Regeling vervallen per 01-10-2009

Verordening langdurigheidstoeslag wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2009 t/m 30-09-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag wet werk en bijstand

De Raad van de gemeente Sittard-Geleen,

Gezien het voorstel van van 28 oktober 2008, gemeenteblad 2008,

nummer 95 ,

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende : Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand

  • b.

    referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.

  • d.

    gehuwdennorm: de norm van artikel 21 onderdeel c van de wet.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode onafgebroken een inkomen heeft ontvangen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm.

  • 2. De belanghebbende die in een tijdvak binnen de referteperiode jonger was dan 18 jaar wordt geacht in dit tijdvak een inkomen te hebben ontvangen dat niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen te hebben gehad.

Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden: 38,56% van de gehuwdennorm

    • b.

      voor een alleenstaande ouder 34,59% van de gehuwdennorm

    • c.

      voor een alleenstaande 27,05% van de gehuwdennorm.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie van de rechthebbende op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De hoogte van de gehuwdennorm onder lid 1 is het bedrag dat van toepassing is op 1 januari van het kalenderjaar waarin de peildatum valt, de procentuele berekening wordt naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum waarop de voorstellen van wet tot wijziging van de langdurigheidstoeslag ( Kamerstukken 31 441 en 31 559) tot wet zijn verheven en in werking treden.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad der gemeente Sittard-Geleen in zijn vergadering van

18 december 2008

De griffier

drs. F.T.H.A. Coenen

De voorzitter

drs. G.J.M. Cox

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB en zijn dan ook niet nader omschreven. Aan de overige begrippen is in dit artikel wel een definitie gegeven.

Artikel 2

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat tijdens de gehele referteperiode niet hoger was dan de bijstandsnorm. De vaststelling van de hoogte van het inkomen vindt plaats aan de hand van artikel 32, waarbij op grond van het tweede lid van artikel 36 een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag niet meetelt bij de vaststelling van dat inkomen.

Voor de periode en de maximale hoogte is aangesloten bij artikel 36 WWB zoals dit thans nog geldt. Er is bewust niet voor gekozen om het recht op langdurigheidstoeslag ook toe kennen bij een inkomen boven bijstandsniveau en/of bij een kortere referteperiode. Dit zou ongewenste armoede-effecten in zich hebben. Bovendien zou dit de financiële ruimte beperken om meer specifieke maatregelen voor personen met een inkomen rond het sociaal minimum, zoals andere vormen van bijzondere bijstand, te blijven inzetten.

De wetgever heeft de minimumleeftijd voor aanspraak op een langdurigheidstoeslag verlaagd van 23 naar 21 jaar. Omdat voor jongeren tot 18 jaar geen wettelijke bijstandsnorm en geen vermogensgrens van toepassing is, maar de jongere voor zijn levensonderhoud is aangewezen op zijn ouder(s), houdt dit in dat regels moeten worden vastgesteld over de maximale middelengrenzen in een tijdens de referteperiode gelegen tijdvak waarin een persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt. In deze verordening wordt geregeld dat de minderjarige wordt geacht de inkomens- en de vermogensgrens niet te hebben overschreden.

Artikel 3

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gehandhaafd op het huidig niveau. Om niet jaarlijks de verordening wegens een indexering aan te hoeven passen is gekozen om het bedrag vast te stellen op basis van een percentage van de gehuwdennorm. De hoogte van de toeslag volgt jaarlijks de wijziging van de gehuwdennorm per 1 januari van het betreffend kalenderjaar. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Indien deze periode de jaarwisseling overschrijdt vindt tussentijds geen aanpassing plaats, maar geldt bij eventuele aanspraak voor een volgende periode van 12 maanden het nieuwe bedrag.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4

De citeertitel van de verordening sluit aan bij de citeertitels van de overige op grond van artikel 8 WWB vastgestelde verordeningen.