Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sittard-Geleen 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sittard-Geleen 2012

Inleiding

Het gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning is bedoeld om alle bedragen en de nadere uitwerking van de Verordening in op te nemen. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast.

Een Besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Opname in de verordening betekent dat de verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft, na behandeling ter zitting, een uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Breda (handelend over het toepassen van inkomensgrenzen).

De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 januari 2012 uitspraak (LJN BV1309) gedaan in hoger beroep. De Centrale Raad is van oordeel dat het toepassen van inkomensgrenzen niet is toegestaan. In dit besluit zijn daarom alle artikelen, waarbij algemene inkomensgrenzen aan de orde waren, die van belang zijn voor de uitvoering van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen verwijderd.

Tevens is van de mogelijkheid gebruik gemaakt om aanpassing van het Besluit, waarbij een aantal artikelen zijn toegevoegd zodat de consulenten van het Team zorg en Ondersteuning van de afdeling dienstverlening over een rechtsgeldig en actueel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning tot hun beschikking hebben.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen of de Algemene Wet Bestuursrecht.

  • 2. In dit Besluit Maatschappelijke Ondersteuning wordt verstaan onder:

    • 1.

      Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.

    • 2.

      Aanvrager: de persoon die een aanvraag indient voor een individuele voorziening op grond van de verordening en voor wie de gevraagde voorziening is bedoeld dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger.

    • 3.

      College: het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.

    • 4.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning [Stb. 2006-351]

    • 5.

      inkomen Het inkomen als genoemd in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006; 450).

    • 6.

      algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een snelle beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

    • 7.

      individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt

    • 8.

      voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

    • 9.

      persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en welk kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende.

    • 10.

      financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende

    • 11.

      eigen bijdrage: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de rechthebbende komende financiële bijdrage, waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Besluit nadere regelen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen 2010 van toepassing zijn

    • 12.

      forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens

    • 13.

      gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens

    • 14.

      normbedrag: een forfaitair of gemaximeerde vergoeding

    • 15.

      gehuwden: gehuwd zijn voor de burgerlijke stand, een geregistreerd partnerschap of samenwonend met een fiscaal partnerschap.

    • 16.

      budgethouder: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend, dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger, en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

    • 17.

      budgetperiode: de periode waarvoor een persoonsgebonden budget is toegekend.

    • 18.

      collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer: Omnibuzz\Regiotaxi

    • 19.

      Hulp bij het huishouden basis alleen schoonmaakwerkzaamheden

    • 20.

      Hulp bij het huishouden plus: schoonmaakwerkzaamheden en ondersteuning in de huishouding.

    • 21.

      Alfahulp: een thuiszorgaanbieder die, op grond van de regeling “Dienstverlening aan huis”, een arbeidsverhouding heeft met de verzorgingsbehoevende als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het verstrekken in natura en als persoonsgebonden budget

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      betrokkene in een schuldhulpverleningstraject zit, waaronder tevens begrepen een schuld-sanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

    • c.

      Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur dan wel de verwachte noodzakelijke duur van de voorziening kan het college besluiten deze voorziening enkel in natura te verstrekken.

    • d.

      Indien de verwachting is dat een voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden noodzakelijk is voor een periode korter dan 3 maanden.

  • 3. Verstrekking van een voorziening, zowel als voorziening in natura dan wel als persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming, is niet mogelijk indien een voorziening als algemeen gebruikelijk is aan te merken.

    In het algemeen kan worden gesteld dat iets algemeen gebruikelijk is indien het voldoet aan de volgende vier voorwaarden:

    • Het aan te schaffen object kan voor een niet-gehandicapte in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.

    • Het is gewoon te koop.

    • Het is niet duurder dan soortgelijke producten.

    • Het is niet speciaal voor gehandicapten

Artikel 3. Verantwoording en controle

  • 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget bij de hulp bij het huishouden door de budgethouder aan het college vindt plaats via een door het college vastgesteld protocol verantwoording PGB hulp bij het huishouden.

  • 2. Het college kan op basis van een steekproef bepalen dat de aanvrager de op het door het college beschikbaar gestelde verantwoordingsformulier vermelde gegevens aantoont door middel van bewijsstukken.

  • 3. In verband met de in lid 2 genoemde controle dient de budgethouder gedurende een periode van 3 jaar bewijsstukken te bewaren van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4. Bij het verstrekken van een individueel hulpmiddel dient de klant binnen 3 maanden na verstrekking een originele nota te overleggen.

  • 5. Het vastgestelde Persoonsgebonden budget [PGB] betreft een maximum vergoeding. Indien de ingediende nota lager is dan het toegekende PGB, zal het PGB worden gelijkgesteld met het bedrag vermeld in de nota.

  • 6. Bij overlijden van de cliënt, na de 15e in een kalendermaand, zal het PGB voor hulp bij het huishouden worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden. Valt de overlijdensdatum voor of op de 15e in een kalendermaand dan zal het PGB over de tweede helft van die kalendermaand door het college worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.

Artikel 4 Opleggen eigen bijdragen

  • 1. De eigen bijdrage als genoemd in hoofdstuk 6 paragraaf 5 van de Verordening wordt opgelegd bij de voorziening als genoemd in hoofdstuk 5 paragraaf 2, van de Verordening .Hierbij geldt dat ten aanzien van de verstrekking van een rolstoel, op grond van de Wet, geen eigen bijdrage mag worden gevraagd.

  • 2. De te betalen eigen bijdrage zal worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor [CAK] zoals is bepaald in het Bijdragebesluit Zorg in artikel 16a lid 4 onder b. conform artikel 4 lid 1 onder 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur [gepubliceerd Staatsblad 450 van 2 oktober 2006].

  • 3. Het opgelegde eigen aandeel voor woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen wordt geïnd gedurende 39 perioden van 4 weken.

  • 4. De opgelegde eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden zal worden geïnd gedurende de gehele periode dat de voorziening wordt geleverd.

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 1. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Als het college een individuele voorziening toekent in de vorm van een persoonsgebonden budget kan dit bestaan uit:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget.

    • b.

      Een financiële tegemoetkoming voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 2. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen:

    • a.

      voor hulp bij het huishouden door een niet daartoe opgeleid persoon die niet werkzaam is voor een instelling of als ZZP’er: € 13,61 per uur;

    • b.

      voor hulp bij het huishouden door een daartoe opgeleid persoon werkzaam voor een instelling of als ZZP’er: € 16,76 per uur;

    • c.

      voor hulp bij het huishouden plus, waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, door een persoon die daarvoor in het bijzonder is opgeleid, werkzaam voor een instelling of als ZZP’er, € 20,94 per uur.

Artikel 7 Informatieplicht en geïnformeerde toestemming.

  • 1. Het college zal de aanvrager voor het nemen van een besluit op een aanvraag informeren over de vormen van hulp bij het huishouden.

  • 2. Het college zal de aanvrager, middels een verklaring van geïnformeerde toestemming, verzoeken schriftelijk de keuze aan haar kenbaar te maken.

  • 3. Het college zal de keuze van de aanvrager schriftelijk vastleggen in het besluit op de aanvraag.

Artikel 8. Uitbetaling persoonsgebonden budget.

De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van bevoorschotting maandelijks [rond de 25e van de maand] uitgekeerd.

Artikel 9. Vrij besteedbaar bedrag.

Het persoonsgebonden budget bij hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedrag bedraagt € 150,00 per jaar. Dit betekent:

  • Heeft de zorgvrager een PGB, dan hoeft er geen verantwoording afgelegd te worden over de eerste € 150,00.

Artikel 10. Niveaus van hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening, zoals bepaald in artikel 9 van de Verordening, zal door het college worden omschreven in de “WMO richtlijn Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden Gemeente Sittard-Geleen”.

Artikel 11. Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.

  • 1. De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar of zoveel eerder als het college daartoe aanleiding ziet, waarna het college een herindicatie zal doen plaatsvinden.

  • 2. De ondersteuningsbehoevende zal hiertoe een aanvraag doen bij het WMO-loket.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 12. Soorten Woonvoorzieningen.

Lid 1 Soorten voorzieningen

De door het college te verstrekken individuele woonvoorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    een collectieve woonvoorziening

  • 2.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      Verhuizing en herinrichting, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte;

    • b.

      Een woningaanpassing, te betalen aan de eigenaar van de woning;

    • c.

      Een woonvoorziening van niet bouwkundige of woontechnische aard, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de voorziening;

    • d.

      Onderhoud, keuring en reparatie, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte of de leverancier van de voorziening;

    • e.

      Tijdelijke huisvesting te betalen aan de hoofdbewoner of de eigenaar van de tijdelijke huisvesting;

    • f.

      Huurderving, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;

  • 3.

    een voorziening in natura

  • 4.

    een uitraaskamer

  • 5.

    een persoonsgebonden budget ter realisering van een woningaanpassing, te betalen aan de hoofdbewoner en tevens eigenaar van de woonruimte.

Lid 2 Uitsluitingen

Het college verstrekt geen woonvoorziening als genoemd in lid 1:

  • a.

    als de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

  • b.

    als de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woning die niet geschikt is om het gehele jaar bewoond te worden;

  • c.

    als de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

  • d.

    als de aanvrager in de verlaten woonruimte geen problemen heeft ondervonden met het normale gebruik van de woning, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • e.

    In hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en woongebouwen specifiek gericht op bewoning door gehandicapten en ouderen voor wat betreft voorzieningen gericht op gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 12A. Kostensoorten woningaanpassingen

Bij het vaststellen van de hoogte van persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • a.

    De aanneemsom inclusief BTW, waaronder begrepen de loon- en materiaalkosten, voor het treffen van de woonvoorziening;

  • b.

    Het architectenhonorarium inclusief BTW, indien het bouwvergunningspichtige werkzaamheden betreffen, tot maximaal 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium zoals vastgelegd in de DNR 2005. De noodzaak van het inschakelen van een architect is aantoonbaar en is een voorwaarde voor de subsidieverstrekking van deze kosten.

  • c.

    De leges voor zover betrekking hebbend op het treffen van de woonvoorziening;

  • d.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting (BTW) met betrekking tot de woonvoorziening;

  • e.

    Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden, voordat de bijdrage aan de verhuurder is uitbetaald, voor zover het renteverlies verband houdt met het treffen van de woonvoorziening;

  • f.

    De prijs van de bouwrijpe grond, indien niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd conform het bepaalde in het Bouwbesluit;

  • g.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen worden;

  • h.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het uitvoeren van de woonvoorziening, indien deze kosten zijn gemaakt voorafgaand aan de aanbesteding en geen deel uitmaken van de aanneemsom. Over de te vergoeden onderzoekskosten bij de complexe woningaanpassingen zal de verhuurder vooraf met de gemeente overleggen;

  • i.

    De kosten van (her)aansluiting van de woonruimte waarvoor een woonvoorziening is getroffen, op de openbare nutsvoorzieningen;

Artikel 13. Hoogte van de financiële tegemoetkoming

  • 1. De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag van de aanvaarde aanpassingskosten eventueel verhoogd met een bedrag voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2. De financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing of een roerende woonvoorziening wordt uitbetaald aan de hoofdbewoner van een woning in eigendom of eigenaar van de woning waaraan de voorzieningen zijn getroffen.

  • 3. In afwijking van het gestelde in lid 1 wordt bij standaardaanpassingen de hoogte van het Persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassingen door het college vastgesteld aan de hand van een genormeerde lijst van prijzen van woningaanpassingen (bijlage 2 bij dit Besluit).

  • 4. Het bedrag voor de vergoeding verhuis- en herinrichting bedraagt

    a

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen:

    € 2.270,00;

    b

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 200,00:

    € 2.170,00;

    c

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 400,00:

    € 2.070,00;

    d

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 600,00:

    € 1.970,00;

    e

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 800,00:

    € 1.870,00;

    f

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 1.000,00:

    € 1.770,00;

    g

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 1.200,00:

    € 1.670,00;

    h

    bij een inkomen tot en met 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 1.400,00:

    € 1.570,00;

    i

    bij een inkomen boven 1,5 maal het norminkomen

    +

    € 1.400,00:

    € 1.500,00.

Artikel 14. Afschrijvingstermijn

Het afschrijvingsschema wordt bepaald op basis van een genormeerde lijst van prijzen van woningaanpassingen (bijlage 2 bij dit Besluit).

Artikel 15. Kosten van tijdelijke huisvesting

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag.

  • 1. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

Artikel 16. Kosten van huurderving

  • 1. Een financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten wordt slechts verstrekt indien de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.000,00 dan wel indien er in de betreffende woonruimte een traplift is geplaatst.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het vorige lid, wordt berekend op basis van de huur van de woonruimte die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht.

  • 3. De maximale duur gedurende welke de financiële tegemoetkoming kan worden verstrekt, bedraagt zes maanden.

  • 4. Bij de berekening van de huur zoals bedoeld in lid 2, wordt uitgegaan van de huur die aan de laatste bewoner in rekening is gebracht, vermeerderd met de jaarlijkse huuraanpassing op 1 juli indien 1 juli valt in de periode van leegstand.

Artikel 17. Niet toepassen primaat verhuizing

Het primaat van de verhuizing zoals bedoeld in Hoofdstuk 5 artikel 10 lid 3 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien:

  • a.

    er niet binnen een tijdsbestek van twaalf maanden een woning beschikbaar komt waar naartoe kan worden verhuisd;

  • b.

    de huur van de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet valt binnen de grenzen van de Wet op de huurtoeslag;

  • c.

    de kosten van woningaanpassing van de door de aanvrager bewoonde woning minder bedragen dan 125% van de kosten van verhuizing, noodzakelijke herinrichting en eventuele aanvullende woningaanpassingen;

  • d.

    er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve psychische en/of sociale redenen;

Artikel 18. Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, niet zijnde het hoofdverblijf, bedraagt maximaal € 4.538,--.

Artikel 19. Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting

De woningeigenaar is, bij verkoop binnen 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden, verplicht tot terugbetaling van de woonvoorziening verminderd met de afschrijving, indien de kosten van die voorziening een bedrag van € 10.000,00 te boven gaat. Hierbij wordt gedurende 7 jaar onderstaand afschrijvingsschema toegepast:

1e jaar afschrijving 25% totale afschrijving 25%

2e jaar afschrijving 20% totale afschrijving 45%

3e jaar afschrijving 15% totale afschrijving 60%

4e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 70%

5e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 80%

6e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 90%.

7e jaar afschrijving 10% totale afschrijving 100%

Artikel 20. Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.

  • 1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening, wordt de financiële tegemoet-koming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering vastgesteld op basis van de maximum normbedragen, zoals weergegeven in bijlage 1 van dit Besluit.

  • 2. De in bijlage 1 van dit Besluit genoemde normbedragen worden bepaald op:

    • a.

      100% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening tot 2 jaar

    • b.

      75% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 2-4 jaar

    • c.

      50% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 4-6 jaar

    • d.

      25% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 6-8 jaar

    • e.

      0% bij een ouderdom van de te vervangen voorziening van 8 jaar of ouder.

  • 3. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woningsanering als bedoeld in artikel 10 van de Verordening wordt slechts éénmaal verstrekt.

  • 4. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening komt enkel de slaapkamer in de huidige woonsituatie van de persoon voor sanering in aanmerking.

Artikel 21 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

  • 1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van onderhoud en keuring het bedrag als bedoeld in bijlage 3 van dit Besluit niet te boven gaan.

  • 2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 10 van de Verordening zal de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget in de kosten van reparatie worden bepaald door de reële gemaakte kosten van reparatie, door het college vastgesteld op basis van een offerte of een factuur.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Soorten vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.
    • 1.

      een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening van aanvullend al dan niet openbaar vervoer op basis van het protocol gekantelde indicatiestelling CVV.

    • 2.

      een individuele voorziening gebruik makend van de vervoersmogelijkheden binnen het collectief vraagafhankelijk vervoer;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

    • 1

      een scootmobiel;

    • 2.

      een autoaanpassing

    • 3.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen in bruikleen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel dan genoemd onder 1 en 2 in bruikleen

    • 5.

      een aanpassing van de onder b.1 en 4 genoemde bruikleenvoorziening

    • 6.

      een training voor het gebruik van een scootmobiel of gesloten buitenwagen

  • c.

    een persoonsgebonden budget voor de kosten van

    • 1.

      aanschaf van een scootmobiel inclusief 1 jaar onderhoud;

    • 2.

      aanschaf van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen inclusief 1 jaar onderhoud

    • 3.

      aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel inclusief 1 jaar onderhoud

    • 4.

      gebruik van taxi en/of rolstoeltaxi

  • d.

    een combinatie van de onder a, b en c genoemde voorzieningen

Artikel 22A. Wijze van verstrekking.

  • 1. De voorziening genoemd in artikel 22 onder a, zijnde een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopste adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over 1 jaar.

Artikel 23. Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor

    • a.

      Het gebruik van een [eigen] auto/taxi bedraagt € 650,00

    • b.

      Het gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1398,00

  • 2. Op de bedragen genoemd in lid 1 wordt een korting van 25% toegepast indien aan de partner van de gehandicapte eveneens een vergoeding als bedoeld in lid 1 is toegekend.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder a geldt dat de hoogte van het persoonsgebonden budget voor het gebruik van een bruikleenauto, die is verstrekt op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet [AAW], gelijk is aan de bedragen die hiervoor jaarlijks door het UWV worden vastgesteld.

  • 4. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening, worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de voorziening in natura zou zijn verstrekt.

  • 5. Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij 3 leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].

Artikel 24. Autoaanpassingen.

Indien een persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een autoaanpassing op basis van artikel 15 van de Verordening, dan geldt het volgende:

  • a.

    Het maximale bedrag dat kan worden toegekend bedraagt € 1500,00

  • b.

    Toekenning kan enkel plaatsvinden indien de auto niet ouder is dan 3 jaar.

  • c.

    Een aanpassing wordt maximaal eens per 5 jaar verstrekt, tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

  • d.

    Het dient te gaan om een aanpassing, die niet standaard kan worden opgenomen of verkrijgbaar is in voorhanden zijnde automodellen; die minder vaak voorkomt of die in een uitvoering gemaakt moet worden die afwijkt van gangbare voorzieningen.

  • e.

    Bij vervanging van de auto dient, bij aanpassingen die verwisselbaar zijn, bekeken te worden of de aanpassingen overzetbaar zijn.

Artikel 25. Vaststellen inkomensgrenzen

vervallen.

Artikel 26. Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.

  • a.

    Een ondersteuningsbehoevende kan op diens verzoek in aanmerking komen voor een forfaitaire vergoeding indien hij spontaan en vrijwillig de aan hem door de gemeente toegekende scootmobiel inlevert bij de gemeente.

  • b.

    De onder lid a bedoelde forfaitaire vergoeding bedraagt € 100,00 per toegekende aanvraag.

  • c.

    Een aanvraag voor de in lid a genoemde forfaitaire vergoeding wordt onmiddellijk na positieve gemeentelijke besluitvorming uitbetaald aan de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel was toegekend.

  • d.

    De ondersteuningesbehoevende die aanspraak wil maken op de onder lid a genoemde forfaitaire vergoeding dient in het bezit te zijn van een WMO indicatie voor een scootmobiel met een geldigheid van tenminste 12 maanden vanaf de datum van aanvraag.

  • e.

    De onder lid a genoemde forfaitaire vergoeding wordt niet uitgekeerd:

    • 1.

      in geval van overlijden van de ondersteuningsbehoevende aan wie de scootmobiel is toegekend.

    • 2.

      In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een andere gemeente.

    • 3.

      In geval van verhuizen van de ondersteuningsbehoevende naar een erkende AWBZ verpleeginrichting waar de verstrekte scootmobiel niet meer gebruikt kan worden.

    • 4.

      In geval van vervanging van de aan de ondersteuningsbehoevende toegekende scootmobiel door een andere scootmobiel of vervanging door een andere WMO vervoersvoorziening.

    • 5.

      Indien het een aanvraag betreft tot inleveren van een scootmobiel die is aangeschaft via een door de gemeente toegekend persoonsgebonden budget.

    • 6.

      Als reeds eerder een forfaitaire vergoeding, zoals bedoeld in dit artikel, aan de aanvrager is toegekend.

    • 7.

      Als na inspectie door de leverancier blijkt dat de scootmobiel als afgeschreven dient te worden beschouwd dan wel de scootmobiel niet meer in een bruikbare staat verkeerd.

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 27. Rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt als volgt vastgesteld:

  • a.

    De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een voorziening, worden bepaald als tegenwaarde van de voorziening die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt.

  • b.

    Eventuele verzekering van de voorziening is voor rekening van de aanvrager.

  • c.

    Indien een standaarduitvoering van een middel niet als adequaat kan worden beschouwd, dient als maatwerk een pakket van eisen te worden opgesteld. Aan de hand van dit pakket van eisen wordt bij 3 leveranciers een offerte opgevraagd. Het PGB wordt dan gelijkgesteld aan de goedkoopst-adequate voorziening [inclusief de korting voor de gemeente].

Artikel 28. Sportrolstoel

  • 1. De toe te kennen voorziening moet langdurig noodzakelijk zijn om beperkingen op het gebied van het wonen of het verplaatsen op te heffen of te verminderen.

  • 2. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.500,-- (incl. BTW) welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar en kan niet meer bedragen dan de kosten van een sportrolstoel

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 29. Verplicht advies

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 26 van de Verordening advies gevraagd moet worden bedraagt € 5.000,00. (incl. BTW)

Artikel 30. Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 26 van de Verordening, indien van toepassing, aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of beperking;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 31. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregelsmaatschappelijke ondersteuning Gemeente Sittard-Geleen 2012.

Artikel 32. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald: Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Sittard-Geleen 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 11 december 2012.

de burgemeester
Drs. G.J.M.Cox
de secretaris
Mr. J.H.J.Höppener

Bijlage 1 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.

Maximale normbedragen (incl. BTW) per 1 januari 2012 bij woningsanering ingevolge artikel 20 van dit Besluit.

Prijs (incl. BTW)

Per eenheid

Bedragen incl. BTW

Vloerbedekking vinyl

€ 41,70

Meter [4 meter breed]

Jaloezieën

€ 15,26

Meter [1,75 meter hoog]

Bijlage 2 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen .

[Maximale] normbedragen (incl. BTW en opslag) per 1 januari 2012 bij woningaanpassingen ingevolge artikel 13 van dit Besluit.

Rubriek

Omschrijving voorziening

Afschrijvingstermijn

Normbedrag 2012 (incl. BTW)

eenheden

1.

Rolstoeltoegankelijkheid

1.01

Verwijderen dorpel buitendeur

20 jaar

€ 285,00

/st

1.02

Verwijderen dorpel binnendeur

20 jaar

€ 190,00

/st

1.03

Verbreden buitendeur

20 jaar

€ 3470,00

/st

1.04.01

Verbreden binnendeur nastelkozijn

20 jaar

€ 990,00

/st

1.04.02

Verbreden binnendeur inmetselkozijn

20 jaar

€ 2042,00

/st

1.05

Beschermingsprofiel kozijn

20 jaar

€ 245,00

/st

1.06

Schopplaat tegen deur

20 jaar

€ 153,00

/st

1.07.01

Verhoging toegangspad

20 jaar

€ 153,00

/m2

1.07.02

Verhoging+verbreden toegangspad

20 jaar

€ 143,00

/m2

1.08.01

Hellingbaan buiten staal recht

15 jaar

€ 827,00

/m2

1.08.02

Hellingbaan buiten staal met bordes

15 jaar

€ 807,00

/m2

1.08.03

Hellingbaan buiten traditioneel recht

15 jaar

€ 920,00

/m2

1.08.04

Hellingbaan buiten traditioneel met bordes

15 jaar

€ 990,00

/m2

1.09

Vlonder bij toegangsdeur

7 jaar

€ 551,00

/m2

1.10

Vlinderbrugje voor binnendrempel

7 jaar

€ 408,00

/st

1.11

Vlonder balkon

15 jaar

€ 551,00

/m2

1.21

Aanbouw nieuwe entree woning

20 jaar

€ 3778,00

/m2

1

Scotmobielsatalling

20 jaar

€ 5108,00

/st

2.

Sanitair

2.01.01

Douchevloer op afschot [antislip norm R11]

20 jaar

€ 480,00

/m2

2.01.01a

Slidex tot 5 m2

6 jaar

€ 613,00

/st

2.01.01b

Slidex tot 10m2

6 jaar

€ 704,00

/st

2.01.02

Verlaagde douchebak 50mm

12 jaar

€ 919,00

/st

2.02a

Vervangen wandtegels

20 jaar

€ 234,00

/m2

2.02b

Vervangen vloertegels

20 jaar

€ 338,00

/m2

2.03.01

Wandbeugel 700mm

8 jaar

€ 102,00

/st

2.03.02

Wandbeugel 800mm

8 jaar

€ 105,00

/st

2.03.03

Wandbeugel 900mm

8 jaar

€ 108,00

/st

2.03.05

Contraplaat tbv wandbeugel

8 jaar

€ 16,00

/st

2.04.01

Opklapbare toiletbeugel 600mm

8 jaar

€ 284,00

/st

2.04.02

Opklapbare toiletbeugel 830mm

8 jaar

€ 294,00

/st

2.04.03

Opklapbare toiletbeugel 830mm+toiletrolhouder

8 jaar

€ 302,00

/st

2.05.01

Beugel opklapbaar met statief 600mm

8 jaar

€ 396,00

/st

2.05.02

Beugel opklapbaar met statief 830mm

8 jaar

€ 412,00

/st

2.05.03

Beugel opklapbaar met statief 830mm + toiletrolhouder

8 jaar

€ 419,00

/st

2.06.01

Douchezit opklapbaar wandmontage

8 jaar

€ 347,00

/st

2.06.02

Douchezit opklapbaar wandmontage + armleuning

8 jaar

€ 457,00

/st

2.06.03

Contraplaat tbv douchezit

8 jaar

€ 52,00

/st

2.06.04

Hulppootset tbv douchezit

8 jaar

€ 115,00

/st

2.10

Rolstoelspiegel bij wastafel

10 jaar

€ 233,00

/st

2.11

Stoma-wastafel

10 jaar

€ 2935,00

/st

2.12.01

Wastafel onderrijdbaar

10 jaar

€ 842,00

/st

2.12.02

Wastafelmodule, verstelbaar

10 jaar

€ 1574,00

/st

2.20

Demonteren fonteintje

Nvt

€ 113,00

/st

2.21

Ergonomisch plaatsen kraan

Nvt

€ 214,00

/st

3.

Keuken

3.01.01

Keuken onderrijdbaar

10 jaar

€ 5819,00

/st

3.01.02

Hoekkeuken onderrijdbaar

10 jaar

€ 9189,00

/st

3.02.01

Keuken onderrijdbaar en verstelbaar

10 jaar

€ 12006,00

/st

3.03

Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [losse onderkasten]

10 jaar

€ 3542,00

/st

3.04

Aanpassen keuken tbv onderrijdbaarheid [met onderblok

10 jaar

€ 3981,00

/st

3.05

Verplaatsen keukenkast

10 jaar

€ 62,00

/st

4.

Verticaal verplaatsen

4.01.01

Stoeltraplift tbv rechte steektrap

12 jaar

Offerte

/st

4.01.02

Stoeltraplift tbv trap met kwart

12 jaar

Offerte

/st

4.01.02a

Stoeltraplift tbv trap met dubbele kwart

1 jaar

Offerte

/st

4.01.11

Smetplank verwijderen

10 jaar

€ 52,00

/m1

4.01.12

Wand op verdieping verplaatsen

15 jaar

€ 381,00

/m2

4.01.13

Bouwkundige aanpassing traplift

15 jaar

€ 3283,00

/st

4.02

Aanbrengen extra trapleuning

10 jaar

€ 98,00

/m1

5.

Deuropenersystemen

5.01

Deurautomaat op buitendeur

10 jaar

€ 3503,00

/st

5.02

Automaat op buitendeur met intercom

10 jaar

€ 4186,00

/st

5.03

Deurautomaat voor grote belasting

10 jaar

€ 4084,00

/st

5.04

Binnendeurautomaat

10 jaar

€ 2960,00

/st

5.05

Schuifdeur met automaat

10 jaar

€ 5921,00

/st

5.06

Wand opdikken boven kozijn

10 jaar

€ 245,00

/st

5.07

Intercom + elektrische voordeurontgrendeling

10 jaar

€ 1748,00

/st

5.08

Garagedeuropener

10 jaar

€ 626,00

/st

5.09

Plaatsen schuifdeur met lange hendel

10 jaar

€ 1160,00

/st

6.

Diversen

6.01

Aanleg wandcontactdoos

15 jaar

€ 226,00

/st

6.02

Aanleg wandcontactdoos buiten 10m1

15 jaar

€ 796,00

/st

6.05

L-vormige beugel [Linido LI2611.003]

Nvt

€ 177,00

/st

6.10

Trapspilbeugel Links/rechts

Nvt

€ 199,00

/st

6.15

Scootmobielsafe

15 jaar

€ 4677,00

/st

6.20

Demonteren en herplaatsen toilet

15 jaar

€ 43,00

/st

6.21

Demonteren en herplaatsen wastafel

15 jaar

€ 43,00

/st

7.

Sanitaire roerende goederen

7.01

Douchezit kruk met armsteunen

Nvt

€ 237,00

/st

7.02

Badzitje zonder rugleuning

Nvt

€ 95,00

/st

7.03

Badzitje met rugleuning

Nvt

€ 137,00

/st

7.04

Douche-toilet stoel/zitje zelfbeweger

Nvt

€ 1400,00

/st

7.05

Toiletverhoger met armsteunen

Nvt

€ 410,00

/st

7.10

Badliftzitje

10 jaar

€ 1790,00

/st

8

Drempel/dorpel/ballustrade/vlonder modulair van Q-netics

8.01

Vlak

NV

10 jaar

€ 215,00

/m2

8.02

Helling+vlak

NHV

10 jaar

€ 221,00

/m2

8.03

Helling+vlak+helling

NHVH

10 jaar

€ 230,00

/m2

8.04

Helling

NH

10 jaar

€ 237,00

/m2

8.05

Galerijverhoging noppenplaat

BV

10 jaar

€ 215,00

/m2

8.06

Roosteroprit vlak

RV

10 jaar

€ 220,00

/m2

8.07

Roosteroprit helling

RH

10 jaar

€ 247,00

/m2

8.08

Roosteroprit aanloopprofiel

RA

10 jaar

€ 69,00

/m2

8.09

Ballustradeverhoging aluminium

BAL

10 jaar

€ 77,00

/m1

8.10

Ballustradeklem

KLE

10 jaar

€ 19,00

/st

8.11

Ballustrade aluminium 0-1m

HEK1

10 jaar

€ 300,00

/m1

8.12

Ballustrade aluminium >1m

HEK2

10 jaar

€ 239,00

/m1

8.13a

Schegplaat

SP20/30/40

10 jaar

€ 602,00

/st

8.13b

Schegplaat

SP50/60/XX

10 jaar

€ 121,00

/st

8.20a

Dorpelvervanging 10x100cm

DV10

10 jaar

€ 33,00

/st

8.20b

Dorpelvervanging 13x100cm

DV13

10 jaar

€ 38,00

/st

8.20c

Dorpelvervanging 16x100cm

DV16

10 jaar

€`41,00

/st

8.20d

Montage dorpelvervanging

Nvt

€ 44,00

/st

8.30

Schoprand

SR

10 jaar

€ 45,00

/m1

8.35

Deur inkorten

DI

10 jaar

€ 73,00

/st

8.40

Tussenstap trap

TS

10 jaar

€ 113,00

/st

Bijlage 3 bij Besluit nadere regelen individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.

Vergoeding per 1 januari 2012 voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 21 van dit Besluit.

Alleen de werkelijk gemaakte kosten van keuring, onderhoud [met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen] en reparatie [niet gebonden aan een maximum] aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:

  • a.

    Stoelliften

  • b.

    Rolstoel- of sta-plateauliften

  • c.

    Woonhuisliften

  • d.

    Hefplateauliften

  • e.

    Balansliften

  • f.

    De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel

  • g.

    Elektromagnetische opening- en sluitmechanisme van deuren

  • h.

    Personentilliften

De maximale vergoeding van de kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in de woning en\of trappenhuizen bedraagt:

Keuringen

Onderhoud

Soort lift

Frequentie

Kosten incl. BTW

Frequentie

Kosten incl. BTW

Stoellift

1x per 4 jaar

€ 219,88

1x per jaar

€ 451,35

Rolstoelplateaulift

1x per 4 jaar

€ 267,88

1x per jaar

€ 451,35

woonhuislift

1x per jaar

€ 267,88

2x per jaar

€ 901,67

Hefplateaulift

1x per jaar

€ 271,75

2x per jaar

€ 901,67

Balanslift *

1x per jaar

€ 77,80

1x per jaar

€ 451,36

(bron : liftinstituut)

Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:

  • -

    50% voor installaties geplaatst buiten de woning

  • -

    50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen

  • -

    50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en\of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen.

Reparatie:

De werkelijke kosten van reparatie komen voor vergoeding in aanmerking, mits gedeclareerd binnen 12 maanden na betaling.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begripsbepalingen omschreven. In het eerste lid wordt aangegeven dat de in dit besluit gebruikte begrippen dezelfde betekenis hebben als in de Verordening. In het tweede lid worden de begrippen omschreven waarvan de omschrijving niet in de verordening is geregeld.

Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording

Lid 1

In het eerste lid is bepaald dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaatsvindt op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden.

Lid 2

Het tweede lid bepaalt dat het niet in alle situaties mogelijk is een persoonsgebonden budget te ontvangen. Het gaat hierbij om situaties waarbij er door de omstandigheden van de cliënt onvoldoende zekerheid bestaat over de rechtmatige besteding van de PGB-gelden. Onder a is geregeld dat er geen PGB wordt verstrekt als uit onderzoek naar voren is gekomen dat het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met zijn persoonsgebonden budget. Hierbij valt te denken aan situaties waarbij de cliënt door psychische problemen niet met geld kan omgaan of er sprake is van verslavingsproblematiek. Wanneer er in dergelijke gevallen sprake is van een bewindvoerder die de financiële zaken regelt dan blijft er wel een mogelijkheid om een persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er voldoende waarborgen zijn voor een rechtmatige besteding. Onder b is geregeld dat geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt als er sprake is van een sanering op grond van de WSNP. In een dergelijke situatie is er overigens ook sprake van een bewindvoerder, maar dit is in dit geval geen reden om toch een persoonsgebonden budget te vestrekken, omdat in een dergelijke situatie de bewindvoerder een andere rol heeft dan bij de onder a genoemde situatie.

Lid 3

Het derde lid bepaalt dat een aantal voorzieningen worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk en niet voor verstrekking komen. Het niet verstrekken van een als algemeen gebruikelijke voorziening is geregeld in artikel 25 lid 3 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Sittard-Geleen.

Er wordt daarom geen voorziening toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Een door de gehandicapte gevraagde voorziening is algemeen gebruikelijk voor een persoon als de aanvrager indien een niet-gehandicapt persoon, die zich voor wat betreft leeftijd, inkomen, etc. in een vergelijkbare positie bevindt, naar maatschappelijke maatstaf redelijkerwijs de beschikking zou (kunnen) hebben over een dergelijke voorziening.

Waar de grens precies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat dat niet is zal afgemeten moeten worden aan algemeen maatschappelijke normen en is ter invulling van de gemeente. In het algemeen kan gesteld worden dat iets algemeen gebruikelijk is wanneer voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • Het aan te schaffen object kan voor een niet-ondersteuningsbehoevende in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon worden gerekend.

  • Het is niet speciaal voor de ondersteuningsbehoevende.

  • Het is gewoon te koop.

  • Het is niet duurder is dan soortgelijke producten.

Hierbij is aansluiting gezocht bij de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, zoals in het kader van de WVG en haar opvolger WMO, tot nu toe zijn gedaan.

Met het criterium algemeen gebruikelijk werd volgens de CRvB beoogd te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij niet gehandicapt was, de beschikking (zou) kunnen hebben. Een dergelijke weigeringgrond valt binnen de grenzen van de gemeentelijke compensatieplicht.

Door het college worden onder andere de onderstaande voorzieningen aangemerkt als voorzieningen die algemeen gebruikelijk worden aangemerkt:

  • Vervoer:

    • a.

      Fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning/hulpmotor]

    • b.

      Tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap].

    • c.

      Bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel].

    • d.

      Autoaanpassingen [automatische transmissie; stuurbekrachtiging; elektrisch bedienbare ramen; warmtewerend glas; airco]

    • e.

      Een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar. Bij een aangepaste buggy zijn de meerkosten van de aanpassingen ten opzichte van de standaard buggy niet algemeen gebruikelijk.

  • Woonvoorzieningen:

    • a.

      Centrale verwarming.

    • b.

      Douche [waaronder ook vervanging van een lavet door een douche; eerste aanleg van een douche].

    • c.

      Standaard beugels [van 30 tot en met 60 cm].

    • d.

      Kranen [eenhendelkranen, thermosstatische kranen en kranen met temperatuur-begrenzer].

    • e.

      Kookplaat [Keramische en inductiekookplaat]

    • f.

      Douchekop op glijstang, douchegordijn en douchewanden.

    • g.

      Toilet [hangend toilet, vast verhoogd toilet en losse toiletverhoger die hetzelfde doel heeft als een vast verhoogd/hangend toilet Uitgezonderd hiervan zijn toiletbrillen met opklapbare armleggers die tot doel hebben een klant met stabiliteit/evenwichtsproblemen in staat te stellen op een verantwoorde wijze gebruik te maken van het toilet.

    • h.

      Condensdroger

  • Rolstoelen/scootmobielen:

Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden:

  • Regenpakken,

  • winterbekleding, been/voetenzak,.

  • Rolstoelhandschoenen. Accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers.

Artikel 3 Verantwoording en controle

In het artikel wordt geregeld op welke wijze de ontvanger van een persoonsgebonden budget verantwoording aflegt over de besteding hiervan. Op basis hiervan kan de gemeente beoordelen of er sprake is van een rechtmatige besteding van middelen.

In het eerste lid is bepaald dat iedere cliënt over de besteding van het persoonsgebonden budget verantwoording dient af te leggen via een verantwoordingsformulier zoals dat is vastgelegd in het door het college vastgestelde protocol verantwoording PGB, dat voldoet aan de door de accountant gestelde verantwoordingseisen. Vervolgens is in het tweede lid bepaald dat het college steekproefsgewijs bewijsstukken vraagt over de verantwoording. Om deze reden is in het derde lid opgenomen dat de houder van het persoonsgebonden budget de op de besteding betrekking hebbende stukken gedurende een periode van 3 jaar dient te bewaren.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen.

Artikel 4 Opleggen eigen bijdrage

Dit artikel bepaalt voor welke voorzieningen een eigen bijdrage betaalt dient te worden dan wel voor welke individuele verstrekkingen, financiële tegemoetkomingen en persoonsgebonden budget een eigen bijdrage dient te worden afgedragen en gedurende welke termijn. Een algehele eigen bijdrage is op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet meer mogelijk. Een eigen aandeel mag in deze wel

Artikel 5 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel

Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen. Lid 2 van artikel 4.1. geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de toelichting van de AMvB. Ook het percentage van 15% kan door de gemeenteraad naar beneden gewijzigd worden.

In dit Besluit is er voor gekozen om de hoogte van de eigen bijdragen vast te stellen op de bedragen die in de AMvB zijn vastgesteld en die op regelmatige basis door de minister worden aangepast. Dit past ook binnen de beleidskeuze om bij de uitvoering van de Wmo het bestaande beleid in grote lijnen voort te zetten, omdat nu wordt aangesloten bij de huidige AWBZ-systematiek.

Er wordt in dit artikel expliciet geregeld dat de eigen bijdrage nooit hoger mag zijn dan de kosten van de voorziening.

Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

Bij de vaststelling van het persoongebonden budget bij hulp bij het huishouden zal de gemeente op basis van de “WMO richtlijn indicatieadvisering voor hulp bij het huishouden gemeente Sittard-Geleen” indiceren op uren. Afhankelijk van de gezin- en woonsituatie zal de indicatie in uren worden uitgedrukt

Op de bruto-bedragen dient nog een eigen bijdrage in rekening te worden gebracht zoals bepaald in artikel 22 van de Verordening en artikel 4 en 5 van dit Besluit.

Het wetsvoorstel om de Wet Maatschappelijke Ondersteuning aan te passen op het punt van de keuzemogelijkheid, geeft de klant vanaf 1 januari 2010 de mogelijkheid te kiezen tussen een voorziening in natura en een persoons gebonden budget (PGB). In deze laatste vorm heeft de klant de mogelijkheid te kiezen tussen:

  • Een financiële tegemoetkoming ( waarbij de klant zelf de zorg particulier inkoopt)

  • Een financiële tegemoetkoming waarvoor de klant een overeenkomst sluit voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Loonbelasting 1964 (lees: vergoeding voor een alfahulp)

Deze laatste vorm is expliciet in de Wet meegenomen en biedt een rechtsbescherming voor de Alfahulpverlenende (ZZP’er), met name op het gebied van loon (minimaal het wettelijk minimumloon, doorbetaling bij vakantie en ziekte; geen loonbelastingheffing; maximaal 3 dagen per week) en voor de klant (vervanging van hulp bij vakantie en ziekte)

Artikel 7 Informatieplicht en geïnformeerde toestemming

In dit artikel is de wetswijziging expliciet opgenomen waarbij de gemeente de plicht krijgt om de klant te informeren over de diverse wijzen van verstrekking, waarbij de klant dan ook via een toestemmingsformulier zijn/haar keuze vastlegt.

Artikel 8 Uitbetaling persoonsgebonden budget

De verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt na toekenning op basis van een maandelijkse bevoorschotting uitgekeerd.

Artikel 9 Vrij besteedbaar bedrag

Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden kent een vrij besteedbaar bedrag waarover geen verantwoording verschuldigd is. Dit bedrag bedraagt € 150,00.

Artikel 10 Niveaus van hulp bij het huishouden.

Dit artikel geeft aan op welke wijze de niveaus van hulp bij het huishouden door het college zijn vastgesteld in de “Wmo richtlijn indicatieadvisering hulp bij het huishouden gemeente Sittard-Geleen”.

Artikel 11 Maximale looptijd bij hulp bij het huishouden.

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening zoals bepaald in artikel 9,11,12 en 13 van de Verordening, kan worden verstrekt voor een periode van maximaal 5 jaar. Hierbij volgt het college de werkwijze zoals die ook gevolgd werd in de AWBZ. Dit houdt in dat het college minimaal eenmaal per 5 jaren een herindicatie zal laten plaatsvinden. Indien hulp bij het huishouden voor een kortere periode is geïndiceerd zal de herindicatie plaatsvinden binnen de vermelde termijn van 5 jaar.

Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen

Artikel 12 Soorten woonvoorzieningen

In dit artikel wordt beschreven welke voorzieningen worden aangemerkt als woonvoorziening en op welke wijze het college voor compensatie zorgt.

Artikel 12A Kostensoorten woningaanpassingen

In dit artikel wordt bepaald met welke kosten van een woonvoorziening rekening wordt gehouden in het vaststellen van de subsidie.

Artikel 13 Hoogte van de financiële tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming/het persoonsgebonden budget in de verhuiskosten en/of de woningaanpassing en aan de persoon/eigenaar aan wie deze tegemoetkoming/budget zal worden uitbetaald.. Er geldt een onderscheid tussen gehandicapten die naar een aangepaste woning verhuizen en personen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken: bij de gehandicapten geldt namelijk een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. Het onderscheid tussen gehandicapten die naar een aangepaste woning verhuizen en personen die door middel van verhuizing een woning vrijmaken wordt gerechtvaardigd door het gegeven dat de financiële tegemoetkoming voor de laatstgenoemde groep is bedoeld als een stimuleringsmiddel om de woning vrij te maken.

Zoals vermeld, geldt er voor de gehandicapte een onderscheid naar de hoogte van het inkomen. De inkomensgrens ligt op 1,5 maal het norminkomen. Het betreft forfaitaire vergoedingen. Een hogere vergoeding is in individuele gevallen mogelijk op grond van de hardheidsclausule van de verordening.

Artikel 14 Afschrijvingstermijn

In dit artikel van het Besluit wordt geregeld welke afschrijvingstermijn voor voorzieningen geldt. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het prijzenboek woningaanpassingen (bijlage 2 bij dit Besluit)

Artikel 15 Kosten van tijdelijke huisvesting

Dit artikel bepaalt de hoogte van de financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte zich als gevolg van een woningaanpassing tijdelijke elders moet huisvesten. De maximale vergoeding is gelijk aan de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag. De maximale duur is 6 maanden.

Artikel 16 Kosten van huurderving

Dit artikel bepaalt de hoogte van een financiële tegemoetkoming die aan een verhuurder kan worden verstrekt wegens huurderving.

Lid 1 bevat vereisten waaraan de woningaanpassing, in verband waarmee huurderving is opgetreden, moet voldoen.

Lid 2 bepaalt dat de maximale vergoeding gelijk is aan de huur die aan de laatste huurder is berekend.

Lid 3 bepaalt de maximale duur van de vergoeding.

Lid 4 spreekt voor zich

Artikel 17 Niet toepassen primaat verhuizing

Dit artikel somt een aantal omstandigheden op die ertoe leiden dat het primaat van de verhuizing niet kan worden toegepast. Er zal in dat geval veelal een woonvoorziening in de vorm van (een financiële tegemoetkoming in de kosten van) een woningaanpassing moeten worden toegekend. Afwijken van het primaat van de verhuizing is in uitzonderingssituaties ook mogelijk op grond van andere redenen dan welke genoemd worden in dit artikel. Hierbij is te denken aan de afhankelijkheid van de verzorgingsbehoevende aan mantelzorgers die in de directe omgeving wonen en die vaak en direct oproepbaar dienen te zijn en de verzorgingsbehoevende zonder de Mantelzorger niet zelfstandig kan functioneren.

Artikel 18 Maximaal aanpassingsbedrag voor bezoekbaar maken woning

Het college heeft de bevoegdheid om de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning te maximeren. Van deze bevoegdheid is door middel van dit artikel gebruik gemaakt. Gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep valt onder het begrip “bezoekbaar maken” het toegankelijk maken van de woning en de gehandicapte de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de woonkamer en de toilet.

Artikel 19 Minimumbedrag woonvoorziening waarbij terugbetalingsverplichting

De woningeigenaar is, bij verkoop binnen 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden, verplicht tot terugbetaling van de woonvoorziening verminderd met de afschrijving, indien die voorziening een bedrag van € 10.000,00 te boven gaat. In dit artikel is het aflossingsschema vastgesteld.

Artikel 20 Hoogte financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget bij een woonvoorziening in verband met luchtweg allergieën/CARA.

In dit artikel wordt weergegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan de vaststelling van de financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget.

Artikel 21 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.

Lid 1 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met onderhoud en keuring. In bijlage 3 worden de voorzieningen beschreven die in aanmerking komen,

Lid 2 stelt voorwaarden ten aanzien van de vaststelling van de kosten in verband met reparatie.

Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Soorten Vervoersvoorzieningen

In dit artikel wordt beschreven welke voorzieningen worden aangemerkt als vervoersvoorziening en op welke wijze het college voor compensatie zorgt.

Artikel 22 Wijze van verstrekking

Dit artikel regelt de wijze waarop de wijze van verstrekking van een voorziening ten behoeve van het verplaatsen wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst adequate voorziening.

Als gevolg van afspraken tussen de regering en de Tweede Kamer, gemaakt in de commissie van Vervoer [TK 25847 nr 36 van 12 april 2006] kunnen overwegingen van efficiency tot de overwegende bezwaren gerekend worden om de wettelijke keuzevrijheid niet te hoeven aanbieden. Daarbij is nadrukkelijk gewezen op het collectief vervoer. In principe zijn vervoersvoorzieningen individuele voorzieningen in het kader van de WMO. Maar elke burger een persoonsgebonden budget aanbieden voor vervoersvoorzieningen, ook in situaties waarin tot nu toe voorzien werd door het aanbieden van collectief vervoer, zou er toe kunnen leiden dat het draagvlak onder het collectief vervoer wordt aangetast, waardoor deze voorziening zelfs zou kunnen verdwijnen. Vandaar dat de toegang tot het collectief vervoer, conform lid 1 enkel in natura zal worden aangeboden.

Artikel 23 Hoogte van het persoonsgebonden budget

Lid 1 van dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi.

In de leden 2 en 3 wordt geregeld dat in enkele specifieke situaties een aanpassing van het in lid 1 genoemde bedrag plaatsvindt. Ook voor deze bepalingen geldt dat dit een voortzetting is van het huidige Wmo-beleid.

In lid 4 wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de scootmobielen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leveranciers, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leveranciersovereenkomsten, aan de gemeente worden aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.

Artikel 24 Autoaanpassingen

Dit artikel beschrijft de voorwaarden die gelden bij toekenning van een autoaanpassing

Artikel 25 Vaststellen inkomensgrenzen.

Dit artikel is vervallen.

Artikel 26 Inleverpremie scootmobielen bij niet gebruik.

Ondanks een geldige indicatie voor een scootmobiel kan het zijn dat een klant om diverse redenen spontaan en vrijwillig afstand wil doen van deze voorziening.

Doel van deze regeling is om doelmatiger met uitstaande scootmobielen om te gaan. Het ontbreekt de gemeente aan toereikende controle instrumenten om deze doelmatigheid actief te controleren. Indien personen aan wie door de gemeente een scootmobiel is verstrekt, nauwelijks tot geen gebruik maken van deze voorziening, dan kan een financiële prikkel hen er toe bewegen om vrijwillig afstand te doen van deze voorziening. Deze regeling stimuleert het bewust omgaan met deze voorziening en kan bovendien tot een besparing leiden doordat deze middelen opnieuw ingezet kunnen worden.

Uitbetaling vindt direct plaats aan, en op verzoek van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend. Deze persoon dient op het moment van aanvraag van de inleverpremie in het bezit te zijn van een geldige indicatie voor een scootmobiel van tenminste 12 maanden. Daarnaast kan iedere aanvrager slechts éénmaal aanspraak maken op de inleverpremie.

Deze regeling geldt niet bij inlevering in geval van overlijden van de persoon aan wie de scootmobiel is toegekend, verhuizen naar een andere gemeente, opname in een verpleeghuis waarbij de verzorgingsbehoevende geen gebruik meer kan maken van de scootmobiel. Ook wordt geen premie toegekend indien de scootmobiel wordt vervangen door een andere scootmobiel of door een andere WMO-voorziening..

Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 27 Rolstoel

In dit artikel wordt geregeld hoe bedragen voor een persoonsgebonden budget worden vastgesteld voor de rolstoelen. Hierbij is uitgegaan van standaard middelen zoals die door de leveranciers, onder de afgesproken condities vastgelegd in de leveranciersovereenkomsten, aan de gemeente worden aangeboden. Er wordt rekening mee gehouden dat in specifieke gevallen maatwerk noodzakelijk is als een standaard middel niet adequaat is waarbij de uitgebrachte offerte dan de leidraad wordt.

Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.

Artikel 28 Sportrolstoel

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget.

Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.

De CRvB heeft beoordeeld of ook andere voorzieningen in dit kader kunnen worden meegenomen zodat de aanvrager een voorziening kan aanvragen die voldoet aan artikel 16 van de Verordening: de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke activiteiten.

De CRvB heeft in haar uitspraak bepaalt dat de toe te kennen voorziening langdurig noodzakelijk moet zijn om beperkingen op het gebied van het wonen of het verplaatsen op te heffen of te verminderen. Dit impliceert dat andere voorzieningen dan de sportrolstoel in dit kader niet voldoen.

Hoofdstuk 8 Advisering en samenhangende afstemming

Artikel 29 Verplicht advies

De Verordening bepaalt in artikel 26 dat in bepaalde situaties advies gevraagd kan worden. In dit artikel van het Besluit staat het bedrag vermeld waarboven verplicht advies moet worden gevraagd. In veel gevallen zal het mogelijk zijn om via een beslisboom vast te stellen welke voorziening van welke omvang er nodig is om de beperkingen die worden ondervonden te compenseren. Het is echter gewenst dat bij duurdere voorzieningen altijd een extern advies te vragen. Deze grens wordt hierbij bepaald op € 5.000,00. Dit wil niet zeggen dat bij bedragen onder genoemd bedrag er geen advies extern gevraagd kan worden. Indien noodzakelijk kan altijd een extern advies worden aangevraagd.

Artikel 30 Samenhangende afstemming

In dit artikel is geregeld op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 32 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
*

Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van de balansliften op grond van een uurtarief van € 77,80 (incl. BTW)