit en/of de effectuering van het doel van het gemeentelijk monumentenbeleid;

  • 2 De kosten van de facilitaire bijdrage van door burgemeester en wethouders in te schakelen adviseurs, wordt niet in mindering gebracht op de financiële omvang van de overige te verstrekken subsidie.

Artikel 2.2 Signaleren van gebreken van gemeentelijke monumenten

  • 1. De gemeente verleent een bijdrage voor het periodiek inspecteren en laten opstellen van een technisch inspectierapport teneinde de technische staat van de gemeentelijke monumenten te kunnen vaststellen en eventuele gebreken in een vroegtijdig stadium te signaleren.

  • 2. Het technische inspectierapport omvat een gedetailleerde omschrijving van de technische staat van de bijzondere onderdelen van het gemeentelijk monument, en een globale omschrijving van de technische staat van de overige onderdelen van het monument.

  • 3. De inspectie en het opstellen van een inspectierapport geschieden door een ter zake onafhankelijke deskundige instantie of persoon welke door het college van burgemeester en wethouders wordt aangewezen. Het inspectierapport wordt zowel aan de eigenaar als aan de gemeente toegezonden.

  • 4. Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen in aanmerking komen voor subsidie van 50 % op de kosten van de periodieke inspectie en het opstellen van het inspectierapport van een gemeentelijk monument. Indien de inspectie en het inspectierapport dient als onderlegger voor het verstrekken van een instandhoudingssubsidie, wordt de bovenstaande subsidiebijdrage geacht onderdeel uit te maken van de instandhoudingssubsidie.

  • 5. Op grond van geconstateerde gebreken wordt in overleg tussen de gemeente en de eigenaar bepaald welke werkzaamheden nodig zijn om de geconstateerde gebreken op te heffen.

Artikel 2.3 Opheffen van verstoringen van gemeentelijke monumenten

  • 1. De gemeente treedt in overleg met eigenaren van gemeentelijke monumenten waarvan de waarden door de aanwezigheid van een verstoring ernstig zijn aangetast, ten einde deze verstoring op te heffen.

  • 2. De gemeente verleent een bijdrage in de planvorming voor het opheffen van verstoringen van de waarden van het gemeentelijk monument.

  • 3. De bijdrage bestaat uit een subsidie van 50 % in de kosten van: - een onderzoek naar de oorspronkelijke situatie en/of situaties vóór de aanwezigheid van de verstoring(en); - een onderzoek naar de waarden van het monument (waardestelling).

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders stellen aan de hand van het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget jaarlijks een maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor de planvorming voor het opheffen van verstoringen vast, waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt.

  • 5. Indien de planvorming dient als onderlegger voor het verstrekken van een stimuleringssubsidie voor het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten als bedoeld in hoofdstuk 5 van deze verordening, wordt de bovenstaande subsidiebijdrage geacht onderdeel uit te maken van de stimuleringssubsidie.

Hoofdstuk 3 SUBSIDIE VOOR GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 3.1 Algemene bepalingen inzake subsidiëring van bijzondere onderdelen of objecten

  • 1. Voor de subsidiëring als bedoeld in deze paragraaf komen alleen bijzondere onderdelen of bijzondere objecten in aanmerking, die als zodanig in de redengevende omschrijving die deel uit maakt van de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Verordening Cultuurhistorie Sittard-Geleen 2008 zijn vermeld.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan op advies van de Monumentencommissie gemeentelijke monumenten en onderdelen hiervan aanwijzen als bijzonder onderdeel of object.

  • 3. Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen in aanmerking komen voor subsidie voor de instandhouding van bijzondere onderdelen van het monument .

  • 4. Eigenaren van gemeentelijke monumenten die in zijn geheel als bijzondere object zijn aangewezen kunnen in aanmerking komen voor subsidie voor de instandhouding van het gehele object.

Artikel 3.2 Subsidie voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of bijzondere objecten

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen voor een periode van zes kalenderjaren aan de eigenaar van een gemeentelijk monument subsidie verstrekken ten behoeve van de instandhouding van het beschermd monument. Het te verstrekken subsidiebedrag bestaat uit zes gelijke bedragen.

  • 2. De subsidieaanvraag en verlening vindt plaats op basis van een instandhoudingsplan en een bouwkundig inspectierapport.

  • 3. De subsidie voor instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. De subsidiabele kosten worden vastgesteld aan de hand van de “Leidraad BRIM Subsidiabele instandhoudingskosten”.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders stellen aan de hand van het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget jaarlijks een maximumbedrag aan subsidiabele kosten vast, waarover per beschermd monument subsidie kan worden verstrekt

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om vanwege geconstateerde ernstige en/of gecompliceerde gebreken, hoogwaardige karakteristiek en het gevergde specialisme een extra subsidie ter beschikking te stellen. De hoogte van de subsidie wordt in dit geval vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie.

Artikel 3.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten

  • 1. De subsidieaanvraag voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten moet uiterlijk 15 weken voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd, worden ingediend.

  • 2. Per beschermd monument kan slechts eenmaal voor een periode waarop de aanvraag betrekking heeft subsidie worden verleend.

  • 3. De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:

    • a.

      een ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      een inspectierapport met een beschrijving van de technische staat, waarin de gebreken van het bijzonder onderdeel of object nauwkeurig staan vermeld;

    • c.

      een toelichting inzake de oorzaken van de gebreken;

    • d.

      een instandhoudingsplan met een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden alsmede een (globale) omschrijving van de werkzaamheden; het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting. In het meerjarenplan wordt aangegeven in welk jaar de geplande werkzaamheden plaatsvinden; hiervoor zal door Het college van burgemeester en wethouders een model beschikbaar worden gesteld.

    • e.

      ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de werkzaamheden kan het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals een specificatie van de kosten per eenheid in manuren en materialen of bouwkundige tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden staan aangegeven.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders beslissen op de subsidieaanvraag uiterlijk 2 weken voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • 5. De beslissing van het college van burgemeester en wethouders houdt in de vaststelling van de subsidiabele instandhoudingskosten en de verlening van de subsidie.

Artikel 3.4 Aan subsidieverlening voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten verbonden voorschriften

  • 1. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door ter zake bekwame bedrijven met aantoonbare ervaring op het gebied van onderhoud en restauratie van monumenten.

  • 2. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het vastgestelde instandhoudingsplan.

  • 3. De aanvrager geeft aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen en/of instellingen, die belast zijn met de uitvoering en controle van deze subsidieverordening, desgevraagd toegang tot het gemeentelijke monument.

  • 4. Aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen of instellingen worden door de eigenaar desgevraagd alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van de subsidie.

  • 5. Halverwege de looptijd en na afloop van het instandhoudingsplan dient de eigenaar een inspectierapport te laten opstellen opdat beoordeeld kan worden of het instandhoudingsplan op adequate wijze wordt of is uitgevoerd; De kosten voor het opstellen van het inspectierapport worden in het instandhoudingsplan opgenomen.

  • 6. Na afloop van het laatste kalenderjaar waarover de subsidie is verleend zendt de eigenaar aan het college van burgemeester en wethouders binnen 13 weken een financiële verantwoording, die is gerelateerd aan de vastgestelde instandhoudingsplan en waarin een gespecificeerd overzicht wordt gegeven van meer- en minderwerk.

  • 7. Bij de financiële verantwoording worden gelijktijdig de originele rekeningen van de uitgevoerde werkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen overgelegd.

  • 8. Nadat subsidie is verleend, kan aan de eigenaar op basis van door de eigenaar ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van de desbetreffende originele rekeningen voorschotten verstrekken tot ten hoogste een zesde gedeelte van het totaal verleende subsidiebedrag; De voorschotten worden uitgekeerd voorzover de rekeningen werkzaamheden betreffen die in overeenstemming zijn met het instandhoudingsplan.

  • 9. De eigenaar bericht zo spoedig mogelijk aan het college van burgemeester en wethouders indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beslissing inzake de subsidie, onder overlegging van de relevante stukken.

  • 10. De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht; Indien het beschermde monument hierna wordt vervreemd is de eigenaar gehouden om de instandhoudingsverplichting aan zijn rechtsopvolger als kettingbeding op te leggen.

  • 11. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van één of meer bovenstaande voorwaarden, mits daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend.

Artikel 3.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten

  • 1. Na indiening van de financiële verantwoording, als bedoeld in artikel 3.4 , stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van een berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor de instandhouding van bijzondere onderdelen of objecten.

  • 2. Bij de vaststelling blijven de kosten, die niet reeds in de toezegging als subsidiabele kosten zijn aangemerkt, buiten beschouwing.

  • 3. De definitieve subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door het college van burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in lid 1 is genomen.

Hoofdstuk 4 NIET RENDABELE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 4.1 Algemene bepalingen inzake subsidiëring van niet rendabele rijksmonumenten

  • 1. Voor de subsidiëring als bedoeld in deze paragraaf komen alleen niet rendabele rijksmonumenten in aanmerking.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan op advies van de Monumentencommissie een rijksmonument aanwijzen tot niet rendabel rijksmonument.

  • 3. De eigenaar van een niet rendabel rijksmonument dient aantoonbaar niet over fiscale aftrek te beschikken; Hogere overheden, waterschappen, woningstichtingen of woningcorporaties komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De provincie dient aantoonbaar eenzelfde subsidie in de kosten van restauratie of instandhouding van het niet rendabele rijksmonument bij te dragen.

Artikel 4.2 Subsidie voor niet rendabele rijksmonumenten

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen alleen subsidie verlenen voor een niet rendabel rijksmonument waarvoor ook een subsidie is verleend op grond van het Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM) of het Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Monumenten (BRRM 1997).

  • 2. De subsidieaanvraag en verlening vindt plaats op basis van het besluit van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).

  • 3. Subsidiabel zijn de restauratie- of instandhoudingskosten die door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) voor het betreffende restauratie- of instandhoudingsplan zijn vastgesteld.

  • 4. De subsidie voor de restauratie van niet rendabele monumenten bedraagt maximaal 10% van de van rijkswege vastgestelde subsidiabele kosten.

  • 5. De subsidie voor de instandhouding van niet rendabele rijksmonument monumenten is maximaal gelijk aan het van rijkswege in het kader van het Besluit Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM) gehanteerde subsidiepercentage.

  • 6. De gestapelde subsidie van rijk, provincie en gemeente kan nooit meer bedragen dan 90 % van de subsidiabele restauratie- of instandhoudingkosten, zoals deze bij besluit van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) zijn vastgesteld.

  • 7. De gestapelde subsidie van rijk, provincie en gemeente voor instandhouding van niet rendabele monumenten kan nooit meer bedragen dan de maximale subsidiabele kosten zoals deze van rijkswege in de Regeling Rijkssubsidiering Instandhouding Monumenten (BRIM) zijn vastgesteld.

Artikel 4.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor niet rendabele rijksmonumenten

  • 1. De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:

    • a.

      een ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      het door de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten goedgekeurde restauratie- of instandhoudingsplan;

    • c.

      het besluit van de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de subsidiabele restauratie- of instandhoudingskosten en verlening van de subsidie.

    • d.

      Een afschrift van het besluit van de provinciale subsidieverlening of een afschrift waaruit blijkt dat de provinciale subsidieaanvraag is ingediend.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslissen op de subsidieaanvraag uiterlijk 8 weken na indiening van de aanvraag.

  • 3. Indien wordt verwacht dat de ingediende aanvragen het door de gemeenteraad beschikbare budget zullen overschrijden, kan het college van burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden totdat beleidsregels zijn vastgesteld waarin staat aangegeven welke monumenten naar oordeel van het college voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.

  • 4. De beslissing van het college van burgemeester en wethouders houdt in de vaststelling van de subsidiabele restauratiekosten en de verlening van de subsidie.

Artikel 4.4 Aan subsidieverlening van niet rendabele rijksmonumenten verbonden voorschriften

  • 1. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door ter zake bekwame bedrijven met aantoonbare ervaring op het gebied van onderhoud en restauratie van monumenten.

  • 2. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het vastgestelde restauratie of instandhoudingsplan.

  • 3. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van de gemeentelijke subsidie moet de eigenaar binnen 13 weken na ontvangst van het besluit van de rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten, een kopie van dit besluit indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 4. Nadat subsidie is verleend, kan aan de eigenaar op basis van door de eigenaar ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van kopieën van de rekeningen, voorschotten verstrekken tot ten hoogste een zesde gedeelte van het totaal verleende subsidiebedrag; De voorschotten worden uitgekeerd voor zover de rekeningen werkzaamheden betreffen die in overeenstemming zijn met het instandhoudingsplan.

  • 5. De eigenaar bericht zo spoedig mogelijk aan het college van burgemeester en wethouders indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beslissing inzake de subsidie, onder overlegging van de relevante stukken.

  • 6. De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht;

  • 7. Indien het beschermde monument hierna wordt vervreemd is de eigenaar gehouden om de instandhoudingsverplichting aan zijn rechtsopvolger als kettingbeding op te leggen.

  • 8. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van één of meer bovenstaande voorwaarden, mits daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend.

Artikel 4.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor niet rendabele rijksmonumenten

  • 1. De definitieve subsidie wordt vastgesteld op basis van het besluit van Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten.

  • 2. Ten behoeve van de definitieve vaststelling van de gemeentelijke subsidie moet de eigenaar binnen 13 weken na ontvangst van het besluit van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten inzake de vaststelling van de daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten, een kopie van dit besluit indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders stelt de subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van het besluit van de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten.

  • 4. Bij de vaststelling blijven de kosten, die niet reeds in de toezegging als subsidiabele kosten zijn aangemerkt, buiten beschouwing.

  • 5. De definitieve subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door het college van burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in lid 1 is genomen.

Hoofdstuk 5 STIMULERIINGSSUBSIDIE VOOR HET OPHEFFEN VAN VERSTORINGEN AAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 5.1 Algemene bepalingen inzake stimuleringssubsidie voor het opheffen van verstoringen

  • 1. Voor een stimuleringsubsidie als bedoeld in deze paragraaf komen alleen gemeentelijke monumenten in aanmerking die zijn gelegen in de historische binnenstad of het dorpscentrum;

  • 2. De stimuleringssubsidie moet naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie, een bijdrage leveren aan het bevorderen van de esthetische kwaliteit en belevingswaarde van de omgeving en daarmee een toeristische of economische impuls geven aan de gemeente.

Artikel 5.2 Subsidie voor het opheffen van verstoringen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een gemeentelijk monument een stimuleringssubsidie verlenen ten behoeve van:

    • a.

      het opheffen van verstoringen aan de voorgevel en

    • b.

      het ontsluiten van leegstaande bovenverdiepingen van gemeentelijke monumenten, die in gebruik zijn als winkelpand, middels een afzonderlijke entree vanaf de openbare weg.

  • 2. Subsidiabel zijn de kosten die nodig zijn om de verstoring op sobere en doelmatige wijze op te heffen en/of de bovenverdiepingen van een winkelpand op sobere en doelmatige wijze te ontsluiten.

  • 3. De subsidieaanvraag en verlening vindt plaats op basis van een goedgekeurd verbeteringsplan.

  • 4. De stimuleringssubsidie voor het opheffen van verstoring en het ontsluiten van de bovenverdiepingen van een winkelpand bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten;

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders stellen aan de hand van het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget jaarlijks een maximumbedrag vast dat per beschermd monument aan stimuleringssubsidie kan worden verleend.

  • 6. Genoemde bijdrage wordt verleend voor zover de middelen van dat jaar er toe strekken.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten om vanwege geconstateerde ernstige en/of gecompliceerde verstoringen, hoogwaardige karakteristiek en het gevergde specialisme een extra subsidie ter beschikking te stellen. De hoogte van de subsidie wordt in dit geval vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie.

Artikel 5.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor het opheffen van verstoringen

  • 1. De aanvraag wordt ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:

    • a.

      een ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      een verbeteringsplan met een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden bestaande uit bouwkundige tekeningen alsmede een (globale) omschrijving van de werkzaamheden, kleur en materiaalaanduidingen;

    • c.

      een begroting c.q. kostenraming van de werkzaamheden.

    • d.

      ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de werkzaamheden kan het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals een specificatie van de kosten per eenheid in manuren en materialen of onderzoek naar de oorspronkelijke toestand.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders beslissen op de subsidieaanvraag binnen 13 weken naar indiening van de aanvraag.

  • 4. De beslissing van het college van burgemeester en wethouders houdt in de vaststelling van de subsidiabele kosten en de verlening van de subsidie.

Artikel 5.4 Aan subsidieverlening voor het opheffen van verstoringen verbonden voorschriften

  • 1. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door ter zake bekwame bedrijven met aantoonbare ervaring op het gebied van onderhoud en restauratie van monumenten.

  • 2. De werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig het goedgekeurde verbeteringsplan.

  • 3. De aanvrager geeft aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen en/of instellingen, die belast zijn met de uitvoering en controle van deze subsidieverordening, desgevraagd toegang tot het gemeentelijke monument.

  • 4. Aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen of instellingen worden door de eigenaar desgevraagd alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van de subsidie.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieverlening de voorwaarde verbinden ten behoeve van een (separate) ontsluiting van de bovenverdieping van een winkelpand.

  • 6. Na afloop van de werkzaamheden zendt de eigenaar aan het college van burgemeester en wethouders binnen 13 weken een financiële verantwoording, die is gerelateerd aan de ingediende subsidieaanvraag en waarin tevens een gespecificeerd overzicht wordt gegeven van meer- en minderwerk.

  • 7. Bij de financiële verantwoording worden gelijktijdig de originele rekeningen van de uitgevoerde werkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen overgelegd.

  • 8. De eigenaar bericht zo spoedig mogelijk aan het college van burgemeester en wethouders indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beslissing inzake de subsidie, onder overlegging van de relevante stukken.

  • 9. De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht; Indien het beschermde monument hierna wordt vervreemd is de eigenaar gehouden om de instandhoudingsverplichting aan zijn rechtsopvolger als kettingbeding op te leggen.

  • 10. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van één of meer bovenstaande voorwaarden, mits daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend.

Artikel 5.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor het opheffen van verstoringen

  • 1. Na indiening van de financiële verantwoording, als bedoeld in artikel 5.4 , stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van een berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor het opheffen van verstoringen.

  • 2. Bij de vaststelling blijven de kosten, die niet reeds in de toezegging als subsidiabele kosten zijn aangemerkt, buiten beschouwing.

  • 3. De definitieve subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door het college van burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in lid 1 is genomen.

Hoofdstuk 6 SUBSIDIE VOOR BUITENGEWOON HERSTEL VAN KERKGEBOUWEN DIE NIET ZIJN AANWEZEN TOT RIJKSMONUMENT

Artikel 6.1 Algemene bepalingen inzake subsidiëring van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonumenten

  • 1. Voor de subsidiëring als bedoeld in deze paragraaf komen alleen kerkgebouwen in aanmerking die niet zijn aangewezen tot rijksmonument .

  • 2. De provincie dient aantoonbaar eenzelfde subsidie in de kosten van buitengewoon herstel bij te dragen.

  • 3. Een subsidie wordt verleend voor zover de middelen van dat jaar er toe strekken.

Artikel 6.2 Subsidie voor kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonumenten

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kunnen alleen subsidie verlenen voor kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument en waarvoor ook een provinciale subsidie is of wordt verleend.

  • 2. Subsidiabel zijn de kosten voor buitengewoon herstel zoals deze door de provincie zijn of worden vastgesteld.

  • 3. De subsidie voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument bedraagt 10% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.3 Aanvraag en beslissing op de aanvraag voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument

  • 1. De subsidie wordt aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag als bedoeld in lid 1 moet vergezeld gaan van:

    • a.

      een ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      een bouwkundig inspectierapport met een beschrijving van de technische staat van het kerkgebouw, waarin de gebreken van het kerkgebouw nauwkeurig staan vermeld;

    • c.

      een toelichting omtrent de oorzaken van de gebreken;

    • d.

      een op het onder a bedoelde inspectierapport gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen en afwerkingen, alsmede de wijze van verwerking daarvan;

    • e.

      een begroting van de kosten, gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen;

    • f.

      ter vaststelling van de subsidiabele kosten van de herstelwerkzaamheden kunnen het college van burgemeester en wethouders aan de aanvrager verzoeken nadere gegevens te overleggen, zoals bouwkundige tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden staan aangegeven;

    • g.

      Een afschrift van het besluit van de provinciale subsidieverlening of een afschrift waaruit blijkt dat de provinciale subsidieaanvraag is ingediend.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders beslissen op de subsidieaanvraag uiterlijk 13 weken na indiening van de aanvraag.

  • 4. In afwijking van het vorige lid beslissen het college van burgemeester en wethouders, indien voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument tevens een aanvraag is of wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten van Limburg, binnen een termijn van 4 weken nadat het besluit tot vaststelling van de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel door Gedeputeerde Staten van Limburg aan het college van burgemeester en wethouders bekend is gemaakt.

  • 5. Indien wordt verwacht dat de ingediende aanvragen het door de gemeenteraad beschikbare budget zullen overschrijden, kan het college van burgemeester en wethouders de aanvraag aanhouden totdat beleidsregels zijn vastgesteld waarin staat aangegeven welke objecten naar oordeel van het college voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.

  • 6. De beslissing van het college van burgemeester en wethouders houdt in de vaststelling van de subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel en de verlening van de subsidie.

Artikel 6.4 Aan subsidieverlening van buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument verbonden voorschriften

  • 1. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door ter zake bekwame bedrijven met aantoonbare ervaring op het gebied van onderhoud en restauratie van monumenten.

  • 2. Van het begin en het einde van de herstelwerkzaamheden zendt de eigenaar onmiddellijk een kennisgeving aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders, zien toe op een correcte uitvoering van de werkzaamheden.

  • 4. Na afloop van de werkzaamheden zendt de eigenaar aan het college van burgemeester en wethouders binnen 13 weken een financiële verantwoording, die is gerelateerd aan de ingediende begroting en waarin een gespecificeerd overzicht wordt gegeven van meer- en minderwerk.

  • 5. Bij de financiële verantwoording worden gelijktijdig kopieën van de rekeningen van de uitgevoerde werkzaamheden en kopieën van de daarop betrekking hebbende betalingsbewijzen overgelegd.

  • 6. De eigenaar bericht zo spoedig mogelijk aan het college van burgemeester en wethouders indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de beslissing inzake de subsidie, onder overlegging van de relevante stukken.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van één of meer bovenstaande voorwaarden, mits daartoe een schriftelijk verzoek is ingediend.

Artikel 6.5 Vaststelling en uitkering van de subsidie voor buitengewoon herstel van kerkgebouwen die niet zijn aangewezen tot rijksmonument

  • 1. Na indiening van de financiële verantwoording, als bedoeld in artikel 6.4, stellen het college van burgemeester en wethouders het subsidie zo spoedig mogelijk vast aan de hand van een berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten voor buitengewoon herstel.

  • 2. Bij de vaststelling blijven de kosten, die niet reeds in de toezegging als subsidiabele kosten zijn aangemerkt, buiten beschouwing.

  • 3. De definitieve subsidie wordt uitgekeerd binnen 4 weken nadat door het college van burgemeester en wethouders een positieve beslissing als bedoeld in lid 1 is genomen.

Hoofdstuk 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 7.1 Algemene bepalingen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan de uitvoering van één of meer bepalingen van deze regeling opdragen aan door het college aan te wijzen personen en/of instellingen.

  • 2. De aanvrager geeft aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen en/of instellingen, die belast zijn met de uitvoering en controle van deze subsidieverordening, desgevraagd toegang tot het gemeentelijke monument.

  • 3. Aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen of instellingen worden door de eigenaar desgevraagd alle bescheiden getoond en alle inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor de controle op de rechtmatige en doelmatige besteding van de subsidie.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders is in bijzondere omstandigheden bevoegd om af te wijken van de bepalingen in deze verordening, indien als gevolg van strikte toepassing van deze verordening onbillijkheden zouden ontstaan in relatie tot hetgeen met de verordening is beoogd.

Artikel 7.2 Sanctiebepalingen

Indien de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt of de voorschriften vastgesteld bij of krachtens deze verordening niet nakomt, kan het college van burgemeester en wethouders de subsidie intrekken en eventueel reeds verstrekte subsidie terugvorderen.

Artikel 7.3 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als de “Subsidieverordening Cultuurhistorisch erfgoed Sittard-Geleen 2008” en treedt in werking op de achtste dag nadat zij is bekendgemaakt.

  • 2. De “Verordening Instandhouding onroerend Cultuurgoed 2001”, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 10 mei 2001, vervalt op de datum waarop lid 1 toepassing vindt.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad der gemeente Sittard-Geleen van 3 april 2008.

De griffier

Drs. T.T.H.A. Coenen

De voorzitter

Drs. G.J.M. Cox

TOELICHTING SUBSIDIEVERORDENING CULTUURHISTORISCH ERFGOED SITARD-GELEEN 2008

Inleiding

Monumenten zijn overblijfselen uit het verleden en vertellen iets over de geschiedenis van een stad of dorp. Hierdoor dragen monumenten in hoge mate bij aan de belevingswaarde van de bebouwde omgeving en aan het karakter en de identiteit van stad en dorp. De gemeente Sittard-Geleen draagt dit cultuurhistorisch erfgoed een warm hart toe. Naast de door het Rijk aangewezen en op grond van de Monumentenwet 1988 beschermde rijksmonumenten zijn er in de gemeente ook cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of bouwwerken gelegen, die weliswaar niet van rijksbelang zijn, maar wel een beeld geven van de plaatselijke ontwikkelingen, historie en geschiedenis. Om deze voor de historie en het karakter van de gemeente Sittard-Geleen belangrijke gebouwen en bouwwerken voor het nageslacht te kunnen behouden, is een aantal jaren geleden gestart met de totstandkoming van een gemeentelijke monumentenlijst. Met de plaatsing van panden op de gemeentelijke monumentlijst vindt een publieke erkenning plaats van stedenbouwkundige, architectonische en bouw- en cultuurhistorische waarden van deze panden. Eveneens wordt hiermee een publieke waardering uitgesproken in de richting van de eigenaren van gemeentelijke monumenten voor de wijze waarop zij in het verleden met hun (maar ook voor de gemeenschap) waardevolle bezit zijn omgegaan. Deze subsidieregeling voorziet in de ondersteuning en subsidiëring van gemeentelijke monumenten. Daarnaast is in deze verordening de mogelijkheid opgenomen om ook een subsidiebijdrage te kunnen verstrekken aan niet rendabele rijksmonumenten en buitengewoon herstel van kerkgebouwen die (nog) niet zijn aangewezen tot (rijks)monument.

Subsidie voor gemeentelijke monumenten

Het belang van de monumenteigenaren

Veel eigenaren zijn in de veronderstelling dat aan een gemeentelijk monument niets meer mag worden veranderd. Deze veronderstelling is echter niet juist. Als de monumentale waarden van een pand worden gerespecteerd, bestaat er in principe geen enkel bezwaar om wijzigingen aan een gemeentelijk monument aan te brengen. In sommige gevallen kan het wijzigen van een monument zelfs wenselijk zijn. Hedendaagse monumentenzorg streeft immers naar een (functioneel) gebruik van monumenten, omdat dit de beste garantie is voor de instandhouding. Dit impliceert dat voor de functionele bruikbaarheid van het monument verantwoorde aanpassingen mogelijk moeten zijn, mits deze worden ingepast binnen de monumentale waarde. Het is belangrijk dat hierover op de juiste wijze met monumenteneigenaren wordt gecommuniceerd. In de praktijk blijken de belangen van de monumenteigenaren en van de gemeente niet tegengesteld te zijn. Het is van maatschappelijk belang dat de monumentale waarden van gemeentelijke monumenten behouden blijven. De meeste eigenaren van gemeentelijke monumenten hebben in het verleden reeds blijk gegeven dat zij op zorgvuldige wijze omgaan met de monumentale waarden van hun pand. Was dit niet het geval geweest, dan waren de waarden van het object verloren gegaan en was het pand niet voor aanwijzing in aanmerking gekomen. De eigenaar van een historisch pand kan trots zijn op zijn bezit. Het feit dat hij of zij aan dat historische pand gehecht is, brengt met zich mee dat handhaving in goede staat ook in zijn of haar belang is. Daarnaast heeft de eigenaar ook een economisch belang om zijn bezit in goede staat te houden. De primaire verantwoordelijkheid voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten is dan ook gelegen bij de monumenteneigenaren zelf. Het is belangrijk om zich te realiseren dat iedere eigenaar er een persoonlijk belang bij heeft om zijn onroerend goed in behoorlijke staat van onderhoud te bewaren. Aanwijzing van een gebouw als gemeentelijk monument betekent dan ook niet dat de gemeenschap een morele taak heeft de instandhouding van dat object voor haar rekening te nemen. Wel kan men de eigenaren steunen in de zorg voor hun pand door de drempel tot systematisch onderhoud te verlagen. Dat is enerzijds mogelijk door te voorzien in informatie en expertise die voor het uitvoeren van het noodzakelijke werk van effectieve betekenis zijn en anderzijds door een regeling te treffen voor een financiële impuls.

Ondersteunen van monumenteigenaren en signaleren van gebreken

De gemeente wil de eigenaar adviseren over eventuele wijzigingen van het monument. Hierbij geeft de gemeente advies omtrent de waardevolle onderdelen van het gemeentelijk monument. De ervaring leert dat juist karakteristieke ‘details’ als authentieke deuren, raamkozijnen, haarden, dakpannen et cetera, in de loop van de tijd onnadenkend verdwijnen en vervangen worden door iets nieuws dat afbreuk doet aan het totaalbeeld en het oorspronkelijke karakter van het monument. Dit wordt vaak veroorzaakt doordat monumenteigenaren niet op de hoogte zijn van de waarde van deze specifieke onderdelen van hun monument. Het is dus van elementair belang om eigenaren te attenderen op deze bijzondere onderdelen van hun bezit.

Daarnaast wil de gemeente de monumenteigenaar met raad en daad bijstaan bij de instandhouding (onderhoud en restauratie) van zijn pand. Daarbij is het van belang dat mogelijke gebreken aan een monument in een vroegtijdig stadium worden gesignaleerd en verholpen. Hiertoe is het wenselijk dat het monument regelmatig wordt geïnspecteerd. Om periodieke inspectie van gemeentelijke monumenten te stimuleren wordt de eerste inspectie van het gemeentelijke monument door Monumentenwacht Limburg aan alle eigenaren gratis aangeboden. Bijkomend voordeel hiervan is dat ook de gemeente beter inzicht krijgt op de gebreken en te verwachten instandhoudingskosten van de gemeentelijke monumenten. Monumentenwacht Limburg heeft in deze zowel een signaalfunctie in de richting van de monumenteigenaren als in de richting van de gemeente. De gemeente kan haar subsidiebeleid hierop afstemmen. Dat kan o.a. betekenen dat de eigenaren van monumenten, die in slechte staat verkeren actief door de gemeente worden benaderd en voorrang krijgen bij de subsidiëring.

Subsidie voor gemeentelijke monumenten

Indien er al sprake is van lastenverzwaring voor de eigenaren van gemeentelijke monumenten ontstaat deze met name ten aanzien van de instandhouding van bijzondere (monumentale) onderdelen van een gemeentelijk monument.

Bijzondere onderdelen zijn beschermingswaardige onderdelen van een monument:

  • die in architectonische, bouwhistorische of cultuurhistorische zin bepalend zijn voor de monumentale waarde van het monument;

  • die niet direct functioneel zijn en/of details bevatten die niet voorkomen in een soortgelijk gebouw of object dat niet is aangewezen tot beschermd monument;

  • waarvan de instandhouding relatief hoge kosten met zich meebrengt in vergelijking tot de overige instandhoudingskosten van het monument;

  • waarvan de instandhouding duidelijk hogere kosten met zich meebrengt in vergelijking tot een soortgelijk gebouw of object dat niet is aangewezen tot beschermd monument;

  • die als zodanig zijn vermeld in de redengevende omschrijving van het monument.

Als voorbeeld voor bijzondere onderdelen worden o.a. aangemerkt: (voor het exterieur:) bijzonder voegwerk, vakwerk, natuursteenelementen, decoratieve gepleisterde ornamenten, oorspronkelijke ramen en deuren en kozijnen; glas in lood, decoratief hout- en lijstwerk (goten etc); dakbekroningen of sierelementen; (voor het interieur:) monumentale kap- balk- en vloerconstructies; monumentale schoorsteenmantels, decoratieve stucplafonds en ornamenten, decoratief schilderwerk etc.

De financiële ondersteuning van de gemeente in de vorm van de subsidie richt zich dan ook op deze onderdelen. Hiermee wordt bijgedragen aan de effectiviteit van de gemeentelijke monumentenzorg. In het kader van behoud van cultuurhistorisch erfgoed zijn immers veelal de details van belang, die in eerste instantie onbelangrijk lijken of over het hoofd worden gezien. Door bijvoorbeeld het vervangen van vensters kunnen historische detaillering en waarden verloren gaan en kan ook de architectuur en het historische karakter van een pand sterk worden aangetast. Door de subsidie juist op deze onderdelen te concentreren kan worden bewerkstelligd dat zorgvuldig met deze onderdelen wordt omgegaan.

Daarnaast bestaat er een aantal monumenten die in het geheel als bijzonder zijn aan te merken. Het gaat over het algemeen om kleinere objecten, die (ook na herbestemming) geen (economisch rendabele) gebruiksfunctie hebben, maar bijvoorbeeld als landmark of historische relict van algemeen maatschappelijk belang zijn. Voorbeelden van bijzondere objecten zijn: wegkruisen, bidkapellen, herdenkingsmonumenten, zoals het Barbaramonument, gelegen bij de voormalige ingang van de staatsmijn Maurits en de toren van de voormalige kerk van de H. Engelbewaarders in de wijk Lindenheuvel te Geleen, die na de sloop van de kerk als landmark in de wijk gehandhaafd bleef.

Planmatig instandhouding

Daarnaast komt het accent van de financiële ondersteuning te liggen op bevorderen van (planmatig) onderhoud. Ook ten aanzien van de subsidiëring van rijksmonumenten is er sprake van een accentverschuiving van restauratie naar planmatig onderhoud van monumenten. Restauratie en onderhoud van monumenten hangen immers zeer nauw samen. Goed onderhoud voorkomt immers dure restauraties. Ook heeft investeren in restauratie weinig zin als na herstel geen (planmatig) onderhoud plaatsvindt. Wanneer het monument eenmaal in goede conditie is gebracht, is goed onderhoud cruciaal. Met planmatig onderhoud wordt de snelle veroudering van objecten voorkomen en worden de kosten van toekomstige restauratie beperkt of uitgesteld. Over het algemeen kan worden gesteld dat de meeste gemeentelijke monumenten zich in een vrij goede staat van onderhoud bevinden. Dit neemt echter niet weg dat restauraties helemaal kunnen worden voorkomen. Om planmatige onderhoud en restauratie te stimuleren is evenals bij de rijkssubsidieregeling een instandhoudingsregeling ontwikkeld, waarbij subsidie wordt verleend op basis van een zogenaamd periodiek instandhoudingplan dat een periode van zes jaar beslaat.

Verbetering kwaliteit en belevingswaarde gemeentelijke monumenten:

Eveneens is het wenselijk om met gerichte financiële impulsen de kwaliteit en belevingswaarde van cultuurhistorisch erfgoed te verbeteren.

Met name in de binnenstad van Sittard en Geleen is een aantal gemeentelijke monumenten aanwezig waarvan de begane grond (meestal door plaatsing van een winkelpui of reclames) is verstoord. Om deze verstoringen op te heffen, is het belangrijk om met de eigenaren van de betreffende panden te communiceren. Deze subsidieregeling voorziet in een bijdrage in de planvorming voor het opheffen van verstoringen en anderzijds in een stimuleringsbijdrage voor het daadwerkelijke opheffen van de verstoringen. Subsidiabel is alleen het opheffen van verstoringen van de compositie en de architectonische waarden van de voorgevel van een gemeentelijke monument. Daarnaast is het ontsluiten van leegstaande bovenverdiepingen van gemeentelijke monumenten die op de begane grond in gebruik zijn als winkelpanden eveneens subsidiabel. Om een monument in stand te kunnen houden is het immers noodzakelijk dat het (gehele) monument een (functionele) bestemming heeft. Leegstand heeft immers verpaupering tot gevolg. Voorwaarde voor de subsidiëring is echter wel dat de de bovenwoning wordt ontsloten middels een entree die vanaf de openbare weg bereikbaar is. Het opheffen van verstoringen aan gemeentelijke monumenten komt overigens niet alleen ten goede aan het gemeentelijke monument. Het bevordert ook de esthetische kwaliteit en aantrekkelijkheid van de binnenstad en draagt daarmee bij aan de economie van de stad.

Subsidie voor niet rendabele rijksmonumenten:

Tot voor kort kende de gemeente geen subsidieregeling voor rijksmonumenten. Eigenaren van rijksmonumenten ontvingen immers een subsidie van het rijk en hadden eveneens fiscale faciliteiten. Daarnaast konden eigenaren van bepaalde (onrendabele) categorieën rijksmonumenten van de provincie een subsidie krijgen voor de instandhouding van hun monument. In dit kader bestond er geen noodzaak om ook een gemeentelijke bijdrage te doen in de instandhouding van rijksmonumenten. De provinciale subsidieverordening voor cultuurhistorische erfgoed is echter in 2006 ingrijpend veranderd. De provincie is alleen nog maar bereid om subsidie te verlenen als de gemeente eveneens bereid is een (gelijke) bijdrage te leveren. De provincie wil hiermee bewerkstelligen dat de gemeentelijke overheid eveneens haar verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de instandhouding van het cultuurhistorische erfgoed.

De provincie heeft evenwel de subsidiemogelijkheden beperkt en geeft alleen nog maar een bijdrage aan monumenteneigenaren die geen fiscale aftrek hebben. Het betreft met name subsidie aan stichtingen en kerkbesturen, die vaak eigenaar zijn van grotere niet rendabele monumenten en de restauratie en het onderhoud aan hun monument slechts moeizaam zelf kunnen bekostigen. De provinciale subsidie bedraagt meestal 10 % van de vastgestelde subsidiabele kosten. De provincie verdeelt het beschikbare subsidiebudget in twee tenders. Als de ingediende aanvragen het beschikbare subsidiebudget overschrijden geeft de provincie prioriteit aan de monumenten die economische en toeristische meerwaarde hebben en na restauratie mogelijkheden bieden voor culturele en educatieve activiteiten. Het is dus niet zo dat, indien de gemeente bijdraagt, de provinciale subsidieaanvraag automatisch wordt gehonoreerd. Tot op heden kent de gemeente geen budget of regeling die voorziet in de subsidiëring van rijksmonumenten. Dit is evenwel wel wenselijk. Het betreft immers de instandhouding van niet rendabele monumenten, die zich zonder de aanvullende subsidie niet of slechts moeizaam zelf kunnen bekostigen. Eveneens is deze co-financiering van de gemeente nodig omdat de monumenteneigenaar anders geen provinciale subsidie kan ontvangen.

Subsidie voor “niet monumentale” kerkgebouwen:

Behoudens een aantal kerkgebouwen die zijn aangewezen tot rijksmonument, zijn er in de gemeente ook een groot aantal “niet monumentale” kerkgebouwen aanwezig. Vaak betreft het kerken uit de wederopbouwperiode. Alhoewel deze kerkgebouwen op dit moment geen rijksmonumentenstatus hebben, bezitten deze gebouwen vaak wel cultuurhistorische waarde. Naar verwachting zullen de meeste kerkgebouwen op termijn worden aangewezen tot rijks- of gemeentelijk monument. Om deze reden is het wenselijk om ook voor deze categorie cultuurhistorisch erfgoed subsidie te verstrekken. Daarnaast heeft de provincie Limburg een groot aantal jaren geleden reeds een subsidieverordening voor “buitengewoon herstel van niet-monumentale kerkgebouwen” vastgesteld. Om voor deze subsidie in aanmerking te komen is eveneens een co-financiering van de gemeente noodzakelijk.

De gemeente Sittard-Geleen heeft sinds enige jaren in haar begroting onder de paragraaf monumentenzorg hiervoor budget gereserveerd. Eveneens zijn er beleidsregels vastgesteld voor de subsidiering van “Buitengewoon herstel van niet monumentale kerkgebouwen”. Deze beleidsregels zijn thans in deze subsidieverordening geformaliseerd.