Regeling vervallen per 03-04-2012

VERORDENING op de heffing en invordering van een Baatbelasting Kerkbuurt 2003

Geldend van 19-03-2004 t/m 02-04-2012

Intitulé

VERORDENING op de heffing en invordering van een Baatbelasting Kerkbuurt 2003

De raad der gemeente Sliedrecht;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ; 20 februari 2004;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het “Bekostigingsbesluit Kerkbuurt 2001”, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 maart 2001;

b.e.s.l.u.i.t.:

vast te stellen de VERORDENING op de heffing en invordering van een Baatbelasting Kerkbuurt 2003.

Arikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 en 2 bedoelde eigendommen die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen;

  • b.

    het bestemmingsplan: Kerkbuurt-Oost.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting Kerkbuurt 2003" wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de dik zwarte omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

    De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      de aanleg lijnafwatering in de gehele Kerkbuurt;

    • b.

      de aanleg van hoogwaardig straatmeubilair, hoogwaardige lichtmasten en fietsenstallingen;

    • c.

      de bestrating stoepen;

    • d.

      de verfraaiing van de entrees en pleinen door het gebruik van hoogwaardige materialen en constructies;

    • e.

      het leggen van kleinschalige gebakken klinkers;

    • f.

      de aanleg van sfeerverlichting, banieren, hanging baskets 2003, een speeltoestel en een elektriciteitskast geplaatst bij Kerkbuurt 77-79;

    • g.

      de aanschaf van een kunstvoorwerp aan de oostzijde van de Kerkbuurt:

    • h.

      de kosten verbonden aan de (her)opening van de Kerkbuurt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is het aantal vierkante meters oppervlakte van de onroerende zaak vermenigvuldigd met de liggingsfactor bedoeld in het derde lid en de bestemmingsfactor bedoeld in het vierde lid.

  • 2. De oppervlakte van de onroerende zaak wordt bepaald op 85% van de kadastrale oppervlakte van de onroerende zaak.

  • 3. De liggingsfactor voor de op de in artikel 2 bedoelde kaart voorkomende onroerende zaken in het gebied, aangegeven in:

    • a.

      : 0,7;

      : 1,0;

      : 1,7.

  • 4. De bestemmingsfactor voor onroerende zaken of delen daarvan die ingevolge het bestemmingsplan zijn aangewezen voor:

    • a.

      woondoeleinden 0,0;

    • b.

      woondoeleinden en detailhandel 1,0;

    • c.

      woondoeleinden, detailhandel en erf/tuin 1,0;

    • d.

      detailhandel 1,0;

    • e.

      detailhandel en erf/tuin 1,0;

    • f.

      detailhandel en bedrijven 1,0;

    • g.

      detailhandel, bedrijven en erf/tuin 1,0;

    • h.

      kantoren 0,0;

    • i.

      woondoeleinden en kantoor 0,0;

    • j.

      kantoren en erf/tuin 0,0;

    • k.

      woondoeleinden, kantoren en erf/tuin 0,0;

    • l.

      openbare doeleinden 0,0.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke vierkante meter (afgerond op twee decimalen) € 31,49.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 20 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

    Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 20 jaren en een rentevoet van 6,5 %.

    De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6,5 %.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen die worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt voor natuurlijke personen, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 135, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking van dit besluit.

  • 2. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2003.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Baatbelasting Kerkbuurt 2003".

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Sliedrecht
op 1 maart 2004.
De griffier, De voorzitter,