Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet Sittard-Geleen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet Sittard-Geleen 2015

De raad van de gemeente Sittard­Geleen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2014;

gezien het advies van het Sociaal Overleg;

gelet op artikel 47 van de Participatiewet; besluit vast te stellen

de Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet Sittard-Geleen 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    cliëntenparticipatie minimabeleid: de gestructureerde wijze waarop de gemeente de zelforganisatie van belanghebbenden betrekt in de beleidsvorming, uitvoering en evaluatie van de Participatiewet en het integrale gemeentelijke minimabeleid;

  • 2.

    integraal gemeentelijk minimabeleid: de samenhangende wijze waarop de gemeente in al haar beleid en verantwoordelijkheden werkt aan de mogelijkheden tot gelijkwaardige maatschappelijke deelname van alle mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen;

  • 3.

    Stichting: de door het College als zodanig aangewezen en in deze gemeente actief zijnde Stichting Sociaal Overleg als belangenbehartiger van mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen;

Artikel 2 Doelstellingen

De cliëntenparticipatie minimabeleid heeft de volgende doelstellingen:

  • 1.

    het bewerkstelligen dat belanghebbenden bij de Participatiewet en het integrale gemeentelijke minimabeleid vanuit een onafhankelijke positie optimaal betrokken zijn bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het (mede) voor hen gevoerde gemeentelijk minimabeleid;

  • 2.

    het bijdragen aan de totstandkoming of verbetering van het integrale gemeentelijke minimabeleid gericht op het realiseren van volwaardig burgerschap en bieden van gelijke mogelijkheden aan mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

Artikel 3 Beleidsterreinen

  • 1. In het kader van de cliëntenparticipatie minimabeleid wordt de Stichting betrokken bij het gemeentelijke beleid met betrekking tot de Participatiewet.

  • 2. De Stichting wordt tevens betrokken bij het integrale gemeentelijke minimabeleid, bestaande uit:

    • a.

      voornemens, beleid of activiteiten van de gemeente gericht op het brengen van samenhang in het beleid op verschillende terreinen ten behoeve van mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen;

    • b.

      het beleid op de terreinen die van invloed zijn op de mogelijkheden voor mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen, waaronder ten minste:

      sociale zaken en werkgelegenheid;

      welzijn en volksgezondheid;

      gemeentelijke heffingen en kwijtschelding.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. In het kader van de cliëntenparticipatie minimabeleid heeft de Stichting tot taak het gevraagd en ongevraagd adviseren van het College van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad over voorgenomen beleid.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen de Stichting in ieder geval om advies bij de onderwerpen als bedoeld in artikel 3.

  • 3. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van invloed kan zijn op het te nemen besluit. Dit houdt in ieder geval in dat:

    • a.

      bij nieuw beleid de Stichting tijdig om advies wordt gevraagd over de hoofdlijnen van dit beleid;

    • b.

      bij evaluatie van beleid de Stichting tijdig om advies wordt gevraagd bij het opstellen van vragen die ten grondslag liggen aan de evaluatie.

  • 4. De Stichting heeft geen bevoegdheden in zaken betreffende individuele klachten, bezwaarschriften, andere zaken met betrekking tot een individuele persoon en in zaken betreffende de uitvoering van het beleid.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken periodiek, doch ten minste twee keer per jaar afspraken met de Stichting over:

    • a.

      onderwerpen waarover de Stichting geconsulteerd wordt;

    • b.

      de wijze en het moment waarop de Stichting in het beleidsvormingsproces wordt betrokken;

    • c .

      het budget van de stichting op basis van de Algemene Subsidieverordening Sittard-Geleen.

  • 6. In het geval burgemeester en wethouders in een voorstel aan de gemeenteraad afwijken van het advies van de Stichting, wordt dit bij het voorstel vermeld, waarbij tevens is aangegeven op welke gronden van het advies van de Stichting is afgeweken.

  • 7. Burgemeester en wethouders wijzen een vaste contactambtenaar aan als aanspreekpunt voor de communicatie met de Stichting.

  • 8. Tussen de in het zevende lid bedoelde contactambtenaar en de Stichting vindt periodiek, doch ten minste zes maal per jaar, overleg plaats.

  • 9. Van overleg en afspraken met de Stichting doen burgemeester en wethouders binnen acht weken schriftelijke rapportage aan de Stichting. Daarbij wordt in ieder geval aangegeven wat er met de door de Stichting gegeven adviezen is gedaan.

  • 10. Burgemeester en wethouders voorzien de Stichting zo tijdig mogelijk van informatie dat het van invloed kan zijn op het naar behoren functioneren van de Stichting. Het betreft hier alle informatie die noodzakelijk is om beleid en uitvoering te begrijpen en om ontwikkelingen en wijzigingen te kunnen volgen.

  • 11. Indien de Stichting ophoudt binnen de gemeente actief te zijn, zullen burgemeester en wethouders de totstandkoming van een vorm van cliëntenparticipatie actief bevorderen.

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. Het bestuur van de Stichting Sociaal Overleg is, voor zover redelijkerwijs mogelijk, zodanig samengesteld dat deze een afspiegeling is van de bij de uitvoering van de Participatiewet betrokken personen. Ze bestaat uit ervaringsdeskundigen (zijnde cliënten van het cluster Sociale zaken), vertegenwoordigers van belangenorganisaties, leden op persoonlijke titel (met aantoonbare affiniteit met de doelgroep).

  • 2. De Stichting benoemt een onafhankelijke voorzitter een en ander conform de statuten d.d. 23-07-2009.

  • 3. Indien de Stichting haar statuten wijzigt, waardoor de doelstelling of de samenstellingvan het bestuur wijzigt, dan is dit slechts mogelijk na overleg met het College van burgemeester en wethouders. Indien dit overleg niet leidt tot overeenstemming, dan behoudt het College van burgemeester en wethouders zich het recht voor de aanwijzingvan de Stichting als belangenbehartiger in te trekken.

  • 4. De Stichting komt ten minste zes maal per kalenderjaar in vergadering bij elkaar.

Artikel 6 Faciliteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen aan de Stichting zodanige middelen ter beschikking dat de Stichting redelijkerwijze in staat kan worden geacht om in het kader van de uitvoering van deze verordening de belangen te behartigen van de in de gemeente woonachtige burgers met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

  • 2. De middelen als bedoeld in het eerste lid worden jaarlijks toegekend op basis van de Algemene subsidieverordening gemeente Sittard-Geleen.

  • 3. Voor niet reguliere activiteiten kan de Stichting bij burgemeester en wethouders een projectsubsidie aanvragen

Artikel 7 Klachten

  • 1. Natuurlijke personen alsmede rechtspersonen die een belang hebben in de gemeente kunnen bij burgemeester en wethouders schriftelijk klachten indienen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een behoorlijke behandeling van klachten als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet Sittard-Geleen 2015

    Gelijktijdig wordt de verordening cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand en Wet investeren in jongeren van 16 december 2009 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 12 november 2014
De raad voornoemd.
De griffier, drs. J. Vis
De voorzitter, drs. G.J.M. Cox

Toelichting

Algemene deel

Met deze verordening wordt uitvoering gegeven aan artikel 47 van de Participatiewet. Dit artikel draagt de gemeenteraad op bij verordening regels vast te stellen over de wijze waarop personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het gemeentelijke beleid. Personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet zijn personen:

  • die algemene bijstand ontvangen;

  • als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • personen met een uitkering ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • personen zonder uitkering; die voor de arbeidsinschakeling zijn aangewezen op een door het College aangeboden voorziening.

Om een goede werking van de cliëntenparticipatie te waarborgen worden de leden van de Stichting ondersteund en gefaciliteerd door de gemeente. De regering hecht sterk aan actieve betrokkenheid van burgers die met de Participatiewet te maken krijgen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel omschrijft de voor de verordening van belang zijnde begrippen. Uit de definitie van

het begrip Stichting volgt dat burgemeester en wethouders een bestaande organisatie als

vertegenwoordigers aanwijzen van de personen, bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Participatiewet. Het gaat daarbij om een organisatie die in de gemeente actief is en die zich ten doel stelt om de belangen te behartigen van de in de gemeente woonachtige burgers met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen.

Is een dergelijke organisatie niet meer binnen de gemeente actief dan rust op burgemeester en wethouders de inspanningsverplichting om de totstandkoming van een organisatie, die de belangen van mensen met een bijstandsuitkering of anderszins minimaal inkomen behartigt, te bevorderen. Zijn er meerdere organisaties dan maken burgemeester en wethouders in overleg met de betrokken partijen een keuze in overeenstemming met de doelstellingen van de verordening zoals geformuleerd in artikel 2.

Artikel 2

Dit artikel omschrijft de twee doelstellingen van de verordening. De verordening beoogt in beginsel geen ruimere werking te hebben dan de wetgever voor ogen stond bij het opnemen van de verplichting in artikel 47 van de Participatiewet tot het regelen van cliëntenparticipatie in deze.

Artikel 3

Dit artikel geeft de beleidsterreinen aan waarbij de Stichting wordt betrokken. Een en ander volgt uit de wettelijke verplichting tot het regelen van cliëntenparticipatie in artikel 47 van de Participatiewet. De aspecten van het beleid (op de genoemde terreinen) waarbij de Stichting wordt betrokken zijn:

  • 1.

    de voorbereiding van het beleid;

  • 2.

    de uitvoering van het beleid;

  • 3.

    de evaluatie van het beleid.

Artikel 4

Dit artikel geeft aan op welke wijze de cliëntenparticipatie in de praktijk wordt vormgegeven, met uitzondering van het ter beschikking stellen van middelen. Dit laatste is geregeld in artikel 6. Het derde lid geeft invulling aan het belang dat de Stichting tijdig wordt betrokken bij de totstandkoming van beleid zodat het uitoefenen van invloed op het beleid op die wijze mogelijk is. Het negende lid stelt de termijn vast waarbinnen burgemeester en wethouders schriftelijk reageren naar aanleiding van overleg met en adviezen van de Stichting. Het betreft een termijn van orde. Overschrijding van de termijn heeft dan ook geen rechtsgevolgen. Het tiende lid draagt burgemeester en wethouders op om de Stichting te voorzien van de voor de uitoefening van hun taak benodigde informatie. Burgemeester en wethouders bepalen zelf de wijze waarop dit gebeurt. In principe wordt de informatie schriftelijk, digitaal dan wel mondeling rechtstreeks ter beschikking gesteld. Indien nodig dient de Stichting zelf zorg te dragen voor het omzetten van de informatie naar een speciale leesvorm zoals braille of grootletterschrift. De daartoe benodigde middelen stellen burgemeester en wethouders beschikbaar conform het bepaalde in artikel 6.

Artikel 5

Artikel 5 lid 1: Omdat het niet mogelijk is om alle personen persoonlijk te betrekken bij het beleid ligt het voor de hand een cliëntenvertegenwoordiging samen te stellen die bestaat uit vertegenwoordigers van de doelgroepen zelf of vertegenwoordigers uit belangenorganisaties. Om de actieve betrokkenheid van alle personen goed tot zijn recht te kunnen laten komen, is het van belang dat de cliëntenvertegenwoordiging een afspiegeling is van alle in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet genoemde doelgroepen. Een evenredige vertegenwoordiging van bovengenoemde groepen in de Stichting is daarom het uitgangspunt van deze verordening. Dit voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel 5 lid 3 geeft aan, dat het College van burgemeester en wethouders de aanwijzing van de Stichting als belangenbehartiger kan intrekken, indien de Stichting haar statuten wijzigt waardoor de doelstelling wijzigt dan wel het bestuur geen afspiegeling meer vormt van de cliënten van het cluster Sociale Zaken en vertegenwoordigers van belangenorganisaties.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders stellen de stichting middelen ter beschikking voor een adequate uitoefening van hun taken in het kader van deze verordening.