Regeling vervallen per 01-01-2012

Beleidsplan armoede en participatie Sittard-Geleen

Geldend van 23-10-2007 t/m 31-12-2011

Intitulé

Beleidsplan armoede en participatie Sittard-Geleen

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Armoede en participatie

Visie en uitvoering

Armoedebeleidsplan Sittard-Geleen

Versie 23-10-2007

Piet Schoonbrood

Marcel Poeckling

2

Inleiding................................................................................................................. 4

Leeswijzer ............................................................................................................. 4

Leidraad voor het nieuwe armoedebeleid.............................................................. 5

Missie ................................................................................................................ 5

Ambitie van de gemeente.................................................................................. 5

Uitgangspunten ................................................................................................. 5

Extern beleid van invloed op het gemeentelijke armoedebeleid............................. 6

Visie op participatie ............................................................................................... 7

Uitvoeringsnota ......................................................................................................... 8

I.Participatie (besluiten 2 tm 10) ........................................................................... 8

Onderzoeksopdrachten ..................................................................................... 8

Vormgeving Regie: via twee stromen ................................................................ 8

Stroom 1: reïntegratie naar regulier werk........................................................... 8

Stroom 2: participatie......................................................................................... 8

Wat is nodig....................................................................................................... 9

Huis van de Participatie................................................................................... 10

De methodiek .................................................................................................. 10

Doelgroepen (ontkokering) .............................................................................. 12

Netwerken en wijkgericht werken .................................................................... 12

Ladder van participatie .................................................................................... 13

Excellente dienstverlening ............................................................................... 13

Actoren binnen een participatiehuis................................................................. 13

Regie; naar een afgebakend opdrachtnemersmodel ....................................... 14

Financiering en ontschotting............................................................................ 15

De kosten van zorg.......................................................................................... 15

De kosten van participatie ............................................................................... 15

Beoogd resultaat van het Participatiehuis........................................................ 16

Ontwikkelmodel: schema................................................................................. 16

II. Bureaucratie (besluiten 11 tm 20).................................................................... 16

Onderzoeksopdracht 5: Begeleiding cliënten met meervoudige problematiek . 17

Onderzoeksopdracht 6: Maatwerk door maatschappelijke organisaties........... 17

Onderzoeksopdracht 7: Uitvoering zorgtaken.................................................. 18

Onderzoeksopdracht 8: Permanente educatie medewerkers........................... 19

Onderzoeksopdracht 9: Deelname aan netwerken .......................................... 20

Onderzoeksopdracht 10: Digitale mogelijkheden............................................. 20

Onderzoeksopdracht 11: Van ervaring naar beleid .......................................... 21

III. Schuldhulpverlening en preventie (besluiten 21 tm 26)................................... 22

Onderzoeksopdracht 12: Vroegsignalering...................................................... 22

Onderzoeksopdracht 13: Centraal meldpunt.................................................... 22

Onderzoeksopdracht 14: Sluitende aanpak door ketensamenwerking............. 23

Onderzoeksopdracht 15: Preventie ................................................................. 23

IV. Inkomensondersteunende maatregelen en terugdringing niet gebruik (besluiten

27 tm 48) ............................................................................................................. 24

Onderzoeksopdracht 16: Inkomensgrens bijzondere bijstand.......................... 24

Onderzoeksopdracht 17: Maatschappelijke participatie door kinderen............. 25

Onderzoeksopdracht 18: Terugdringing niet-gebruik ....................................... 26

Onderzoeksopdracht 19: Ondersteuning na uitstroom..................................... 30

Onderzoeksopdracht 20: Verstrekkingen in natura .......................................... 31

3

Beslispuntenoverzicht per Hoofdopdracht/Onderzoeksopdracht.......................... 33

  • 0.

    Uitgangspunten van beleid ........................................................................... 33

    • I.

      Participatie.................................................................................................... 33

II. Bureaucratie ................................................................................................ 34

III. Schuldhulpverlening en preventie............................................................... 35

IV. Inkomensondersteunende maatregelen en terugdringing niet gebruik........ 35

Financiële paragraaf............................................................................................ 37

Kosten van een Participatiecentrum: beeld van de organisatie........................ 37

4

Inleiding

Op 15 januari 2007 besloot het College voor de ontwikkeling van het armoedebeleid

2008-2011 een interactief ontwikkelingsproces op te starten.

Vervolgens zijn in het voorjaar van 2007 twee bijeenkomsten belegd met

vertegenwoordigers van belangenorganisaties en intermediairs betreffende de

richting van een nieuw armoedebeleid. De bevindingen zijn geland in een

zogenaamde Notitie van Bevindingen (bijlage 1) die na vaststelling in het College en

daaropvolgende discussie in de raadscommissie leidend is voor de voorstellen rond

het nieuwe beleid rond armoede en participatie in Sittard-Geleen.

In de Notitie van Bevindingen worden tien uitgangspunten voor beleid genoemd. Het

betreft uitgangspunten rond klantbejegening, maatwerk en doorbreking van

bureaucratie. Verder geeft de notitie vier hoofdopdrachten die in hoofdlijnen worden

uitgewerkt in deze nota.

Per hoofdopdracht wordt een aantal onderzoeksopdrachten geformuleerd. De

uitwerking van deze opdrachten moet leiden tot een concrete invulling van de

hoofdopdracht en op rond van de uitkomsten kan het gemeentebestuur uiteindelijk

keuzes maken voor het nieuwe beleid .

De conceptnota Armoede en Participatie, visie en uitvoering, zoals die voor nu voor u

ligt is op 2 oktober jongstleden door het College behandeld. Het College stemt in met

de inhoud, uitgangspunten en beslispunten van de nota met dien verstande dat

vooruitlopend op de integrale afweging door het College met betrekking tot de

besteding van de vrije beleidsruimte, kennis wordt genomen van het voorgenomen

beslag van €85.000,=.

Leeswijzer

Deze nota van Visie en Uitvoering begint met een Leidraad voor het nieuwe beleid.

Daarin wordt meteen het eerste beslispunt geformuleerd.

Daarna wordt een visie op participatie geschetst die van belang is voor de uitwerking

van de eerste hoofdopdracht.

Vervolgens worden de hoofdopdrachten uitgewerkt die in de Nota van Bevindingen

zijn gepresenteerd. Er zijn 4 hoofdopdrachten:

I.Participatie

II. Bureaucratie

III. Schuldhulpverlening en preventie

IV. Inkomensondersteuning en terugdringing nietgebruik

Bij de behandeling van de eerste hoofdopdracht: Participatie wordt de eerder

geformuleerde visie op Participatie uitgewerkt. In deze uitwerking worden de

behandeling van de onderzoeksopdrachten verweven. Tot slot wordt een aantal

beslispunten gegeven.

Bij de behandeling van de overige hoofdopdrachten worden de

onderzoeksopdrachten per stuk behandeld en voorzien van beslispunten.

Tot slot van de notitie worden de beslispunten nog eens op een rij gezet en de

financiën behandeld.

5

Leidraad voor het nieuwe armoedebeleid

Missie Of het nu gaat om reïntegratie, participatie, zorg of diverse vormen van

armoedebestrijding we doen, waar nodig, niet anders dan het bevorderen van (de

maximaal mogelijke) zelfredzaamheid van onze burgers.

Ambitie van de gemeente o voor delen van het zogenaamde granieten bestand worden methodieken

ontwikkeld en toegepast waardoor ook voor hen een reguliere arbeidsplaats

wordt gerealiseerd

o ook degenen voor wie regulier werk niet (meer) bereikbaar is gaan actief

participeren in de samenleving en worden hiertoe zo nodig gefaciliteerd

o er wordt een methodiek ontwikkeld waarin parallel aan toeleiding naar (de

hoogst mogelijke) vormen van participatie gewerkt wordt aan de vaak

meervoudige problematiek van uitkeringsgerechtigden

o het beleid en uitvoering betreffende participatie en armoede voldoet aan de

geformuleerde uitgangspunten

Uitgangspunten De uitgangspunten van armoedebeleid zijn:

o De burger wordt met respect en vertrouwen tegemoet getreden

o Maar misbruik wordt aangepakt

o Maatwerk moet leiden tot zelfredzaamheid

o Geen betutteling

o Voorkomen is beter dan genezen

o Deregulering en laagdrempeligheid

o Prioriteit voor kinderen in armoede

o Integraliteit met andere beleidsvelden en met het uitgangspunt van wijkgericht

werken

o Rijksbeleid: waar het rijk weer verantwoordelijkheid op pakt kan de gemeente

terug treden

o Werk en participatie: participatie als regulier werk niet haalbaar is

Besluit 1: De uitgangspunten van armoedebeleid zijn:

o De burger wordt met respect en vertrouwen tegemoet getreden

o Misbruik wordt aangepakt

o Maatwerk moet leiden tot zelfredzaamheid

o Geen betutteling

o Voorkomen is beter dan genezen

o Deregulering en laagdrempeligheid

o Prioriteit voor kinderen in armoede

o Integraliteit met andere beleidsvelden en met het uitgangspunt

van wijkgericht werken

o Rijksbeleid: waar het rijk weer verantwoordelijkheid op pakt kan

de gemeente terug treden

o Werk en participatie: participatie als regulier werk niet haalbaar

is

6

Extern beleid van invloed op het gemeentelijke armoedebeleid

Eén van de speerpunten van het huidige regeerakkoord is participatie. Er staan nog

steeds te veel mensen langs de kant, zoals de eerder genoemde

bijstandgerechtigden die tot het granieten bestand behoren. Geringe

arbeidsproductiviteit, grote afstand tot de arbeidsmarkt en/of het persoonlijke

arbeidsverleden kunnen toetreding tot de arbeidsmarkt in de weg staan. Het kabinet

heeft daarom samen met sociale partners en gemeenten een “participatietop”

gehouden, met het doel oplossingen te vinden voor de aanpak van de problematiek

aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de begeleiding van moeilijk bemiddelbare

groepen naar de arbeidsmarkt.

Participatie is in dit regeerakkoord geen vrijblijvende optie meer voor mensen die een

uitkering “genieten”, maar wordt gezien als een verplichting die je hebt om bij te

dragen aan de samenleving. Het idee hierbij is dat iemand misschien door

omstandigheden niet kan werken, maar in ieder geval wel op een andere manier iets

kan bijdragen. Dit uitgangspunt komt ook helemaal terug in de Wet Maatschappelijke

Ondersteuning waarbij het doel is dat burgers zorg en ondersteuning in hun eigen

omgeving organiseren.

Twee belangrijke afspraken die uit het bestuursakkoord voortkomen, zijn:

o Gemeenten zorgen deze kabinetsperiode voor een reductie van de WWB met

75.000 personen ( dit is 25% van het totaal).

o Daarnaast activeren zij 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden naar werk of

maatschappelijke participatie

Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) steunt het kabinet de

gemeenten bij het realiseren van deze ambities met de volgende maatregelen:

o De budgetten voor het I- en W-deel worden meerjarig vastgezet, zodat

gemeenten op financieel gebied weten waar zij aan toe zijn en daarmee

beter in staat zijn om een meerjarig beleid te voeren;

o Er komt een participatiefonds waarin de budgetten voor reïntegratie (Wdeel),

educatie (WEB)en integratie (WI) worden opgenomen. Hierdoor vallen

de schotten tussen deze verschillende budgetten weg, waardoor een meer

samenhangens reïntegratie- en participatiebeleid kan worden gevoerd;

o Er komt meer geld (80 mln) voor armoedebeleid en schuldhulpverlening;

o Gemeenten krijgen de mogelijkheid om voor mensen met geen of een kleine

kans op uitstroom naar werk langdurige arrangementen met behulp van

uitkering (of gesubsidieerde arbeid) te ontwikkelen;

o VNG, kabinet en sociale partners bieden ondersteuning bij het gezamenlijk

tot een effectievere regionale samenwerking kunnen komen.

Opvallend in deze lijst van maatregelen is dat gesubsidieerde arbeid opnieuw als

belangrijk middel gezien wordt ter bevordering van re-integratie op de arbeidsmarkt,

of in ieder geval ter bevordering van participatie in de samenleving. Ook wordt extra

geld beschikbaar gesteld voor armoedebestrijding. Beoogd wordt hiermee dat de

mogelijkheden voor gemeenten tot het voeren van een gericht armoedebeleid

worden verruimd, waar mogelijk in samenhang met de bevordering van

arbeidsparticipatie. Aandacht wordt ook besteed aan de onderlinge samenwerking

tussen UWV, CWI en gemeenten. Via prestatieafspraken wil het kabinet gemeenten

aansporen om hun werkzaamheden beter op elkaar af te stemmen en de effectiviteit

en kwaliteit van de dienstverlening en re-integratie te verbeteren.

7

Visie op participatie

We streven naar een maximale zelfredzaamheid en ontplooiing van onze burgers.

We zijn van mening dat alle burgers moeten participeren in de samenleving. Ook

bijstandsgerechtigden en andere inactieven mogen niet aan de kant (blijven) staan.

Onder participatie verstaan we naast de “normale” deelname aan het

maatschappelijk verkeer het actief verrichten van maatschappelijk nuttige arbeid.

Actieve participatie voorkomt sociaal isolement en verschaft de deelnemers een

betere conditie om te komen tot meer zelfredzaamheid.

Daarnaast is er in de samenleving behoefte aan het invullen van een scala van

maatschappelijk nuttige activiteiten: van het verrichten van vrijwilligerswerk, het

invullen van projecten, het ondersteunen van maatschappelijke organisaties tot het

invullen van reguliere vacatures.

We menen deze prestaties te mogen vragen als tegenhanger van het verschaffen

van uitkeringen en andere bijdragen vanuit de overheid.

Bij het streven naar een maximale zelfredzaamheid erkennen we dat er individuen en

groepen zijn die nog niet toe zijn aan volledige zelfstandigheid. Maar we willen per

individu wel het maximaal haalbare bereiken.

We constateren dat veel mensen in de WWB maar ook anderen in het streven naar

zelfredzaamheid hierin geremd worden door de aanwezigheid van diverse vormen

van problematiek. Waar noodzakelijk dienen deze burgers dan ook te worden

gefaciliteerd. Dat kan financieel met de middelen uit het armoedebeleid en andere

regelingen; dat kan ook door parallel aan de actieve deelname te werken aan de

problematiek (bijvoorbeeld door de instellingen in de zorg). Waar sprake is van

meervoudige problematiek dient de activering en zorgverlening zodanig te worden

georganiseerd dat de burger centraal staat en dat gezamenlijk aan de doelstelling

zelfredzaamheid wordt gewerkt. Waarbij de effecten en resultaten steeds door een

hoofdverantwoordelijke (regisseur) worden bewaakt, gemonitord en waar nodig

bijgestuurd.

8

Uitvoeringsnota

I. Participatie (besluiten 2 tm 10)

OnderzoeksopdrachteOnderzoeksopdrachten 1. Onderzoek de zin en mogelijkheid van de oprichting van een “huis van de

participatie” waarin de combinatie van zorg- en participatietrajecten gestalte

krijgt en waarin gewerkt wordt conform de geformuleerde uitgangspunten;

2.Onderzoek op welke wijze hier de integraliteit (verknoping) van de

beleidsterreinen armoedebeleid, participatie, reïntegratie,WSW en WMO

vorm kan worden gegeven;

3.Onderzoek de financieringsmogelijkheden (waaronder subsidies) en kom

binnen de wettelijke mogelijkheden tot ontschotting van de diverse

geldstromen;

4.Onderzoek de wijze waarop participatie een plaats krijgt op de sociale kaart

en bij de hulpvraag van cliënten

Vormgeving Regie: via twee stromen

Om inhoud te geven aan onze missie beschikken we over een keur van instrumenten

en samenwerkingsverbanden in verschillende ketens.

Stroom 1: reïntegratie naar regulier werk

Nieuw is dat mede als gevolg van het nieuwe rijksbeleid (een aantal) gemeenten de

regierol krijgen of opeisen in het regionale arbeidsmarktbeleid. Sittard-Geleen heeft

de ambitie deze rol te in te vullen voor de Westelijke Mijnstreek. Een belangrijke

aanzet (in de vorm van een pilot) is de oprichting en doorontwikkeling van het

Mobiliteitscentrum ; in dit samenwerkingsverband met CWI en UWV staat de klant en

diens toeleiding naar regulier werk (dan wel opleiding in combinatie met werk)

centraal.

Regels en procedures zijn hieraan ondergeschikt. De werkzoekende heeft één

aanspreekpunt en merkt niet uit welke organisatie de medewerker stamt. Binnen het

MC bevinden zich de instrumenten om die hoge stap op de participatieladder

(regulier werk) te bereiken. Het MC dat nu nog de vorm van een pilot heeft moet

uiteindelijk leiden tot de oprichting van een ondernemershuis. Voor het zover is zal er

tussen de diverse deelnemende kolommen het nodige moeten worden ontschot en

ontkokerd.

Stroom 2: participatie

We erkennen dat voor veel burgers de hoge trede op de ladder (reguliere arbeid) niet

of nog niet haalbaar is. We constateren bovendien dat dit meestal samenhangt met

de aanwezigheid van diverse vormen van problematiek bij burgers. Ook gebrek aan

passende werkgelegenheid en acceptatie door werkgevers speelt hier een rol.

Stijgen op de ladder van zelfredzaamheid is in het algemeen niet mogelijk als niet

tegelijkertijd wordt gewerkt aan de problemen. We hebben de ambitie de burger die

9

nog niet aan regulier werk toe is te laten participeren in de maatschappij. Omdat we

vinden dat niemand aan de kant mag blijven.

We constateren ook dat er een enorme vraag bestaat naar “maatschappelijke

arbeidskrachten”. Er is een keur van instellingen verenigingen en (semi-)

overheidsinstellingen die hier plaats aan kunnen en willen bieden. Daarnaast zijn er

tal van projecten geïnitieerd door gemeente en particulieren.

Wat is nodig

In de huidige werkwijze wordt op basis van gevraagde profielen binnen het WWBbestand

gezocht naar geschikte kandidaten. Waar sprake is van meervoudige

problematiek bij cliënten is vaak de conclusie van de casemanager of de uitvoerder

van een project dat de cliënt ongeschikt is. Dat levert een situatie op waarin de

projecten en maatschappelijke arbeidsplaatsen onvoldoende gevuld worden terwijl

grote delen van het WWB-bestand niet actief deelnemen.

We willen naar een situatie met:

  • -

    een gestructureerde en consistente toeleiding naar vormen van participatie

  • -

    waarbij meteen wordt gewerkt aan de eventuele aanwezige problematiek

  • -

    terwijl door begeleiding en/of opleiding de cliënt “geschikt wordt gemaakt”

voor

-projecten in de samenleving die voor ons bestand in eerste instantie

laagdrempelig zijn met

  • -

    maatwerk in bemiddeling, plaatsing en begeleiding en

  • -

    doorplaatsing naar een “hoger”niveau zogauw dit mogelijk is

Om deze situatie te bereiken zullen we de krachten en capaciteiten op gebied van

diagnose, mensontwikkeling, zorg en toeleiding naar en begeleiding in participatie

moeten bundelen. Deze bundeling zal het meest effectief zijn wanneer ze gedeeltelijk

ook fysiek vorm krijgt. Dit is ook de ervaring die opgedaan is in het Mobiliteitscentrum

Automotive: zorg dat de instrumenten en partijen met hun specifieke kennis en kunde

die nodig zijn voor de gewenste resultaten bij elkaar zitten, maak geen onderscheid

naar klanten per regeling, stel het eindresultaat voorop.

Zoals het Mobiliteitscentrum instrument en methodiek is op het terrein van reguliere

reïntegratie, zo biedt een “huis van de participatie” de mogelijkheid van een

gestructureerde aanpak op het gebied van participatie.

Vanuit een aantal wettelijke verplichtingen (WMO, WWB, WSW, Wet Collectieve

Preventie) heeft de gemeente de plicht het voortouw te nemen; maar zoals gesteld is

het ook onze ambitie. Daarmee ligt de regierol bij de gemeente.

Wanneer we het hebben over het totale takenpakket van een sociale dienst dan is

hierbij steeds inbegrepen onze dienstverlening in het Mobiliteitscentrum (reïntegratie)

en de dienstverlening in het Participatiehuis (participatie en zorg).

10

Huis van de Participatie

Een “huis van de participatie” biedt de mogelijkheid van een gestructureerde aanpak

op het gebied van participatie.

Het Participatiehuis is er vooral voor alle burgers voor wie de afstand naar werk nog

te groot is.

Het Participatiehuis en haar specifieke methode is meer dan een

mensontwikkelbedrijf of leer-werkbedrijf dat alleen gericht is op werk. Het

participatiehuis is gericht op diverse vormen van participatie en maakt onderdeel uit

van de gestructureerde aanpak van multi-problematiek in de keten van Zorg.

Tegelijkertijd is het Huis gericht op een beweging “van binnen naar buiten”. Het

daadwerkelijk participeren gebeurt zo veel en zo snel mogelijk in de stad en de wijk.

Het participatiehuis is daarbij startpunt en uitvalsbasis .

Besluit 2: Er wordt een “huis van de participatie” opgericht voor alle burgers.

Het participatiehuis is gericht op diverse vormen van participatie en heeft,

voor wie de afstand naar werk nog te groot, is een gestructureerde aanpak

van multi-problematiek in haar methodiek.

De methodiek

Elke klant die zich meldt of die aangemeld wordt krijgt een hiertoe ontwikkeld

competentie-onderzoek dat de individuele mogelijkheden op het terrein van

participatie onderzoekt. Onderdeel van dit onderzoek is het in kaart brengen van

eventueel aanwezige vormen van problematiek. Vervolgens krijgt de cliënt een vaste

participatie-coach die aan de hand van een persoonlijk plan van aanpak dat samen

met de cliënt wordt opgesteld, het traject richting een participatie vorm geeft; hierbij

hoort tevens het in gang zetten, bewaken en afstemmen van hulp- of zorgverlening.

Hiertoe neemt het Participatiehuis actief deel in de zogenaamde Zorgketen.

De start: onderzoek en participatie-coach

Elke klant die zich meldt of die aangemeld wordt krijgt een competentie-onderzoek

dat de individuele mogelijkheden op het terrein van participatie onderzoekt.

Onderdeel van dit onderzoek is het in kaart brengen van eventueel aanwezige

vormen van problematiek. Vervolgens krijgt de cliënt een begeleider (participatiecoach)

die de bevindingen van het onderzoek met hem bespreekt. Er wordt

gezamenlijk een persoonlijk plan van aanpak opgesteld waarin niet alleen het traject

richting een vorm en niveau van participatie wordt aangegeven, maar waarbij de

begeleider ook de noodzakelijke hulpverlening inschakelt en dit onderdeel van het

traject (op inhoud en op tijdigheid) bewaakt. De begeleider zorgt tevens voor de start

van het traject richting participatie. Hij bewaakt ook dit onderdeel op inhoud en

tijdigheid.

Bij meervoudige problematiek schakelt de coach de zorgketen in. In de zorgketen

wordt met betrekking tot het zorgtraject een sluitende aanpak gerealiseerd. Met de

partijen in de zorg worden hier afspraken over gemaakt hetgeen leidt tot het afsluiten

van een convenant, waarin het proces binnen de zorgketen wordt vastgelegd.

Zorgtraject

Binnen de zorgketen is bij meervoudige problematiek steeds één regisseur

verantwoordelijk voor het verloop van het proces.

11

Het zorgtraject kan heel divers zijn: schuldhulpverlening, maatschappelijk werk,

psychische en/of medische ondersteuning, verslavingszorg en combinaties hiervan.

Het traject is tijdelijk en kent een omschreven einddoel en eindtijdstip. Periodiek

wordt de cliënt en met inachtneming van privacy-protocollen de participatiecoach op

de hoogte gesteld van de vorderingen.

Participatietraject

Dit traject loopt altijd parallel aan een eventueel zorgtraject (eventueel, omdat een

zorgtraject niet altijd noodzakelijk zal blijken). Ook bij aanwezige meervoudige

problematiek is het uitgangspunt dat een bepaalde vorm en niveau van participatie

toch mogelijk is.

Het traject kan waar noodzakelijk starten met een training en werkzaamheden in

huis. Voor sommigen (denk aan burgers met een psychiatrische aandoening) kan dit

het maximaal haalbare zijn. Doel is echter zoveel en zo snel mogelijk van binnen

naar buiten te werken; participatie in de wijk en in de stad.

Bij elke vorm van participatie is een verantwoordelijk werkbegeleider die periodiek

terugrapporteert aan de participatiecoach. Die begeleider is meestal een externe

partner maar kan ook deel uitmaken van een onderdeel van het Leer werkbedrijf

binnen het Participatiehuis; afhankelijk van de fase in het traject en de plek waar

wordt gewerkt. Ook hier zijn eindtermijn en einddoel van te voren bepaald en wordt

het eindresultaat afgezet tegen het eerder geformuleerde einddoel. De

participatiecoach bepaalt samen met cliënt of een vervolgstap hoger op de ladder

mogelijk is (en soms of een stap lager noodzakelijk is). Hiertoe wordt dan een nieuw

persoonlijk plan van aanpak opgesteld. Als geconstateerd wordt dat reguliere arbeid

weer aan de orde is en de voormalige inlener heeft geen mogelijkheid tot in dienst

name wordt het Mobiliteitscentrum ingeschakeld; de participatiecoach blijft ook dan

het traject richting werk bewaken en wordt hierover geïnformeerd. Bij reguliere

werkaanvaarding wordt in overleg met cliënt en MCB bepaald of en in welke vorm

nazorg noodzakelijk is.

Meer dan Leer Werkbedrijf

Het Participatiehuis is meer dan een mensontwikkelbedrijf of leer-werkbedrijf dat

alleen gericht is op werk. Het participatiehuis is ook gericht op andere vormen van

participatie en is onderdeel van een nieuwe gestructureerde aanpak van

multiproblematiek (in de Zorgketen). Ook biedt het huis ruimte voor een atmosfeer en

cultuur die breder is dan wat we aantreffen in productie-omgevingen. Deelnemers

moeten er zich “thuis”voelen; er is ruimte voor het organiseren van events die

aansluiten bij kwaliteiten van deelnemers (presentaties/ tentoonstellingen / cursussen

enz).

Tegelijkertijd is het Huis gericht op een beweging “van binnen naar buiten”. Het

daadwerkelijk participeren gebeurt zo veel en zo snel mogelijk in de stad en de wijk.

Het participatiehuis is daarbij startpunt en uitvalsbasis .

Besluit 3: Er wordt een methodiek ontwikkeld waarbij na een competentie aan

de hand van een persoonlijk plan van aanpak vorm wordt gegeven aan

actieve participatie en waar nodig gecombineerd met zorgcoaching door een

vaste participatiecoach.

Voor bijzondere doelgroepen worden specifieke methodes gehanteerd

12

Doelgroepen (ontkokering)

Het Participatiehuis is er voor alle burgers voor wie de afstand naar werk nog te groot

is; maar ook voor werkenden en werkzoekenden die naast hun reguliere werk iets

willen betekenen in de maatschappij bijvoorbeeld door het verrichten van

vrijwilligerswerk .

Bepalend is niet de regeling waaronder iemand ressorteert (WWB/ WSW/ Wajong)

maar de afstand tot de arbeidsmarkt en de mogelijkheid tot maatschappelijke

participatie. Bevorderen van zelfredzaamheid is een missie die op al deze groepen

van toepassing kan zijn. Binnen het klantenbestand valt wel een aantal bijzondere

groepen te onderscheiden: verslaafden, psychiatrische cliënten, afnemers

Voedselbank enz. Per groep kan een bijzondere aanpak noodzakelijk zijn al is het

maar in de intensiteit van begeleiding en in de toe te passen methodiek. Binnen het

participatiehuis is ruimte voor diversiteit.

In het kader van de gewenste ontkokering staat het instrument open voor

uitkeringsgerechtigden uit diverse regelingen (UWV, WWB, WSW, AWBZ, PGB’s

WMO). Niet bepalend immers is de regeling waar iemand onder valt maar de afstand

tot de arbeidsmarkt (ontkokering). Voor specifieke doelgroepen is er ruimte voor een

specialistische aanpak bijvoorbeeld:

???(ex-) psychiatrische patiënten;

???verslaafden;

???groepen die bij instellingen als Voedselbank en Bie Zefke bekend zijn;

???vluchtelingen

Besluit 4: In het kader van de gewenste ontkokering is niet bepalend de

regeling waaronder iemand valt maar de mogelijkheden en beperkingen in

relatie tot arbeidsmarkt en actieve participatie.

Netwerken en wijkgericht werken

Vanuit het Participatiehuis wordt de keten van wonen welzijn en zorg en het Platform

Ketenzorg bezocht; het slaat de brug naar de keten van sociale zekerheid en

reïntegratie; stemt af en coördineert.

Het neemt deel aan overlegvormen, zorgt voor een goede communicatie, signaleert

op gebied van dienstverlening van de eigen en andere instellingen; zorgt waar nodig

dat partijen elkaar vinden in het belang van de burger.

Een van de beleidsuitgangspunten van dit college is het zogenaamde wijkgerichte

werken. Het is van groot belang dat er tussen de projecten in wijken, dorpen en

stadsdelen en het participatiehuis een zeer hechte samenwerking plaatsvindt. Het

huis werkt in dit verband nauw samen met stadsdeelmanagers en projectleiders in de

wijken (vaak van Zo Wonen en PIW). Het regelt dat projecten ook daadwerkelijk

“gevuld”worden en ontwikkelt met stadsdeelmanagers projecten gericht op

zogenaamde probleemwijken of kansbuurten.

Besluit 5: Vanuit het Participatiehuis wordt actief met de keten van wonen

welzijn en zorg en de keten van sociale zekerheid samen gewerkt; Een zelfde

functie heeft het naar stadsdeelmanagement en projecten in de wijk

(wijkgericht werken).

13

Ladder van participatie

De opdracht aan het Participatiehuis is de zelfredzaamheid maximaal te vergroten en

te investeren in ontplooiïng van de deelnemer.

Op de ladder van de participatie zijn diverse treden:

???training en werk in de beschermde omgeving

???vrijwilligerswerk (en mantelzorg)

???deelname aan projecten bijv. op gebied van “schoon, heel en veilig”

veelal in de wijken

???begeleid werken met uitkering bij instellingen

???begeleid werken met loonwaardebepaling (terugverdieneffecten)

???detachering tegen inleenvergoeding

???Steeds opnieuw wordt bezien of een volgende trede op de ladder kan

worden bestegen.

Besluit 6: de opdracht aan het Participatiehuis is de zelfredzaamheid

maximaal te vergroten en te investeren in ontplooiïng van de deelnemer.

Participeren kan op zeer diverse niveaus.

Steeds opnieuw wordt bezien of een volgende trede op de “ladder van

participatie” kan worden bestegen.

Excelente dienstverlening

Aanmelding gebeurt door burgers zelf, door uitkeringsinstanties, door voorzieningen

als Voedselbank , CAD , Bie Zefke maar ook vanuit instellingen van de geestelijke

gezondheidszorg en maatschappelijk werk. En niet te vergeten het

Mobiliteitscentrum. De voorziening is laagdrempelig; de klant staat centraal. Er vindt

geen dubbele gegevensaanvraag plaats; dat wat al bij instellingen bekend is en wat

met toestemming van de cliënt kan worden geleverd wordt bij instellingen

opgevraagd.

Er wordt gestreefd naar een excellente vorm van dienstverlening. De voorziening is

er voor de burger en niet andersom. Met inachtneming van de eigen

verantwoordelijkheid van de cliënt wordt rekening gehouden met de mogelijkheden

en beperkingen. Doorverwijzingen en overdrachten worden steeds door een

participatiecoach bewaakt en begeleid. De uitgangspunten zoals geformuleerd in het

armoedeonderzoek worden volledig gehanteerd (zie notitie van bevindingen).

Besluit 7: Er wordt gestreefd naar een excellente vorm van dienstverlening.

De voorziening is er voor de burger en niet andersom. De 10 uitgangspunten

van beleid worden uitdrukkelijk gehanteerd.

Actoren binnen een participatiehuis

Kern wordt gevormd door een aantal participatiecoaches en werkbegeleiders .

Er zal nauwgezet worden samengewerkt met de uitvoerder van de diagnostiek en de

competentie-onderzoeken. Een onderdeel bestaat uit een leer werkbedrijf (waarin

intern en extern werkervaring kan worden opgedaan). Dit komt dicht bij de nieuwe

WSW-systematiek maar staat ook open voor niet-WSW-ers. De organisatie die de

WSW uitvoert is dus nauw betrokken bij het Huis.

14

Maar ook hier geldt dat voor bepaalde projecten andere spelers een rol spelen. Voor

vrijwilligerswerk kan gedacht worden aan PIW; voor bijzondere projecten kunnen

bijzondere opdrachtnemers worden ingeschakeld.

Deze diversiteit geeft al aan dat er niet een externe partij valt aan te wijzen die het

hele centrum “draait”.

Fysiek aanwezig zijn (op afroep of via vaste spreekuren) maatschappelijk werk ,

schuldhulpverlening, geestelijke gezondheidszorg maar ook de klussendienst, de

vrijwilligersvacaturebank en een aantal maatschappelijke instellingen die een rol in

ons armoedebeleid hebben of krijgen (Leergeld, Raad en Daad, Bie Zefke)

Fysiek buiten het huis bevinden zich natuurlijk de talrijke projecten en instellingen

waar de deelnemers in gaan participeren.

Besluit 8: Binnen het Participatiehuis wordt actief samengewerkt met actoren

in de zorg- en welzijnsketen, met partners in de sociale zekerheid en met

maatschappelijke instellingen die een rol spelen in het armoedebeleid.

Regie; naar een afgebakend egie; opdrachtnemersmodel

Zoals op het gebied van arbeidsmarktbeleid (waaronder reïntegratie) de regie steeds

meer komt te liggen bij (centrum-)gemeenten, zal de gemeente ook hier de regierol

op zich nemen. Enerzijds omdat deze opdracht in diverse wetten is opgenomen

(WMO, WWB enz) anderzijds omdat participatie onlosmakelijk verweven is met

reïntegratie (de hogere stap op de ladder) en het armoedebeleid (faciliterend). De

keuze voor een participatiehuis houdt in dat de aansturing een gemeentelijke taak is

(mogelijk in samenwerking met de andere gemeenten in de Westelijke Mijnstreek).

Uiteindelijk dient de relatie tussen gemeente en Ondernemershuis en tussen

gemeente en Participatiehuis het karakter te krijgen van een verhouding tussen

opdrachtgever en opdrachtnemer. Daarbij zijn taken enverantwoordelijkheden

duidelijk afgebakend; taakstellingen worden vooraf benoemd en vervolgens wordt op

basis van resultaat “afgerekend”.

Beide “huizen” zullen fasegewijs worden gerealiseerd waarbij de opbouw en

inrichting van het Participatiehuis voor rekening van de afdeling Werk en Inkomen

komt (geen aanbesteding maar inbesteding). Ook bij de opbouw van het

Ondernemershuis is deze afdeling in uitvoerende zin betrokken; de kern van de

uitvoeringsorganisatie wordt mede ingevuld door UWV en CWI .

Met betrekking tot de juridische vormgeving, inbesteding, de fasegewijze opbouw en

de uiteindelijke vormgeving van het opdrachtgevers- en opdrachtnemersmodel zal

een apart projectplan worden opgesteld.

Besluit 9: Gelet op de samenhang met andere beleidsterreinen waar de

gemeente een verantwoordelijkheid heeft neemt de gemeente de regie,

inrichting en aansturing van het Participatiehuis op zich.

15

Financiering en ontschoting

Het Participatiehuis kan worden opgezet als een voorziening in het kader van

reïntegratie en participatie; vanuit de gemeente kan een deel van het Werkdeel

hiervoor worden ingezet. Ook vanuit de WSW liggen hier mogelijkheden. Op

onderdelen zullen er terugverdieneffecten zijn.

Door het berekenen van een trajectprijs kunnen andere instanties en instellingen per

deelnemer mee financieren. Dit geldt voor cliënten van uitkeringsinstanties en zorginstanties

(via AWBZ en persoonsgebonden budgetten). Men wil meer cliënten uit

deze hoek in projecten midden in de samenleving in plaats van (of naast) projecten

binnen beschermde muren. Ook komt het nu al voor dat persoonsgebonden

budgetten uit de WMO worden ingezet voor vormen van sociale activering.

Niet-uitkeringsgerechtigden (Nuggers) vallen onder verantwoordelijkheid van de

gemeente (Werkdeel).

Getracht zal worden op voorhand taakstellingen (aantal aan te melden deelnemers)

af te spreken met bovengenoemde partijen (met name WSW-bedrijf, UWV en

gezondheidsinstellingen). Dan hebben we op voorhand een totaalinzicht in de

beschikbare middelen (aantal klanten maal een trajectprijs per jaar) Dit verkleint het

financiële risico. Met boven omschreven werkwijze komen we tot een eerste stap in

de ontschotting van financiële middelen .

Besluit 10: Het Participatiehuis wordt opgezet als een voorziening in het kader

van reïntegratie en participatie (Werkdeel). Voor deelnemers vanuit andere

instanties wordt een trajectprijs gehanteerd.

De kosten van zorg

Er zullen met instanties zoals PIW en Kredietbank afspraken moeten worden

gemaakt over gezamenlijke excellente en tijdige dienstverlening. We maken gebruik

van reguliere bestaande middelen. Zo gauw ervaring is opgedaan met de nieuwe

aanpak kan worden bezien of en waar financiële koppelingen met andere budgetten

kunnen worden gelegd (inclusief mogelijke efficiencyvoordelen).

De kosten van participatie

Mogelijk kan met betrekking tot de infra structuur gebruik worden gemaakt van

huisvesting e.d. van het WSW-bedrijf. Hetzelfde geldt voor de inzet van personeel

voor testen en begeleiding in het leer werk-bedrijf.

16

Beoogd resultaat van het Participatiehuis

???participatie en ontplooiing deelnemers; verhogen zelfredzaamheid

???gestructureerde invulling maatschappelijke arbeid en projecten

???ondersteuning particulier initiatief

???een methodiek waarin activering gecombineerd wordt met zorgcoaching

(aansluitend bij de nieuwe sluitende aanpak van de Zorgketen)

???invulling van een aantal beleidswensen van belendende beleidsterreinen;

bijdrage aan wijkgericht werken

???actieve deelname aan netwerk wonen, zorg en welzijn (en

ketensamenwerking)

Bovenstaand lijstje is in overeenstemming met de beleidswensen zoals geformuleerd

in de diverse gemeentelijke programma’s en op het terrein van de WMO en bij de

ketensamenwerking OGGZ. Er wordt tevens meegelift op de doorontwikkeling van de

WSW-organisatie als mensontwikkelbedrijf.

Ontwikkelmodel: schema

Diagnose

Zittend bestand

Werk & Inkomen

Ondernemershuis

Competentieonderzoek

Regie

Gemeente,

UWV & CWI

Reïntegratietraject(en)

Instrumenten

oa. loonsubsidie en

werken mbv. uitkering

Partners

KvK

Werkgeversloket

Leerwerkloket

ROC’s

Uitzendbureaus

Kenniscentra

Reïntegratiebedrijven

Participatiehuis

Competentieonderzoek

Regie

participatiecoaches

werkbegeleiders

Partners

leer werkbedrijf

WSW-bedrijf

Participatietraject(en)

ook specifieke methodes voor bijzondere

doelgroepen

Hulpverleningstrajecten

bij enkelvoudige problematiek

Instrumenten

o.a.Vrijwilligers Vacaturebank

Projecten

“Van binnen naar buiten”

Nieuwe

cliënt

Projecten

Specifieke vrijwilligersprojecten

waarvoor diverse partners ingeschakeld

kunnen worden

Zorgketen

Inschakeling Zorgketen bij

meervoudige problematiek.

Combinaties van hulpverlening door:

Schuldhulpverlening, maatschappelijk

werk, verslavingszorg, medische en/of

psychische hulpverleners

Stroom 1 Stroom 2

Stijging of daling

op de ladder van

de participatie

bepaalt de

plaatsing in het

ene of het andere

huis.

Partners op afroep/spreekuur

Maatschappelijk werk

Schuldhulpverlening

(Geestelijke) gezondheidszorg

Klussendienst

Stg.Leergeld

Raad en Daad

Bie Zefke

Keten van Werk en Inkomen

Vanuit de optiek dat de klant centraal

staat, dienstverlening op het gebied

van werk en inkomen.

Samenwerking om instroom te

beperken, reïntegratie te bevorderen

en te handhaven

Onderwijsketen

Zorgen voor voldoende gekwalificeerd

personeel. Een leven lang leren;,

EVC, Bêta en techniek, voorkomen

voortijdige uitval et cetera.

PARTICIPATIE

Arbeidsparticipatie

Maatschappelijke participatie

17

II. Bureaucratie (besluiten 11 tm 20)

Onderzoeksopdracht 5: Begeleiding cliënten met meervoudige problematiek Onderzoek de wijze waarop voor cliënten die te kampen hebben met meervoudige

problematiek (maar alleen voor hen) een systeem van coaching of begeleiding vorm

kan worden gegeven.

Bureaucratie met name (maar niet alleen) bij overheidsinstellingen wordt als

bijzonder storend ervaren. Vaak raken cliënten het spoor bijster in het woud van

regels en instellingen. Met name in situaties waarin sprake is van meervoudige

problematiek heeft de klant te maken met doorverwijzingen naar andere loketten

waar weer gewacht moet worden op een volgende intake. Het probleem moet weer

helemaal opnieuw worden uitgelegd. Samenwerking tussen instellingen wordt

belemmerd door de eigen regels en procedures en de eigen wijze waarop elke

organisatie wordt afgerekend.

Met de maatschappelijke partners in de Zorgketen is afgesproken dat bij

meervoudige problematiek steeds een functionaris van een partij binnen de keten de

hoofdverantwoordelijke voor een cliënt is. Hij of zij is steeds de gene die in overleg

met de burger en de andere betrokken partijen het voortouw neemt in het traject dat

een cliënt in de zorg doorloopt.

Op deze wijze wordt recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid die iedere partij

op haar specifieke terrein heeft terwijl er ook steeds een partij is die verantwoordelijk

is voor het monitoren van het zorgtraject en voor het toezien op een naadloos

verloop hiervan (bewaken van tijdigheid en goede onderlinge overdracht en

afstemming).

Partijen zullen zich ook committeren aan de beleidslijn van de gemeente dat

maatschappelijke deelname steeds een belangrijk doel is (op een haalbaar niveau).

Vanuit het in te richten participatiehuis wordt deelgenomen aan het ketenoverleg in

de zorg. In veel gevallen zullen cases die besproken worden bekend zijn bij het

Participatiehuis. Zo niet kan per case bezien worden of het Huis een rol kan en dient

te spelen als het gaat om activering.

Besluit 11: Met de ketenpartners in de zorg wordt afgesproken dat steeds een

functionaris van een partij binnen de keten hoofdverantwoordelijk voor een

cliënt is; deze is aanspreekpunt en procesbewaker en intervenieert waar

nodig.

Onderzoeksopdracht 6: Maatwerk door maatschappelijke organisaties Onderzoek in hoeverre het mogelijk is hier de maatschappelijke organisaties

nadrukkelijker en ook in uitvoerende zin bij te betrekken.

Met maatschappelijke organisaties wordt hier gedoeld op instellingen die niet onder

een via wet geregelde financieringsstructuur vallen (particulier initiatief). Te denken

valt aan instelling als Bie Zefke, de Voedselbank en Stichting Leergeld. Genoemde

partijen zitten uitdrukkelijk regelmatig aan tafel met de verantwoordelijken in het

“Huis van de Participatie”. Op basis van case-bespreking worden net als binnen de

18

zorgketen heldere afspraken gemaakt over een plan van aanpak per klant en over de

onderlinge taakafbakening.

Soms doen zich situaties voor waarin het wenselijk is dat de genoemde organisaties

wat meer mogelijkheden krijgen voor een intensievere begeleiding van hun cliënten

die immers in zeer specifieke omstandigheden verkeren.

Bij wijze van experiment is het vooralsnog gedurende een periode van een jaar

mogelijk dat zo’n maatschappelijke organisatie de taak van intensieve begeleiding op

zich neemt; steeds op basis van een plan van aanpak (met tijdpad) en een helder

geformuleerd doel (bijvoorbeeld herhuisvesting met acceptabel leefgedrag). Dit zal

zich met name voordoen als om welke reden dan ook de cliënt niet kan deelnemen in

het Participatiehuis. Het is in zo’n situatie mogelijk aan de instelling een bedrag voor

de intensieve begeleiding toe te kennen.

Besluit 12: Bij wijze van experiment is het vooralsnog gedurende een periode

van een jaar mogelijk dat een door particulier initiatief werkende

maatschappelijke organisatie de taak van intensieve begeleiding op zich

neemt. Het betreft met name om specifiek maatwerk voor bijzondere situaties.

Onderzoeksopdracht 7: Uitvoering zorgtaken Onderzoek de mogelijkheid casemanagers van de afdeling Werk & Inkomen de

zorgtaak voor cliënten op te dragen; breng de gevolgen met betrekking tot breedte

van de functie en de financiële aspecten in beeld.

Bij de inrichting van de organisatie is met betrekking tot de afdeling Werk en Inkomen

gekozen voor het zogenaamde integrale casemanagement; de casemanager is

verantwoordelijk voor inkomen(smutaties), terugvordering, regie op reïntegratie en

een juiste verwijzing naar andere (o.a. hulpverlenende) instanties. Het zelf invulling

geven aan de zorgtaak valt hier dus niet onder. Bij de bepaling van de formatie (in

vergelijking tot de caseload) en ook bij werving en selectie is dus ook geen rekening

gehouden met het uitoefenen van een zorgtaak.

Een formatie-onderzoek van BMC (mei tot juli 2007) leert dat om de zorgtaak alleen

al voor de bijstandscliënten in het takenpakket in te bouwen een formatieve

uitbreiding met 6 fte bij Werk en Inkomen noodzakelijk is. Dit op basis van

kengetallen die BMC hanteert .

Een vergelijking met andere sociale diensten leert dat er weinig diensten zijn die de

coaching in zorg in de eigen uitvoering laten uitoefenen. Nemen we als uitgangspunt

gemeenten die case managers intensieve bemiddeling en begeleiding op terrein van

reïntegratie laten doen onder de veronderstelling dat het uitoefenen van zorgtaken

een vergelijkbare tijdsinvestering vergt dan zou een uitbreiding 7 of 8 fte aan de orde

zijn. Wanneer een taakuitbreiding puur om zorgtaken gaat zijn alle kosten voor de

gemeente; wanneer er een duidelijke relatie ligt met reïntegratie (waarvan participatie

de voorloper kan zijn) kan het Werkdeel worden aangewend. Het College kiest er

dan ook voor de gewenste inzet op zorgtaken te laten verlopen via het

Participatiehuis (een zogenaamde voorziening in termen van het Werkdeel en

tegelijkertijd onderdeel van de ketenzorg). De invulling is omschreven in het

hoofdstuk betreffende het Participatiehuis.

19

Deze keuze betekent uitdrukkelijk niet dat er met betrekking tot zorg voor cliënten bij

de afdeling werk en Inkomen niets gebeurt. (Zie opdracht IV hieronder)

Besluit 13: Het College kiest er voor de gewenste inzet op zorgtaken te laten

verlopen via het Participatiehuis.

Onderzoeksopdracht 8: Permanente educatie medewerkers Onderzoek de wijze waarop medewerkers van Werk & Inkomen en andere

instellingen getraind en ondersteund kunnen worden in de aspecten: respectvolle

bejegening van de cliënt, doelmatig doorverwijzen en vroegtijdige signalering. Betrek

hierbij ook de werkwijze op het CWI.

In wezen is de boodschap te werken naar een andere cultuur binnen Werk &

Inkomen. De boodschap die besloten ligt in de geformuleerde uitgangspunten moet

tussen de oren van medewerkers en op de werkvloer worden geïmplementeerd.

Die boodschap en onze missie zal met name door de leiding binnen de afdeling

worden uitgedragen. De beoordeling van het werk van medewerkers wordt

afgestemd op missie en doelen en op de wijze waarop met de burger wordt

omgegaan. Deze aspecten worden vaste onderdelen van de agenda van de diverse

teamvergaderingen.

Daarnaast is er een systeem van permanente educatie waarin bovenstaande

aspecten vast in worden verweven. In de jaarlijkse trainings- en scholingskalender

wordt een programma opgenomen waarin alle medewerkers van Werk & Inkomen

die met publiek te maken hebben worden “meegenomen”. Het programma gaat niet

alleen over de kunst van signaleren en doorverwijzen en de hulpmiddelen die we

daarbij hanteren, maar ook over onze missie en de wijze waarop we met onze

cliënten omgaan. In het programma worden bezoeken aan en gesprekken met

maatschappelijke partners en cliëntorganisaties ingebouwd.

Ook wordt gebruik gemaakt van het landelijke programma Ketenspiegel waarin de

actieve deelnemer geconfronteerd wordt met de bureaucratie in de SUWI-keten.

Richting een aantal organisaties initiëren we deelname van medewerkers en middle

management aan (een aantal van) de programma’s. De aspecten waar de afdeling

Werk en Inkomen verbeterslagen kan maken zijn immers in meerdere of mindere

mate ook aan de orde bij een aantal ketenpartners.

Onze centrale missie en de nieuwe uitgangspunten worden ook bij medewerkers en

management van de andere instellingen onder de aandacht gebracht. Zeker waar de

gemeente een opdrachtgevende of subsidiërende rol heeft mogen we van de

partners verwachten dat men zich van hoog tot laag committeert aan de missie en de

uitgangspunten.

Besluit 14: De boodschap die besloten ligt in de geformuleerde

uitgangspunten wordt geïmplementeerd via een opleidings- en

trainingsschema. In het kader van “permanente educatie” worden missie,

doelen en klantbejegening vast onderdeel van teamoverleg en

casusbespreking.

Missie en nieuwe uitgangspunten worden ook bij medewerkers en

management van de andere instellingen onder de aandacht gebracht.

20

Onderzoeksopdracht 9: Deelname aan netwerken Onderzoek de mogelijkheden en gevolgen van een betere ketensamenwerking

waaronder het actief deelnemen in netwerken en het ter beschikking stellen van

contactpersonen.

Er is voor gekozen dat actieve deelname aan de netwerken gebeurt vanuit het

Participatiehuis (namens Werk & Inkomen). Tot de inrichting van het Participatiehuis

zal door Werk & Inkomen wel aan netwerken worden deelgenomen wanneer dit

zinnig is.

Er zijn inmiddels vaste contactpersonen benoemd binnen de afdeling.

Besluit 15: Er wordt voor gekozen dat actieve deelname aan de netwerken

gebeurt vanuit het Participatiehuis (namens Werk & Inkomen).

Er worden vaste contactpersonen benoemd binnen de afdeling Werk &

Inkomen.

Onderzoeksopdracht 10: Digitale mogelijkheden Onderzoek de mogelijkheid en gevolgen van een optimaler gebruik van de huidige

digitale mogelijkheden waarbij een aantal deelaspecten wordt meegenomen: digitale

sociale kaart, dossier, bestandskoppelingen en gebruik internet.

Met betrekking tot bestandskoppeling en gebruik van internet is inmiddels een extern

bureau gestart. De bestandskoppelingen zullen meer en betere gegevens opleveren

betreffende onze doelgroepen; het adressenbestand van de ons bekende minima zal

hiermee tevens worden uitgebreid.

Met betrekking tot de digitale sociale kaart zal vooralsnog worden gestart met

gebruikmaking van de internet site van de gemeente.

In de keten van de sociale zekerheid (Gemeentelijke basisadministratie, UWV, CWI,

RDW en sociale diensten)) wordt het digitaal klantdossier (DKD) voorbereid. Het

wordt de uitvoeringsorganisaties verboden de klant meer dan een maal dezelfde

informatie op te vragen. De gegevens van de diverse instellingen leiden samen tot

een virtueel opgebouwd klantdossier dat voor instellingen en klant inzichtelijk is.

Cliënten hoeven minder in te vullen en alle informatie is binnen seconden

voorhanden. Dat scheelt tijd papier en rompslomp (voor de bijstand is 60% minder

aan bewijsdocumenten nodig). En er wordt geen werk meer dubbel gedaan.

In de toekomst gaan alle overheidsinstanties met dit dossier werken. Tevens komt er

voor elke burger een persoonlijke Internet Pagina waarmee hij veel zaken met de

overheid kan regelen.

Landelijk komt er een Contact Centrum Overheid (CCO) als knooppunt tussen

burger, overheid en bedrijfsleven. In het kader van de zorg en overdrachtsproblemen

zullen we op deze ontwikkeling in haken. Het DKD voor de sociale zekerheid moet in

2008 operationeel zijn. De uitbreiding naar de hele overheid zal naar verwachting in

2009 plaats vinden.

Besluit 16 Bestandskoppeling en maximaal gebruik van internet: dit wordt op

Zuid Limburgse schaal opgepakt via een specialistisch bureau.

Besluit 17 Een digitale sociale kaart wordt vormgegeven met gebruikmaking

van de internet site van de gemeente

Besluit 18 Er wordt ingehaakt op de ontwikkeling van het landelijke DKD

21

Onderzoeksopdracht 11: Van ervaring naar beleid Onderzoek de mogelijkheden om de ervaringsdeskundigheid van uitvoerders en

cliënten te gebruiken bij beleidsontwikkeling en de vertaling hiervan naar de

uitvoering.

Zowel de beleidsontwikkeling als de vertaling naar uitvoering dient interactief plaats

te vinden. In het verleden werden bij de beleidsontwikkeling vooral cliënten of

cliëntorganisaties betrokken; de vertaling er van werd vooral als uitvoeringsprobleem

gezien. De wijze van uitvoering van een regeling is echter ook een manier waarop de

burger wordt bejegend. Hij heeft immers baat bij een vriendelijke, respectvolle,

eenvoudige, transparante en efficiënte werkwijze. En als de cliënt gevraagd wordt

om informatie te leveren of een formulier in te vullen heeft hij er recht op te weten

waarom en of het onvermijdelijk is. Door kritisch naar deze zaken te laten kijken

kunnen we aardig wat paarse krokodillen afschaffen. En het heeft meerwaarde om

meteen en tegelijkertijd uitvoerders hierbij te betrekken.

We organiseren in samenspraak met het Sociaal Overleg een cliëntenpanel waarin

een aantal ervaringsdeskundigen (vrijwilligers) samen met uitvoerders naar de

procedures kijken met de bedoeling , waar mogelijk, tot vereenvoudiging en

klantvriendelijkheid te komen.

Bij beleidsontwikkeling wordt het Sociaal Overleg (raadpleging en advies) en

afhankelijk van het onderwerp de meest betrokken organisaties geraadpleegd.

Besluit 19 Beleidsontwikkeling vindt interactief plaats met sociaal overleg en

meest betrokken organisaties.

Besluit 20 Samen met Sociaal Overleg wordt een cliëntenpanel opgericht dat

betrokken wordt bij uitvoering.

22

III. Schuldhulpverlening en preventie (besluiten

21 tm 26)

Onderzoeksopdracht 12: Vroegsignalering Onderzoek hoe de alertheid van uitvoerenden van instellingen en organisaties op het

terrein van vroegtijdige signalering van schulden kan worden verhoogd.

Medewerkers in de uitvoering moeten zich bewust worden van de schrijnende

situaties die problematische schulden uiteindelijk kunnen creëren. Daarnaast tast het

de stabiele basis aan die nodig is voor het welslagen van een traject. Het is daarom

van belang dat uitvoerenden kunnen inschatten of schuld problematisch kan worden

of zich binnen de aflossingsmogelijkheden van de betreffende cliënt bevindt.

Om de uitvoerenden van de organisaties en instellingen die een rol kunnen spelen in

het vroegtijdig signaleren van problematische schulden deze vaardigheden bij te

brengen en ook het besef te geven van het belang deze schulden te melden of op te

pakken wordt samenwerking gezocht met de Kredietbank Limburg voor een

voorlichtingsronde aan de organisaties en instanties die een rol kunnen spelen in de

vroegsignalering.

Besluit 21 Er wordt een voorlichtingsprogramma ontwikkeld voor de

uitvoerenden van de relevante instellingen en organisaties ter vergroting van

de alertheid op de aanwezigheid van schulden of risico’s op het ontstaan van

schulden .

Onderzoeksopdracht 13: Centraal meldpunt Onderzoek de meerwaarde en mogelijkheid van een centraal meldpunt.

In het conceptbeleidsplan WMO “Niet alleen balen maar zelf meebepalen” wordt

gepleit voor de realisatie van een Platform Ketenzorg. Hierin participeren alle

instanties die voor een sluitende aanpak van de doelgroepen (in wezen alle burgers)

van de WMO kunnen zorgen. Belangrijk is ook dat de eerste lijn in dit overleg wordt

betrokken hetgeen een praktische insteek gericht op directe uitvoering garandeert.

Dit platform wordt naast de diverse instanties op OGGZ-vlak ook gevormd door de

samenwerkende woningcorporaties, en de Kredietbank Limburg waar de

energiebedrijven zich reeds melden wanneer er betalingsachterstanden zijn.

Bovendien zal vanuit het Participatiehuis een contactpersoon deelnemen aan dit

platform (zie opdr.5 “Bureaucratie).

Gezien het feit dat alle relevante organisaties deelnemen aan het Platform Ketenzorg

is het logisch om de signalen ook daar te behandelen. De meerwaarde is duidelijk,

gezien het operationele karakter van het Platform: er kan ter plekke een plan van

aanpak worden opgesteld.

Inmiddels zijn er met betrekking tot het voorkomen van huisuitzetting en energieafsluiting

afspraken met de betreffende partners gemaakt.

Besluit 22 Het Platform Ketenzorg te realiseren en uit te nodigen als centraal

meldpunt voor schuldenproblematiek te functioneren.

23

Onderzoeksopdracht 14: Sluitende aanpak door ketensamenwerking Onderzoek hoe een sluitende aanpak door verbeterde ketensamenwerking bij

meervoudige problematiek vorm kan worden gegeven. Betrek hierbij de wijze waarop

de ketensamenwerking rond OGGZ gestalte krijgt.

In het beleidsplan WMO wordt met betrekking tot de WMO-taakvelden 7,8 en 9,

waarin zich de “moeilijke” gevallen bevinden met meervoudige problematiek, wordt

gesteld dat het voor maatschappelijk herstel essentieel is dat er een inkomen is en

dat schulden worden opgelost en voorkomen. Daarnaast wordt gesteld dat de OGGZ

doelgroep een activeringsprogramma krijgt aangeboden om de stap naar

zelfstandigheid en zelfredzaamheid mogelijk te maken.

Gezien het feit dat de afdeling Werk en Inkomen als partner genoemd wordt is

deelname aan het Platform een logische optie. Vanuit het Participatiehuis wordt dit

vorm gegeven.

Besluit 23 Er wordt van uit het Participatiehuis namens Werk en Inkomen

actief deelgenomen aan het Platform Ketenzorg om met de daar aanwezige

ketenpartners te komen tot een sluitende aanpak in gevallen van

meervoudige problematiek (onder andere door te werken met vaste

contactpersonen per cliënt.)

Onderzoeksopdracht 15: Preventie Onderzoek de wijze waarop preventie het beste gestalte kan krijgen. Betrek hierbij

aspecten als voorlichting en inzet van cursussen aan doelgroepen (waaronder

jongeren en gezinnen met kinderen) en combinaties met trajecten.

Preventie moet zich richten op de groepen die naar verhouding het meest te maken

kunnen krijgen met problematische schulden. Deze doelgroepen zijn:

???Jongeren;

???Gezinnen met een minimuminkomen;

???Mensen (die instromen) in de WWB;

???Asielmigranten.

Besluit 24 In samenwerking met scholen en de Kredietbank Limburg en Nibud

wordt voorlichting op scholen georganiseerd.

Besluit 25 (nieuwe) Bijstandsgerechtigden wordt zo gauw hier aanleiding toe

is een budgetteringscursus aangeboden als onderdeel van het reïntegratie- of

participatietraject.

Besluit 26 Asielmigranten die door de gemeente een Inburgeringstraject

krijgen aangeboden wordt waar gewenst een budgetteringscursus

aangeboden.

24

IV. Inkomensondersteunende maatregelen en

terugdringing niet gebruik (besluiten 27 tm 48)

Onderzoeksopdracht 16: Inkomensgrens bijzondere bijstand Onderzoek de (financiële) gevolgen van het verhogen van de inkomensgrens voor de

bijzondere bijstand van 105 naar 110%. Tevens worden de gevolgen onderzocht van

de verlaging van het eigen bijdragepercentage.

Voor financiële gevolgen zie de financiële paragraaf.

Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor kosten die niet gedragen kunnen worden

door het inkomen. Bij de bepaling van het recht op bijzondere bijstand wordt gekeken

naar het vermogen en het inkomen. Als de aanvrager van bijzondere bijstand een

inkomen heeft tot 105% van het voor de aanvrager geldende bijstandsnorm is er

volgens het huidige beleid geen draagkracht. Er wordt geen eigen bijdrage van de

aanvrager verlangd.

Als er een inkomen is dat hoger is dan de genoemde 105% dan wordt verwacht dat

de aanvrager een deel van de bijzondere kosten zelf betaald. Deze eigen bijdrage

wordt vastgesteld middels een draagkrachtberekening en bedraagt 35% van het

beschikbare inkomen boven de 105% (van het voor de aanvrager geldende

bijstandsnorm). Dit is het beleid t/m 2007.

Mapar

Ook de “tegemoetkoming kosten Maatschappelijke Participatie en aanvulende

schoolkosten (Mapar)” kent een draagkrachtberekening. De draagkrachtberekening

verschilt van de berekening van de “normale” bijzondere bijstand. Er wordt ook

gewerkt met de drempel van 105%. Van het inkomen boven de 105% wordt echter

alles in aanmerking genomen voor de draagkracht. Dit betekent dat er al snel zoveel

(berekende) draagkracht is dat er geen bijdrage meer wordt verstrekt.

Het is wenselijk dat de draagkrachtberekening voor de Mapar-regeling op de zelfde

wijze wordt uitgevoerd als bij de “normale” bijzondere bijstandbeoordeling.

Reden verruiming

Door de verhoging van de inkomensgrens naar 110% wordt het bedrag dat de

gemeente aan bijzondere bijstand of Mapar verstrekt hoger. Door het eigen

bijdragepercentage te verlagen van 35% naar 25% (en voor de Mapar-regeling van

100% naar 25%) wordt de eigen bijdrage van de aanvrager kleiner. Deze beide

wijzigingen hebben tot gevolg dat aanvragers met een minimaal inkomen een hogere

bijdrage krijgen aan bijzondere bijstand of Mapar.

Besluit 27 De inkomensgrens bijzondere bijstand en regeling

maatschappelijke participatie wordt vastgesteld op 110%.

Besluit 28 Het eigen bijdrage percentage wordt vastgesteld op 25%

25

Onderzoeksopdracht 17: Maatschappelijke participatie door kinderen Onderzoek de wijze waarop beter vorm kan worden gegeven aan de

maatschappelijke participatie door kinderen die in armoedesituaties leven (zonder

dat dit tot stigmatisering leidt)

Algemeen

De regeling maatschappelijke participatie (Mapar) is vormgegeven om de

maatschappelijke participatie te bevorderen van kinderen die in een gezin leven dat

van een minimum inkomen moet rondkomen. Hiertoe wordt voor de volgende kosten

een tegemoetkoming verstrekt:

lidmaatschap sportvereniging,

sportkleding

abonnement kindertijdschrift

bezoek theater of muziekoptreden

schoolbijdrage (extra leermiddelen of schoolreisje)

Voor kinderen in het basisonderwijs bedraagt de bijdrage max. €91,=.

Voor kinderen in het voortgezet onderwijs bedraagt de bijdrage max. €160,=

Van deze regeling is in 2006 door 428 gezinnen gebruik gemaakt. De Mapar wordt

per kind verstrekt. Binnen een gezin kunnen dus meerdere bedragen worden

toegekend. In totaal is €116.732, = uitgekeerd.

Uitbreiding en aanvulling

De regeling is duidelijk en de genoemde kosten waarvoor een vergoeding kan

worden aangevraagd komen de doelgroep ten goede. Gezien het aantal gezinnen

dat is ondersteund kan worden vastgesteld dat niet iedereen die recht heeft op deze

voorziening hiervan gebruik maakt. In het WWB bestand alleen al bevinden zich 590

alleenstaande ouders en een onbekend aantal gezinnen met kinderen. Daarnaast

zijn er nog de gezinnen met kinderen die geen uitkering ontvangen maar ook een

minimuminkomen hebben. Veel aandacht zal dus moeten gaan naar het bereiken

van de doelgroep.

Verhogen van de efficiency bij de uitvoering van deze regeling

Om het gebruik van deze regeling te bevorderen moet het mogelijk zijn de doelgroep

actief te benaderen door bestandsanalyse. Hierdoor is het mogelijk om het gebruik

van deze regeling door cliënten van de afdeling Werk en Inkomen te verhogen.

Ambtshalve vervolgtoekenning kan ook ingevoerd worden: wanneer een persoon

reeds Mapar heeft ontvangen en er geen wijzigingen in de omstandigheden zijn zou

dit van toepassing moeten zijn.

Samenwerking Stichting Leergeld WM

Deze stichting verstrekt een bijdrage voor de zelfde kosten als waarvoor de Mapar is

bedoeld. Het verschil is dat Stichting Leergeld ook een bijdrage verstrekt aan

mensen die niet (geheel) aan de voorwaarden van de Mapar voldoen, maar waar

toch sprake is van een schrijnend geval of een noodsituatie. Doordat met een groep

vrijwilligers wordt gewerkt die zich alleen met deze taak bezig houden is deze

verregaande individualisering mogelijk. Mapar blijft echter een voorliggende

voorziening waar de stichting naar verwijst indien van toepassing. Stichting Leergeld

wordt door de gemeente ondersteund (in 2006 met €17.000). Ieder jaar vindt overleg

plaats met de stichting over de ondersteuning (binnen het financiële kader van het

armoedebeleid).

Uit overleg met de Stichting is verder naar voren gekomen dat de afstemming met de

gemeente verbeterd kan worden door aanwijzing van een vast contactpersoon die

26

signalen vanuit de stichting kan oppakken en zorg kan dragen voor een doeltreffende

afhandeling.

Besluit 29: Actievere benadering van de doelgroep wordt mogelijk gemaakt

door de bestandsanalyse.

Besluit 30 Er wordt een systeem van ambtshalve vervolgtoekenning

ingevoerd.

Besluit 31 Er wordt een vast contactpersoon bij afdeling Werk en Inkomen

voor de stichting Leergeld (en andere partners).

Onderzoeksopdracht 18: Terugdringing niet-gebruik Onderzoek de mogelijkheden tot terugdringen van het niet-gebruik; betrek hierbij in

elk geval de aspecten:

???categoriale toekenning;

???training en ondersteuning medewerkers;

???bestandskoppeling;

???productencatalogus voor medewerkers en intermediairs;

???verstrekkingen via intermediairs.

Categoriale toekenning van (bijzondere) bijstand

De gemeente toegepast verstrekt daar waar de wet dat expliciet toestaat op

categoriale basis bijzondere bijstand. Het gaat dan om de groepen ouderen en

chronisch zieken en gehandicapten. Voor het overige mag er slechts bijzondere

bijstand worden verstrekt op individuele basis. Dat betekent dat iedere aanvraag

apart dient te worden beoordeeld en dat de kosten waarvoor bijstand wordt

aangevraagd aantoonbaar zijn.

De verstrekking op individuele basis heeft het voordeel dat het geld dat toegekend

direct terug te voeren is op werkelijk gemaakte kosten en dus terecht is uitgekeerd.

Het nadeel echter is dat het zeer arbeidsintensief is terwijl er gevallen voor te stellen

zijn waarin de vaststelling van de noodzaak en het recht op bijzondere bijstand

eenvoudiger vast te stellen is.

Deze eenvoudige wijze gebeurt op basis van groepskenmerken. Dit houdt in dat een

bepaalde groep wordt geacht om bepaalde kosten te hebben. Wanneer iemand

voldoet aan de groepskenmerken dan wordt ook aangenomen dat hij de daaraan

verbonden kosten heeft gemaakt of zal maken.

De eerdergenoemde Mapar-regeling lijkt op de verstrekking van categoriale

bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken. Het gaat namelijk om ouders met

kinderen waarvan aangenomen wordt dat ze extra kosten hebben die te maken

hebben met de school of (sport)activiteiten van de kinderen. Het enige waarin de

Mapar verschilt van categoriale bijzondere bijstand is dat er betaald wordt op basis

van offertes en facturen.

Gezien het uitgangspunt “Aandacht voor kinderen en armoede” van het

armoedebeleid voor 2008 is het wenselijk om de Mapar alle kenmerken te geven van

een categoriale bijzondere bijstandsverstrekking op basis van groepskenmerken. Dit

houdt in dat mensen in de bijstand die schoolgaande kinderen hebben automatisch

de Mapar-uitkering krijgen. Dit leidt tot 100% gebruik door de doelgroep binnen het

WWB-bestand, het vermindert de bureaucratische belasting zowel bij de aanvrager

als casemanager, geeft invulling aan het uitgangspunt “Aandacht voor kinderen en

armoede” en is mogelijk op grond van de wet.

27

Ook gezinnen met kinderen die geen WWB ontvangen maar wel een inkomen op

bijstandsniveau hebben profiteren hiervan. Ook voor hun zal de aanvraagprocedure

vereenvoudigen door het wegvallen van de verplichting om bonnetjes en offertes te

overleggen.

Dit wordt ondersteund door de uitkomst van de armoedebijeenkomsten waarin de

Mapar-regeling wordt genoemd als een goede regeling om de doelgroep te bereiken,

mede ook omdat deze regeling relatief grote bekendheid in de doelgroep geniet. Wel

werd aangegeven dat de Mapar-bedragen in geen verhouding staan tot de werkelijke

kosten die schoolgaande kinderen met zich meebrengen.

Het is dus het meest efficiënt om de bestaande Mapar-regeling om te bouwen tot een

categoriale bijzondere bijstandsregeling en af te zien van het invoeren van een

nieuwe regeling. Het is daarmee wel gerechtvaardigd om de maximaal uit te keren

bedragen te verhogen. Een verhoging naar €150,= voor kinderen in het

basisonderwijs en €265,= voor kinderen in het voortgezet onderwijs is op zijn plaats.

Besluit 32 Gelet op het uitgangspunt “Aandacht voor kinderen en armoede”

van het armoedebeleid voor 2008 wordt de regeling Mapar uitgevoerd in de

vorm van een categoriale bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken

Besluit 33 De bedragen op basis van de Mapar-regeling worden verhoogd

van €91,= naar 150,= voor kinderen in het basisonderwijs en van €160,= naar

€265,= voor kinderen in het voortgezet onderwijs.

Productencatalogus voor cliënten, medewerkers en intermediairs

“Onbekend maakt ongebruikt”, is in het kader van deze onderzoeksopdracht een

toepasselijke variant op het bekende spreekwoord. Uit onderzoek blijkt dat er altijd

een hoeveelheid burgers blijft die niet op de hoogte is van de

inkomensondersteunende maatregelen die er zijn (binnen een gemeente). Het kost

veel inspanning om iedereen te bereiken die mogelijk tot de doelgroep van deze

regelingen behoort. Wat echter verbazing wekt is dat er ook maatschappelijke

instellingen zijn die niet op de hoogte zijn van het arsenaal van regelingen en

voorzieningen. Het idee is dat een productencatalogus waar alle gemeentelijke

regelingen, maar ook landelijke mogelijkheden tot inkomensondersteuning een

effectief instrument kan zijn in het bekend maken van de mogelijkheden bij zowel de

burger als de maatschappelijke organisaties en de intermediars die op hun beurt

contacten hebben in de samenleving.

Bij de hier voorgestelde productencatalogus wordt gedacht aan een internetpagina

die wordt toegevoegd aan de gemeentelijke internetsite en die geheel wordt gewijd

aan armoedebestrijding en inkomensondersteunende regelingen. Hierbij beperken

we ons niet tot gemeentelijke regelingen maar nemen we ook voorliggende of

aanvullende landelijke regelingen op of verwijzen daarnaar (mét een duidelijke uitleg

of gebruiksaanwijzing). Ook kunnen we informatie geven over intermediairs waar de

gemeente mee samenwerkt.

Ook zal deelgenomen aan de internetsite www.berekenuwrecht.nl. Op deze site kan

de burger berekenen welke financiële ondersteuning hij kan krijgen van landelijke en

gemeentelijke organisaties.

Op dit moment verspreidt de afdeling Werk en Inkomen een cliëntinformatiebrief

onder WWB-ontvangers, intermediairs en via openbare instellingen zoals

bibliotheken en gemeenteloketten. Deze cliëntinformatiebrief wordt integraal

opgenomen op de internetpagina maar de papieren versie blijft bestaan naast de

28

internetpagina. Deze twee informatie-instrument kunnen naar elkaar verwijzen en

elkaars effect versterken.

Door middel van links op de gemeentelijke internetpagina kan ook worden verwezen

naar de sites van maatschappelijke organisaties. De doelgroep die we voor de

informatie die we op de pagina verstrekken voor ogen hebben zijn de burgers, maar

duidelijk ook alle intermediairs die daardoor op hun beurt geïnformeerd en

“bijgeschoold” worden voor een optimale dienstverlening naar hun doelgroepen. De

pagina zal de mogelijkheid bieden om aanvraagformulieren te downloaden. Ook

zullen er duidelijke aanwijzingen voor het invullen ervan. Ook zal het mogelijk worden

gemaakt via deze internetpagina aanvragen te doen.

Naast aandacht voor informatie op inkomensondersteunend vlak is het ook mogelijk

op dit medium uit te breiden met informatie over reïntegratie of participatie. Daarbij

valt te denken aan vacatures op het gebied van werkervaringsplaatsen, werk met

behoud van uitkering of vrijwilligerswerk.

Besluit 34 Aan de gemeentelijke internetsite wordt een pagina toegevoegd

die gewijd is aan participatie, armoedebestrijding cq. Inkomensondersteuning;

een productencatalogus voor cliënten, intermediairs en medewerkers.

Ook zal gebruik worden gemaakt van de internetsite www.berekenuwrecht.nl

Zorgintake

Bij de aanvraag van een WWB-uitkering wordt er veel aandacht besteed aan het feit

of de aanvrager recht heeft op de uitkering. De aanvrager moet bewijsstukken

overhandigen ter beoordeling van dit recht. Daarnaast wordt ook aandacht besteed

aan de mogelijkheid van reïntegratie. Hiertoe worden diagnostische instrumenten

ingezet zoals Work First bij Vixia (nu via het Transferium, straks via het

Participatiehuis dan wel het Mobiliteitscentrum). Wij stellen voor om naast de

aandacht die besteed wordt aan inkomens- en reïntegratieaspecten ook een aan de

zorgbehoefte te bepalen. Deze zorg”intake”, die geen aparte intake is maar een

integraal onderdeel van de aanvraagbehandeling, moet een beeld geven van de

behoefte aan ondersteuning van de aanvrager. Dit kan financieel zijn, met

bijvoorbeeld verstrekking van bijzondere bijstand of het kan een doorverwijzing zijn

naar de Kredietbank. Daarnaast kan het ook zijn dat door de verandering van werk

naar uitkering de fiscale situatie gewijzigd is en toeslagen dienen te worden

aangevraagd of stopgezet. De casemanager kan de cliënt vervolgens gericht

verwijzen en de uitkomst daarvan monitoren. Wanneer de cliënt ook een traject gaat

volgen in het participatiehuis zal de zorgmanager de vervolgacties coördineren.

De zorgaspecten worden op dit moment niet in beschouwing genomen bij een

uitkeringsaanvraag. Het is echter belangrijk dat we een goed beeld krijgen van deze

aspecten omdat ze een belemmerende factor kunnen vormen in traject naar

uitstroom.

De inventarisatie van de zorgbehoefte wordt toegevoegd aan de

behandeling van de WWB-aanvraag.

Besluit 35 De inventarisatie van de zorgbehoefte wordt (stelselmatig)

toegevoegd aan de behandeling van de WWB-aanvraag.

29

Gecombineerde aanvraagformulieren

Wanneer een persoon een aanvraag bijzondere bijstand doet zijn er wellicht ook

andere voorzieningen waarvoor hij in aanmerking komt. Een gecombineerd

aanvraagformulier vestigt de aandacht op de overige inkomensondersteunende

maatregelen die de gemeente te bieden heeft. In het combinatieformulier worden ook

andere regelingen opgenomen zoals kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Om

een indruk van de vormgeving te geven: De belastingdienst heeft formulieren die via

een stroomschema aangeeft voor welke toeslagen je in aanmerking komt.

Er wordt een aanvraagformulier in gebruik genomen waarmee meerdere

voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Ook gemeentelijke regelingen die niet

door de afdeling Werk en Inkomen worden uitgevoerd worden daarin opgenomen.

Besluit 36 Er wordt een aanvraagformulier in gebruik genomen waarmee

meerdere voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Ook gemeentelijke

regelingen die niet door de afdeling Werk en Inkomen worden uitgevoerd

worden daarin opgenomen.

Eén aanspreekpunt voor de intermediairs

Vanuit de intermediairs wordt regelmatig de klacht geuit dat ze niet weten bij welke

casemanager ze terecht kunnen voor vragen of problemen. Hierdoor ontstaat een

drempel die de samenwerking niet ten goede komt en per definitie niet goed is voor

de dienst- of hulpverlening aan de burger. Eerder is al geadviseerd om de stichting

Leergeld een vaste contactpersoon binnen de gemeente te geven. Dit advies is van

toepassing zijn voor alle intermediairs. De contactpersoon fungeert als eerste

aanspreekpunt en kan indien van toepassing het contact leggen met een

casemanager van de afdeling Werk en Inkomen als het een cliënt betreft.

Besluit 37 Alle intermediairs van partners krijgen een vast contactpersoon

binnen de afdeling Werk en Inkomen.

Verstrekking via intermediairs

In het verlengde van het vorige punt is het wenselijk om de gemeentelijke

contactpersoon een snelfonds of spoedbudget ter beschikking te stellen. Hieruit kan

geput worden wanneer er actuele hulpvragen zijn waar de intermediair mee komt.

Een paar voorbeelden: Geld voor een legitimatiebewijs om een aanvraag mogelijk te

maken, geld voor een set “nette kleren” voor een sollicitatie, of voor een

tandartsbehandeling voor hetzelfde doel, borg voor de huur van een kamer, geld

voor een (tweedehands) fiets om naar het werk/opleiding/reïntegratietraject te

kunnen gaan.

Het gaat hier om zaken waar misschien ook bijzonder bijstand kan worden

aangevraagd maar waarvoor de procedure te lang duurt waarmee de verstrekking te

laat komt. De gemeentelijke contactpersoon zal aan de hand van voorschriften

werken en altijd de afweging moeten maken tussen noodzaak, spoedeisendheid en

de mogelijkheid “regulier” bijzondere bijstand aan te vragen. Uitgangspunt is dat met

het snelfonds/spoedbudget pragmatisch, doeltreffend en dus vooral snel gewerkt

wordt en daarmee probleemdoorbrekend is.

Besluit 38 Aan de gemeentelijke contactpersoon voor intermediairs wordt een

budget ter beschikking gesteld waaruit in spoedgevallen geld verstrekt kan

worden op aanwijzing van de intermediairs.

30

Onderzoek

Besluit 39 Aan een onderzoeks- en adviesbureau wordt de opdracht gegeven

een doelgroepenonderzoek uit te voeren; de doelgroep wordt aangeschreven

en gewezen op hun rechten.

Ontbureaucratisering

Er is bij de hiervoor besproken onderwerpen al aandacht aan besteed: acties die de

procedures eenvoudiger maken. Onder de kop “Ontbureaucratisering” willen we deze

acties nog eens op een rij zetten en aanvullen.

???vereenvoudiging van formulieren;

???meervoudige uitvraag voorkomen (niet telkens weer de zelfde gegevens

moeten tonen);

???ambtshalve vervolgtoekenning verstrekken bij ongewijzigde situatie;

???gebruik maken van bestandsanalyses waardoor actieve benadering van

de doelgroep mogelijk is;

???bestanden koppelen waardoor het gebruik van de ene voorziening leidt

tot de verstrekking van de andere voorziening die van toepassing is.

Besluit 40 aanvraagformulieren worden vereenvoudigd

Besluit 41 meervoudige uitvraag wordt voorkomen (niet telkens weer de

zelfde gegevens hoeven te worden getoond)

Besluit 42 ambtshalve vervolgtoekenning wordt toegepast bij ongewijzigde

situatie

Besluit 43 er wordt gebruik gemaakt van bestandsanalyses waardoor actieve

benadering van de doelgroep mogelijk is

Besluit 44 bestanden worden gekoppeld waardoor gebruik van een

voorziening kan leiden tot ingang naar een andere voorziening.

Onderzoeksopdracht 19: Ondersteuning na uitstroom Onderzoek een wijze waarop cliënten die uitstromen uit de uitkering waar

noodzakelijk nog ondersteuning kunnen krijgen.

Voor mensen met een uitkering op minimumniveau is het vaak balanceren om rond

te komen. Mensen met een WWB uitkering kunnen zich voor hulp daarbij nog

wenden tot hun casemanager die kennis heeft van inkomensondersteunende

regelingen en kan assisteren bij het aanvragen daarvan. Mensen die uitstromen uit

de uitkering krijgen te maken met een wijziging die invloed heeft op deze delicate

financiële balans. Wanneer je werk krijgt wijzigen er namelijk veel dingen en een

groot deel daarvan ligt op het financiële vlak. Natuurlijk wordt er meer verdient

(hoewel dit in de categorie banen waar bijstandsgerechtigden naar uitstromen vaak

tegenvalt), maar er zijn ook vergoedingen die verminderen of zelfs weg kunnen

vallen. Denk daarbij aan huurtoeslag, zorgtoeslag en andere inkomensafhankelijke

vergoedingen. Ook zijn er financiële toeslagen die aangevraagd moeten worden.

Wanneer er kinderen zijn moet kinderopvang geregeld worden en vergoedingen in

het kader van de Wet Kinderopvang (WKO) geregeld worden. Verder “kost” werken

ook geld: er worden eisen gesteld aan kleding en presentatie en er zijn reiskosten.

31

Kortom: genoeg wijzigingen die de balans kunnen verstoren. Dit is extra bedreigend

omdat de doelgroep (over het algemeen) niet over een reserve beschikt om

financiële tegenslagen op te vangen. Daarnaast ontbreken vaak de kennis en

vaardigheden om aanspraak te maken op de financiële voorzieningen voor

werkenden of om bureaucratische hindernissen te nemen. Daarom is het wenselijk

om voor de uitstromers een contactpersoon aan te wijzen die bij bovengenoemde

zaken ondersteuning kan bieden indien gevraagd of ook zelf actief informeert naar

de stand van zaken. Deze contactpersoon kan zijn taak in ieder geval beginnen met

een exitgesprek waarin de uitstromer op de hoogte wordt gesteld van alle (financiële)

gevolgen en (fiscale) mogelijkheden van de nieuwe situatie. Hiervoor zal een

werkinstructie worden ontwikkeld en mogelijk een brochure.

De contactpersoon kan iemand van de gemeente zijn maar kan ook in het kader van

nazorg door het reïntegratiebureau worden verzorgd wanneer de uitstromer na het

volgen van een traject een baan heeft gevonden.

Effectieve nazorg voorkomt financiële problemen door de gewijzigde

inkomenssituatie en vergroot de kans op een succesvolle reïntegratie.

Goede nazorg hoort deel uit te maken van een goed reïntegratiebeleid.

Besluit 45 Aan uitstromers uit bijstand wordt nazorg geboden door bij

reïntegratie een contactpersoon aan te wijzen die ondersteuning biedt in de

gewijzigde inkomenssituatie.

Onderzoeksopdracht 20: Verstrekkingen in natura Onderzoek de mogelijkheden van verstrekkingen in natura.

Wanneer momenteel iemand met een minimuminkomen of minimumuitkering een

aanvraag doet voor bijzondere bijstand voor bijvoorbeeld een wasmachine of

woninginrichting wordt de Kredietbank Zuid Limburg als voorliggende voorziening

gezien. De aanvrager wordt daar naartoe verwezen om een lening aan te vragen

voor de aanschaf van de benodigde spullen, al dan niet met een borgstelling van de

afdeling Werk en Inkomen.

We willen de cliënt echter ook een alternatief bieden waardoor er geen lening hoeft

te worden afgesloten. Hiervoor schakelen we het kringloopcentrum BIS-BIS in. Het

kringloopcentrum kan een belangrijke rol spelen in het verstrekken van goederen in

natura zonder dat het de betrokkene geld kost. Te denken valt aan witgoed of

woninginrichting.

Een andere vorm van verstrekking in natura waar het kringloopcentrum een rol kan

spelen is een computerproject. BIS-BIS kan actief bedrijven benaderen met het

verzoek om overtollige computers, of computers die vervangen worden bij hun in te

leveren. Deze computers kunnen vervolgens aan de “doelgroepen” worden verstrekt.

Dit project komt bijvoorbeeld kinderen in een armoedesituatie ten goede.

Uitgangspunt is om deze regeling zonder kosten voor de gemeente of de cliënt uit te

voeren. Om dit te bewerkstelligen zal met BIS-BIS gekeken worden of er afspraken

gemaakt kunnen worden over de inzet van maatschappelijke arbeid waaraan voor

BIS-BIS geen kosten verbonden zijn.

Verstrekking in natura hoeft niet materieel te zijn. Het kunnen ook diensten zijn. Een

project dat onder andere in het kader van de arbeidstoeleiding door PIW, Zo Wonen,

CBB en de gemeente is opgezet is de klussendienst “Wel Zo Handig. Deze

32

klussendienst heeft als doel dienstverlening te beiden aan ouderen, (chronisch)

zieken en gehandicapten waardoor deze langer zelfstandig kunnen blijven wonen.

Deze doelgroep kan uitgebreid worden met mensen met een minimuminkomen. De

bedoeling is dat hiertoe dienstencheques worden uitgegeven onder de doelgroepen.

Kringloopcentrum BIS-BIS wordt uitgenodigd een systeem van verstrekking in

natura voor minima te laten ontwikkelen; bovendien wordt Kringloopcentrum BIS-BIS

gevraagd een computerproject te laten opzetten;

Daarnaast wordt PIW verzocht een systeem van diensten voor minima van

klussendienst Wel Zo Handig te laten ontwikkelen.

Besluit 46 Kringloopcentrum BIS-BIS wordt uitgenodigd een systeem van

verstrekking in natura voor minima te laten ontwikkelen als keuze optie voor

het aangaan van leningen voor duurzame goederen.

Besluit 47 Kringloopcentrum BIS-BIS uit te nodigen een computerproject voor

minima te laten opzetten.

Besluit 48 PIW uit te nodigen een systeem van diensten voor minima van

klussendienst Wel Zo Handig te laten ontwikkelen.

33

Beslispuntenoverzicht per

Hoofdopdracht/Onderzoeksopdracht

  • 0.

    Uitgangspunten van beleid Beslispunt

  • 1.

    De uitgangspunten van armoedebeleid zijn:

???De burger wordt met respect en vertrouwen tegemoet getreden

???Misbruik wordt aangepakt

???Maatwerk moet leiden tot zelfredzaamheid

???Geen betutteling

???Voorkomen is beter dan genezen

???Deregulering en laagdrempeligheid

???Prioriteit voor kinderen in armoede

???Integraliteit met andere beleidsvelden en met het uitgangspunt van

wijkgericht werken

???Rijksbeleid: waar het rijk weer verantwoordelijkheid op pakt kan de

gemeente terug treden

???Werk en participatie: participatie als regulier werk niet haalbaar is.

  • I.

    Participatie Beslispunten

    • 2.

      Er wordt een “huis van de participatie” opgericht voor alle burgers voor wie

de afstand naar werk nog te groot is.

Het participatiehuis is gericht op diverse vormen van participatie en heeft een

gestructureerde aanpak van multi-problematiek in haar methodiek.

3.Er wordt een methodiek ontwikkeld waarbij na een competentie aan de hand

van een persoonlijk plan van aanpak vorm wordt gegeven aan actieve

participatie gecombineerd met zorgcoaching door een vaste participatiecoach.

Voor bijzondere doelgroepen worden specifieke methodes gehanteerd

4.In het kader van de gewenste ontkokering is niet bepalend de regeling

waaronder iemand valt maar de mogelijkheden en beperkingen in relatie tot

arbeidsmarkt en actieve participatie.

5.Vanuit het Participatiehuis wordt actief met de keten van wonen welzijn en

zorg en de keten van sociale zekerheid samen gewerkt; Een zelfde functie

heeft het naar stadsdeelmanagement en projecten in de wijk (wijkgericht

werken).

6.de opdracht aan het Participatiehuis is de zelfredzaamheid maximaal te

vergroten en te investeren in ontplooiïng van de deelnemer.

Participeren kan op zeer diverse niveaus.

Steeds opnieuw wordt bezien of een volgende trede op de “ladder van

participatie” kan worden bestegen.

34

7.Er wordt gestreefd naar een excellente vorm van dienstverlening. De

voorziening is er voor de burger en niet andersom. De 10 uitgangspunten van

beleid worden uitdrukkelijk gehanteerd.

8.Binnen het Participatiehuis wordt actief samengewerkt met actoren in de

zorg- en welzijnsketen, met partners in de sociale zekerheid en met

maatschappelijke instellingen die een rol spelen in het armoedebeleid.

9.Gelet op de samenhang met andere beleidsterreinen waar de gemeente een

verantwoordelijkheid heeft neemt de gemeente de regie, inrichting en

aansturing van het Participatiehuis op zich.

10. Het Participatiehuis wordt opgezet als een voorziening in het kader van

reïntegratie en participatie (Werkdeel). Voor deelnemers vanuit andere

instanties wordt een trajectprijs gehanteerd.

I.Bureaucratie Beslispunten

11. Met de ketenpartners in de zorg wordt afgesproken dat steeds een

functionaris van een partij binnen de keten hoofdverantwoordelijk voor een

cliënt is; deze is aanspreekpunt en procesbewaker en intervenieert waar

nodig.

12. Bij wijze van experiment is het vooralsnog gedurende een periode van een

jaar mogelijk dat een door particulier initiatief werkende maatschappelijke

organisatie de taak van intensieve begeleiding op zich neemt; specifiek

maatwerk voor bijzondere situaties.

13. Het College kiest er voor de gewenste inzet op zorgtaken te laten verlopen

via het Participatiehuis.

14. De boodschap die besloten ligt in de geformuleerde uitgangspunten wordt

geïmplementeerd via een opleidings- en trainingsschema. In het kader van

“permanente educatie” worden missie, doelen en klantbejegening vast

onderdeel van teamoverleg en casusbespreking.

Missie en nieuwe uitgangspunten worden ook bij medewerkers en

management van de andere instellingen onder de aandacht gebracht.

15. Er wordt voor gekozen dat actieve deelname aan de netwerken gebeurt

vanuit het Participatiehuis (namens Werk & Inkomen).

Er worden vaste contactpersonen benoemd binnen de afdeling Werk &

Inkomen.

16. Bestandskoppeling en maximaal gebruik van internet: dit wordt op Zuid

Limburgse schaal opgepakt via een specialistisch bureau.

17. Een digitale sociale kaart wordt vormgegeven met gebruikmaking van de

internet site van de gemeente.

18. Er wordt ingehaakt op de ontwikkeling van het landelijke Digitale Klant

Dossier.

35

19. Beleidsontwikkeling vindt interactief plaats met sociaal overleg en meest

betrokken organisaties.

20. Samen met Sociaal Overleg wordt een cliëntenpanel opgericht dat betrokken

wordt bij uitvoering.

I.Schuldhulpverlening en preventie Beslispunten

21. Er wordt een voorlichtingsprogramma ontwikkeld voor de uitvoerenden van

de relevante instellingen en organisaties ter vergroting van de alertheid op de

aanwezigheid van schulden of risico’s op het ontstaan van schulden

22. Het Platform Ketenzorg te realiseren en uit te nodigen als centraal meldpunt

voor schuldenproblematiek te functioneren.

23. Er wordt van uit het Participatiehuis namens Werk en Inkomen actief

deelgenomen aan het Platform Ketenzorg om met de daar aanwezige

ketenpartners te komen tot een sluitende aanpak in gevallen van

meervoudige problematiek (onder andere door te werken met vaste

contactpersonen per cliënt.)

24. In samenwerking met scholen en de Kredietbank Limburg en Nibud wordt

voorlichting op scholen georganiseerd.

25. (nieuwe) Bijstandsgerechtigden wordt zo gauw hier aanleiding toe is een

budgetteringscursus aangeboden als onderdeel van het reïntegratie- of

participatietraject.

26. Asielmigranten die door de gemeente een Inburgeringstraject krijgen

aangeboden wordt waar gewenst een budgetteringscursus aangeboden.

IV. Inkomensondersteunende maatregelen en terugdringing niet gebruik Beslispunten

27. De inkomensgrens bijzondere bijstand en regeling maatschappelijke

participatie wordt vastgesteld op 110%.

28. Het eigen bijdrage percentage wordt vastgesteld op 25%

29. Actievere benadering van de doelgroep wordt mogelijk gemaakt door de

bestandsanalyse.

30. Er wordt een systeem van ambtshalve vervolgtoekenning ingevoerd.

31. Er wordt een vast contactpersoon bij afdeling Werk en Inkomen voor de

stichting Leergeld (en andere partners).

32. Gelet op het uitgangspunt “Aandacht voor kinderen en armoede” van het

armoedebeleid voor 2008 wordt de regeling Mapar uitgevoerd in de vorm van

een categoriale bijzondere bijstand op basis van groepskenmerken

36

33. De bedragen op basis van de Mapar-regeling worden verhoogd van €91,=

naar 150,= voor kinderen in het basisonderwijs en van €160,= naar €265,=

voor kinderen in het voortgezet onderwijs.

34. Aan de gemeentelijke internetsite wordt een pagina toegevoegd die gewijd is

aan participatie, armoedebestrijding cq. Inkomensondersteuning; een

productencatalogus voor cliënten, intermediairs en medewerkers. Ook zal

gebruik worden gemaakt van de internetsite www.berekenuwrecht.nl

35. De inventarisatie van de zorgbehoefte wordt (stelselmatig) toegevoegd aan

de behandeling van de WWB-aanvraag.

36. Er wordt een aanvraagformulier in gebruik genomen waarmee meerdere

voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Ook gemeentelijke regelingen

die niet door de afdeling Werk en Inkomen worden uitgevoerd worden daarin

opgenomen.

37. Alle intermediairs van partners krijgen een vast contactpersoon binnen de

afdeling Werk en Inkomen.

38. Aan de gemeentelijke contactpersoon voor intermediairs wordt een budget ter

beschikking gesteld waaruit in spoedgevallen geld verstrekt kan worden op

aanwijzing van de intermediairs.

39. Aan een onderzoeks- en adviesbureau wordt de opdracht gegeven een

doelgroepenonderzoek uit te voeren; de doelgroep wordt aangeschreven en

gewezen op hun rechten

40. Aanvraagformulieren worden vereenvoudigd.

41. Meervoudige uitvraag wordt voorkomen (niet telkens weer de zelfde

gegevens hoeven te worden getoond).

42. Ambtshalve vervolgtoekenning wordt toegepast bij ongewijzigde situatie;

43. Er wordt gebruik gemaakt van bestandsanalyses waardoor actieve

benadering van de doelgroep mogelijk is.

44. Bestanden worden gekoppeld waardoor gebruik van een voorziening kan

leiden tot ingang naar een andere voorziening.

45. Aan uitstromers uit bijstand wordt nazorg geboden door bij reïntegratie een

contactpersoon aan te wijzen die ondersteuning biedt in de gewijzigde

inkomenssituatie.

46. Kringloopcentrum BIS-BIS wordt uitgenodigd een systeem van verstrekking in

natura voor minima te laten ontwikkelen als keuze optie voor het aangaan

van leningen voor duurzame goederen.

47. Kringloopcentrum BIS-BIS uit te nodigen een computerproject voor minima te

laten opzetten.

48. PIW uit te nodigen een systeem van diensten voor minima van klussendienst

Wel Zo Handig te laten ontwikkelen.

37

Financiële paragraaf

Kosten van een Participatiecentrum: beeld van de organisatie

Kern van de organisatie:

Coördinator

Receptie/secretariaat

Administratieve kracht

Participatiecoaches : -spil en hoofdverantwoordelijke;

  • -

    het ene aanspreekpunt van de klant;

  • -

    Netwerkmakelaar zorg,wonen en welzijn

  • -

    Projectmedewerker wijken

Competentietesters

Werkbegeleiders en trainers Mensontwikkelbedrijf / Leer werk bedrijf

Zorgverleners in huis (fysiek, op afroep of op spreekuur)

Schuldhulpverlening (Kredietbank)

Maatschappelijk werk (PIW)

Riagg (PCC)

Voorzieningen in huis

Klussendienst (door deelnemers)

Raad en Daad

Kantine (door deelnemers)

Naturaverstrekkingen i.s.m. Kringloop en Leergeld

Vrijwilligerscentrale (PIW)

Vacaturebank van alle projecten, gesubsidieerde banen enz (VIXIA?)

Opleidingen (Vixia en ROC)

Uitgangspunt in onderstaande financiële indicatie is dat de deelnemende WSW-ers

volledig worden betaald uit de WSW-budgetten en loonwaarde die in het bedrijf of

daarbuiten wordt gerealiseerd. Deelname uit AWBZ-sfeer en van andere

uitkeringsinstanties wordt betaald via het berekenen van een trajectprijs. Indien

mogelijk worden hierover taakstellingen afgesproken hetgeen financieel zekerheid

biedt.

Onderstaande berekening (indicatie) is sec gebaseerd op deelname en doorstroom

van 300 WWB-ers per jaar (te bekostigen uit het Werkdeel)

Per jaar (indicatie)

Coördinator (inclusief overhead en huisvesting) € 90.000

Participatiecoaches bij 300 deelnemers is incl deelname

netwerken en overhead 9 x €90.000 € 810.000

Competentietesters 1,5 fte

(300 per jaar >1 dag per deelnemer) € 105.000

Administratie en secretariaat 5 fte (subsidiebaan + overhead) € 130.000

Werkbegeleiders / trainers /projecten 7 fte € 570.000

Frictiebudget € 100.000

Materialen € 50.000

Totaal per jaar uit Werkdeel €1.855.000

38

Gemiddelde trajectprijs per deelnemer per jaar €6.200

De intensieve aanpak in combinatie met het onderdeel coaching op zorg

rechtvaardigt de inzet van middelen uit het Werkdeel.

Realisatie zal stapsgewijs gebeuren; in 2008 is voorzien dat ongeveer de helft van de

geraamde kosten worden gemaakt.

Binnen de huidige aanbesteding maar ook in die van andere gemeenten liggen de

trajectprijzen voor intensieve begeleiding tussen €5.000 en €12.000.

Het vervangt grotendeels de trajecten voor nog niet bemiddelbare WWB-ers bij

particuliere reïntegratie-bedrijven (ongeveer €500.000) .

Daarnaast wordt het Transferium (work first methode) omgebouwd naar een

verfijnder instrument voor de doelgroep. Kosten van het Participatiehuis komen

grotendeels in de plaats van de kosten van het Transferium (ongeveer €400.000)

Daarnaast zijn er inverdien effecten zoals: inleenvergoedingen na loonwaardebepalingen

(voorzichtige raming 15 uitkeringsjaren per jaar is €180.000) en

vervanging van huidige diagnostische instrumenten (€50.000). Dit alles in

aanmerking genomen zijn de extra kosten die gemaakt worden voor het

Participatiehuis ten opzichte van het huidige beleid rond de €500.000. Dit is met

name terug te voeren tot de kosten van de methodiek participatiecoaches; dit is

immers de vernieuwingsslag in beleidsmatige zin (naast een eenduidige methodiek

en structuur).

Zouden we in de huidige opzet (beleid tot en met 2007) per jaar 300 sociale

activeringstrajecten wegzetten bij particuliere Reïntegratiebedrijven dan zou dit

afhankelijk van de intensiteit tussen €1.5 en €2.8 miljoen kosten

Kosten van de aanpak bureaucratie

Hierbij wordt gebruik gemaakt van de “normale” begrote budgetten. Extra inzet zit

vooral in verbetering afstemming.

Waar het gaat om opleiding en training wordt een beroep gedaan op reguliere

opleidingsbudgetten.

Schuldhulpverlening

Extra kosten op het gebied van preventie:

Voorlichtingsbijeenkomsten 20 x € 600 € 12.000

Spreekuur op lokatie 30 x € 300 € 9.000

Inkomensondersteunende voorzieningen

Extra kosten tengevolge van nieuw beleid:

???uitbreiding doelgroep en groter bereik doelgroep externen

20% van €160.000= € 32.000

???wijziging draagkrachtregel 10% externen € 16.000

???maatschappelijke participatie stijging bedragen

60% van €95.000 € 57.000

???mapar externen €16.000 + 60% + 20%

(uitbreiding doelgroep) € 12.800

???effect nieuwe werkwijze (vervolgtoekenningen;

dereguleringsmaatregelen) + 2% totaal budget € 20.000

???budget tbv intermediairen € 10.000

totaal toename €170.000

39

In 2008 is de verwachting dat in verband met het implementatietraject hiervan

€ 85.000 wordt gerealiseerd. Voor 2009 en verder verwachten we dat ten gevolge

van de daling van het bijstandsvolume de uitgaven voor bijzondere bijstand op het

niveau van 2008 zullen blijven.